Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997TJ0188

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer - uitgebreid) van 19 juli 1999.
    Rothmans International BV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom, inzake toegang tot documenten van Commissie - Beschikking houdende weigering van toegang tot documenten - 'Auteursregel' 'Comitologie-comités'.
    Zaak T-188/97.

    Jurisprudentie 1999 II-02463

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1999:156

    61997A0188

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer - uitgebreid) van 19 juli 1999. - Rothmans International BV tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom, inzake toegang tot documenten van Commissie - Beschikking houdende weigering van toegang tot documenten - 'Auteursregel' 'Comitologie-comités'. - Zaak T-188/97.

    Jurisprudentie 1999 bladzijde II-02463


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    1 Beroep tot nietigverklaring - Voor beroep vatbare handelingen - Handelingen die bindende rechtsgevolgen in leven roepen - Brief van Commissie houdende bevestiging van beschikking om notulen van comitologie-comité niet mee te delen - Daarvan uitgesloten

    [EG-Verdrag, art. 173 (thans, na wijziging, art. 230 EG)]

    2 Handelingen van de instellingen - Motivering - Verplichting - Draagwijdte - Beschikking van Commissie houdende weigering om notulen van comitologie-comité mee te delen

    [EG-Verdrag, art. 190 (thans art. 253 EG); besluit 94/90 van de Commissie]

    3 Commissie - Recht van toegang van publiek tot documenten van Commissie - Besluit 94/90 - Beperkingen van beginsel van toegang tot documenten - Auteursregel - Restrictieve uitlegging - Notulen van comitologie-comités - Weigering van toegang op grond van auteursregel - Onwettigheid

    (Besluit 87/373 van de Raad; besluit 94/90 van de Commissie)

    Samenvatting


    1 Als handelingen of besluiten die vatbaar zijn voor beroep tot nietigverklaring, zijn te beschouwen maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen, welke de belangen van de verzoeker kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen. Dat is niet het geval met een brief van de Commissie die slechts de bevestiging is van haar beschikking houdende weigering de notulen van een comitologie-comité mee te delen, daar de enige voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 173 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230 EG) de beschikking zelf is.

    2 De in artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG) geformuleerde motiveringsplicht houdt in, dat de redenering van de gemeenschapsinstelling die de bestreden handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking wordt gebracht, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen om hun rechten te kunnen verdedigen, en de gemeenschapsrechter zijn wettigheidstoezicht kan uitoefenen.

    Een beschikking van de Commissie houdende weigering de notulen van een comitologie-comité mee te delen, is voldoende duidelijk gemotiveerd wanneer daarin wordt verwezen naar de auteursregel die is geformuleerd in de gedragscode goedgekeurd bij besluit 94/90 inzake de toegang tot documenten van de Commissie, en wordt verklaard, dat ingevolge deze regel de aanvraag van de verzoeker niet-ontvankelijk is omdat de auteur van de documenten een derde is.

    3 Volgens besluit 94/90 inzake de toegang tot documenten van de Commissie, moet, wanneer de auteur van een document dat bij een instelling berust, een natuurlijke of een rechtspersoon, een lidstaat, een andere instelling of een orgaan van de Gemeenschap of enige andere nationale of internationale organisatie is, het verzoek om toegang rechtstreeks tot de auteur van het document worden gericht. Daar het een beperking van een algemeen beginsel betreft, moet de "auteursregel" restrictief worden uitgelegd, zodat de toepassing van het algemene beginsel van doorzichtigheid van besluit 94/90 niet in het gedrang komt.

    In het kader van de communautaire regeling inzake toegang tot documenten ressorteren de comitologie-comités die zijn opgericht overeenkomstig besluit 87/373 tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, onder de Commissie zelf. Zij moet beslissen op verzoeken om toegang tot de documenten van deze comités, zoals de notulen van het comité douanewetboek. De comitologie-comités staan de Commissie, die het voorzitterschap daarvan verzorgt, immers bij in de uitvoering van de haar opgedragen taken. Bovendien beschikken zij niet over een eigen administratie, begroting, archieven of kantoorruimte, laat staan een eigen adres. Bijgevolg kan een comité, zoals het comité douanewetboek, dat niet tot een van de categorieën van derde-auteurs behoort, niet worden beschouwd als een "andere instelling als bedoeld in dit besluit". Bovendien zou de weigering van toegang tot de notulen van de talloze comitologie-comités neerkomen op een aanzienlijke beperking van het recht op toegang tot de documenten, hetgeen zich niet verdraagt met het eigenlijke doel van dit recht.

