This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61999CC0207
Opinion of Mr Advocate General Léger delivered on 15 June 2000. # Commission of the European Communities v Claudine Hamptaux. # Appeal - Officials - Promotion - Consideration of comparative merits. # Case C-207/99 P.
Conclusie van advocaat-generaal Léger van 15 juni 2000.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Claudine Hamptaux.
Hogere Voorziening - Ambtenaren - Bevordering - Vergelijking van verdiensten.
Zaak C-207/99 P.
Conclusie van advocaat-generaal Léger van 15 juni 2000.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Claudine Hamptaux.
Hogere Voorziening - Ambtenaren - Bevordering - Vergelijking van verdiensten.
Zaak C-207/99 P.
Jurisprudentie 2000 I-09485
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2000:331
Conclusie van advocaat-generaal Léger van 15 juni 2000. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Claudine Hamptaux. - Hogere Voorziening - Ambtenaren - Bevordering - Vergelijking van verdiensten. - Zaak C-207/99 P.
Jurisprudentie 2000 bladzijde I-09485
1. In de onderhavige hogere voorziening wordt het Hof verzocht de wettigheid te beoordelen van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingevoerde procedure voor de bevordering in rang van haar ambtenaren.
De Commissie verzoekt om vernietiging van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 25 maart 1999, voor zover daarin wordt verklaard dat de litigieuze procedure geen vergelijking van de verdiensten van de kandidaten overeenkomstig artikel 45 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: Statuut") garandeerde.
I - Rechtskader
2. Artikel 45, lid 1, van het Statuut luidt:
Bevordering vindt plaats bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag. Zij brengt voor de betrokken ambtenaar aanstelling mede in de eerstvolgende hogere rang van de categorie of groep waartoe hij behoort. Bevordering geschiedt uitsluitend bij keuze uit die ambtenaren welke reeds een minimumdiensttijd in hun rang hebben, na een onderzoek waarbij de verdiensten der ambtenaren die voor bevordering in aanmerking komen, alsmede de beoordelingsrapporten die over hen zijn uitgebracht, onderling worden vergeleken.
Deze minimumdiensttijd bedraagt voor ambtenaren in de aanvangsrang van hun groep of categorie zes maanden, te rekenen vanaf hun aanstelling in vaste dienst; voor de overige ambtenaren bedraagt hij twee jaar."
3. In november 1988 publiceerde de Commissie een Guide pratique à la procedure de promotions des fonctionnaires à la Commission des CE (hierna: guide pratique"). Krachtens deze guide pratique wordt voor de jaarlijkse bevordering van de ambtenaren van de Commissie een procedure in vijf etappes gevolgd. Deze kunnen worden beschreven als volgt.
In de eerste fase van de procedure publiceert de administratie in de Mededelingen van de administratie de lijst van de in de betrokken bevorderingsronde bevorderbare ambtenaren. Deze publicatie stelt de belanghebbenden in staat eventuele vergissingen of omissies aan de administratie te signaleren.
In de tweede fase gaat elke directeur-generaal van de Commissie volgens eigen interne procedures over tot een vergelijking van de bevorderbare ambtenaren die bij zijn dienst werkzaam zijn. De directeur-generaal stelt zijn voordracht vast, daarbij een bepaalde rangorde aangevend, en deelt ze mee aan het bevorderingscomité.
In de derde fase selecteert het bevorderingscomité de meest verdienstelijke ambtenaren door vergelijking van de verdiensten van de kandidaten overeenkomstig de beoordelingsmethode voor de betrokken rang. Het beoordelingscomité stelt aldus een ontwerp van lijst van meest verdienstelijken" vast, die het meedeelt aan het tot aanstelling bevoegde gezag (hierna: TABG"). Deze ontwerplijst bevat in het algemeen een hoger aantal ambtenaren dan de begroting toelaat.
In de vierde fase kent het TABG de lijst van meest verdienstelijke ambtenaren goed en publiceert ze in alfabetische volgorde in de Mededelingen van de administratie.
