EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CJ0289

Arrest van het Hof van 16 maart 1999.
Koninkrijk Denemarken, Bondsrepubliek Duitsland en Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad - Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie - Registratie van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen - "Feta".
Gevoegde zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96.

Jurisprudentie 1999 I-01541

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1999:141

61996J0289

Arrest van het Hof van 16 maart 1999. - Koninkrijk Denemarken, Bondsrepubliek Duitsland en Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad - Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie - Registratie van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen - "Feta". - Gevoegde zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96.

Jurisprudentie 1999 bladzijde I-01541


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 Landbouw - Uniforme wetgevingen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Registratie krachtens verordening nr. 2081/92 - Niet-registreerbare benamingen - Benamingen die soortnamen zijn geworden - Begrip - Strekking

(Verordening nr. 2081/92 van de Raad, art. 3, leden 1 en 3)

2 Landbouw - Uniforme wetgevingen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Verordening nr. 2081/92 - Vereenvoudigde procedure - Uitsluiting van soortnamen - Beoordelingscriteria - Verordening waarbij benaming "feta" als oorsprongsbenaming is geregistreerd - Inaanmerkingneming van gebruik van die benaming in andere lidstaten dan staat die registratie heeft aangevraagd - Geen - Ongeldigheid

(Verordening nr. 2081/92 van de Raad, art. 3, lid 1, 7 en 17, lid 2; verordening nr. 1107/96 van de Commissie)

Samenvatting


1 Uit artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, dat de Raad opdraagt een indicatieve en niet-exhaustieve lijst op te stellen van de namen van landbouwproducten die krachtens lid 1 van dat artikel als soortnamen worden beschouwd en derhalve niet op grond van die verordening kunnen worden geregistreerd, blijkt, dat de in dat lid gegeven definitie van het begrip "benamingen die soortnamen zijn geworden" ook van toepassing is op benamingen die altijd een soortnaam zijn geweest.

2 Al bepaalt artikel 17, lid 2, van verordening nr. 2081/92, dat artikel 7, dat voorziet in een procedure van bezwaar tegen de registratie van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, niet van toepassing is op de in artikel 17 geregelde vereenvoudigde procedure voor de registratie van bij de inwerkingtreding van de verordening reeds bestaande benamingen, is niettemin voor registratie volgens die procedure vereist, dat de benamingen net als in de normale procedure aan de materiële voorschriften van die verordening voldoen. Dat het bestaan van producten die legaal op de markt zijn volgens artikel 7, lid 4, van verordening nr. 2081/92 een andere grond voor de ontvankelijkheid van een bezwaar oplevert dan die welke is ontleend aan het feit dat de benaming waarvoor de registratie is aangevraagd, een soortnaam is, betekent dus niet noodzakelijkerwijs, dat de eerste van die twee omstandigheden niet in aanmerking behoeft te worden genomen bij het onderzoek van de factoren waarmee krachtens artikel 3, lid 1, derde alinea, van die verordening rekening moet worden gehouden om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, maar wijst er integendeel op, dat in de procedures voor de registratie van een benaming rekening moet worden gehouden met het bestaan van producten die legaal op de markt zijn en dus onder die benaming legaal in de handel zijn gebracht in andere lidstaten dan de staat van oorsprong die de registratie heeft aangevraagd.

Bij de registratie van de benaming "feta" heeft de Commissie in het geheel geen rekening gehouden met het feit dat die benaming sinds lange tijd werd gebruikt in andere lidstaten dan de Helleense Republiek. Zij heeft dus niet genoegzaam rekening gehouden met alle factoren die zij krachtens artikel 3, lid 1, derde alinea, van verordening nr. 2081/92 in aanmerking moest nemen. Verordening nr. 1107/96 moet derhalve nietig worden verklaard, voor zover de benaming "feta" daarbij als beschermde oorsprongsbenaming is geregistreerd.

Partijen


In de gevoegde zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96,

Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door P. Biering, afdelingshoofd bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Deense ambassade, Boulevard Royal 4,

verzoeker in zaak C-289/96,

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door E. Röder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, en A. Dittrich, Regierungsdirektor bij het Bondsministerie van Justitie, als gemachtigden, Postfach 1308, D-53003 Bonn,

verzoekster in zaak C-293/96,

en

Franse Republiek, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger, onderdirecteur internationaal economisch recht en gemeenschapsrecht bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en G. Mignot, secretaris buitenlandse zaken bij deze directie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard Joseph II 8B,

verzoekster in zaak C-299/96,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen,

- in zaak C-289/96 vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. L. Iglesias Buhigues en H. Støvlbæk, lid van haar juridische dienst,

- in zaak C-293/96 vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. L. Iglesias Buhigues en U. Wölker, lid van haar juridische dienst,

- in zaak C-299/96 vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. L. Iglesias Buhigues en G. Berscheid, lid van haar juridische dienst,

als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

ondersteund door

Helleense Republiek, vertegenwoordigd door D. Papageorgopoulos, juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat (zaak C-293/96), I. Chalkias, adjunct- juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat (zaken C-289/96 en C-299/96), en I. Galani-Maragkoudaki, assistent bijzonder juridisch adviseur bij de bijzondere dienst communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken (zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96), als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, Val Sainte-Croix 117,

interveniënte,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148, blz. 1), voor zover de benaming "feta" daarbij als een beschermde oorsprongsbenaming is geregistreerd,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, P. J. G. Kapteyn, G. Hirsch en P. Jann, kamerpresidenten, G. F. Mancini, J. C. Moitinho de Almeida, C. Gulmann, J. L. Murray, D. A. O. Edward, H. Ragnemalm, L. Sevón, M. Wathelet en R. Schintgen (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. La Pergola

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 16 juni 1998, waarbij het Koninkrijk Denemarken was vertegenwoordigd door J. Molde, afdelingshoofd bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de Bondsrepubliek Duitsland door A. Dittrich; de Franse Republiek door G. Mignot; de Helleense Republiek door D. Papageorgopoulos, I. Chalkias en I. Galani-Maragkoudaki, en de Commissie door J. L. Iglesias Buhigues, H. Støvlbæk en G. Berscheid,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 september 1998,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschriften, neergelegd ter griffie van het Hof op 30 augustus, 9 september en 12 september 1996, hebben het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek krachtens artikel 173 EG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148, blz. 1; hierna: "litigieuze verordening"), voor zover de benaming "feta" daarbij als een beschermde oorsprongsbenaming (hierna: "BOB") is geregistreerd.

2 Bij drie beschikkingen van de president van het Hof, van 4 december 1996, 21 januari en 19 februari 1997, is de Helleense Republiek in de drie zaken toegelaten tot interventie aan de zijde van de Commissie.

3 Bij beschikking van de president van het Hof van 27 november 1997 zijn de drie zaken gevoegd voor de mondelinge behandeling en het arrest.

De gemeenschapsregeling

4 Artikel 1, eerste alinea, van de litigieuze verordening, die in werking is getreden op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, op 21 juni 1996, luidt als volgt: "De in de bijlage opgenomen benamingen worden geregistreerd als geografische aanduiding (BGA) of oorsprongsbenaming (BOB) overeenkomstig artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92". In deel A van deze bijlage ("In bijlage II bij het Verdrag genoemde producten voor menselijke consumptie") is in de rubriek "Kaas" onder "Griekenland" de benaming "ÖÝôá (Feta) (BOB)" vermeld.

5 De litigieuze verordening is vastgesteld op grond van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1; hierna: "basisverordening"), met name artikel 17.