    Een beschikking van de Commissie waarbij op grond van de auteursregel de toegang tot de notulen van het comité douanewetboek wordt geweigerd, levert derhalve een schending van besluit 94/90 op en moet nietig worden verklaard.

    Partijen


    In zaak T-188/97,

    Rothmans International BV, voorheen Rothmans Group Holdings BV, vennootschap naar Nederlands recht, gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door S. Crosby, Solicitor, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van V. Elvinger, advocaat aldaar, Rue d'Eich 31,

    verzoekster,

    ondersteund door

    Koninkrijk Zweden, aanvankelijk vertegenwoordigd door E. Brattgård, later door A. Kruse, adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Zweedse ambassade, Rue Heinrich Heine 2,

    interveniënt,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, aanvankelijk vertegenwoordigd door U. Wölker en C. O'Reilly, later door U. Wölker en X. Lewis, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van een beschikking van de Commissie waarbij verzoekster de toegang tot de notulen van het comité douanewetboek is geweigerd,

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

    (Eerste kamer - uitgebreid),

    samengesteld als volgt: B. Vesterdorf, president, C. W. Bellamy, J. Pirrung, A. W. H. Meij en M. Vilaras, rechters,

    griffier: H. Jung

    gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 19 januari 1999,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 In de Slotakte van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ondertekend te Maastricht op 7 februari 1992, hebben de lidstaten een verklaring (nr. 17) opgenomen betreffende het recht op toegang tot informatie (hierna: "verklaring nr. 17"), die luidt als volgt:

    "De Conferentie is van oordeel dat de doorzichtigheid van het besluitvormingsproces het democratische karakter van de instellingen en het vertrouwen van het publiek in het bestuur versterkt. Dientengevolge beveelt de Conferentie de Commissie aan de Raad uiterlijk in 1993 verslag uit te brengen over maatregelen om de toegang van het publiek tot de informatie waarover de instellingen beschikken, te vergroten."

    2 Ten vervolge op verklaring nr. 17 heeft de Commissie op 5 mei 1993 mededeling 93/C 156/05 betreffende de toegang van het publiek tot de documenten van de instellingen (PB C 156, blz. 5) aangeboden aan de Raad, het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité. Op 2 juni 1993 stelde zij mededeling 93/C 166/04 over de doorzichtigheid in de Gemeenschap (PB C 166, blz. 4) vast.

    3 In het kader van deze aanloop naar de verwezenlijking van het beginsel van doorzichtigheid hebben de Raad en de Commissie op 6 december 1993 een gedragscode inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Raad en de Commissie (PB L 340, blz. 41; hierna: "gedragscode") goedgekeurd. Deze heeft tot doel, de beginselen vast te stellen die voor de toegang tot bij hen berustende documenten gelden.

    4 De Commissie heeft deze gedragscode goedgekeurd bij besluit 94/90/EGKS, EG, Euratom van 8 februari 1994 inzake de toegang tot documenten van de Commissie (PB L 46, blz. 58; hierna: "besluit 94/90").

    5 De gedragscode zoals door de Commissie goedgekeurd, bevat het volgende algemene beginsel:

    "Het publiek zal zo ruim mogelijk toegang krijgen tot documenten die bij de Commissie en de Raad berusten."

    6 De term "document" wordt daarin omschreven als "ieder stuk met bestaande gegevens, op ongeacht welke drager, dat bij de Raad of de Commissie berust".

    7 In de derde afdeling van de gedragscode - "Behandeling van de oorspronkelijke verzoeken" - is in de derde alinea bepaald (hierna: "auteursregel"):

    "Wanneer de auteur van het document dat bij de instelling berust een natuurlijke of een rechtspersoon, een lidstaat, een andere instelling of een orgaan van de Gemeenschap of enige andere nationale of internationale organisatie is, moet het verzoek rechtstreeks tot de auteur van het document worden gericht."