In de laatste fase neemt het TABG aan de hand van deze lijst de besluiten tot bevordering en ondertekent de individuele beslissingen. Vervolgens publiceert de administratie de lijst van de bevorderde ambtenaren in de Mededelingen van de administratie.
II - Feiten en procesverloop
4. Blijkens het dossier is Hamptaux - verzoekster in eerste aanleg - per 1 juni 1973 als ambtenaar van de Commissie aangesteld. Zij werkt in het directoraat-generaal Personeel en Administratie" (DG IX) en heeft sinds 1 april 1992 de rang B 3.
5. Tijdens de bevorderingsronde 1997 werd zij door haar directoraat-generaal voorgedragen voor bevordering in rang B 2. In de door DG IX aangegeven rangorde werd zij als dertiende van veertien kandidaten gerangschikt.
6. Verzoekster kreeg evenwel niet de gewenste bevordering. Zij werd niet geplaatst op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren noch op de lijst van de in de bevorderingsronde 1997 bevorderde ambtenaren.
In de loop van deze bevorderingsronde heeft het TABG tien ambtenaren van DG IX bevorderd. Daarvan hadden twee kandidaten - B en D - die reeds op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren voor bevordering in de vorige bevorderingsronde gestaan hadden, doch niet kunnen worden bevorderd. De andere acht kandidaten werden het vorige jaar door DG IX voorgedragen, doch zij stonden niet op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren.
7. Op 8 oktober 1997 diende verzoekster krachtens artikel 90, lid 2, van het Statuut een klacht in, die bij besluit van de Commissie van 30 januari 1998 is afgewezen.
8. Op 13 mei 1998 stelde Hamptaux beroep in bij het Gerecht. Zij verzocht om nietigverklaring van twee handelingen, namelijk het besluit van het TABG houdende weigering haar voor de bevorderingsronde 1997 op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren voor bevordering in rang B 2 te plaatsen en het besluit van het TABG houdende weigering haar voor dezelfde bevorderingsronde 1997 te bevorderen in rang B 2 (hierna: litigieuze besluiten").
III - Het bestreden arrest
9. Voor het Gerecht stelde verzoekster, dat de Commissie bij de vaststelling van de litigieuze besluiten artikel 45, lid 1, van het Statuut had geschonden. Zij stelde dat het TABG de verdiensten van de voor bevordering in aanmerking komende kandidaten niet werkelijk had vergeleken.
10. In haar verweerschrift stelde de Commissie dat de bevorderingsronde 1997 overeenkomstig de procedure van de guide pratique was verlopen.
Zij wees erop dat van de tien in de rang B 2 bevorderde ambtenaren twee kandidaten reeds in de bevorderingsronde 1996 op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren hadden gestaan, doch niet hadden kunnen worden bevorderd. Bovendien waren de andere acht kandidaten reeds in de vorige bevorderingsronde door DG IX voorgedragen, doch waren niet geplaatst op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren noch op de lijst van de bevorderde ambtenaren.
Voorts genoten deze tien ambtenaren volgens de Commissie een soort voorrang" op verzoekster. Uit de guide pratique bleek namelijk:
- de kandidaten die voor een bevorderingsronde op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren staan, doch in de loop van die bevorderingsronde niet konden worden bevorderd, worden automatisch opgenomen op de lijst van de voor de volgende bevorderingsronde meest verdienstelijke ambtenaren en automatisch bevorderd, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten";
- de voor een bevorderingsronde door hun directoraat-generaal voorgedragen kandidaten, doch die niet op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, worden behoudens gemotiveerde rechtvaardiging van het tegendeel" het jaar daarop automatisch opgenomen op de door hun directoraat-generaal opgestelde lijst van voorgedragen kandidaten.
11. Volgens verzoekster is die rechtvaardiging ontoelaatbaar gelet op artikel 45, lid 1, van het Statuut. Haars inziens kan de vergelijking van de verdiensten van de kandidaten voor een bepaalde bevorderingsronde niet afhangen van de vraag of de ambtenaren reeds in een vorige bevorderingsronde voor bevordering zijn voorgedragen.
