This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61997CJ0247
Judgment of the Court (First Chamber) of 3 December 1998. # Marcel Schoonbroodt, Marc Schoonbroodt and Transports A.M. Schoonbroodt SPRL v Belgian State. # Reference for a preliminary ruling: Cour de cassation - Belgium. # Article 177 of the EC Treaty - Jurisdiction of the Court - National legislation reproducing Community provisions - Relief from customs duties - Fuel on board motorised road vehicles - Definition of 'standard tanks'. # Case C-247/97.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 december 1998.
Marcel Schoonbroodt, Marc Schoonbroodt en Transports A.M. Schoonbroodt SPRL tegen Belgische Staat.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour de cassation - België.
Artikel 177 EG-Verdrag - Bevoegdheid van het Hof - Nationale wettelijke regeling die gemeenschapsbepalingen overneemt - Douanevrijstellingen - Brandstof aan boord van motorvoertuigen te land - Begrip 'normale reservoirs'.
Zaak C-247/97.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 december 1998.
Marcel Schoonbroodt, Marc Schoonbroodt en Transports A.M. Schoonbroodt SPRL tegen Belgische Staat.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour de cassation - België.
Artikel 177 EG-Verdrag - Bevoegdheid van het Hof - Nationale wettelijke regeling die gemeenschapsbepalingen overneemt - Douanevrijstellingen - Brandstof aan boord van motorvoertuigen te land - Begrip 'normale reservoirs'.
Zaak C-247/97.
Jurisprudentie 1998 I-08095
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:586
*A9* Cour de cassation (Belgique), 2e chambre, arrêt du 25/06/1997 (P.96.0780.F/1)
- Larcier - Cassation 1997 p.258 (résumé)
- Pasicrisie belge I 1997 nº 299 p.744-751
*P1* Cour de cassation (Belgique), 2e chambre, arrêt du 08/12/1999 (P.96.0780.F)
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 december 1998. - Marcel Schoonbroodt, Marc Schoonbroodt en Transports A.M. Schoonbroodt SPRL tegen Belgische Staat. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour de cassation - België. - Artikel 177 EG-Verdrag - Bevoegdheid van het Hof - Nationale wettelijke regeling die gemeenschapsbepalingen overneemt - Douanevrijstellingen - Brandstof aan boord van motorvoertuigen te land - Begrip 'normale reservoirs'. - Zaak C-247/97.
Jurisprudentie 1998 bladzijde I-08095
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
Gemeenschappelijk douanetarief - Vrijstelling van invoerrechten - Brandstof aan boord van motorvoertuigen te land - Normale reservoirs - Begrip - Reservoirs die door dealer van constructeur of door carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht - Daarvan uitgesloten
(Verordening nr. 918/83 van de Raad, art. 112, lid 2, sub c, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88)
Artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, tevens tot wijziging van verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, moet aldus worden uitgelegd, dat de definitie die bedoeld artikel geeft van het begrip "normale reservoirs", zich niet uitstrekt tot reservoirs die zijn aangebracht in of aan containers met een koelsysteem, die zijn bestemd voor wegvervoer over lange afstand, wanneer die reservoirs door een dealer van de constructeur of door een carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht om bepaalde economische doelstellingen te bereiken.