6 In de zevende overweging van de considerans van de basisverordening, die in werking is getreden op 25 juli 1993, heet het, "dat de gebruiken met betrekking tot de oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in de lidstaten thans nog uiteenlopen; dat een communautaire benadering moet worden overwogen; dat immers met een communautair kader in de vorm van een beschermingsregeling het gebruik van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen verder zou kunnen worden ontwikkeld, aangezien een dergelijk kader, dankzij een meer uniforme aanpak, aan producenten van producten met dergelijke vermeldingen gelijke mededingingsvoorwaarden garandeert en deze producten voor de consumenten geloofwaardiger maakt". In de twaalfde overweging heet het, "dat, om in elke lidstaat te worden beschermd, geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen op communautair niveau moeten worden geregistreerd (...)".

7 Artikel 2, lid 2, van de basisverordening luidt als volgt:

"In deze verordening wordt verstaan onder:

a) $oorsprongsbenaming': de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

- dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

- waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

(...)".

8 In lid 3 van dat artikel is daaraan het volgende toegevoegd:

"Als oorsprongsbenamingen worden eveneens beschouwd, bepaalde, al dan niet geografische, traditionele benamingen, indien zij een landbouwproduct of levensmiddel van oorsprong uit een streek of bepaalde plaats aanduiden dat aan de voorwaarden van lid 2, onder a, tweede streepje, voldoet."

9 Artikel 3 van de basisverordening luidt als volgt:

"1. Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

- de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,

- de situatie in andere lidstaten,

- de relevante nationale of communautaire wetgeving.

Indien aan het slot van de procedure als bedoeld in de artikelen 6 en 7, een registratieaanvraag wordt afgewezen omdat een benaming een soortnaam is geworden, maakt de Commissie deze beslissing bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. (...)

3. Vóór de inwerkingtreding van deze verordening gaat de Raad, die op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen daarover besluit, over tot de opstelling en de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van een indicatieve lijst van de namen van landbouwproducten en levensmiddelen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en krachtens lid 1 als soortnamen worden beschouwd en uit dien hoofde niet behoeven te worden geregistreerd op grond van deze verordening."

10 Artikel 4, lid 1, van de basisverordening luidt: "Om voor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGA) in aanmerking te komen, moet een product in overeenstemming zijn met een productdossier." Volgens lid 2 van die bepaling omvat het productdossier ten minste de naam van het product, inclusief de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding, de beschrijving van het product, inclusief in voorkomend geval de grondstoffen en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en/of organoleptische kenmerken, de afbakening van het geografische gebied, de gegevens waaruit blijkt dat het landbouwproduct of het levensmiddel afkomstig is uit het geografische gebied, in de zin van artikel 2, lid 2, de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product en de gegevens die het verband bewijzen met het geografische milieu of de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

11 De artikelen 5 tot en met 7 van de basisverordening voorzien in een registratieprocedure, de zogeheten "normale procedure".

12 Krachtens artikel 5, lid 4, moet de registratieaanvraag worden ingediend bij de lidstaat waarin het betrokken geografische gebied gelegen is. Krachtens lid 5 gaat de lidstaat na, of de aanvraag gerechtvaardigd is en zendt hij de aanvraag, met het productdossier, naar de Commissie.

13 Krachtens artikel 6, leden 1, 2 en 3, gaat de Commissie binnen een periode van zes maanden door middel van een formeel onderzoek na of de aanvraag alle in artikel 4 genoemde gegevens bevat. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat de benaming voor bescherming in aanmerking komt, maakt zij dat bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Indien bij de Commissie niet door een lidstaat of een natuurlijke of rechtspersoon bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7, schrijft de Commissie de benaming in in het "Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen". Overeenkomstig artikel 6, lid 4, worden de in het register ingeschreven benamingen vervolgens bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

14 Artikel 7 van de basisverordening voorziet in een procedure van bezwaar tegen de registratie. Lid 4 luidt als volgt:

"Om ontvankelijk te zijn moet in ieder bezwaarschrift:

- ofwel worden aangetoond dat aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden niet is voldaan;

- ofwel worden aangetoond dat met de registratie van de voorgestelde naam schade wordt toegebracht aan een bestaande, geheel of gedeeltelijk homonieme benaming, of aan een bestaand merk, dan wel aan bestaande producten die op het tijdstip van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen legaal op de markt zijn;

- ofwel nadere gegevens worden aangedragen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de naam waarvoor registratie wordt aangevraagd, een soortnaam is."

15 Het tweede streepje van deze bepaling is bij verordening (EG) nr. 535/97 van de Raad van 7 maart 1997 (PB L 83, blz. 3) in dier voege gewijzigd, dat sedert de inwerkingtreding van die verordening op 28 maart 1997, een bezwaarschrift ontvankelijk is, wanneer wordt aangetoond dat met de registratie schade wordt toegebracht aan bestaande producten die legaal op de markt zijn "sedert ten minste vijf jaar vóór de in artikel 6, lid 2, bedoelde datum van bekendmaking", namelijk de in punt 13 van het onderhavige arrest bedoelde eerste bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

16 Artikel 7, lid 5, van de basisverordening bepaalt:

"Indien een bezwaar ontvankelijk is in de zin van lid 4, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaten om binnen een termijn van drie maanden overeenkomstig hun interne procedures met elkaar tot een akkoord te komen.

a) Indien een akkoord wordt bereikt, brengen deze lidstaten alle onderdelen van dit akkoord, alsmede het standpunt van de aanvrager en van de opposant, ter kennis van de Commissie. Indien de uit hoofde van artikel 5 ontvangen gegevens niet zijn gewijzigd, volgt de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4. In het tegenovergestelde geval leidt zij opnieuw de procedure van artikel 7 in.

b) Indien geen akkoord wordt bereikt, neemt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15 een besluit en houdt daarbij rekening met de loyale en traditionele gebruiken en met de werkelijke risico's van verwarring. Indien wordt besloten tot registratie, volgt de Commissie de procedure van artikel 6, lid 4."

17 Artikel 13 van de basisverordening luidt:

"1. Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten of voor zover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming;

b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals $soort', $type', $methode', $op de wijze van', $imitatie', en dergelijke;

c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;

d) elke andere praktijk die het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.

Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwproduct of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met het bepaalde onder a of b.

2. De lidstaten mogen evenwel de nationale maatregelen handhaven waarmee het gebruik van de in lid 1, onder b, genoemde uitdrukkingen gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van deze verordening wordt toegestaan, op voorwaarde dat:

- de producten wettelijk onder vermelding van deze uitdrukking in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening;

- uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

Deze uitzondering mag er evenwel niet toe leiden dat de producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze uitdrukkingen verboden waren.

3. Beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden."

18 Teneinde met name rekening te houden met het feit, dat het eerste voorstel tot registratie van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen eerst aan de Raad is voorgelegd in maart 1996, toen de in artikel 13, lid 2, van de basisverordening bedoelde overgangsperiode van vijf jaar reeds grotendeels was verstreken, is deze bepaling bij verordening nr. 535/97 vervangen door de volgende tekst:

"In afwijking van lid 1, punten a en b, mogen de lidstaten de nationale regelingen waarmee het gebruik van overeenkomstig artikel 17 geregistreerde benamingen wordt toegelaten, handhaven gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van de registratie op voorwaarde dat:

- de producten wettelijk onder vermelding van deze benamingen in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening,

- de ondernemingen de betrokken producten legaal in de handel hebben gebracht en gedurende de in het eerste streepje bedoelde periode de benamingen zonder onderbreking hebben gebruikt,

- uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

Deze afwijking mag er evenwel niet toe leiden dat de producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze benamingen verboden waren."