12. In het bestreden arrest maakte het Gerecht de volgende overwegingen:
35 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat het tot aanstelling bevoegd gezag volgens vaste rechtspraak statutair bevoegd is bij bevorderingen een keuze te maken op basis van de resultaten van een vergelijking volgens de methode die het daartoe het meest geschikt acht, van de verdiensten van de voor bevordering in aanmerking komende kandidaten (...).
36 Bij de beoordeling van de verdiensten die in het kader van een bevorderingsbesluit in de zin van artikel 45 van het Statuut in aanmerking moeten worden genomen, beschikt het tot aanstelling bevoegd gezag dus over een ruime beoordelingsvrijheid en moet de gemeenschapsrechter zijn controle op dit gebied beperken tot de vraag, of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel is kunnen komen, binnen redelijke grenzen is gebleven en niet op kennelijk onjuiste wijze van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het Gerecht kan zijn beoordeling van de verdiensten en kwalificaties van de kandidaten dus niet in de plaats stellen van die van het tot aanstelling bevoegd gezag (...).
37 Blijkens de guide en de verklaringen van de Commissie ter terechtzitting komen de ambtenaren die reeds het voorgaande jaar op de door het tot aanstelling bevoegd gezag vastgestelde lijst van meest verdienstelijke ambtenaren voorkwamen, doch niet zijn bevorderd, het jaar daarop automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren te staan, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten. De Commissie voegde daaraan toe, dat deze ambtenaren in deze omstandigheden automatisch worden bevorderd.
38 Nagegaan dient te worden, of deze procedure verzoeksters rechten in het kader van de bevorderingsprocedure heeft geschonden.
39 Artikel 45, lid 1, eerste alinea, van het Statuut luidt:
(...)
40 In deze context moet verzoeksters eerste grief betreffende het ontbreken van vergelijking van de verdiensten worden onderzocht
41 Volgens artikel 45, lid 1, eerste alinea, van het Statuut heeft iedere voor bevordering in aanmerking komende ambtenaar, dat wil zeggen iedere ambtenaar met een minimumdiensttijd in zijn rang, er recht op, dat het tot aanstelling bevoegd gezag zijn verdiensten en de over hem opgestelde beoordelingsrapporten vergelijkt met die van anderen (...).
42 Verzoekster had er dus recht op, dat het tot aanstelling bevoegd gezag haar verdiensten alsmede de over haar opgestelde beoordelingsrapporten in het kader van de betrokken bevorderingsprocedure vergeleek met die van de anderen.
43 Artikel 45, lid 1, van het Statuut maakt geen onderscheid tussen de ambtenaren die reeds het vorige jaar op de door het tot aanstelling bevoegd gezag vastgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, en de andere ambtenaren. Het stelt namelijk geen enkele andere voorwaarde dan de minimumdiensttijd in de rang (...).
44 Uit de door de Commissie neergelegde schriftelijke stukken en uit haar verklaringen ter terechtzitting blijkt, dat ambtenaren die op de door het tot aanstelling bevoegd gezag opgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren van het vorige jaar voorkwamen en niet waren bevorderd, automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren van het volgende jaar komen te staan en automatisch worden bevorderd, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten. Bijgevolg heeft het tot aanstelling bevoegd gezag, in strijd met zijn verplichting krachtens artikel 45, lid 1, van het Statuut, in het kader van de betrokken bevorderingsprocedure verzoeksters verdiensten alsmede de over haar opgestelde beoordelingsrapporten niet vergeleken met die van de twee ambtenaren die reeds het vorige jaar op de door het tot aanstelling bevoegd gezag opgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, zodat in het kader van de bevorderingsprocedure een onbetwistbaar recht van verzoekster is geschonden.