In zaak C-247/97,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Belgische Hof van Cassatie, in het aldaar aanhangig geding tussen
Marcel Schoonbroodt,
Marc Schoonbroodt,
Transports A. M. Schoonbroodt SPRL
en
Belgische Staat,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 112 van verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 105, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1315/88 van de Raad van 3 mei 1988, tevens tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 123, blz. 2),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE
(Eerste kamer),
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, D. A. O. Edward en L. Sevón, rechters,
advocaat-generaal: F. G. Jacobs
griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
- Marcel en Marc Schoonbroodt en Transports A. M. Schoonbroodt SPRL, vertegenwoordigd door G. Royen, advocaat te Verviers,
- de Belgische regering, vertegenwoordigd door J. Devadder, adviseur-generaal bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, als gemachtigde, bijgestaan door B. van de Walle de Ghelcke, advocaat te Brussel,
- de Franse regering, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger, onderdirecteur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en R. Nadal, adjunct-secretaris buitenlandse zaken bij dezelfde directie, als gemachtigden,
- de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Rotkirch, ambassadeur, hoofd van de dienst juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,
- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Marcel Schoonbroodt, Marc Schoonbroodt en Transports A. M. Schoonbroodt SPRL, de Belgische regering en de Commissie ter terechtzitting van 30 april 1998,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 juni 1998,
het navolgende
Arrest
1 Bij arrest van 25 juni 1997, ingekomen bij het Hof op 7 juli daaraanvolgend, heeft het Hof van Cassatie krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 112 van verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 105, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1315/88 van de Raad van 3 mei 1988, tevens tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 123, blz. 2).
2 Die vraag is gerezen in een geding tussen enerzijds de vennootschap Transports A. M. Schoonbroodt (hierna: "Schoonbroodt"), waarvan de zetel is gevestigd te Herve (België), en haar twee zaakvoerders, Marcel en Marc Schoonbroodt, en anderzijds de Belgische Staat, over de betaling van de bijzondere accijns bij de invoer van dieselolie.
Juridisch kader
Het Belgisch recht
3 De artikelen 1 en 2 van het Belgisch ministerieel besluit van 17 februari 1960 tot regeling van de vrijstellingen inzake accijns bij invoer (Belgisch Staatsblad van 18 februari 1960, blz. 1041) bepalen, dat die vrijstellingen "in gelijke mate en onder gelijke voorwaarden" als vrijstellingen van invoerrechten worden verleend voor de daarin bedoelde producten, waaronder de brandstoffen aanwezig in vervoermiddelen.
Het gemeenschapsrecht
4 Wat in het douanegebied van de Gemeenschap ingevoerde goederen betreft, zijn de voorwaarden en de grenzen van de vrijstellingen die gelden voor brandstof in motorvoertuigen te land, vastgesteld bij artikel 112 van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88. Dat artikel bepaalt:
"1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 113 tot en met 115, is van rechten bij invoer vrijgesteld:
a) de brandstof welke zich in de normale reservoirs bevindt van:
- personenwagens, bedrijfsvoertuigen en motorrijwielen,
- containers voor speciale doeleinden, die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;
(...)
2. In de zin van lid 1 wordt verstaan onder:
a) $bedrijfsvoertuig': elk motorvoertuig (trekkers met of zonder aanhangwagens daaronder begrepen) dat op grond van constructietype en uitrusting geschikt en bestemd is voor vervoer, al dan niet tegen betaling:
- van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder,
- van goederen,
alsmede ieder wegvoertuig bestemd voor een ander gebruik dan vervoer in eigenlijke zin;
(...)
c) $normale reservoirs':
- de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking, tijdens het vervoer, van koel- en andere systemen.
(...)
- de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, gedurende het vervoer, van koel- en andere systemen waarmee de containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;
d) $containers voor speciale doeleinden': alle containers die zijn uitgerust met inrichtingen die speciaal zijn aangepast voor koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen."
5 Wat betreft de toelating met vrijdom van recht van de brandstof die zich bevindt in de reservoirs van in een lidstaat geregistreerde bedrijfsautomobielen die gemeenschappelijke grenzen tussen de lidstaten overschrijden, zijn de toepasselijke bepalingen (met het oog op de harmonisatie van de mededingingsvoorwaarden tussen de vervoersondernemers van de verschillende lidstaten) geuniformiseerd bij richtlijn 68/297/EEG van de Raad van 19 juli 1968 betreffende de uniformisatie van de voorschriften ten aanzien van de toelating met vrijdom van recht van de zich in de reservoirs van bedrijfsautomobielen bevindende brandstof (PB L 175, blz. 15).
