This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61999CO0241
Order of the Court (Sixth Chamber) of 3 July 2001. # Confederación Intersindical Galega (CIG) v Servicio Galego de Saúde (Sergas). # Reference for a preliminary ruling: Tribunal Superior de Justicia de Galicia - Spain. # Article 104(3) of the Rules of Procedure - Social policy - Protection of the health and safety of workers - Directives 89/391/EEC and 93/104/EC - Scope - Primary care services personnel - Average period of work - Inclusion of time on call. # Case C-241/99.
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 3 juli 2001.
Confederación Intersindical Galega (CIG) tegen Servicio Galego de Saúde (Sergas).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal Superior de Justicia de Galicia - Spanje.
Artikel 104, lid 3, Reglement voor de procesvoering - Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijnen 89/391/EEG en 93/104/EG - Werkingssfeer - Personeel van eerstehulpdiensten - Gemiddelde arbeidstijd - Wachtdiensten daaronder begrepen.
Zaak C-241/99.
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 3 juli 2001.
Confederación Intersindical Galega (CIG) tegen Servicio Galego de Saúde (Sergas).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal Superior de Justicia de Galicia - Spanje.
Artikel 104, lid 3, Reglement voor de procesvoering - Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijnen 89/391/EEG en 93/104/EG - Werkingssfeer - Personeel van eerstehulpdiensten - Gemiddelde arbeidstijd - Wachtdiensten daaronder begrepen.
Zaak C-241/99.
Jurisprudentie 2001 I-05139
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2001:371
*A9* Tribunal Superior de Justicia de Galicia, Sala de lo Social, auto de 14/06/1999
- Repertorio Aranzadi Social 1999 nº 1697
*P1* Tribunal Superior de Justicia de Galicia, Sala de lo Social, sentencia de 10/09/2001 (3/1999)
- Repertorio Aranzadi de lo Social 2001 nº 2986
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 3 juli 2001. - Confederación Intersindical Galega (CIG) tegen Servicio Galego de Saúde (Sergas). - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal Superior de Justicia de Galicia - Spanje. - Artikel 104, lid 3, Reglement voor de procesvoering - Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijnen 89/391/EEG en 93/104/EG - Werkingssfeer - Personeel van eerstehulpdiensten - Gemiddelde arbeidstijd - Wachtdiensten daaronder begrepen. - Zaak C-241/99.
Jurisprudentie 2001 bladzijde I-05139
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1. Prejudiciële vragen - Antwoord dat duidelijk valt af te leiden uit rechtspraak - Toepassing van artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 104, lid 3)
2. Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijn 93/104 betreffende aantal aspecten van organisatie van arbeidstijd - Werkingssfeer - Medisch en verplegend personeel van wachtdiensten, ploegen voor eerstelijnszorg en andere diensten die buiten ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen - Daaronder begrepen
(Richtlijn 93/104 van de Raad, art. 1, lid 3)
3. Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijn 93/104 betreffende aantal aspecten van organisatie van arbeidstijd - Afwijkingen bedoeld in artikel 17 - Toepasselijkheid
(Richtlijn 93/104 van de Raad, art. 17)
4. Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijn 93/104 betreffende aantal aspecten van organisatie van arbeidstijd - Arbeidstijd - Begrip - Medisch en verplegend personeel van wachtdiensten, ploegen voor eerstelijnszorg en andere diensten die buiten ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen - Tijd die wordt besteed aan wachtdiensten - Daaronder begrepen
(Richtlijn 93/104 van de Raad, art. 2, punt 1)
In zaak C-241/99,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal Superior de Justicia de Galicia (Spanje) in het aldaar aanhangig geding tussen
Confederación Intersindical Galega (CIG)
en
Servicio Galego de Saúde (Sergas),
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de richtlijnen 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183, blz. 1), en 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307, blz. 18),
geeft
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, V. Skouris, R. Schintgen, N. Colneric en J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: A. Tizzano,
griffier: R. Grass,
na de verwijzende rechterlijke instantie te hebben meegedeeld dat het Hof van plan is overeenkomstig artikel 104, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering te beslissen bij een met redenen omklede beschikking,
na de in artikel 20 van 's Hofs Statuut-EG bedoelde belanghebbenden te hebben verzocht hun eventuele opmerkingen daarover in te dienen,
de advocaat-generaal gehoord,
de navolgende
Beschikking
1 Bij beschikking van 14 juni 1999, ingekomen bij het Hof op 25 juni daaraanvolgend, heeft het Tribunal Superior de Justicia de Galicia krachtens artikel 234 EG drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de richtlijnen 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183, blz. 1; hierna: basisrichtlijn"), en 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307, blz. 18).
