EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990CO0126

Beschikking van het Hof van 27 februari 1991.
Pedro Bocos Viciano tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ambtenaar - Hogere voorziening - Afwijzing van hogere voorziening wegens kennelijke ongegrondheid.
Zaak C-126/90 P.

Jurisprudentie 1991 I-00781

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1991:83

61990O0126

BESCHIKKING VAN HET HOF VAN 27 FEBRUARI 1991. - PEDRO BOCOS VICIANO TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - HOGERE VOORZIENING - AFWIJZING VAN HOGERE VOORZIENING WEGENS KENNELIJKE ONGEGRONDHEID. - ZAAK C-126/90 P.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-00781


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Hogere voorziening - Middelen - Onregelmatigheid van procedure - Beslissing om exceptie van niet-ontvankelijkheid met zaak ten gronde te voegen - Beoordelingsbevoegdheid van Gerecht - Afwijzing

2 . Ambtenaren - Beroep - Beroep van geslaagde voor algemeen vergelijkend onderzoek tegen niet-aanbieding van functie - Wettelijke grondslag - Voorafgaande administratieve klacht - Ontbreken - Niet-ontvankelijkheid

( EEG-Verdrag, art . 179; Ambtenarenstatuut, art . 90 en 91 )

Samenvatting


1 . Het staat aan het Gerecht om te beoordelen, of een door de verweerder opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid in het belang van een goede rechtsbedeling onmiddellijk moet worden behandeld dan wel met de zaak ten gronde moet worden gevoegd . In het kader van het onderzoek van een hogere voorziening moet het middel waarmee de beslissing van het Gerecht op dat punt wordt bestreden, derhalve worden verworpen .

2 . De artikelen 90 en 91 Ambtenarenstatuut hebben niet alleen betrekking op ambtenaren in actieve dienst, maar ook op kandidaten voor een ambt . Het beroep, door de geslaagde voor een vergelijkend onderzoek ingesteld tegen de niet-aanbieding van een functie door de instelling die dat vergelijkend onderzoek heeft georganiseerd, valt derhalve onder bovengenoemde artikelen, die een voorafgaande administratieve klacht voorschrijven, en behoort tot het toepassingsgebied van artikel 179 EEG-Verdrag .

Partijen


In zaak C-126/90 P,

P . Bocos Viciano, vertegenwoordigd door E . Carbonell Serrano, advocaat te Valencia, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van C . Thill-Kamitaki, advocaat aldaar, 17, boulevard Royal,

verzoeker,

betreffende hogere voorziening tegen het arrest, op 22 februari 1990 in zaak T-72/89 tussen P . Bocos Viciano en Commissie van de Europese Gemeenschappen gewezen door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, en strekkende tot nietigverklaring van dat arrest,

andere procespartij :

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur M . Diaz-Llanos La Roche en door D . Calleja Crespo, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Beradis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg, die heeft geconcludeerd tot volledige verwerping van de hogere voorziening,

geeft

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt : O . Due, president, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida, G.C . Rodríguez Iglesias en M . Díez de Velasco, kamerpresidenten, Sir Gordon Slynn, C . N . Kakouris, R . Joliet, F . A . Schockweiler, F . Grévisse, M . Zuleeg en P . J . G . Kapteyn, rechters,

advocaat-generaal : F . G . Jacobs,

griffier : J.-G . Giraud,

gelet op artikel 119 van het Reglement voor de procesvoering,

op rapport van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord,

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 2 mei 1990, heeft P . Bocos Viciano krachtens artikel 49 van het Statuut-EEG en de overeenkomstige artikelen van de Statuten-EGKS en EGA van het Hof van Justitie hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van 22 februari 1990, houdende verwerping door het Gerecht van eerste aanleg van zijn beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie om hem geen functie aan te bieden nadat hij op de door de jury van vergelijkend onderzoek COM488 opgestelde reservelijst van assistenten van Spaanse nationaliteit was geplaatst, alsmede tot erkenning van zijn recht op een functie, met bevel aan de Commissie hem het resultaat van het medisch onderzoek mee te delen, en tot veroordeling van de Commissie tot betaling van schadevergoeding .

2 Voor de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van P . Bocos Viciano overwoog het Gerecht overeenkomstig de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid, dat betrokkene, alvorens de zaak bij het Gerecht aanhangig te maken, in strijd met artikel 91, lid 2, Ambtenarenstatuut geen klacht in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut had ingediend bij het tot aanstelling bevoegde gezag .

3 Tot staving van zijn hogere voorziening betwist verzoeker zowel de regelmatigheid van de voor het Gerecht gevolgde procedure als de wettigheid van de rechtsoverwegingen van deze rechterlijke instantie .

