Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990CJ0373

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 januari 1992.
Strafzaak tegen X.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Bergerac - Frankrijk.
Auto's - Misleidende reclame.
Zaak C-373/90.

Jurisprudentie 1992 I-00131

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1992:17

61990J0373

ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 16 JANUARI 1992. - STRAFZAAK TEGEN X. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE DE BERGERAC - FRANKRIJK. - MOTORRIJTUIGEN - MISLEIDENDE RECLAME. - ZAAK C-373/90.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-00131


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Harmonisatie van wetgevingen - Misleidende reclame - Richtlijn 84/450 - Reclameboodschap waarin reeds geregistreerde auto' s worden aangeprezen als nieuw, goedkoper en onder fabrieksgarantie vallende - Toelaatbaarheid - Voorwaarden

(Richtlijn 84/450 van de Raad, art. 2, punt 2)

Samenvatting


Richtlijn 84/450 betreffende misleidende reclame verzet zich er niet tegen, dat in een reclameboodschap auto' s als nieuw, goedkoper en onder de fabrieksgarantie vallende worden aangeprezen, wanneer de auto' s uitsluitend met het oog op de invoer zijn geregistreerd, er nooit mee is gereden en zij wegens hun kleiner aantal accessoires in een Lid-Staat worden verkocht tegen een lagere prijs dan door de in die Lid-Staat gevestigde dealers wordt berekend.

Partijen


In zaak C-373/90,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de rechter van instructie bij het Tribunal de grande instance de Bergerac (Frankrijk), in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek tegen

X,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake misleidende reclame (PB 1984, L 250, blz. 17),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: Sir Gordon Slynn, kamerpresident, waarnemend voor de president, F. Grévisse, J. C. Moitinho de Almeida, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Zuleeg, rechters,

advocaat-generaal: G. Tesauro

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis en M. Condou-Durande, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van J.-P. Richard, civiele partij in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door J. M. Reynaud, advocaat te Versailles, en van de Commissie ter terechtzitting van 25 september 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 24 oktober 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij brief van 12 december 1990, ingekomen bij het Hof op 17 december daaraanvolgend, heeft de rechter van instructie bij het Tribunal de grande instance de Bergerac krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake misleidende reclame (PB 1984, L 250, blz. 17).

2 Deze vraag is gerezen in het kader van een klacht tegen X, ingediend door J.-P. Richard, tevens optredend als burgerlijke partij, die voorzitter is van de raad van bestuur van de naamloze vennootschap Richard-Nissan, die een exclusiviteitsovereenkomst heeft voor de invoer in Frankrijk van voertuigen van het merk Nissan. Deze klacht is gebaseerd op artikel 44 van de Franse wet nr. 73-1193 van 27 december 1973 over het beleid inzake handel en ambacht, ook bekend als de wet "Royer", en betreft misleidende en onrechtmatige reclame.

3 Volgens de mededeling van de Franse regering aan de Commissie is deze bepaling van de Franse wet de wettelijke maatregel waarmee voornoemde richtlijn ten uitvoer is gelegd.

4 De klacht is gericht tegen een garage te Bergerac, die in de pers advertenties plaatste met de tekst "Bij ons is uw nieuwe auto goedkoper", gevolgd door "één jaar garantie van de fabrikant". Uit de verwijzingsbrief blijkt voorts, dat het in deze reclame gaat om uit België ingevoerde voertuigen, die met het oog op de invoer zijn geregistreerd, waarmee nooit is gereden en die in Frankrijk worden verkocht tegen een lagere prijs dan door de plaatselijke dealers wordt berekend, omdat de Belgische basismodellen minder accessoires hebben dan de Franse.

5 Gelet op een en ander, heeft de rechter van instructie bij het Tribunal de grande instance de Bergerac, na kennisneming van de zaak, besloten de behandeling ervan te schorsen totdat het Hof uitspraak zal hebben gedaan over de prejudiciële vraag, "of een dergelijke verkooppraktijk in overeenstemming is met de thans geldende Europese regels".