2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen de Confederación Intersindical Galega (hierna: SIC") en de Servicio Galego de Saúde (hierna: Sergas") ter zake van de arbeidstijd van het personeel van de diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië.
Het juridisch kader
De gemeenschapsregeling
De basisrichtlijn
3 De basisrichtlijn is de kaderrichtlijn op dit gebied. Daarin zijn de algemene beginselen vastgesteld die nadien zijn uitgewerkt in een aantal bijzondere richtlijnen, waaronder richtlijn 93/104.
4 Artikel 2 van de basisrichtlijn omschrijft de werkingssfeer ervan als volgt:
1. Deze richtlijn is van toepassing op alle particuliere of openbare sectoren (industriële, landbouw-, handels-, administratieve, dienstverlenende, educatieve, culturele, vrijetijdsactiviteiten, enz.).
2. Deze richtlijn geldt niet wanneer bijzondere aspecten die inherent zijn aan bepaalde activiteiten in overheidsdienst, bijvoorbeeld bij de strijdkrachten of de politie, of aan bepaalde activiteiten in het kader van de bevolkingsbescherming, de toepassing ervan in de weg staan.
In dat geval moet ervoor worden gezorgd dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zo veel mogelijk worden verzekerd, met inachtneming van de doelstellingen van deze richtlijn."
Richtlijn 93/104
5 Richtlijn 93/104 is bedoeld ter bevordering van de verbetering van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid van de werknemers op het werk. Haar rechtsgrondslag is artikel 118 A EG-Verdrag (de artikelen 117-120 EG-Verdrag zijn vervangen door de artikelen 136 EG-143 EG).
6 De eerste twee artikelen van richtlijn 93/104 omschrijven het doel en het toepassingsgebied ervan, alsmede de strekking en de betekenis van de gebruikte begrippen.
7 Artikel 1, getiteld Doel en toepassingsgebied", van die richtlijn luidt:
1. Deze richtlijn bepaalt minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de organisatie van de arbeidstijd.
2. Deze richtlijn is van toepassing op:
a) de minimale dagelijkse en wekelijkse rusttijden en de minimale jaarlijkse vakantie, alsmede op de pauzes en de maximale wekelijkse arbeidstijd,
en
b) bepaalde aspecten van nacht- en ploegenarbeid en van het werkrooster.
3. Onverminderd artikel 17 is deze richtlijn van toepassing op alle particuliere of openbare sectoren in de zin van artikel 2 van richtlijn 89/391/EEG, met uitzondering van het weg-, lucht-, zee- en spoorwegvervoer, de binnenvaart, de zeevisserij, andere activiteiten op zee, alsmede de activiteiten van artsen in opleiding.
4. Het bepaalde in richtlijn 89/391/EEG is ten volle van toepassing op de in lid 2 bedoelde aangelegenheden, onverminderd strengere en/of meer specifieke bepalingen die in deze richtlijn vervat zijn."
8 Onder de titel Definities" bepaalt artikel 2 van dezelfde richtlijn:
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1) arbeidstijd: de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken;
2) rusttijd: de tijd die geen arbeidstijd is;
[...]"
9 Bij richtlijn 93/104 is een aantal regels vastgesteld betreffende de maximale wekelijkse arbeidstijd, de minimale dagelijkse en wekelijkse rusttijden, de jaarlijkse vakantie, alsmede de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden van nachtarbeiders.