19 Inzake de vaststelling van de in de basisverordening bedoelde maatregelen bepaalt artikel 15 het volgende:

"De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld."

20 Artikel 17 van de basisverordening, dat een "vereenvoudigde procedure" invoert voor de registratie van bij de inwerkingtreding van de verordening reeds bestaande benamingen, luidt:

"1. Binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.

2. De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.

3. De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen."

21 Bij de vaststelling van de basisverordening lieten de Raad en de Commissie in de notulen van de zitting van de Raad een verklaring opnemen waarin zij eraan herinnerden, dat "in artikel 3 van de verordening wordt vermeld dat soortnamen niet geregistreerd kunnen worden als beschermde benaming", en dat "met betrekking tot landbouwproducten of levensmiddelen die reeds wettelijk op de markt gebracht zijn vóór de opstelling van deze verordening en waarvoor een registratieaanvraag wordt ingediend, bepaald is dat elke lidstaat bezwaar kan aantekenen tegen de registratie overeenkomstig artikel 7 van de verordening". Zij voegden daaraan toe, dat uit dat artikel duidelijk blijkt, "dat het bestaan van een legaal op de markt gebracht product op zichzelf reden is een bezwaarschrift ontvankelijk te verklaren en dat voorts traditionele goede praktijken en de reële kans op verwarring in aanmerking moeten worden genomen voordat een besluit genomen wordt". Zij beklemtoonden eveneens, "dat deze verordening niet wil beletten dat producten die op 30 juni 1992 legaal binnen de Gemeenschap verkocht werden op de markt blijven, mits deze producten niet strijdig zijn met de criteria betreffende traditionele goede gebruiken en de reële kans op verwarring".

De feiten

22 Met het oog op de uitwerking van een voorstel voor een indicatieve, niet-exhaustieve lijst van benamingen die als soortnaam worden beschouwd en uit dien hoofde niet kunnen worden geregistreerd op grond van de basisverordening, welke lijst de Raad krachtens artikel 3, lid 3, van die verordening vóór de inwerkingtreding ervan op 25 juli 1993 moest opstellen, verzocht de Commissie de lidstaten in juli 1992 haar de namen mee te delen van de producten die volgens hen als soortnaam konden worden erkend. In maart 1995 richtte zij dezelfde vraag tot de drie nieuwe lidstaten.

23 Blijkens de toelichting bij het voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een indicatieve, niet-exhaustieve lijst van namen van landbouwproducten en levensmiddelen die als soortnaam worden beschouwd, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2081/92 (hierna: "voorstel voor een beschikking"), dat de Commissie op 6 maart 1996 heeft ingediend [document COM(96) 38 def.], heeft de Commissie een beroep gedaan op de medewerking van de lidstaten om een zo ruim en volledig mogelijk overzicht te krijgen van een situatie waarin zij, gelet op de aanzienlijke economische belangen van particulieren, meende zeer omzichtig, onbevooroordeeld en objectief te werk te moeten gaan.

24 Gelet op de zeer uiteenlopende en weinig nauwkeurige suggesties die zij van de lidstaten ontving, besloot de Commissie als mogelijke soortnamen in aanmerking te nemen de benamingen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

"a) Ze zijn door ten minste acht lidstaten als soortnaam aangemeld.

(...)

b) De lidstaat van oorsprong is overeenkomstsluitende partij bij de Overeenkomst van Stresa [van 1 juni 1951 nopens het gebruik van de aanduidingen van herkomst en van de benamingen van kaassoorten] en/of heeft zelf de benaming opgenomen in de aan de Commissie mede te delen lijst.

(...)

c) Ze worden niet door andere verdragen (bilaterale of andere overeenkomsten) beschermd in andere lidstaten dan die van oorsprong.

(...)"

25 Blijkens de toelichting bij het voorstel voor een beschikking had de Commissie met betrekking tot de benaming "feta" bij tal van gelegenheden heftige reacties gekregen over de vraag of dit al dan niet een soortnaam was.

26 Dienaangaande blijkt uit de stukken, dat de meeste lidstaten de Commissie hadden verzocht de benaming "feta" op te nemen in de lijst van soortnamen die zij aan het opstellen was.

27 Deze benaming was evenwel beschermd door een overeenkomst die de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Griekenland op 20 juni 1972 hebben gesloten op grond van de overeenkomst van 5 juni 1970 tussen die twee staten betreffende de bescherming van de benamingen van herkomst en van oorsprong en van de benamingen van landbouw- en industrieproducten (BGBl., nrs. 378/1972 en 379/1972; sterreichisches Patentblatt, nr. 11/1972 van 15 november 1972).

28 Intussen had de Griekse regering de Commissie bij brief van 21 januari 1994 de dossiers meegedeeld van de benamingen waarvoor zij overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening om registratie als oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen verzocht.

29 Het dossier betreffende de benaming "feta", waarvoor de Helleense Republiek om registratie als BOB verzocht, bevatte een aantal gegevens betreffende met name de geografische herkomst van de bij de bereiding van het product gebruikte grondstoffen, de natuurlijke omstandigheden in de streek waar deze grondstoffen worden geproduceerd, de diersoorten en rassen die de voor de bereiding van feta gebruikte melk produceren, de kwalitatieve kenmerken van die melk, de productiemethoden van de kaas en de kwalitatieve kenmerken ervan.

30 Het dossier bevatte ook de tekst van ministerieel besluit nr. 313025 van 11 januari 1994 tot erkenning van de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) van fetakaas (hierna: "besluit").

31 Artikel 1, lid 1, van het besluit luidt: "De benaming $feta' wordt als beschermde oorsprongsbenaming (BOB) erkend voor de witte gepekelde kaas die traditioneel in Griekenland, met name de in lid 2 van dit artikel bedoelde gebieden, wordt bereid uit schapenmelk of uit een mengsel van schapen- en geitenmelk."

32 Lid 2 van dat artikel luidt: "De voor de vervaardiging van $feta' gebruikte melk moet afkomstig zijn uit Macedonië, Thracië, Epirus, Thessalië, Centraal-Griekenland, de Peloponnesus of de nomos Lesbos."

33 In de andere bepalingen van het besluit is gepreciseerd aan welke voorwaarden de voor de bereiding van de kaas gebruikte melk moet voldoen, de wijze waarop feta wordt vervaardigd, de belangrijkste, met name kwalitatieve, organoleptische en smaakkenmerken van feta, en de vermeldingen die moeten voorkomen op de verpakking.

34 Artikel 6, lid 2, ten slotte verbiedt de productie, de invoer, de uitvoer en het in de handel brengen onder de benaming "feta" van kaas die niet aan de in het besluit gestelde voorwaarden voldoet.

35 In de toelichting bij het voorstel voor een beschikking stelde de Commissie, dat zij het gelet op al deze elementen onontbeerlijk achtte met betrekking tot de vraag of "feta" een soortnaam was geworden, zeer omzichtig te werk te gaan en derhalve deugdelijke bewijzen te verzamelen om de beschikking te onderbouwen.

36 Daarom liet de Commissie in april 1994 bij 12 800 personen in de twaalf toenmalige lidstaten van de Europese Gemeenschap een Eurobarometer-onderzoek uitvoeren. De Commissie rechtvaardigde dat onderzoek met de overweging, dat volgens de basisverordening "een naam pas als een soortnaam wordt aangemerkt als hij de gangbare naam van een product is geworden, dat wil zeggen als de naam dient ter aanduiding van het product als zodanig zonder dat de consument daarbij nog denkt aan de geografische oorsprong van het product".