    8 Volgens de vierde afdeling van de gedragscode, met het opschrift "Uitzonderingen", kunnen de volgende omstandigheden grond opleveren voor afwijzing van een verzoek om toegang tot documenten:

    "De instellingen weigeren de toegang tot een document als de verspreiding daarvan schade kan toebrengen aan:

    - de bescherming van het algemeen belang (openbare veiligheid, internationale betrekkingen, monetaire stabiliteit, gerechtelijke procedures, inspectie- en enquêteactiviteiten),

    - de bescherming van het individu en van de persoonlijke levenssfeer,

    - de bescherming van geheime handels- en industriële gegevens, - de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap,

    - de bescherming van de vertrouwelijkheid waar de natuurlijke of rechtspersoon die de informatie heeft verstrekt om heeft verzocht of welke krachtens de wetgeving van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt vereist is.

    Zij kunnen de toegang tot een document ook weigeren om het belang van de instelling met betrekking tot de geheimhouding van haar beraadslagingen te beschermen."

    De feiten

    9 Verzoekster is een vennootschap naar Nederlands recht die deel uitmaakt van de multinationale Rothmans-groep. Zij houdt zich vooral bezig met de vervaardiging, de distributie en de verkoop van tabaksproducten, inzonderheid sigaretten.

    10 Bij brief van 23 januari 1997 verzocht zij de Commissie om toegang tot een aantal documenten, waaronder de notulen van het comité douanewetboek - afdeling douanevervoer (hierna: "comité") vanaf 4 april 1995.

    11 Bij schrijven van 21 februari 1997 deelde de directeur-generaal van het directoraat-generaal Douane en indirecte belastingen (DG XXI) verzoekster mee, dat haar verzoek zo snel mogelijk zou worden behandeld, maar dat zij, gelet op het aantal en de aard van de opgevraagde documenten, niet binnen een maand antwoord mocht verwachten.

    12 Bij brief van 26 februari 1997 verzocht zij de directeur-generaal, te bevestigen dat het verzoek om toegang was ingewilligd in de zin van artikel 2, punt 2, van besluit 94/90 en dat de aangekondigde termijn van een maand uitsluitend nodig was voor het verzamelen van de documenten.

    13 Toen antwoord uitbleef, diende verzoekster bij brief van 14 maart 1997 een confirmatief verzoek in bij de secretaris-generaal van de Commissie, overeenkomstig artikel 2, punt 2, van besluit 94/90.

    14 Op 24 april 1997 antwoordde het secretariaat-generaal, dat dit verzoek zo snel mogelijk zou worden behandeld, maar dat zij niet binnen een maand antwoord mocht verwachten.

    15 Bij schrijven van 25 april 1997 voerde verzoekster aan, dat het uitblijven van een antwoord van de secretaris-generaal meer dan een maand na de indiening van het confirmatief verzoek neerkwam op afwijzing daarvan.

    16 Bij brief van 30 april 1997 zond de secretaris-generaal haar een aantal documenten van de Commissie, doch weigerde hij overlegging van de notulen van het comité op grond dat de Commissie niet de auteur daarvan was. Hij deelde voorts mee, dat volgens het reglement van orde van het comité diens werkzaamheden vertrouwelijk zijn.

    17 Op 6 mei 1997 vroeg verzoekster de secretaris-generaal te bevestigen dat de toegezonden documenten al de documenten waren die toegankelijk waren, de identiteit van de auteur van de notulen van het comité te vermelden en haar het reglement van orde van dit comité toe te zenden.

    18 Bij schrijven van 15 mei 1997 bevestigde het secretariaat-generaal, dat het aan verzoekster alle documenten had overhandigd die DG XXI in zijn bezit had, afgezien van de notulen van het comité. Het preciseerde, dat ook al worden deze notulen opgesteld door de Commissie in haar hoedanigheid van secretaris, zij door het comité worden vastgesteld en dat dus dit comité de auteur daarvan is. Het weigerde het reglement van orde van het comité toe te zenden, op grond dat de Commissie niet de auteur van dit document was. Ten slotte herinnerde het eraan, dat volgens dit reglement de werkzaamheden van het comité vertrouwelijk zijn.