De regelmatigheid van de procedure voor het Gerecht van eerste aanleg

4 Verzoeker betoogt, dat het Gerecht de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid bij de zaak ten gronde had moeten voegen, dat die exceptie niet regelmatig was betekend aan een daartoe bevoegde persoon en dat hem is gevraagd, een verzuim in zijn verzoekschrift te herstellen door dit te laten ondertekenen door een advocaat, ofschoon hij het verzoekschrift in zijn hoedanigheid van advocaat zelf kon indienen .

5 Geen van deze middelen kan worden aanvaard .

6 In de eerste plaats stond het aan het Gerecht om te beoordelen, of de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid in het belang van een goede rechtsbedeling onmiddellijk moest worden behandeld, of dat zij met de zaak ten gronde moest worden gevoegd .

7 In de tweede plaats blijkt uit de uiteenzetting in het arrest van het Gerecht en uit de processtukken, dat de exceptie van niet-ontvankelijkheid door de griffier van het Hof is betekend aan de advocaat bij wie verzoeker te Luxemburg domicilie had gekozen, en dat het ontvangstbewijs van die betekening op 17 mei 1989 is getekend door een bediende van die advocaat .

8 Ten slotte is aan verzoeker, die zich op verzoek van het Hof regelmatig heeft laten vertegenwoordigen door een advocaat, geen middel van niet-ontvankelijkheid tegengeworpen ontleend aan de vorm waarin zijn verzoekschrift was ingediend . De omstandigheid dat verzoeker zijn verzoekschrift zijns inziens zelf had kunnen ondertekenen, blijft derhalve zonder gevolgen voor de regelmatigheid van de voor het Gerecht van eerste aanleg gevolgde procedure .

De motivering van het bestreden arrest

9 Het Gerecht heeft vastgesteld, dat verzoeker geen klacht had ingediend binnen de in artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut gestelde termijn . Volgens verzoeker toont een bij zijn hogere voorziening gevoegd document aan, dat hij wel een klacht had ingediend .

10 Dit middel kan slechts door het Hof worden onderzocht in de veronderstelling, dat bedoeld document aan het Gerecht was voorgelegd . Zelfs indien die veronderstelling juist mocht zijn, gaat het bij dit document echter om een brief van 29 juli 1988 van het hoofd van de dienst aanwerving van de Commissie, betreffende de uitslag van een vergelijkend onderzoek, COM612; deze brief kan niet worden beschouwd als een bewijs dat verzoeker een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut had ingediend tegen het in de procedure voor het Gerecht aangevochten besluit van de Commissie hem geen functie aan te bieden .

11 Verzoeker betoogt tevens, dat aangezien zijn beroep rechtstreeks verband houdt met de uitslag van vergelijkend onderzoek COM612, de procedure van artikel 173 EEG-Verdrag had moeten worden gevolgd .

12 Hiermee tracht verzoeker in werkelijkheid staande te houden, dat zijn beroep bij het Gerecht van eerste aanleg niet vooraf hoefde te worden gegaan door de in de artikelen 90 en 91 Ambtenarenstatuut bedoelde klacht .

13 Om dit middel te verwerpen kan worden volstaan met vast te stellen, dat hoewel besluiten van jury' s van vergelijkende onderzoeken rechtstreeks aan het Hof kunnen worden voorgelegd ( arrest van 14.6.1972, zaak 44/71, Marcato, Jurispr . 1972, blz . 427 ), het geding voor het Gerecht betrekking had op de niet-aanstelling van verzoeker in een ambt, ook al was hij op de reservelijst van vergelijkend onderzoek COM488 geplaatst, en niet op de uitslag van een ander vergelijkend onderzoek, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof de artikelen 90 en 91 Ambtenarenstatuut niet alleen gelden voor ambtenaren in actieve dienst, maar ook voor kandidaten voor een ambt ( beschikking van 23.9.1986, zaak 130/86, Du Besset, Jurispr . 1986, blz . 2619 ), en dat bijgevolg, gelijk het Gerecht heeft overwogen, verzoekers beroep onder het toepassingsgebied viel van artikel 179 EEG-Verdrag, betreffende geschillen tussen de Gemeenschap en haar personeelsleden, en niet onder artikel 173 .

14 Zonder dat uitspraak behoeft te worden gedaan op de excepties van niet-ontvankelijkheid die de Commissie heeft opgeworpen tegen de hogere voorziening, moet deze derhalve krachtens artikel 119 van het Reglement voor de procesvoering kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

15 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Op grond van artikel 122 van dit Reglement is artikel 70 evenwel niet van toepassing bij hogere voorziening ingesteld door ambtenaren en andere personeelsleden van de instellingen . Aangezien verzoeker in het ongelijk is gesteld, moet hij derhalve in de kosten van deze instantie worden verwezen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE

beschikt :

1 ) De hogere voorziening wordt verworpen .

2 ) P . Bocos Viciano wordt verwezen in de kosten van deze instantie .

Luxemburg, 27 februari 1991 .

Top