37 De conclusies van het onderzoek zijn in het eindverslag van 24 oktober 1994 als volgt weergegeven:

1. Gemiddeld één op vijf burgers van de Europese Unie heeft de benaming "feta" reeds gezien of gehoord. In twee lidstaten, de Helleense Republiek en het Koninkrijk Denemarken, wordt deze benaming evenwel door nagenoeg iedereen herkend.

2. De meerderheid van degenen die de benaming "feta" kennen of herkennen, associeert haar met kaas; volgens een groot deel van die personen gaat het om Griekse kaas.

3. Drie van de vier personen die de benaming "feta" kennen, preciseren dat zij verwijst naar een land of streek waarmee het product iets te maken heeft.

4. Van degenen die de benaming "feta" reeds hebben gezien of gehoord, meent 37,2 % dat het om een gangbare naam gaat, terwijl 35,2 % het als een oorsprongsbenaming beschouwt; de anderen hebben geen mening. In Denemarken meent een meerderheid (63 %) dat het om een gangbare naam gaat, terwijl die benaming in Griekenland door 52 % als een oorsprongsbenaming wordt beschouwd.

5. Met betrekking tot de vraag of het over een soortnaam of een oorsprongsbenaming gaat, zijn de Europeanen ook verdeeld, wanneer niet alleen rekening wordt gehouden met degenen die de benaming "feta" spontaan herkennen, maar ook met degenen aan wie is verklaard dat het om kaas gaat: volgens 50 % is het een oorsprongsbenaming, volgens 47 % een gangbare naam.

38 Op grond daarvan, en daar volgens de Britse en de Duitse rechtspraak uit het feit dat een benaming niet of weinig bekend is, niet kan worden afgeleid dat het een soortnaam is, concludeerde de Commissie, "dat de naam $feta' niet de gewone naam van een product is geworden, maar dat hij voor de meeste mensen die hem kennen, blijft refereren aan de Griekse oorsprong van het product".

39 De Commissie legde het fetadossier ook voor aan het bij besluit 93/53/EEG van de Commissie van 21 december 1992 (PB 1993, L 13, blz. 16) ingestelde wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering. Krachtens artikel 2 van dat besluit heeft het comité, dat bestaat uit hooggekwalificeerde deskundigen op agrarisch en juridisch gebied, en met name op dat van de intellectuele eigendom, tot taak om, op verzoek van de Commissie, alle technische vraagstukken in verband met de toepassing van met name de basisverordening te onderzoeken, en inzonderheid het karakter van soortnaam en de omschrijvingselementen van de oorsprongsbenaming en van de geografische aanduiding van landbouwproducten en levensmiddelen.

40 In zijn op 15 november 1994 met vier stemmen tegen drie goedgekeurde advies stelde het comité, dat met name gelet op de verstrekte gegevens, de benaming "feta" voldoet aan de voorwaarden voor registratie in de zin van de basisverordening, meer bepaald artikel 2, lid 3, daarvan.

41 In dat advies concludeerde het wetenschappelijk comité eenparig, dat gelet op de voorgelegde documentatie, de benaming "feta" voor Griekse kaas geen soortnaam is in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening. Gepreciseerd werd, dat "het feit dat $feta' geen soortnaam is, op zich is te beschouwen, en niet vooruitloopt op de beoordeling van de situatie van producten die legaal op de markt zijn in de zin van artikel 13, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2081/92".

42 Blijkens de toelichting bij het voorstel voor een beschikking was de Commissie, gelet op de uitkomst van het Eurobarometer-onderzoek en het advies van het wetenschappelijk comité, van mening dat de benaming "feta" geen soortnaam is geworden in de zin van artikel 3 van de basisverordening, zodat zij ze niet heeft opgenomen in het aan de Raad voorgelegde voorstel van een indicatieve en niet-exhaustieve lijst van benamingen die een soortnaam zijn geworden.

43 Deze in artikel 1 van het voorstel voor een beschikking opgenomen lijst bevat de volgende benamingen: brie, camembert, cheddar, edam, emmentaler, gouda. De vaststelling van deze lijst is evenwel uitgebleven, nu in de Raad de daarvoor vereiste meerderheid ontbrak.

44 Tegelijkertijd had de Commissie aan het in artikel 15 van de basisverordening bedoelde comité een voorstel voorgelegd voor een verordening houdende een lijst van benamingen waarvan de lidstaten de registratie als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding in de zin van artikel 17 van die verordening hadden gevraagd. Die lijst bevatte de benaming "feta", waarvan de Griekse regering de registratie als BOB had gevraagd.

45 Toen het in artikel 15 van de basisverordening bedoelde comité zich niet binnen de gestelde termijn over dit voorstel had uitgesproken, diende de Commissie op 6 maart 1996 het voorstel bij de Raad in overeenkomstig artikel 15, vierde alinea, van die verordening.

46 Toen de Raad niet binnen de in de vijfde alinea van dat artikel gestelde termijn van drie maanden een besluit had genomen over het voorstel, stelde de Commissie op 12 juni 1996 de litigieuze verordening uiteindelijk zelf vast.

47 Vaststaat, dat bij die verordening de benaming "feta" is geregistreerd als BOB in de zin van artikel 2, lid 3, van de basisverordening, dat geldt voor al dan niet geografische, traditionele benamingen.

Middelen en argumenten van partijen

48 Tot staving van hun beroep voeren de drie verzoekende regeringen twee middelen aan, ontleend aan schending van artikel 17, lid 2, van de basisverordening, in samenhang met de artikelen 2, lid 3, en 3, lid 1, daarvan.

49 Zij stellen in wezen, dat de benaming "feta", anders dan artikel 17, lid 2, van de basisverordening vereist, niet voldoet aan de voorwaarden voor registratie als BOB, daar het aldus aangeduide product niet afkomstig is uit een bepaalde streek of plaats in de zin van artikel 2, lid 3, van de basisverordening, en anders dan artikel 2, lid 3, onder verwijzing naar artikel 2, lid 2, van die verordening, verlangt, geen hoedanigheden of kenmerken vertoont die hoofdzakelijk of uitsluitend zijn toe te schrijven aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, van de streek of de plaats waarvan het afkomstig is.

50 Voorts stellen zij, dat de benaming "feta" een soortnaam is in de zin van artikel 3, lid 1, tweede en derde alinea, van de basisverordening, zodat de artikelen 17, lid 2, en 3, lid 1, eerste alinea, hoe dan ook een beletsel vormen voor de registratie ervan.

51 De Deense en de Duitse regering voeren voorts middelen aan, ontleend aan schending van de artikelen 5 en 30 EG-Verdrag en van het evenredigheidsbeginsel en het discriminatieverbod.

52 Daar het in de artikelen 17 en 3 van de basisverordening opgenomen registratieverbod voor soortnamen of benamingen die soortnamen zijn geworden, algemeen en onvoorwaardelijk is, en dus ook van toepassing is op benamingen die voldoen aan de voorwaarden om als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding te worden beschouwd, moet eerst het middel worden onderzocht dat de benaming "feta" een soortnaam is.

Het middel ontleend aan schending van artikel 17, lid 2, in samenhang met artikel 3, lid 1, van de basisverordening

Argumenten van de verzoekende regeringen

53 De verzoekende regeringen herinneren er vooreerst aan, dat het woord "feta" etymologisch verwant is met het Italiaanse "fetta", dat eenvoudig "snede" betekent.

54 Volgens de Franse regering is de bereidingswijze van feta de meest rudimentaire methode voor de bereiding van kaas. Dit product bestaat sedert lang, onder verschillende benamingen, in alle Balkanlanden. Voorts is de benaming "feta" nooit bij uitsluiting gebruikt voor de Griekse versie van die kaassoort.