10 Met betrekking tot de dagelijkse rusttijd bepaalt artikel 3 van richtlijn 93/104:
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat alle werknemers in elk tijdvak van vierentwintig uur een rusttijd van ten minste elf aaneengesloten uren genieten."
11 Met betrekking tot de maximale wekelijkse arbeidstijd bepaalt artikel 6 van richtlijn 93/104:
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat in verband met de noodzakelijke bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers:
1) de wekelijkse arbeidstijd via wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of via collectieve overeenkomsten of bedrijfsakkoorden tussen de sociale partners wordt beperkt;
2) de gemiddelde arbeidstijd in elk tijdvak van zeven dagen, inclusief overwerk, niet meer dan achtenveertig uren bedraagt."
12 Met betrekking tot de duur van de nachtarbeid bepaalt artikel 8 van richtlijn 93/104:
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat:
1) de normale arbeidstijd voor nachtarbeiders gemiddeld niet langer is dan acht uren per tijdvak van vierentwintig uur;
[...]"
13 Artikel 16 van richtlijn 93/104 stelt de referentieperioden vast waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van de in de punten 9 tot en met 12 van de onderhavige beschikking genoemde regels. Dit artikel luidt als volgt:
De lidstaten mogen een referentieperiode vaststellen die:
1) voor de toepassing van artikel 5 (wekelijkse rusttijd), niet langer is dan veertien dagen;
2) voor de toepassing van artikel 6 (maximale wekelijkse arbeidstijd), niet langer is dan vier maanden.
De perioden van overeenkomstig artikel 7 toegekende jaarlijkse vakantie en de perioden van ziekteverlof worden niet meegerekend of zijn neutraal voor de berekening van het gemiddelde;
3) voor de toepassing van artikel 8 (duur van de nachtarbeid), is vastgesteld na raadpleging van de sociale partners of in collectieve overeenkomsten of bedrijfsakkoorden op nationaal of regionaal niveau tussen de sociale partners.
Indien de bij artikel 5 vereiste wekelijkse minimumrusttijd van vierentwintig uren in de referentieperiode valt, wordt daarmee geen rekening gehouden voor de berekening van het gemiddelde."
14 Richtlijn 93/104 bevat eveneens een reeks afwijkingen van de basisregels, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van bepaalde werkzaamheden en bepaalde voorwaarden worden opgelegd. Dienaangaande bepaalt artikel 17:
[...]
2. Mits de betrokken werknemers gelijkwaardige compenserende rusttijden worden geboden of, in de uitzonderlijke gevallen waarin dit op objectieve gronden niet mogelijk is, een passende bescherming, kan bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling, bij collectieve overeenkomst of bedrijfsakkoord tussen de sociale partners worden afgeweken:
2.1. van de artikelen 3, 4, 5, 8 en 16:
a) voor werkzaamheden waarbij de werkplek en de woonplaats van de werknemer ver van elkaar verwijderd zijn of waarbij de verschillende arbeidsplaatsen van de werknemer ver van elkaar verwijderd zijn;
b) voor bewakings-, surveillance- en wachtdiensten die verband houden met de noodzakelijke bescherming van goederen en personen, met name wanneer het gaat om bewakers, conciërges of bewakingsfirma's;
c) voor werkzaamheden waarbij de continuïteit van de dienst of de productie moet worden gewaarborgd, met name in geval van:
i) opvang, behandeling en/of verzorging in ziekenhuizen of soortgelijke instellingen, tehuizen en gevangenissen,
[...]
4. De in lid 2, punt 2.1 en punt 2.2, en in lid 3 bedoelde mogelijkheid om af te wijken van artikel 16, punt 2, mag niet tot gevolg hebben dat er een referentieperiode wordt vastgesteld die langer is dan zes maanden.