6 Artikel 2 van richtlijn 68/297, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/347/EEG van de Raad van 8 juli 1985 (PB L 183, blz. 22), geeft van de begrippen "bedrijfsvoertuig" en "normale reservoirs" de volgende definities:
"In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
- bedrijfsvoertuig: elk motorvoertuig dat op grond van zijn constructietype en zijn uitrusting geschikt en bestemd is voor vervoer, al dan niet tegen betaling:
a) van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder;
b) van goederen;
- $normale reservoirs': de door de fabrikant blijvend in of aan alle motorvoertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van de voertuigen als, in voorkomend geval, voor de werking van koelsystemen.
(...)"
Het hoofdgeding
7 Schoonbroodt is gespecialiseerd in het internationaal vervoer van goederen bij gecontroleerde temperatuur, en beschikt over trekkers en aanhangwagens met een koelsysteem. Uit de in het verwijzingsarrest vermelde vaststellingen blijkt, dat die aanhangwagens, die oorspronkelijk waren voorzien van een reservoir met een inhoud van 100 liter om het koelsysteem van brandstof te voorzien, door dealers of carrosseriebouwers zijn uitgerust met een bijkomend reservoir met een inhoud van ongeveer 700 liter. Deze bijkomende reservoirs, die blijvend zijn aangebracht, zijn aldus ingericht, dat de inhoud ervan via een elektrische pomp die wordt bediend met een schakelaar die zich op de aanhangwagen bevindt, zowel kan worden gebruikt voor de werking van het koelsysteem, als om de trekkers van brandstof te voorzien.
8 Na een controle van de voertuigen van Schoonbroodt, stelde de administratie van de bijzondere belastinginspectie vast, dat de bijkomende reservoirs niet beantwoordden aan de definitie van "normale reservoirs" in artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88. Zij ging dus over tot berekening van de hoeveelheden brandstof die in die reservoirs uit Luxemburg in België waren ingevoerd, zonder te zijn aangegeven overeenkomstig de Belgische wettelijke regeling inzake douane en accijnzen.
9 Daarop werden Marcel en Marc Schoonbroodt voor de Correctionele Rechtbank te Verviers vervolgd wegens het zich onttrekken aan de betaling van de bijzondere accijns bij invoer van 85 848 liter dieselolie. Ook het vervoersbedrijf werd gedagvaard als burgerlijk aansprakelijke partij.
10 Bij vonnis van 17 mei 1995 werden de verdachten vrijgesproken op grond dat niet was bewezen dat de betrokken reservoirs geen normale reservoirs waren in de zin van artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88.
11 Nadat het Openbaar ministerie en de Belgische Staat tegen dat vonnis hoger beroep hadden ingesteld, preciseerde het Hof van Beroep te Luik bij arrest van 31 januari 1996, dat de periode van de overtredingen zich uitstrekte van 17 februari tot 24 december 1992, en veroordeelde het vervolgens, bij arrest van 8 mei 1996, de betrokkenen op grond dat bedoelde reservoirs niet beantwoordden aan het begrip "normale reservoirs" in artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88.
12 Daarop werd de zaak voor het Hof van Cassatie gebracht, dat besloot de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de navolgende vraag te stellen:
"Moeten de reservoirs die zijn aangebracht in of aan containers met een koelsysteem, die zijn bestemd voor het wegvervoer over lange afstand, worden beschouwd als $normale' reservoirs in de zin van artikel 112 van verordening (EEG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, zoals dat artikel is gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1315/88, wanneer 1) die reservoirs door een dealer van de fabrikant of door een carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht, met een permanente inrichting die het rechtstreeks verbruik van brandstof zowel voor de voortbeweging van het voertuig als voor de werking van de koelsystemen mogelijk maakt, en 2) deze inrichting bedoeld is om het vervoermiddel - trekker en container - een actieradius te verlenen die het mogelijk maakt, de navolgende doelstellingen te bereiken:
a) bevoorradingsproblemen voorkomen in landen waar de brandstofdistributie onzeker is, en de brandstof wegens de ontoereikende raffinagekwaliteit gevaarlijk is voor de voertuigen;
b) voorkomen, dat tegen soms prohibitieve prijzen moet worden getankt in landen waar brandstof te duur is;
c) vermijden van de moeilijkheden die voortvloeien uit de verplichting om administratieve stappen te ondernemen om de belasting over de toegevoegde waarde terug te krijgen in de landen waar zij is geheven;
d) de bevoorrading zo veel mogelijk te groeperen, om bij de petroleummaatschappijen de interessantste tarieven te kunnen bedingen?"