    19 Bij brieven van 30 mei 1997 verzocht verzoekster de douaneautoriteiten van de verschillende lidstaten om toegang tot de betrokken notulen. Toen zij het beroep instelde, had zij zeven antwoorden ontvangen, waarvan twee alleen de ontvangst van haar verzoek bevestigden en de vijf andere, merendeels met een beroep op de vertrouwelijke aard van de werkzaamheden van het comité, weigerden daaraan gevolg te geven.

    Procesverloop

    20 Bij op 24 juni 1997 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld.

    21 Bij op 25 november 1997 ter griffie van het Gerecht neergelegde akte heeft het Koninkrijk Zweden verzocht te mogen interveniëren ter ondersteuning van de conclusies van verzoekster. Bij beschikking van 12 december 1997 heeft de president van de Eerste kamer van het Gerecht dit verzoek ingewilligd.

    22 Bij beschikking van 11 november 1998 heeft het Gerecht besloten de zaak naar de Eerste kamer (uitgebreid) te verwijzen.

    23 Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Eerste kamer - uitgebreid) besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan. In het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang heeft het Gerecht evenwel verweerster en de Raad verzocht een aantal vragen vóór de terechtzitting schriftelijk te beantwoorden. Verweerster en de Raad hebben tijdig geantwoord.

    24 In haar antwoord van 13 november 1998 op de schriftelijke vragen van het Gerecht bevestigde de Commissie aldus, dat zij verzoekster op 20 november 1997 alsnog een aantal documenten heeft gezonden, die bij vergissing niet waren toegestuurd. Zij verklaarde, dat geen andere relevante stukken meer bij haar berustten.

    25 De terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 1999. Partijen zijn gehoord in hun pleidooien en in hun antwoorden op de vragen van het Gerecht.

    Conclusies van partijen

    26 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    - de beschikking van de Commissie van 15 mei 1997 en, subsidiair, de beschikking van de Commissie van 30 april 1997 waarbij verzoekster toegang tot een aantal documenten is geweigerd, nietig te verklaren;

    - de Commissie in de kosten te verwijzen.

    27 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

    - het beroep te verwerpen;

    - verzoekster in de kosten te verwijzen.

    28 Het Koninkrijk Zweden, interveniënt, concludeert dat het het Gerecht behage, de beschikking van de Commissie van 15 mei 1997 nietig te verklaren.

    Het voorwerp van het geschil

    29 Na het antwoord van de Commissie van 13 november 1998 heeft verzoekster op een vraag van het Gerecht ter terechtzitting bevestigd, dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de notulen van het comité.

    30 Aangezien verzoekster primair nietigverklaring vordert van de beschikking van 15 mei 1997 en, subsidiair, nietigverklaring van de beschikking van 30 april 1997, moet worden uitgemaakt, welke maatregel bindende rechtsgevolgen in het leven roept die de belangen van verzoekster kunnen aantasten doordat zij haar rechtspositie aanmerkelijk wijzigen (zie bijvoorbeeld arrest Gerecht van 22 oktober 1996, CSF en CSME/Commissie, T-154/94, Jurispr. blz. II-1377, punt 37).

    31 De brief van 15 mei 1997 is blijkens zijn inhoud slechts een bevestiging van de beschikking van 30 april 1997 houdende weigering de notulen van het comité mee te delen. De brief maakt ook melding van de weigering om het reglement van orde van het comité mee te delen, maar dit reglement behoort niet tot de in geding zijnde documenten. Ten slotte bevat hij nog enkele aanvullende opmerkingen en inlichtingen.

    32 Gelet op het voorgaande is de beschikking van 30 april 1997 (hierna: "bestreden beschikking") de enige voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 173 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230 EG).

    33 Ten slotte merkt het Gerecht op, dat noch uit het verzoekschrift noch uit de memorie van repliek kan worden opgemaakt, of verzoekster een middel inzake de wettigheid van de auteursregel aanvoert (zie punt 7 hiervoor). Ter terechtzitting is komen vast te staan, dat verzoekster dit middel niet aanvoert.

    Ten gronde

    34 Verzoekster voert tot staving van haar beroep twee middelen aan, te weten in de eerste plaats schending van artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG) en in de tweede plaats schending van besluit 94/90.