45 Ter terechtzitting heeft de Commissie ter rechtvaardiging van deze handelwijze verklaard, dat verzoeksters verdiensten het vorige jaar waren vergeleken met die van al haar collega's. Zij voegde eraan toe, dat de voordrachten van het vorige jaar bij de voorgedragen ambtenaren een gewettigde verwachting hadden gewekt. Ten slotte stelde zij met klem, dat de Commissie de plaatsing op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren door het tot aanstelling bevoegd gezag als een verkregen recht beschouwt voor de meest verdienstelijke ambtenaren die het vorige jaar niet zijn bevorderd en niet tekort zijn geschoten.
46 Dienaangaande herinnert het Gerecht eraan, dat de ambtenaren er recht op hebben, dat het tot aanstelling bevoegd gezag hun verdiensten alsmede de over hen opgestelde beoordelingsrapporten in het kader van elke bevorderingsprocedure vergelijkt met die van anderen. Dit recht is des te belangrijker, daar de ambtenaren die zich het vorige jaar het meest verdienstelijk hebben gemaakt, het jaar daarop niet noodzakelijkerwijs weer het meest verdienstelijk zijn. Evenmin heeft de Commissie aangetoond, dat verzoeksters verdiensten bij de bevorderingsronde 1996 zijn vergeleken met die van de meest verdienstelijke ambtenaren van 1996.
47 Evenmin kan het Gerecht de argumenten van de Commissie aanvaarden, dat in casu het beginsel van het gewettigd vertrouwen geldt. Het recht op bescherming van het gewettigd vertrouwen komt toe aan iedere particulier die in een situatie verkeert waaruit blijkt dat de gemeenschapsadministratie, door hem nauwkeurige toezeggingen te doen, bij hem gegronde verwachtingen heeft gewekt (...). Toezeggingen die geen rekening houden met de bepalingen van het Statuut, kunnen evenwel geen gewettigd vertrouwen wekken bij degene aan wie zij zijn gedaan (...).
48 Zelfs indien de Commissie toezeggingen had gedaan aan de ambtenaren die het vorige jaar op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, waren deze toezeggingen dus kennelijk onrechtmatig geweest en hadden zij geen gewettigd vertrouwen bij deze ambtenaren kunnen wekken. De Commissie heeft overigens niet gesteld dat zij hun ,nauwkeurige toezeggingen heeft gedaan die een gewettigd vertrouwen konden wekken. Integendeel, vaststaat dat althans bij de publicatie van deze lijst in 1997 is gewaarschuwd, dat ,de op deze lijsten geplaatste en op deze datum niet bevorderde ambtenaren niet automatisch recht [hadden] op de latere lijsten te staan (zie Mededelingen van de Administratie nr. 998 van 8 augustus 1997, blz. 4).
49 Aangaande het argument, dat de ambtenaren die het vorige jaar op de door het tot aanstelling bevoegd gezag vastgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren voorkwamen, een verkregen recht hebben het volgend jaar te worden bevorderd, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten, zij eraan herinnerd, dat het Statuut geen recht op bevordering verleent, zelfs niet aan ambtenaren die aan alle voorwaarden voldoen om te worden bevorderd (...).
50 Uit een en ander volgt, dat de betrokken bevorderingsprocedure een onregelmatigheid vertoont die een substantieel gebrek oplevert, doordat niet de bij artikel 45, lid 1, van het Statuut vereiste vergelijking van de verdiensten van de belanghebbende met die van de twee ambtenaren die het vorige jaar op de bij het tot aanstelling bevoegd gezag vastgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, heeft plaats gevonden. (...)."
13. Bijgevolg heeft het Gerecht zonder verzoeksters andere grieven te onderzoeken het besluit van de Commissie houdende weigering van de bevordering van betrokkene in de rang B 2 in de bevorderingsronde 1997 nietig verklaard.
IV - De hogere voorziening
14. In de onderhavige hogere voorziening verzoekt de Commissie om vernietiging van het bestreden arrest en om afwijzing van verzoeksters beroep met beslechting van het geding ten gronde. Subsidiair verzoekt de Commissie het Hof de zaak naar het Gerecht te verwijzen en de beslissing over de kosten aan te houden.
15. Hamptaux concludeert tot afwijzing van de hogere voorziening en tot verwijzing van de Commissie in de kosten van het geding.