De bevoegdheid van het Hof
13 De Belgische regering en de Commissie wijzen erop, dat aangezien het hoofdgeding het verlenen van vrijstellingen betreft op het gebied van accijnzen bij invoer, en niet op dat van douanerechten, de bepalingen van gemeenschapsrecht enkel krachtens het Belgische recht op dat geding van toepassing zijn.
14 Dienaangaande kan worden volstaan met eraan te herinneren, dat het Hof zich herhaaldelijk bevoegd heeft verklaard om uitspraak te doen op verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffende bepalingen van gemeenschapsrecht in situaties waarin de feiten van het hoofdgeding buiten de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht vielen, doch waarin deze bepalingen toepasselijk waren gemaakt door het nationale recht (zie, laatstelijk, arresten van 17 juli 1997, Leur-Bloem, C-28/95, Jurispr. blz. I-4161, punt 27, en Giloy, C-130/95, Jurispr. blz. I-4291, punt 23).
15 Dat is het geval in het hoofdgeding, waar de betrokken bepalingen van Belgisch recht naar de in het gemeenschapsrecht gekozen oplossingen verwijzen.
16 De gestelde vraag moet dus worden beantwoord.
De prejudiciële vraag
17 De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen, of de definitie van het begrip "normale reservoirs", die is gegeven in artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, ook geldt voor reservoirs die zijn aangebracht in of aan containers met een koelsysteem, bestemd voor wegvervoer over lange afstand, wanneer die reservoirs door een dealer van de fabrikant of door een carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht om bepaalde economische doelstellingen te bereiken.
18 Vooraf moet allereerst worden opgemerkt, dat verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, de voorwaarden beheerst waaronder de brandstof in de reservoirs van uit derde landen afkomstige motorvoertuigen met vrijdom van recht kan worden toegelaten, terwijl richtlijn 68/297, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/347, de toelating met vrijdom van recht beheerst van brandstof in de reservoirs van motorvoertuigen die in een lidstaat zijn ingeschreven en grenzen tussen de lidstaten overschrijden.
19 Vervolgens zij erop gewezen, dat volgens de in het verwijzingsarrest vermelde vaststellingen, de betrokken reservoirs zouden kunnen zijn aangebracht, niet in of aan containers in de zin van artikel 112, lid 2, sub d, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, maar in of aan aanhangwagens, dat wil zeggen in of aan bedrijfsvoertuigen in de zin van artikel 112, lid 2, sub a, van dezelfde verordening en artikel 2 van richtlijn 68/297, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/347.
20 De definities van het begrip "normale reservoirs", die in de verschillende eventueel relevante bepalingen zijn gegeven, vertonen echter geen verschillen die van belang zijn in de context van het hoofdgeding.
21 De betrokkenen zetten uiteen, dat het aanbrengen van bedoelde reservoirs beantwoordt aan een streven naar goed beheer van de onderneming, en in overeenstemming is met de geest van de gemeenschapsregeling, die tot doel heeft de ongecontroleerde en gevaarlijke invoer van brandstoffen in geïmproviseerde reservoirs te beletten. De heffing van accijnzen op de brandstof in reservoirs als in het hoofdgeding bedoeld, zou het vrije verkeer van goederen belemmeren en leiden tot schending, ten nadele van de Belgische transporteurs, van de regels van vrije mededinging tussen transporteurs.
22 De Belgische, de Franse en de Finse regering en de Commissie zijn daarentegen van mening, dat het begrip "normale reservoirs" strikt moet worden uitgelegd. Aangezien de in het hoofdgeding bedoelde reservoirs niet door de fabrikant af fabriek blijvend in of aan alle voertuigen van hetzelfde type zijn aangebracht, maar later door een dealer of een carrosseriebouwer in of aan bepaalde voertuigen, zouden zij niet als "normale reservoirs" in de zin van voormelde bepalingen kunnen worden beschouwd.