De lidstaten kunnen evenwel, met inachtneming van de algemene beginselen inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, toestaan dat om objectieve, technische of arbeidsorganisatorische redenen in collectieve overeenkomsten of bedrijfsakkoorden tussen de sociale partners langere referentieperioden worden vastgesteld, die echter in geen geval langer mogen zijn dan twaalf maanden.
[...]"
15 Artikel 18 van richtlijn 93/104 bepaalt:
1. a) De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 23 november 1996 aan deze richtlijn te voldoen of vergewissen zich er uiterlijk op die datum van dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige maatregelen nemen; de lidstaten nemen in dit laatste geval alle noodzakelijke maatregelen om te allen tijde de door deze richtlijn geëiste resultaten te kunnen waarborgen.
b) i) Een lidstaat kan evenwel, met inachtneming van de algemene beginselen inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, besluiten artikel 6 niet toe te passen, mits hij door de nodige maatregelen te treffen het volgende waarborgt:
- geen enkele werkgever verlangt dat een werknemer meer dan achtenveertig uur werkt tijdens een periode van zeven dagen, berekend als gemiddelde van de in artikel 16, punt 2, bedoelde referentieperiode, tenzij de werknemer met het verrichten van dergelijke arbeid heeft ingestemd;
- geen enkele werknemer mag nadeel ondervinden van het feit dat hij niet bereid is dergelijke arbeid te verrichten;
[...]"
De nationale regeling
16 Decreet nr. 172/1995 van de junta van Galicië van 18 mei 1995 (Diario Oficial de Galicia nr. 121 van 26 juni 1995), dat op de dag na de publicatie ervan in werking is getreden, stelt het plan vast voor de buiten het ziekenhuis verleende dringende medische bijstand van de Autonome Gemeenschap Galicië. Artikel 1, lid 1, ervan bepaalt:
Dringende medische bijstand in het kader van de eerstelijnszorg wordt in Galicië verzekerd in de wachtdiensten [,puntos de atención continuada; hierna: ,PAC]".
17 Artikel 4 van decreet nr. 172/1995 bepaalt:
Openingstijden
1. De openings- en diensttijden van de PAC zijn van 15 uur tot 8 uur van de volgende dag, op werkdagen, onverminderd de regeling die geldt op zaterdagen en voor de 24 uur van zon- en feestdagen.
2. Tijdens de wachtdienst is de fysieke aanwezigheid vereist.
[...]"
18 Artikel 5, lid 3, van hetzelfde decreet bepaalt:
Wanneer tot oprichting van een PAC is besloten, nemen alle beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg van de eronder ressorterende gemeenten deel aan permanente wachtdiensten met fysieke aanwezigheid om de eerstelijnszorg te verzekeren ongeacht de regeling inzake bezoldiging en arbeidsverhouding waaraan zij onderworpen zijn, en ongeacht de regeling die zij te zijner tijd, overeenkomstig de tweede overgangsbepaling van decreet nr. 200/1993 van 29 juli 1993, zouden besluiten vrijwillig te aanvaarden."
19 Artikel 8 van dat decreet bepaalt:
Het aantal uren wachtdienst bedraagt voor iedere beroepsbeoefenaar van de PAC 1 188 uur per jaar, en mag 108 werkelijk gepresteerde uren per maand als gegarandeerd maximum niet overschrijden, onverminderd de door de Servicio Gallego de Salud beoogde geleidelijke vermindering van dat aantal, over drie jaar, tot 850 uur per jaar."
20 Bovendien bepaalt artikel 9 van decreet nr. 172/1995:
De SERGAS zal de vaststelling vergemakkelijken van passende maatregelen om te verzekeren dat op een wachtdienst met fysieke aanwezigheid een vrije dag volgt, zonder dat dit ooit tot vervanging van de beroepsbeoefenaar of -beoefenaars leidt."
Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen
21 Op 23 maart 1999 heeft de CIG bij het Tribunal Superior de Justicia de Galicia een collectief beroep tegen de Sergas ingesteld, op grond dat deze laatste een wachtdienstregeling oplegde, die de gemeenschapsrechtelijk voorgeschreven maximumduur overschreed en het recht op compenserende rustperioden niet eerbiedigde. Dat beroep had betrekking op al het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Sergas diensten verricht in de PAC, in ploegen voor eerstelijnszorg (equipos de atención primaria") en in andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië.
22 Dat beroep strekte tot vaststelling dat het betrokken personeel recht heeft op:
1) een arbeidstijd die, met inbegrip van de duur van de wachtdienst, niet meer bedraagt dan achtenveertig uur voor elke periode van zeven dagen binnen een maximale referentieperiode van vier of, subsidiair, zes maanden;
2) een rustdag de dag na het einde van iedere wachtdienst met fysieke aanwezigheid, zonder verlies van loon, en ook, in ieder geval, na vierentwintig uur wachtdienst."
23 De nationale rechter wijst erop, dat vanaf juni 1995 in de betrokken PAC de volgende voorwaarden zijn ingevoerd:
- normale diensttijd van 8 uur tot 15 uur (van maandag tot vrijdag);
- daarnaast de verplichting om na de normale diensttijd de volgende wachtdiensten te verrichten:
- zeventien uur zonder onderbreking op werkdagen (van 15 uur op de betrokken dag tot 8 uur 's anderendaags);
- vierentwintig uur zonder onderbreking op zondagen en feestdagen (van 8 uur op de betrokken dag tot 8 uur 's anderendaags).
24 In die omstandigheden en gelet op het feit dat de CIG zich op de rechtstreekse werking van richtlijn 93/104 beroept, was het Tribunal Superior de Justicia de Galicia van oordeel dat er een zekere twijfel omtrent de uitlegging van deze richtlijn bestaat, en heeft het dus de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de navolgende prejudiciële vragen gesteld:
1) Moet, gelet op artikel 1, lid 3, van richtlijn 93/104/EG ervan worden uitgegaan dat de activiteit van de beroepsbeoefenaars waarop het geding betrekking heeft, binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt?
2) Moet, gelet op artikel 118 A van het Verdrag en de verwijzing in de considerans en artikel 1, lid 4, van richtlijn 93/104/EG naar richtlijn 89/391/EEG, ervan worden uitgegaan, dat de activiteit van de beroepsbeoefenaars waarop het geding betrekking heeft, binnen de werkingssfeer van de in artikel 2 van laatstgenoemde richtlijn en artikel 17 van richtlijn 93/104/EG bedoelde uitzonderingen of uitsluitingen valt?
3) Moet, gelet op het feit dat artikel 4, lid 2, van decreet nr. 172/1995 van de junta van Galicië bepaalt, dat ,tijdens de wachtdienst [...] de fysieke aanwezigheid [is] vereist, de gehele duur van de wachtdienst als gewone arbeidstijd worden beschouwd, of kan hij worden beschouwd als overuren?"
25 Al aanstonds zij eraan herinnerd, dat het Hof op 3 oktober 2000 het arrest Simap (C-303/98, Jurispr. blz. I-7963) heeft gewezen, dat betrekking had op vragen die vergelijkbaar zijn met die welke in het hoofdgeding zijn opgeworpen. Bij brief van dezelfde datum heeft het Hof het Tribunal Superior de Justicia de Galicia verzocht te preciseren of het, gelet op dat arrest, zijn verzoek om een prejudiciële beslissing handhaafde. Bij brief van 14 december 2000 heeft de verwijzende rechter het Hof meegedeeld dat, met name gelet op het feit dat de twee zaken betrekking hebben op geschillen met een onderscheiden personele werkingssfeer", het verzoek werd gehandhaafd.