55 De Franse regering leidt daaruit af, dat de benaming "feta" geen verband houdt met "de plaats waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht", zodat zij niet kan worden beschouwd als een "benaming die een soortnaam is geworden" in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening, maar ervan is uit te gaan, dat zij steeds een soortnaam is geweest.

56 Net als de andere verzoekers verwijst de Franse regering evenwel naar de definitie en de drie criteria in artikel 3, lid 1, derde alinea, van de basisverordening om vast te stellen of de benaming "feta" al dan niet een soortnaam is.

57 Met betrekking tot het eerste criterium - de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied - stelt de Franse regering, dat de benaming "feta" voor de Griekse consument ontegenzeglijk een specifiek Griekse connotatie heeft, maar niet verwijst naar een bepaalde plaats van oorsprong in Griekenland, waar feta in zeer verschillende streken wordt geproduceerd. De Deense en de Duitse regering voegen daaraan toe, dat de Helleense Republiek niet heeft gepoogd de benaming "feta" te doen beschermen, en dat zij niet alleen de ontwikkeling van een markt voor uit koemelk en met moderne methoden bereide feta in verschillende landen heeft gedoogd, maar van 1965 tot 1987 feta uit Denemarken heeft ingevoerd zonder enig bezwaar te maken tegen de gebruikte benaming. De drie verzoekende regeringen beklemtonen dienaangaande, dat de Griekse regeling ter zake vrij recent is, en is vastgesteld na die in bepaalde andere lidstaten.

58 Met betrekking tot de situatie in andere lidstaten - het tweede criterium in artikel 3, lid 1, van de basisverordening - herinneren de drie verzoekende regeringen eraan, dat feta sedert decennia in verschillende lidstaten legaal wordt geproduceerd, zij het gewoonlijk op basis van koemelk. Volgens de Franse regering is die productie even groot of zelfs groter dan de Griekse productie. Bovendien wordt in de andere lidstaten vooral feta geconsumeerd die buiten Griekenland is geproduceerd. Volgens de Deense regering ten slotte, wijst de omstandigheid dat de meeste lidstaten de Commissie hebben gevraagd "feta" op de lijst van soortnamen te plaatsen die krachtens artikel 3, lid 3, van de basisverordening moest worden opgesteld, erop dat ook in de andere lidstaten feta wordt geproduceerd.

59 Wat ten slotte het derde criterium betreft - de relevante nationale of communautaire wetgeving -, herinneren de verzoekende regeringen er niet alleen aan, dat in Denemarken sinds 1963, in Nederland sinds 1981 en in Duitsland sinds 1985 nationale regelingen bestaan die het in de handel brengen van kaas onder de benaming "feta" toestaan, ook als hij uit koemelk is bereid, maar beklemtonen zij ook, dat de gemeenschapsregeling feta nooit als een specifiek Griekse oorsprongsbenaming heeft beschouwd, noch als kaas die noodzakelijkerwijs uit schapen- en/of geitenmelk moet worden bereid. Zo werden krachtens de regeling inzake uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten aanvankelijk [zie met name verordening (EEG) nr. 3266/75 van de Commissie van 15 december 1975 tot vaststelling van de restituties in de sector melk en zuivelproducten voor producten die als zodanig worden uitgevoerd (PB L 324, blz. 12)] restituties verleend bij de uitvoer van feta, ongeacht uit welke melk hij is bereid, terwijl later [zie met name verordening (EEG) nr. 3614/86 van de Commissie van 27 november 1986 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten (PB L 335, blz. 18)] een onderscheid is gemaakt tussen uitsluitend uit schapen- en/of geitenmelk bereide feta en uit andere grondstoffen bereide feta, hoewel nog steeds voor die twee categorieën restituties werden verleend. Ook verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie van 17 december 1987 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (PB L 366, blz. 1), deelt feta in verschillende tariefposten in naar gelang van de gebruikte melk, de verpakking, en het gehalte vocht, droge stof en vet. En ten slotte stelde de Commissie na de vaststelling van de litigieuze verordening, verordening (EG) nr. 1170/96 van 27 juni 1996 vast, tot wijziging van verordening (EG) nr. 1600/95 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling en houdende opening van tariefcontingenten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 155, blz. 10), waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de posten "feta, bereid uit schapen- of buffelmelk" en "feta, andere".

60 De drie verzoekende regeringen leiden daaruit af, dat gelet op de drie in artikel 3, lid 1, van de basisverordening uitdrukkelijk genoemde criteria, "feta" de gangbare naam is van een landbouwproduct, namelijk een bepaalde gepekelde witte kaas die volgens verschillende methoden kan worden bereid uit koe-, schapen- of geitenmelk, of een mengsel daarvan.

61 De verzoekende regeringen voegen daaraan toe, dat nog andere factoren de zienswijze staven, dat de betrokken benaming een soortnaam is.

62 Dienaangaande stelt de Deense regering inzonderheid, dat het loutere feit dat het betrokken product ten tijde van de vaststelling van de basisverordening in de Europese Unie legaal op de markt was onder de benaming "feta", bewijst dat deze benaming een soortnaam is in de zin van de verordening. In artikel 7, lid 4, tweede streepje, van de basisverordening is uitdrukkelijk bepaald, dat dit feit in de bij die bepaling geregelde bezwaarprocedure kan worden aangevoerd. Zelfs indien de bezwaarprocedure van artikel 7 in het kader van artikel 17 niet van toepassing is, moet dat feit in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de vraag of een benaming een soortnaam is.

63 In dat verband verwijst de Deense regering ook naar de verklaring van de Raad en van de Commissie bij de vaststelling van de basisverordening, waaruit blijkt dat die verordening zich er niet tegen verzet dat producten die legaal verkocht werden, op de markt blijven, mits deze verkoop niet strijdig is met de eerlijke handelsgebruiken, en geen reële kans op verwarring schept. Volgens de Deense regering is dat niet het geval voor feta die is geproduceerd in Denemarken, waar sinds 1963 de regeling voorschrijft dat de aldaar geproduceerde feta wordt voorzien van een etiket met de woorden "Deense feta".

64 Net als de Duitse en de Franse regering verwijt de Deense regering de Commissie ten slotte, dat zij haar conclusie dat de benaming "feta" geen soortnaam is, vooral heeft gebaseerd op de resultaten van het Eurobarometer-onderzoek en op het op die resultaten gebaseerde advies van het wetenschappelijk comité. Dienaangaande stellen de drie regeringen, dat de resultaten van dat onderzoek niet eenduidig zijn. Zij betwisten in het algemeen het gebruik van consumentenonderzoek om juridische vraagstukken als het onderhavige op te lossen, en formuleren bedenkingen bij het feit, dat het onderzoek zich niet uitstrekte tot de nieuwe lidstaten of de beroepssector, en meer belang hechtte aan de situatie in de staat van oorsprong dan aan die van met name de andere productiegebieden en de verbruiksgebieden. De Deense regering heeft inzonderheid bezwaren tegen het feit, dat de vraag of een benaming een soortnaam is geworden, louter op grond van de opvatting van de consumenten ter zake zou kunnen worden beantwoord, en dat op de enkele grond dat de consumenten een benaming met een land of streek van oorsprong associëren, zou kunnen worden gesteld dat die benaming niet een soortnaam is geworden.

Argumenten van de Commissie en van de Griekse regering

65 De Commissie en de Griekse regering beklemtonen allereerst, dat feta in Griekenland wordt vervaardigd sedert de Oudheid. De benaming "feta" is er in gebruik sedert de zeventiende eeuw, toen Griekenland onder Venetiaanse invloed stond.