23 Er zij aan herinnerd, dat de Raad, wanneer hij bepalingen vaststelt waarbij douanerechten worden geschorst, rekening moet houden met de eisen van de rechtszekerheid en met de moeilijkheden waarvoor de nationale douanediensten staan (arrest van 18 maart 1986, Ethicon, 58/85, Jurispr. blz. 1131, punt 12). Daaruit volgt, dat dergelijke bepalingen strikt en overeenkomstig hun formulering moeten worden uitgelegd, zodat zij niet met voorbijgaan van de letter ervan kunnen worden toegepast op producten die er niet in zijn vermeld (arrest van 12 december 1996, Olasagasti e.a., C-47/95-C-50/95, C-60/95, C-81/95, C-92/95 en C-148/95, Jurispr. blz. I-6579, punt 20).
24 Zoals de regeringen die bij het Hof opmerkingen hebben ingediend, en de Commissie hebben opgemerkt, is een duidelijke formulering gegeven van de definitie van "normale reservoirs", zowel in artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, als in artikel 2 van richtlijn 68/297, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/347. Om als zodanig te kunnen worden aangemerkt, moeten die reservoirs door de fabrikant zijn aangebracht, en wel in of aan alle voertuigen of containers van hetzelfde type.
25 Het staat echter vast, dat de in het hoofdgeding bedoelde reservoirs door dealers of carrosseriebouwers zijn aangebracht.
26 Dienaangaande voeren betrokkenen aan, dat de dealers en de carrosseriebouwers thans in de praktijk een deel van het constructiewerk verrichten. Terwijl de aanhangwagenfabrikanten zich over het algemeen zouden beperken tot de bouw van het chassis, zouden de carrosseriebouwers, onder gelijkwaardige omstandigheden van veiligheid en bekwaamheid, de definitieve inrichting, naar gelang van de bestemming van de aanhangwagen, voor hun rekening nemen.
27 Gesteld dat dit daadwerkelijk het geval is, en dat de vastgestelde wijzigingen in de verdeling van de taken tussen de fabrikanten enerzijds en de carrosseriebouwers of dealers anderzijds, tot de opvatting kunnen leiden, dat deze laatsten in het fabricageproces als vertegenwoordigers van de constructeur optreden, zou het aan de gemeenschapswetgever staan, daaruit de conclusies te trekken.
28 Het staat ook vast, dat reservoirs als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, als optie werden aangeboden, dat wil zeggen dat zij niet waren aangebracht in of aan alle voertuigen of containers van hetzelfde type, maar enkel, op verzoek van de koper, in of aan bepaalde modellen.
29 Mitsdien moet op de gestelde vraag worden geantwoord, dat de definitie van het begrip "normale reservoirs" in artikel 112, lid 2, sub c, van verordening nr. 918/83, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1315/88, zich niet uitstrekt tot reservoirs die zijn aangebracht in of aan containers met een koelsysteem, die zijn bestemd voor wegvervoer over lange afstand, wanneer die reservoirs door een dealer van de fabrikant of door een carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht om bepaalde economische doelstellingen te bereiken.
Kosten
30 De kosten door de Belgische, de Franse en de Finse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
uitspraak doende op de door het Hof van Cassatie bij arrest van 25 juni 1997 gestelde vraag, verklaart voor recht:
Artikel 112, lid 2, sub c, van verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1315/88 van de Raad van 3 mei 1988, tevens tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, moet worden uitgelegd als volgt:
de definitie die bedoeld artikel geeft van het begrip "normale reservoirs" strekt zich niet uit tot reservoirs die zijn aangebracht in of aan containers met een koelsysteem, die zijn bestemd voor wegvervoer over lange afstand, wanneer die reservoirs door een dealer van de fabrikant of door een carrosseriebouwer blijvend zijn aangebracht om bepaalde economische doelstellingen te bereiken.