Beoordeling door het Hof
26 Met betrekking tot de eerste vraag, betreffende de werkingssfeer van richtlijn 93/104, zij erop gewezen, dat het Hof in voornoemd arrest Simap in punt 38 heeft geoordeeld dat de activiteit van het personeel van de ploegen voor eerstelijnszorg binnen de werkingssfeer van de basisrichtlijn valt, en in punt 40 dat enkel de activiteiten van artsen in opleiding onder de in artikel 1, lid 3, van richtlijn 93/104 bedoelde uitzonderingen vallen. In punt 1 van het dictum van dat arrest heeft het dus voor recht verklaard, dat een activiteit als die van de artsen van ploegen voor eerstelijnszorg binnen de werkingssfeer van de basisrichtlijn en van richtlijn 93/104 valt.
27 Anders dan de zaak die tot voornoemd arrest Simap heeft geleid, betreft de onderhavige zaak niet alleen de artsen, maar ook het verplegend personeel van de eerstehulpdiensten. In de punten 37 en 38 van zijn arrest Simap onderzocht het Hof echter met name de activiteit van het personeel van de ploegen voor eerstelijnszorg", zonder onderscheid te maken tussen de artsen en het verplegend personeel. Bovendien vertoont noch het kader noch de aard van de respectieve activiteiten van de artsen en het verplegend personeel van de ploegen voor eerstelijnszorg een verschil dat relevant is uit het oogpunt van de in dat arrest gemaakte analyse van de twee richtlijnen. Daaruit volgt, dat de redenering van het Hof in het arrest Simap, betreffende de werkingssfeer van de basisrichtlijn en van richtlijn 93/104, ook geldt voor die twee categorieën personeel.
28 Mitsdien moet op de eerste vraag worden geantwoord dat, om dezelfde redenen als zijn uiteengezet in de punten 30 tot en met 40 van het arrest Simap, een activiteit als die van het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Sergas diensten verricht in de PAC, in de ploegen voor eerstelijnszorg en in andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/104 valt.
29 Met betrekking tot de tweede vraag, betreffende de in de basisrichtlijn en richtlijn 93/104 bedoelde uitzonderingen of uitsluitingen, moet enerzijds het eerste onderdeel van deze vraag worden onderzocht, dat de basisrichtlijn betreft. Dienaangaande heeft het Hof in punt 35 van zijn arrest Simap eraan herinnerd, dat de uitzonderingen op de werkingssfeer van de basisrichtlijn, daaronder begrepen die van artikel 2, lid 2, restrictief moeten worden uitgelegd, en in punt 37 vastgesteld, dat onder normale omstandigheden de activiteit van de ploegen voor eerstelijnszorg niet kan worden gelijkgesteld met de activiteiten die onder die uitzondering vallen. In punt 38 van dat arrest heeft het Hof daaruit geconcludeerd, dat de betrokken activiteit binnen de werkingssfeer van de basisrichtlijn valt.
30 Daar dezelfde redenering geldt voor de onderhavige zaak, zonder dat in dit opzicht onderscheid moet worden gemaakt tussen het medisch personeel en het verplegend personeel, moet op het eerste onderdeel van de tweede vraag worden geantwoord, dat om dezelfde redenen als zijn uiteengezet in de punten 32 tot en met 38 van het arrest Simap, een activiteit als die van het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Sergas diensten verricht in de PAC, in de ploegen voor eerstelijnszorg en in andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, niet binnen de werkingssfeer van de in artikel 2 van de basisrichtlijn bedoelde uitzonderingen of uitsluitingen valt.
31 Wat anderzijds het tweede onderdeel van de tweede vraag betreft, dat betrekking heeft op de in artikel 17 van richtlijn 93/104 bedoelde afwijkingen, zij eraan herinnerd, dat het Hof in punt 45 van zijn arrest Simap heeft geoordeeld dat de nationale rechter, bij gebreke van uitdrukkelijke maatregelen ter omzetting van die richtlijn, zijn nationale recht kan toepassen voorzover het, gelet op de kenmerken van de activiteit van artsen van ploegen voor eerstelijnszorg, voldoet aan de in artikel 17 van die richtlijn vastgestelde voorwaarden. Daaruit volgt noodzakelijkerwijs, dat het Hof van oordeel was dat de betrokken activiteit onder de in artikel 17 van richtlijn 93/104 bedoelde afwijkingen kan vallen, voorzover is voldaan aan de in die bepaling vermelde voorwaarden. Een dergelijke uitlegging vindt ook steun in het feit dat het Hof in de punten 67 tot en met 70 van het arrest Simap heeft geoordeeld, dat bij gebreke van nationale bepalingen tot uitdrukkelijke vaststelling van een van de in artikel 17, leden 2, 3 en 4, van richtlijn 93/104 bedoelde afwijkingen, die bepaling moet worden geacht rechtstreekse werking te hebben.