    Het eerste middel: schending van artikel 190 van het Verdrag

    35 Verzoekster stelt, dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en derhalve moet worden nietig verklaard.

    36 Het Gerecht herinnert eraan, dat volgens vaste rechtspraak de motiveringsplicht inhoudt, dat de redenering van de gemeenschapsinstelling die de gelaakte handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking moet worden gebracht, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen om hun rechten te kunnen verdedigen en de gemeenschapsrechter zijn wettigheidstoezicht kan uitoefenen (zie arrest Gerecht van 6 februari 1998, Interporc/Commissie, T-124/96, Jurispr. blz. II-231, punt 53).

    37 In casu heeft de Commissie de bestreden beschikking gemotiveerd met een beroep op de auteursregel en met de verklaring, dat ingevolge deze regel verzoeksters aanvraag niet-ontvankelijk was, omdat de auteur van de opgevraagde documenten een derde is. Een dergelijke motivering is voldoende duidelijk voor de belanghebbende om te kunnen begrijpen waarom de Commissie hem de betrokken documenten niet ter beschikking stelt.

    38 Bijgevolg moet het eerste middel worden afgewezen.

    Het tweede middel: schending van besluit 94/90

    Argumenten van partijen

    39 Verzoekster betoogt primair, dat de Commissie de bepalingen van besluit 94/90 heeft geschonden door met een beroep op de auteursregel de toegang tot de notulen van het comité te weigeren.

    40 Dienaangaande merkt zij op, dat de Commissie de notulen van het comité opmaakt. Deze redactionele werkzaamheid zou haar materieel en intellectueel tot auteur van deze documenten maken. Het feit dat deze documenten door het comité worden goedgekeurd, volstaat niet om het comité als auteur aan te merken.

    41 Bovendien stelt verzoekster, dat de auteursregel strekt tot bescherming van de documenten van derden. De voorzitter van het comité is een ambtenaar van de Commissie. Het bijeenroepen van het comité, de opstelling van de agenda, de verspreiding van stukken onder de leden alsmede het secretariaat wordt verzorgd door een vertegenwoordiger van de Commissie. Verder dient alle voor het comité bestemde correspondentie aan de Commissie te worden gezonden ter attentie van de voorzitter van het comité.

    42 De Commissie betwist, dat zij de door verzoekster gevraagde toegang tot de notulen van het comité heeft geweigerd. In de brief van 30 april 1997 heeft zij verzoekster enkel ervan in kennis heeft gesteld, dat de notulen van het comité geen "documenten van de Commissie" zijn.

    43 Zij betoogt dienaangaande, dat de auteursregel een onderscheid meebrengt tussen de bezitter van een document en de auteur ervan. Besluit 94/90 is slechts van toepassing op documenten waarvan zij de auteur is. Dit zou een conditio sine qua non zijn voor de ontvankelijkheid van elk verzoek om toegang. In casu heeft de Commissie enkel gesteld, dat het verzoek om toegang tot de notulen van het comité niet-ontvankelijk is.

    44 De Commissie ontkent immers de auteur van de documenten te zijn. Zij geeft toe, dat zij het secretariaat van het comité verzorgt en uit dien hoofde de vergaderingen notuleert. Het enkele feit dat zij deze technische arbeid verricht, volstaat echter niet om haar de hoedanigheid van auteur te verlenen, daar die wordt bepaald door het "intellectuele bezit" van de tekst. Het comité keurt de notulen goed en is, zoals verzoekster overigens erkent, als enige verantwoordelijk voor zijn beraadslagingen. Derhalve kan de Commissie niet de auteur - in intellectuele zin - van deze documenten zijn.

    45 Voorts bestrijdt de Commissie het argument, dat het comité slechts een "verlengstuk" van de Commissie is. Volgens haar wordt hiermee voorbijgegaan aan de rol, de functie en de plaats van de "comitologie-comités" in het institutionele bestel van de Gemeenschap.

    46 Volgens besluit 87/373/EEG van de Raad van 13 juli 1987 tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 197, blz. 33; hierna: "comitologiebesluit"), staan de overeenkomstig dit besluit opgerichte comités de Commissie bij wanneer zij uitvoeringsmaatregelen vaststelt krachtens de haar door de Raad verleende uitvoeringsbevoegdheden. De Commissie leidt uit het gebruik van het werkwoord "bijstaan" af, dat deze comités niet als een wezenlijk deel van haar kunnen worden beschouwd.