16. Tot staving van haar hogere voorziening voert de Commissie één enkel middel aan: tegenstrijdige motivering van het bestreden arrest en onjuiste rechtsopvatting.
Het enige middel: tegenstrijdige motivering en onjuiste rechtsopvatting
Argumenten van de Commissie
17. De Commissie stelt tegenstrijdige motivering van het bestreden arrest en een onjuiste rechtsopvatting. Er is namelijk een tegenspraak tussen:
a) de verklaring van het Gerecht dat de door de guide pratique ingevoerde procedure niet garandeert dat de verdiensten van de kandidaten onderling worden vergeleken", daar de overgeblevenen" automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren komen te staan, en
b) de vaststelling door het Gerecht dat de overgeblevenen" in de litigieuze procedure slechts op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren komen te staan, mits zij niet tekort zijn geschoten".
Volgens de Commissie betekent de term tekortschieten", dat het niet langer gerechtvaardigd is dat de kandidaat bij de meest verdienstelijke ambtenaren wordt gerangschikt. Overigens valt bezwaarlijk na te gaan of een ambtenaar tekort is geschoten" wanneer niet met de verdiensten van de andere bevorderbare kandidaten wordt vergeleken. In die zin komt het onderzoek van tekortkomingen" neer op een vergelijking van de verdiensten" in de zin van artikel 45 van het Statuut.
In deze omstandigheden kan het Gerecht, aldus de Commissie niet tot de conclusie komen, dat de overgeblevenen automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren komen te staan. Uit de door het Gerecht zelf vastgestelde feiten blijkt daarentegen, dat het TABG per geval nagaat, of de overgeblevenen niet van de ene op de andere bevorderingsronde tekort zijn geschoten".
18. De Commissie legt ook uit, dat voor de overgeblevenen een soort weerlegbaar vermoeden" bestaat, dat zij op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren zullen komen te staan.
Meestal hebben de ambtenaren in de loop van de jaren namelijk een vrij constant prestatieniveau. Zelden schiet een kandidaat die in een jaar als verdienstelijker" is aangemerkt, in het jaar daarop plotseling tekort". Bovendien zijn de verdiensten van een kandidaat niet slechts over een jaar, doch over een langere periode te beoordelen, omdat anders ambtenaren die zich slechts bepaalde inspanningen getroosten in de jaren waarin zij kans maken op bevordering, onrechtmatig worden bevoordeeld.
Bijgevolg is het volgens de Commissie gerechtvaardigd, zelfs noodzakelijk, dat het TABG bij de vergelijking van de verdiensten in de zin van artikel 45 van het Statuut ermee rekening houdt, dat een kandidaat reeds in de loop van de vorige bevorderingsronde op de lijst van de meest verdienstelijke kandidaten heeft gestaan.
Bespreking
19. Om te beginnen zij opgemerkt, dat de twee grieven van de Commissie tegen het bestreden arrest - tegenstrijdige motivering en verkeerde rechtsopvatting - op dezelfde argumenten berusten.
In wezen verwijt de Commissie het Gerecht te hebben geoordeeld, dat de procedure van de guide pratique voorbijgaat aan de vereisten van artikel 45 van het Statuut, daar de overgeblevenen automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke kandidaten komen te staan en automatisch worden bevorderd, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten". Volgens de Commissie is deze conclusie onjuist en tegenstrijdig, omdat het TABG krachtens de guide pratique per geval nagaat of de overgeblevenen niet tekort zijn geschoten". Volgens de Commissie komt het onderzoek van de tekortkomingen" namelijk neer op een vergelijking van de verdiensten van de kandidaten.
20. Krachtens artikel 45, lid 1, van het Statuut rust op het TABG bij elke bevorderingsprocedure een wezenlijke verplichting. Dit artikel verlangt dat de verdiensten van de ambtenaren die voor bevordering in aanmerking komen, alsmede de beoordelingsrapporten die over hen zijn uitgebracht, onderling worden vergeleken".