32 Mitsdien moet op het tweede onderdeel van de tweede vraag worden geantwoord dat, op grond van de redenen die zijn uiteengezet in de punten 43 tot en met 45 van het arrest Simap, de betrokken activiteit onder de in artikel 17 van richtlijn 93/104 bedoelde afwijkingen kan vallen, voorzover is voldaan aan de in die bepaling vermelde voorwaarden.
33 Met betrekking tot de derde vraag, betreffende de aard van de wachtdiensten uit het oogpunt van het begrip arbeidstijd, zij erop gewezen, dat het Hof in punt 48 van het arrest Semap heeft vastgesteld, dat de wachtdiensten van artsen van ploegen voor eerstelijnszorg die fysiek aanwezig moeten zijn in de gezondheidscentra, de kenmerken van het begrip arbeidstijd vertonen. In punt 51 van dat arrest heeft het Hof erop gewezen, dat het feit dat richtlijn 93/104 geen definitie van het begrip overuren bevat, niet wegneemt dat gewerkte overuren onder het begrip arbeidstijd in de zin van de richtlijn vallen. Het Hof heeft dus in punt 52 van dat arrest daaruit afgeleid, dat de wachtdiensten die artsen van ploegen voor eerstelijnszorg verrichten, wanneer hun fysieke aanwezigheid vereist is, in hun geheel als arbeidstijd moeten worden beschouwd en eventueel als overuren in de zin van richtlijn 93/104.
34 Aangezien deze redenering zowel op het verplegend personeel als op het medisch personeel van toepassing is, moet op de derde vraag worden geantwoord dat, om dezelfde redenen als zijn uiteengezet in de punten 47 tot en met 51 van het arrest Simap, de tijd die wordt besteed aan wachtdiensten met fysieke aanwezigheid, door het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Sergas diensten verricht in de PAC, de ploegen voor eerstelijnszorg en andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, in zijn geheel als arbeidstijd moet worden beschouwd en eventueel als overuren in de zin van richtlijn 93/104.
Kosten
35 De kosten door de Spaanse en de Nederlandse regering alsook de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
uitspraak doende op de door het Tribunal Superior de Justicia de Galicia bij beschikking van 14 juni 1999 gestelde vragen, verklaart voor recht:
1) Een activiteit als die van het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Servicio Galego de Saúde diensten verricht in de wachtdiensten, in de ploegen voor eerstelijnszorg en in andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, valt binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.
2) Een activiteit als die van het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Servicio Galego de Saúde diensten verricht in de wachtdiensten, de ploegen voor eerstelijnszorg en andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, valt niet binnen de werkingssfeer van de uitzonderingen of uitsluitingen, bedoeld in artikel 2 van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. Een dergelijke activiteit kan daarentegen onder de in artikel 17 van richtlijn 93/104 bedoelde afwijkingen vallen, voorzover is voldaan aan de in die bepaling vermelde voorwaarden.
3) De tijd die wordt besteed aan wachtdiensten met fysieke aanwezigheid, door het medisch en verplegend personeel dat voor rekening van de Servicio Galego de Saúde diensten verricht in de wachtdiensten, in de ploegen voor eerstelijnszorg en in andere diensten die buiten het ziekenhuis dringende medische bijstand verlenen op het grondgebied van de Autonome Gemeenschap Galicië, moet in zijn geheel als arbeidstijd worden beschouwd en eventueel als overuren in de zin van richtlijn 93/104.