    47 Het comité douanewetboek bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en is niet door de Commissie ingesteld, maar bij verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1). De raadpleging van dit comité is een wezenlijk procedureel vereiste waarvan schending een procedurefout zou vormen, die een grond voor nietigverklaring van de aldus vastgestelde maatregelen kan opleveren.

    48 De Zweedse regering herinnert eraan, dat besluit 94/90 een handeling is waaraan derden rechten kunnen ontlenen die de Commissie dient te eerbiedigen (arrest Gerecht van 5 maart 1997, WWF UK/Commissie, T-105/95, Jurispr. blz. II-313, punt 55).

    49 De onder het comitologiebesluit vallende comités staan de Commissie bij in de uitoefening van de bevoegdheden die de Raad aan haar heeft overgedragen. Vanuit organisatorisch en administratief oogpunt moeten deze comités derhalve als deel uitmakend van de Commissie worden beschouwd.

    50 Indien de comitologie-comités als totaal onafhankelijke organen werden beschouwd, zou dit betekenen, dat de documenten van deze comités buiten het bereik van de voorschriften inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Commissie en de Raad vallen. Een particulier die toegang tot de werkzaamheden van de comités wil krijgen, zou dan afhankelijk zijn van hun discretionaire beoordeling, zonder mogelijkheid van toetsing door de rechter. Een dergelijke uitlegging zou het beginsel van doorzichtigheid frustreren en kan derhalve niet stroken met de bedoeling van de ondertekenaars van verklaring nr. 17 noch met die van de auteurs van de verklaringen van de Europese Raad van Birmingham en van Edingburgh van 1992 (Bull. EG 10-1992, blz. 9, en Bull. EG 12-1992, blz. 7) en die van Kopenhagen van 1993 (Bull. EG 6-1993, blz. 16).

    51 De notulen van het comité zijn door de Commissie in het kader van haar activiteiten opgesteld. Zij had bijgevolg het verzoek in behandeling moeten nemen en beslissen, of de gevraagde documenten ter beschikking konden worden gesteld.

    52 Verzoekster betoogt subsidiair, dat blijkens de brieven van 30 april en 15 mei 1997 de Commissie besluit 94/90 en de gedragscode heeft geschonden door die toegang met een beroep op de bepalingen van het reglement van orde van het comité inzake de vertrouwelijkheid van diens werkzaamheden te weigeren, zonder de respectieve belangen van de betrokken partijen te onderzoeken.

    Beoordeling door het Gerecht

    53 Om te beginnen moet erop worden gewezen, dat in verklaring nr. 17 en de gedragscode het algemene beginsel is vastgelegd, dat het publiek zo ruim mogelijk toegang zal krijgen tot bij de Commissie en de Raad berustende documenten, en voorts dat besluit 94/90 een handeling is die de burgers een recht op toegang tot bij de Commissie berustende documenten verleent (arrest WWF UK/Commissie, reeds aangehaald, punt 55).

    54 Vervolgens zij eraan herinnerd, dat wanneer een algemeen beginsel wordt ingevoerd en er in uitzonderingen op dat beginsel wordt voorzien, die uitzonderingen eng moeten worden uitgelegd en toegepast, zodat de toepassing van het algemene beginsel niet in het gedrang komt (zie arresten WWF UK/Commissie, reeds aangehaald, punt 56, en Interporc/Commissie, reeds aangehaald, punt 49).

    55 De auteursregel, ongeacht hoe hij wordt gekenschetst, betekent een uitzondering op het algemene beginsel van doorzichtigheid van besluit 94/90. Bijgevolg moet deze regel eng worden uitgelegd en toegepast, zodat de toepassing van het algemene beginsel van doorzichtigheid niet in het gedrang komt.

    56 Tegen deze achtergrond moet het Gerecht de stelling beoordelen, dat de comitologie-comités volstrekt op zichzelf staan en onafhankelijk zijn van de Commissie en dat de betrokken documenten derhalve geen documenten van de Commissie zijn.

    57 De comitologie-comités vinden hun grondslag in artikel 145 EG-Verdrag (thans artikel 202 EG), dat bepaalt, dat de Raad, in de besluiten die hij neemt, de Commissie de bevoegdheden verleent ter uitvoering van de regels die hij stelt. Deze overeenkomstig het comitologiebesluit ingestelde comités bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten; het voorzitterschap ervan wordt uitgeoefend door een vertegenwoordiger van de Commissie.