66 De Commissie wijst er vervolgens op, dat degene die stelt dat een benaming een soortnaam is, daarvan het bewijs moet leveren. Die verdeling van de bewijslast volgt impliciet uit artikel 17, leden 1 en 2, van de basisverordening, uit artikel 4, dat geen bewijs vereist, en uit artikel 7, lid 4, derde streepje, daarvan, dat vereist, dat degene die zich tegen registratie verzet, het bewijs levert dat het om een soortnaam gaat. Zij is trouwens slechts een loutere toepassing van de algemene regels inzake verdeling van de bewijslast. De Commissie beklemtoont, dat zij dat standpunt ook heeft verdedigd in een werkdocument over de gevolgen van de vaststelling en de inwerkingtreding van de basisverordening, dat ten grondslag lag aan de werkzaamheden van het in artikel 15 van die verordening bedoelde comité, en dat geen enkele lidstaat dat standpunt heeft betwist.

67 De Commissie, ondersteund door de Griekse regering, stelt ook, dat een benaming die aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 4 van de basisverordening voldoet, in beginsel geen soortnaam kan zijn, daar een benaming volgens de definitie in artikel 3, lid 1, een soortnaam is wanneer zij "de gangbare naam is geworden van een product", dat wil zeggen dat zij door de consument niet in verband wordt gebracht met de geografische oorsprong van het product, terwijl dat verband wel onontbeerlijk is in het kader van artikel 2. Ook is voorzichtigheid geboden wanneer wordt gesteld, dat een oorsprongsbenaming een soortnaam is geworden, zodat in geval van twijfel of betwisting voor het bewijs daarvan zeer strikte voorwaarden moeten gelden. Volgens de Commissie is bij het onderzoek van het verzoek van de Helleense Republiek om bescherming van de benaming "feta", evenwel niet gebleken, dat die benaming een soortnaam zou zijn geworden.

68 De Commissie stelt voorts, dat bij het onderzoek van de vraag, of de benaming "feta" een soortnaam is, de voorwaarden van artikel 3 van de basisverordening strikt zijn nageleefd. Zij beklemtoont, dat de basisverordening daarvoor een onderzoek voorschrijft van alle factoren die het beeld dat het publiek daarvan heeft, kunnen beïnvloeden, en niet enkel van de factoren die uitdrukkelijk maar louter indicatief zijn vermeld. Gelet op de rechtspraak van het Hof (arrest van 10 november 1992, Exportur, C-3/91, Jurispr. blz. I-5529, punt 37) moet evenwel bijzondere aandacht worden besteed aan de situatie in de lidstaat van oorsprong.

69 In dat verband meent de Commissie, ondersteund door de Griekse regering, dat de argumenten dat de benaming "feta" sinds lang buiten Griekenland wordt gebruikt, en dat Griekenland zich daar tot het eind van de jaren tachtig niet tegen heeft verzet, irrelevant zijn. In andere lidstaten konden kaasproducenten de benaming "feta" gebruiken, omdat geen enkele juridische tekst dat verbood. Op grond van het door het Hof in het arrest Exportur (reeds aangehaald, punt 12) erkende territorialiteitsbeginsel, volgens hetwelk een naam slechts wordt beschermd in de staat die de bescherming verleent, kon de Helleense Republiek de benaming "feta" alleen op haar eigen grondgebied beschermen, tenzij zij daarover bilaterale of multilaterale overeenkomsten sloot. Dat argument is hoe dan ook slechts een feitelijke vaststelling die bewijst dat de benaming in andere lidstaten is gebruikt, maar die geenszins bewijst dat zij daardoor een soortnaam is geworden.

70 De Commissie voert eveneens aan, dat enkel de cijfers van de daadwerkelijke fetaconsumptie relevant zijn om de verbruiksgebieden af te bakenen, en niet de cijfers van de productie en de uitvoer van die kaas naar derde landen. In de Europese Unie zijn er twee verbruiksgebieden: de Griekse markt met een jaarlijkse consumptie van 100 000 ton, ofwel 10 kg per persoon, en de markt van de andere lidstaten met een jaarlijkse consumptie van 35 000 ton, ofwel 0,1 kg per persoon.

71 Volgens de Commissie vindt de stelling dat de benaming "feta" een soortnaam is, evenmin steun in de in sommige lidstaten bestaande nationale regelingen die ouder zijn dan die van de Helleense Republiek, noch in de door de verzoekende regeringen aangevoerde gemeenschapsregelingen. Dat in bepaalde lidstaten een wettelijke regeling bestaat die het gebruik toestaat van een vermaarde benaming die niet uit die staten afkomstig is, bewijst hoogstens dat die benaming onrechtmatig is gebruikt, maar niet dat zij een soortnaam is geworden. Voorts is de Griekse regeling slechts een wettelijke bevestiging van het eeuwenlange traditionele gebruik van de benaming "feta" in Griekenland. Anderzijds is de door de verzoekende regeringen aangevoerde gemeenschapsregeling inzake uitvoerrestituties of de douanenomenclatuur niets meer dan een douaneregeling, die geenszins beoogt de industriële-eigendomsrechten betreffende bepaalde benamingen te regelen of een weergave te zijn van de opvatting van de consumenten ter zake, zodat zij niet als maatstaf kan dienen om te bepalen, of een benaming een soortnaam is.

72 De Commissie herinnert er ook aan, dat het in geval van twijfel of betwisting bij de beoordeling van de vraag of een benaming een soortnaam is, van fundamenteel belang is na te gaan welk beeld de consumenten van die benaming hebben. Het onderzoek van de relevante nationale of gemeenschapsregelingen is evenwel slechts een - zelden doorslaggevende - aanwijzing om het beeld dat die benaming bij het publiek oproept, te beoordelen.

73 Derhalve liet de Commissie in april 1994 het Eurobarometer-onderzoek verrichten om te weten te komen, welk beeld de consumenten van de benaming "feta" hebben en welke houding zij daar tegenover innemen. Bij het opstellen in 1993 van het voorstel voor de in artikel 3, lid 3, van de basisverordening bedoelde lijst van soortnamen, had zij immers vastgesteld, dat alleen de benaming "feta" de lidstaten zou verdelen over de vraag, of het een soortnaam betrof. Volgens de Commissie blijkt uit de resultaten van het Eurobarometer-onderzoek duidelijk, dat de benaming "feta" in de Europese Gemeenschap weinig bekend is, en dat behalve in Denemarken de meerderheid van degenen die die benaming kennen, haar met kaas associëren en velen preciseren dat het om een Griekse kaas gaat, zodat mag worden geconcludeerd, dat de benaming "feta" door de consumenten nog steeds wordt geassocieerd met de geografische oorsprong van het product.

74 In het licht van die elementen, en gelet op de definitie in artikel 3 van de basisverordening, heeft de Commissie om het advies verzocht van het wetenschappelijk comité, dat eenparig van mening was, dat de benaming "feta" geen soortnaam was.

75 Met betrekking tot het argument dat de Deense regering ontleent aan artikel 7, lid 4, tweede streepje, van de basisverordening, herinnert de Commissie eraan, dat de litigieuze verordening is vastgesteld op grond van artikel 17 van de basisverordening, dat uitdrukkelijk bepaalt, dat artikel 7 niet van toepassing is op de vereenvoudigde registratieprocedure. De overwegingen die aan de bezwaarprocedure van artikel 7 van de basisverordening ten grondslag liggen, hebben immers geen bestaansreden in de vereenvoudigde procedure, die een definitieve regeling beoogt voor de talrijke ten tijde van de vaststelling van de basisverordening bestaande benamingen die door het nationale recht van de lidstaten werden beschermd. Aangezien die benamingen vóór de vaststelling van die verordening geen algemene rechtsbescherming in de Gemeenschap genoten, waren conflicten tussen de rechtmatige gebruikers van die benamingen en degenen die van die benamingen hebben geprofiteerd, onvermijdelijk.

