Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CO0009

Beschikking van het Hof van 8 juli 1998.
Ermanno Agostini en Emanuele Agostini tegen Ligue francophone de judo et disciplines associées ASBL en Ligue belge de judo ASBL.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de première instance de Namur - België.
Prejudiciële verwijzing - Niet-ontvankelijkheid.
Zaak C-9/98.

Jurisprudentie 1998 I-04261

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:339

61998O0009

Beschikking van het Hof van 8 juli 1998. - Ermanno Agostini en Emanuele Agostini tegen Ligue francophone de judo et disciplines associées ASBL en Ligue belge de judo ASBL. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de première instance de Namur - België. - Prejudiciële verwijzing - Niet-ontvankelijkheid. - Zaak C-9/98.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-04261


Samenvatting

Trefwoorden


Prejudiciële vragen - Ontvankelijkheid - Vragen die zijn gesteld zonder toereikende precisering van feitelijk en juridisch kader - Vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten

(EG-Verdrag, art. 177; 's Hofs Statuut-EG, art. 20)

Samenvatting


Wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, is het noodzakelijk dat deze een omschrijving geeft van het feitelijk en juridisch kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd. Daarbij moet worden bedacht, dat de in verwijzingsbeschikkingen verstrekte gegevens niet enkel dienen om het Hof in staat te stellen een bruikbaar antwoord te geven, doch ook om de regeringen der lidstaten en de andere belanghebbende partijen de mogelijkheid te bieden, overeenkomstig artikel 20 van 's Hofs Statuut opmerkingen te maken.

Het verzoek van een nationale rechter die noch het feitelijk kader van het geding of zijn feitelijke hypotheses beschrijft, noch de toepasselijke nationale wettelijke bepalingen, noch ook de redenen waarom hij meent dat er vragen over de uitlegging van het gemeenschapsrecht rijzen en dat deze aan het Hof moeten worden voorgelegd, is bijgevolg kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het het Hof niet in staat stelt, een nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te geven.

Top