    58 Volgens het comitologiebesluit staan de overeenkomstig dit besluit ingestelde comités, zoals het comité douanewetboek, de Commissie bij in de uitvoering van de haar toegekende taken. Luidens het reglement van orde van het comité verzorgt de Commissie het secretariaat van het comité, hetgeen betekent dat zij de notulen opmaakt, die door het comité worden goedgekeurd. Voorts blijkt dit comité, evenals de andere comitologie-comités, niet te beschikken over een eigen administratie, begroting, archieven of kantoorruimte, laat staan een eigen adres.

    59 Gelet op deze omstandigheden kan het comité niet worden beschouwd als een "andere instelling of een orgaan van de Gemeenschap" als bedoeld in de bij besluit 94/90 goedgekeurde gedragscode. Daar het ook niet gaat om een natuurlijke of een rechtspersoon, een lidstaat of enige andere nationale of internationale organisatie, behoort een dergelijk comité niet tot een van de in die code genoemde categorieën van derde-auteurs.

    60 Op verzoek van het Gerecht heeft de Raad bevestigd, dat de comitologie-comités geen werkgroepen zijn die in het leven zijn geroepen om hem in zijn activiteit te ondersteunen, maar zijn ingesteld om de Commissie bij te staan in de uitoefening van de aan haar gedelegeerde bevoegdheden. Voorts heeft hij verklaard, dat slechts bij uitzondering kopieën van de door deze comités geproduceerde documenten bij hem berusten. De Raad heeft geconcludeerd, dat de notulen van een comitologie-comité geen documenten van hem zijn en dat hij derhalve niet bevoegd is toegang daartoe te verlenen. Ten slotte heeft hij opgemerkt, dat een verzoek om toegang tot notulen van een comitologie-comité aan de Commissie moet worden gericht, daar zij het voorzitterschap en het secretariaat van die comités verzorgt.

    61 De weigering van toegang tot de notulen van de talloze comitologie-comités zou neerkomen op een aanzienlijke beperking van het recht op toegang tot documenten, waarvan het belang door het Hof is bevestigd in zijn arrest van 30 april 1996, Nederland/Raad (C-58/94, Jurispr. blz. I-2169), en door het Gerecht laatstelijk in zijn arrest van 17 juni 1998, Svenska Journalistförbundet/Raad (T-174/95, Jurispr. blz. II-2289). Een dergelijke beperking verdraagt zich niet met het eigenlijke doel van het recht op toegang tot documenten.

    62 Derhalve moet worden aanvaard, dat in het kader van de communautaire regeling inzake toegang tot documenten de comitologie-comités onder de Commissie zelf ressorteren. Zij moet dus beslissen op verzoeken om toegang tot de documenten van deze comités, zoals de betrokken notulen.

    63 Bijgevolg kon de Commissie in casu de toegang tot de notulen van het comité niet weigeren met een beroep op de auteursregel die in de bij besluit 94/90 goedgekeurde gedragscode is geformuleerd. Hieruit volgt, dat zij met de vaststelling van de bestreden beschikking dit besluit heeft geschonden.

    64 Waar het tweede middel doel heeft, moet de bestreden beschikking nietig worden verklaard, zonder dat de subsidiaire stelling van verzoekster behoeft te worden onderzocht.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    65 Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij, gelet op de vordering van verzoekster, in de kosten worden verwezen.

    66 Volgens artikel 87, lid 4, van dit Reglement moeten de instellingen en de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten dragen. Het Koninkrijk Zweden, dat is tussengekomen ter ondersteuning van de conclusies van verzoekster, zal derhalve zijn eigen kosten dragen.

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer - uitgebreid),

    rechtdoende:

    1) Verklaart nietig de beschikking van de Commissie van 30 april 1997 waarbij verzoekster de toegang tot de notulen van het comité douanewetboek is geweigerd.

    2) Verstaat, dat de Commissie haar eigen kosten en die van verzoekster zal dragen.

    3) Verstaat, dat het Koninkrijk Zweden zijn eigen kosten zal dragen.

    Top