76 De Commissie wijst er ook op, dat artikel 13, lid 2, van de basisverordening voorziet in een overgangsperiode, die bij verordening nr. 535/97 is verlengd, tijdens welke de lidstaten de nationale maatregelen kunnen handhaven die het gebruik toestaan van benamingen en uitdrukkingen die normaal niet mogen worden gebruikt omdat zij zijn geregistreerd, op voorwaarde dat de betrokken producten wettelijk onder vermelding van deze benaming of uitdrukking in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van de verordening. De Commissie meent evenwel, dat het feit dat een product in het verleden legaal in de handel is gebracht, niet als criterium mag dienen om te beoordelen, of de gebruikte benaming een soortnaam is geworden. Anders zou artikel 13, lid 2, geen enkele zin meer hebben, terwijl die bepaling juist van toepassing is op producten die legaal in de handel waren onder een benaming die voortaan voor andere producten is gereserveerd.

77 De Commissie voegt daaraan toe, dat de verklaring van de Raad en de Commissie bij de vaststelling van de basisverordening, volgens de rechtspraak van het Hof (zie met name arresten van 30 januari 1985, Commissie/Denemarken, 143/83, Jurispr. blz. 427, punt 13, en 26 februari 1991, Antonissen, C-292/89, Jurispr. blz. I-745, punten 17 en 18) weliswaar nuttig kan zijn bij de uitlegging van de vastgestelde regeling, maar de objectieve strekking daarvan niet kan wijzigen en derhalve niet kan worden gebruikt om artikel 7 van de basisverordening toepasselijk te maken op de vereenvoudigde procedure van artikel 17.

Beoordeling door het Hof

78 Vooraf zij gepreciseerd, dat zelfs indien de Franse regering terecht zou stellen, dat de benaming "feta" geen verband houdt met de plaats van oorsprong van het daarmee aangeduide product, zulks hoe dan ook niet de conclusie rechtvaardigt, dat artikel 3, lid 1, van de basisverordening, met name de daarin gegeven definitie van het begrip "benaming die een soortnaam is geworden", in casu niet van toepassing is.

79 Enerzijds wijst het feit, dat deze bepaling zelfs van toepassing is indien de naam van het product verband blijft houden met de plaats van oorsprong, er immers duidelijk op, dat zij a fortiori ook van toepassing is als die naam daar niet of niet langer verband mee houdt.

80 Anderzijds blijkt met name uit artikel 3, lid 3, van de basisverordening, dat de Raad opdraagt een indicatieve en niet-exhaustieve lijst op te stellen van de namen van landbouwproducten "die krachtens lid 1 als soortnamen worden beschouwd", dat de in dat lid gegeven definitie van het begrip "benamingen die soortnamen zijn geworden" ook van toepassing is op benamingen die altijd een soortnaam zijn geweest.

81 Wat vervolgens de vraag betreft, of de benaming "feta" moet worden aangemerkt als een benaming die een soortnaam is geworden in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening, zij vastgesteld, dat in de tweede overweging van de considerans van de litigieuze verordening enkel wordt beklemtoond, dat sommige benamingen die de lidstaten krachtens artikel 17 van de basisverordening aan de Commissie hadden meegedeeld, aan de eisen van die verordening voldoen en moeten worden geregistreerd, en dat in de derde overweging enkel eraan wordt herinnerd, dat soortnamen niet worden geregistreerd.

82 De litigieuze verordening bevat evenwel geen enkele aanwijzing of verduidelijking inzake de redenen waarom de Commissie, ondanks de argumenten die bepaalde lidstaten hebben aangevoerd bij het opstellen van het voorstel voor een lijst van soortnamen als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de basisverordening, of bij de vaststelling van de litigieuze verordening overeenkomstig artikel 15 van de basisverordening, tot de conclusie is gekomen dat de benaming "feta" geen soortnaam is en dus kan worden geregistreerd.

83 Om te beoordelen of de Commissie met betrekking tot de benaming "feta" artikel 3, lid 1, van de basisverordening juist heeft toegepast, moet derhalve worden uitgegaan van haar overwegingen ter zake in het voorstel voor een beschikking, waar zij zelf naar heeft verwezen en dat parallel met de vaststelling van de litigieuze verordening is uitgewerkt, en tevens van haar verklaringen in de procedure voor het Hof.

84 In de toelichting bij het voorstel voor een beschikking heeft de Commissie er enkel aan herinnerd, dat volgens de basisverordening rekening moet worden gehouden met alle factoren, waaronder die welke uitdrukkelijk in artikel 3, lid 1, zijn vermeld. Zij heeft daaraan toegevoegd, dat die criteria "cumulatief" zijn, en dat het vermeldenswaard is, dat het Hof in het arrest Exportur (reeds aangehaald, punt 37) "de verwijzing naar de situatie in het land van oorsprong van een benaming als criterium heeft genomen om te bepalen of deze benaming al dan niet soortnaam is geworden". De Commissie heeft evenwel niet aangegeven of en in welke mate de benamingen die volgens haar voorstel als soortnamen moesten worden beschouwd, aan die criteria voldeden, noch waarom zij van mening was, dat de benaming "feta", waaraan zij een afzonderlijk hoofdstuk van de toelichting bij het voorstel voor een beschikking heeft gewijd, niet aan die criteria voldeed.

85 Blijkens de uiteenzetting van de feiten in het onderhavige arrest heeft de Commissie haar besluit om de benaming "feta" niet op te nemen in de door haar voorgestelde lijst van soortnamen, gebaseerd op de resultaten van het door haar gelaste Eurobarometer-onderzoek en op het advies van het wetenschappelijk comité waaraan zij de vraag had voorgelegd. Uit de toelichting bij het voorstel voor een beschikking blijkt ook, dat het wetenschappelijk comité zijn advies onder meer heeft gebaseerd op "de uitkomsten van het opinieonderzoek".

86 In de door haar bij het Hof ingediende stukken heeft de Commissie niet alleen verduidelijkt waarom zij groot belang hechtte aan de resultaten van het opinieonderzoek dat zij had laten verrichten en aan het door haar gevraagde advies van het wetenschappelijk comité, maar heeft zij ook herinnerd aan de in artikel 3, lid 1, van de basisverordening uitdrukkelijk genoemde factoren en aan de andere factoren die de verzoekende regeringen aanvoeren om de benaming "feta" als een soortnaam te beschouwen.

87 Met betrekking tot deze factoren zij evenwel vastgesteld, dat de Commissie het belang heeft geminimaliseerd dat moet worden gehecht aan de situatie in de andere lidstaten dan de staat van oorsprong, en dat zij aan hun nationale wettelijke regelingen elke relevantie ontzegt op grond dat uit het arrest Exportur (reeds aangehaald, punt 37) zou volgen, dat een overwegend belang moet worden gehecht aan de situatie in de lidstaat van oorsprong, en dat het feit dat in andere lidstaten legaal geproduceerde kaas in de handel is gebracht onder de benaming "feta", niet de conclusie rechtvaardigt, dat deze benaming een soortnaam is geworden.

88 Aangaande het eerste argument zij allereerst beklemtoond, dat artikel 3, lid 1, van de basisverordening uitdrukkelijk bepaalt, dat om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, rekening wordt gehouden met alle factoren, en in ieder geval die welke uitdrukkelijk zijn genoemd, namelijk de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied, de situatie in andere lidstaten, en de relevante nationale of communautaire wetgeving.