Het gebruik van de term vergeleken" in artikel 45 betekent dat de administratie de verdiensten van de bevorderbare kandidaten in hun geheel beoordeelt om hun gelijkenissen, overeenkomsten of verschillen vast te stellen. Naast een beoordeling van de kwaliteiten van elke kandidaat op zich betekent het dus dat hun respectieve verdiensten en beoordelingsrapporten tegenover elkaar worden geplaatst" om na te gaan welke ambten(a)ar(en) kan (kunnen) worden bevorderd. Krachtens artikel 45 van het Statuut moet het TABG bij elke bevorderingsprocedure dus de verdiensten van elke kandidaat tegenover de verdiensten van de andere kandidaten indelen.
21. Het vereiste dat de verdiensten onderling worden vergeleken", sluit niet uit dat het TABG er rekening mee kan houden, dat een kandidaat in de vorige bevorderingsronde reeds op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren heeft gestaan.
Uit vaste rechtspraak blijkt namelijk dat het TABG in het kader van de beoordeling van de verdiensten in de zin van voormeld artikel 45 niet verplicht [is], zich enkel op de beoordelingsrapporten van de kandidaten te baseren, maar (...) [zijn] oordeel ook op andere aspecten van de verdiensten van de kandidaten [kan] gronden, zoals andere informatie betreffende hun administratieve en persoonlijk situatie (...)".
Dienaangaande is de plaatsing van een kandidaat op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren in de vorige bevorderingsronde kennelijk een van de verschillende aspecten" van de professionele verdiensten van de betrokkene. Bovendien zijn de verdiensten van een kandidaat, zoals de Commissie heeft opgemerkt, niet op basis van een enkel jaar, doch redelijkerwijs over een langere periode te beoordelen.
22. Anders dan de Commissie stelt, komt het onderzoek van tekortkomingen" in de procedure van de guide pratique mijns inziens evenwel niet overeen met een vergelijking van de verdiensten van de kandidaten in de zin van artikel 45 van het Statuut.
Zoals Hamptaux opmerkt, duidt de term tekortkoming" namelijk alleen een op individuele beoordeling van de kwaliteiten van de kandidaat. Daarbij dienen de beroepsprestaties van de betrokkene te worden vergeleken met zijn eigen vorige prestaties om na te gaan of de kwaliteiten waarvan hij in de vorige bevorderingsronden blijk heeft gegeven, ten minste op hetzelfde niveau zijn gebleven. Bij het onderzoek van tekortkomingen" wordt dus alleen uitgegaan van het gedrag van de betrokkene op zich. Daarbij hoeft het TABG de verdiensten van de overgeblevenen niet te vergelijken met de verdiensten van de andere bevorderbare kandidaten.
23. De stelling van de Commissie dat de litigieuze procedure garandeert dat de verdiensten van de kandidaten onderling worden vergeleken", is overigens niet gestaafd door de tekst van de guide pratique of door de feiten van het onderhavige geschil.
24. Nergens uit de guide pratique blijkt namelijk, dat het TABG bij het onderzoek van de eventuele tekortkomingen" van de overgeblevenen de verdiensten van de betrokkene ook vergelijkt met die van andere bevorderbare kandidaten.
Aangaande de voordrachten voor bevordering van de directeurs-generaal (tweede fase van de litigieuze procedure) preciseert de guide pratique aldus alleen:
Bovendien zij opgemerkt dat - en hierbij gaat het om een door de bevorderingscomités verlangde vaste praktijk - de op de lijst van het directoraat-generaal voorgedragen en niet bevorderde ambtenaren het volgende jaar in dezelfde rangorde opnieuw worden opgenomen, behoudens gemotiveerde rechtvaardiging van het tegendeel."
Aangaande de vaststelling van de ontwerplijst van meest verdienstelijke ambtenaren (derde fase van de litigieuze procedure) heet het in de guide pratique dat de bevorderingscomités zonder bespreking de ,meest verdienstelijken van het vorige jaar, die niet zijn bevorderd, normaal gesproken opnieuw op de lijst plaatsen".