89 Vervolgens zij opgemerkt, dat het Hof zich in het arrest Exportur (reeds aangehaald) heeft uitgesproken over de vraag, of het in strijd is met het vrije verkeer van goederen, dat een bilaterale overeenkomst tussen twee lidstaten het recht van de staat van oorsprong toepasselijk verklaart in de staat van invoer en aldus afwijkt van het territorialiteitsbeginsel, inhoudende dat de aanduidingen van herkomst en de oorsprongsbenamingen worden beschermd overeenkomstig het recht van de staat waar de bescherming wordt gevraagd, dat wil zeggen het recht van de staat van invoer.

90 Met zijn ontkennend antwoord op deze vraag, waaraan evenwel de uitdrukkelijke voorwaarde was verbonden dat de geografische benamingen die de bilaterale overeenkomst beoogt te beschermen, bij de inwerkingtreding van die overeenkomst of nadien in het land van oorsprong niet tot soortnaam mogen zijn geworden, heeft het Hof dus slechts verzekerd, dat de bescherming die geldt in de staat van oorsprong, ook op het grondgebied van een andere lidstaat slechts kan gelden voor zover die benaming in de staat van oorsprong zelf voor bescherming in aanmerking komt of blijft komen.

91 Aangaande het tweede argument, waarmee in de context van artikel 3, lid 1, derde alinea, van de basisverordening elke relevantie wordt ontzegd aan het feit dat in verschillende andere lidstaten dan de staat van oorsprong reeds lang nationale wettelijke regelingen bestaan die het gebruik van de benaming "feta" toestaan, zij er in de eerste plaats aan herinnerd, dat volgens artikel 7, lid 4, tweede streepje, van de basisverordening, het feit dat met de door een lidstaat gevraagde registratie van een benaming schade kan worden toegebracht aan bestaande producten die legaal op de markt zijn, een grond is om een bezwaar van een andere lidstaat ontvankelijk te verklaren.

92 In de tweede plaats zij opgemerkt dat, zoals de Commissie in haar verweerschrift in zaak C-293/96 trouwens heeft erkend, artikel 17, lid 2, van de basisverordening weliswaar uitdrukkelijk bepaalt, dat artikel 7 niet van toepassing is op de vereenvoudigde registratieprocedure, maar dat voor registratie volgens die procedure niettemin is vereist, dat de benamingen aan de materiële voorschriften van die verordening voldoen. Bij gebreke van uitdrukkelijk andersluidende bepalingen, kan namelijk niet worden aangenomen, dat volgens de vereenvoudigde procedure benamingen worden geregistreerd die niet voldoen aan de materiële voorwaarden voor registratie volgens de gewone procedure.

93 Blijkens artikel 7, lid 5, van de basisverordening belet het feit dat een bezwaar ontvankelijk is in de zin van lid 4, niet, dat de registratie uiteindelijk kan worden toegestaan. Bovendien bepaalt artikel 7, lid 4, derde streepje, van de basisverordening ook, dat het feit dat de naam waarvoor registratie wordt aangevraagd, een soortnaam kan zijn, een grond is om een bezwaar ontvankelijk te verklaren.

94 Ofschoon de ontvankelijkheid van een bezwaar niet vooruitloopt op het besluit ten gronde dat de Commissie desgevallend moet nemen, is ingevolge artikel 7, lid 5, sub b, van de basisverordening niettemin vereist, dat zij bij de vaststelling van dat besluit rekening houdt "met de loyale en traditionele gebruiken en met de werkelijke risico's van verwarring".

95 Dat het bestaan van producten die legaal op de markt zijn volgens artikel 7, lid 4, van de basisverordening een andere grond voor de ontvankelijkheid van een bezwaar oplevert dan die welke is ontleend aan het feit dat de benaming waarvoor de registratie is aangevraagd, een soortnaam is, betekent evenwel niet noodzakelijkerwijs, dat de eerste van die twee omstandigheden niet in het kader van artikel 3, lid 1, derde alinea, van die verordening in aanmerking behoeft te worden genomen, als een element inzake de situatie in andere lidstaten dan de staat van oorsprong of de wettelijke regelingen van die staten, of als een autonome factor.

96 Deze vaststelling wijst er integendeel op, dat in de procedures voor de registratie van de benaming van een product op grond van de basisverordening, rekening moet worden gehouden met het bestaan van producten die legaal op de markt zijn en dus onder die benaming legaal in de handel zijn gebracht in andere lidstaten dan de staat van oorsprong die de registratie heeft aangevraagd.

97 Deze conclusie vindt trouwens steun in de verklaring van de Raad en de Commissie bij de vaststelling van de basisverordening, waarin zij er eerst aan herinnerden, dat soortnamen niet geregistreerd kunnen worden, en dat op grond van het bestaan van een product dat legaal op de markt is gebracht, elke lidstaat bezwaar kan aantekenen tegen de registratie van een benaming, en vervolgens beklemtoonden, "dat deze verordening niet wil beletten dat producten die op 30 juni 1992 legaal binnen de Gemeenschap verkocht werden op de markt blijven, mits deze producten niet strijdig zijn met de criteria betreffende traditionele goede gebruiken en de reële kans op verwarring".

98 Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de vaststelling van de Commissie, dat de basisverordening een onderscheid maakt tussen soortnamen, die niet kunnen worden geregistreerd, en producten die legaal op de markt zijn, waarvoor artikel 13, lid 2, voorziet in een overgangsperiode waarin zij in de handel mogen blijven onder de vroeger gebruikte benaming, ook al is die geregistreerd.

99 Dat onderscheid neemt immers niet weg, dat het feit dat een product in sommige lidstaten onder een bepaalde benaming legaal in de handel was, een factor kan zijn waarmee rekening moet worden gehouden om te beoordelen, of die benaming intussen een soortnaam is geworden in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening.

100 Anders dan de Commissie stelt, maakt de inaanmerkingneming van deze factor artikel 13, lid 2, van de basisverordening niet onwerkzaam, nu dat artikel hoe dan ook van toepassing blijft wanneer de betrokken benaming in weerwil van die factor toch is geregistreerd.

101 Vastgesteld moet evenwel worden, dat de Commissie blijkens haar eigen verklaringen, bij de registratie van de benaming "feta" geen rekening heeft gehouden met het feit dat die benaming sinds lange tijd werd gebruikt in andere lidstaten dan de Helleense Republiek.

102 Uit een en ander moet worden geconcludeerd, dat de Commissie niet genoegzaam rekening heeft gehouden met alle factoren die zij krachtens artikel 3, lid 1, derde alinea, van de basisverordening in aanmerking moest nemen.

103 Het middel inzake schending van artikel 17, lid 2, in samenhang met artikel 3, lid 1, van de basisverordening is dus gegrond. Nu de aldus vastgestelde dwaling in rechte beslissend kan zijn geweest voor de conclusie van de Commissie, moet de litigieuze verordening nietig worden verklaard voor zover de benaming "feta" daarbij als BOB is geregistreerd, zonder dat behoeft te worden ingegaan op de andere middelen en argumenten van partijen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

104 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Nu de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek in de kosten worden verwezen. Overeenkomstig artikel 69, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende:

1) Verklaart nietig verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad, voor zover de benaming "feta" daarbij als een beschermde oorsprongsbenaming is geregistreerd.

2) Verwijst de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten.

3) Verstaat dat de Helleense Republiek haar eigen kosten zal dragen.

Top