Weliswaar kan het in de guide pratique - met de uitdrukking behoudens gemotiveerde rechtvaardiging van het tegendeel" of normaal gesproken" - tot uitdrukking gebrachte voorbehoud laten vermoeden, dat de Commissie in ieder individueel geval onderzoekt of de verdiensten van de overgeblevenen niet van het ene op het andere bevorderingsronde zijn verminderd". Daarentegen biedt dit geen enkele garantie, dat het TABG overeenkomstig artikel 45 van het Statuut de verdiensten van overgeblevenen vergelijkt met die van de andere kandidaten.
25. De feiten van het onderhavige geschil bevestigen ook dat de verdiensten in de procedure van de guide pratique niet onderling worden vergeleken".
Ik herinner eraan, dat het TABG in de litigieuze bevorderingsronde tien ambtenaren van DG IX heeft bevorderd. Daaronder bevonden zich twee kandidaten - B en D - die reeds in de voorgaande bevorderingsronde op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren voorkwamen, zonder evenwel te zijn bevorderd. De overige acht kandidaten waren allen in het voorgaande jaar door hun directoraat-generaal voorgedragen, doch niet op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren geplaatst.
Vaststaat evenwel, dat het TABG zijn bevorderingsbesluiten heeft genomen zonder verzoeksters verdiensten te vergelijken met die van B en D.
De Commissie heeft namelijk voor het Gerecht geenszins betwist, dat verzoeksters verdiensten en beoordelingsrapporten niet zijn vergeleken met die van de twee voormelde kandidaten. Daarentegen heeft zij er alleen aan herinnerd, dat B en D overeenkomstig de guide pratique in de bevorderingsronde 1997 automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren werden opgenomen.
Het Gerecht heeft deze feitelijke situatie in punt 44 van het bestreden arrest overigens als volgt vastgesteld:
Uit [het dossier] blijkt, dat [de overgeblevenen] automatisch op de lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren van het volgende jaar komen te staan en automatisch worden bevorderd, behalve wanneer zij tekort zijn geschoten. Bijgevolg heeft het tot aanstelling bevoegd gezag, in strijd met zijn verplichting krachtens artikel 45, lid 1, van het Statuut, in het kader van de betrokken bevorderingsprocedure verzoeksters verdiensten (...) niet vergeleken met die van de twee ambtenaren die reeds het vorige jaar op de (...) lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, (...)."
Dat bracht het Gerecht in punt 50 van het bestreden arrest tot de slotsom (...) dat de betrokken bevorderingsprocedure een onregelmatigheid vertoont die een substantieel gebrek oplevert, doordat niet de (...) vergelijking van de verdiensten van de belanghebbende met die van de twee ambtenaren die het vorige jaar op de bij het tot aanstelling bevoegd gezag vastgestelde lijst van de meest verdienstelijke ambtenaren stonden, heeft plaats gevonden. (...)."
26. Gelet op een en ander komt het onderzoek van tekortkomingen" in de procedure van de guide pratique mijns inziens dus niet overeen met een vergelijking van de verdiensten van de kandidaten in de zin van artikel 45 van het Statuut. In het bijzonder heeft de Commissie niet aangetoond, dat het TABG bij het onderzoek van eventuele tekortkomingen" van de overgeblevenen de verdiensten en de beoordelingsrapporten van alle voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren vergelijkt.
27. In deze omstandigheden is er geen tegenstrijdige motivering of onjuiste rechtsopvatting in de conclusie van het Gerecht, dat de litigieuze procedure niet garandeert, dat de vereisten van artikel 45 van het Statuut in acht worden genomen.
28. Mitsdien geef ik het Hof in overweging de hogere voorziening ongegrond te verklaren.
Kosten
29. Volgens de artikelen 69, lid 2, en 118 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Commissie op haar enige middel in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig verzoeksters vordering in de kosten te worden verwezen.
Conclusie
30. Mitsdien geef ik het Hof in overweging:
1) de hogere voorziening af te wijzen;
2) de Commissie te verwijzen in de kosten van het onderhavige geding.