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

7 Om te beginnen zij herinnerd aan 's Hofs vaste rechtspraak, dat de uit een richtlijn voortvloeiende verplichting der Lid-Staten om het daarmee beoogde resultaat te bereiken, alsook de verplichting krachtens artikel 5 EEG-Verdrag om alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen die geschikt zijn om de nakoming van die verplichting te verzekeren, voor alle met overheidsgezag beklede instanties in de Lid-Staten gelden, en dus, binnen het kader van hun bevoegdheden, ook voor de rechterlijke instanties, en dat de nationale rechter bij de toepassing van het nationale recht dit dus zoveel mogelijk dient uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn, ten einde het hiermee beoogde resultaat te bereiken en aldus aan artikel 189, derde alinea, EEG-Verdrag te voldoen (arresten van 10 april 1984, zaak 14/83, Von Colson en Kamann, Jurispr. 1984, blz. 1891, r.o. 26, en 13 november 1990, zaak C-106/89, Marleasing, Jurispr. 1990, blz. I-4135, r.o. 8).

8 De vraag van de verwijzende rechter moet dus zo worden begrepen, dat hij wenst te vernemen, of richtlijn 84/450 van de Raad zich verzet tegen een reclamevorm zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is.

9 Blijkens de considerans ervan strekt deze op grond van artikel 100 EEG-Verdrag vastgestelde richtlijn ertoe, de consument beter te beschermen en een einde te maken aan de distorsies van de mededinging en de belemmeringen van het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten, die het gevolg zijn van de verschillen tussen de wettelijke regelingen van de Lid-Staten op het gebied van misleidende reclame. Te dien einde schrijft zij objectieve minimumcriteria voor, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of er sprake is van misleidende reclame.

10 Volgens artikel 2, punt 2, van deze richtlijn wordt onder "misleidende" reclame verstaan:

"elke vorm van reclame die op enigerlei wijze, daaronder begrepen haar opmaak, de personen tot wie zij zich richt of die zij bereikt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidende karakter hun economische gedrag kan beïnvloeden, of die om die redenen een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen".

11 Gezien de kenmerken van de reclame waar het in het hoofdgeding om gaat, is voor de uitlegging van deze bepaling vereist, dat achtereenvolgens de drie in die reclame genoemde elementen worden onderzocht, te weten dat het om nieuwe auto' s gaat, dat zij goedkoper zijn en één jaar fabrieksgarantie hebben.

12 Alvorens hier nader op in te gaan, moet worden beklemtoond, dat deze verkoopargumenten van groot praktisch belang zijn voor de activiteiten van parallelimporteurs van auto' s en dat, gelijk de advocaat-generaal heeft opgemerkt in de punten 5 en 6 van zijn conclusie, de parallelimport in het gemeenschapsrecht een zekere bescherming geniet voor zover daardoor de ontwikkeling van het handelsverkeer en de versterking van de mededinging wordt bevorderd.

13 Wat in de eerste plaats het argument betreft dat de betrokken auto' s nieuw zijn, moet worden vastgesteld, dat een dergelijke reclame niet als misleidend in de zin van artikel 2 kan worden beschouwd op de enkele grond dat deze auto' s vóór de invoer reeds waren geregistreerd.

14 Een auto verliest zijn nieuwheid immers niet door de registratie, doch doordat ermee is gereden. Bovendien wordt, gelijk de Commissie heeft opgemerkt, de parallelimport door registratie vóór de invoer aanzienlijk vergemakkelijkt.

15 Het staat evenwel aan de nationale rechter om, gelet op de omstandigheden van het geval, na te gaan of deze reclame, rekening houdend met de consumenten tot wie zij zich richt, een misleidend karakter kan hebben, in zoverre zij zou beogen te verhelen dat de als nieuw aangeboden voertuigen vóór de invoer zijn geregistreerd, en deze omstandigheid een aanzienlijk aantal consumenten van aankoop zou hebben doen afzien.

16 In de tweede plaats zou de reclame met de lagere prijs van de auto' s slechts als misleidend kunnen worden aangemerkt indien mocht blijken, dat een aanzienlijk aantal consumenten tot wie de betrokken reclame zich richt, tot aankoop besluit zonder te beseffen dat tegenover de lagere prijs van de door de parallelimporteur verkochte auto' s een geringer aantal accessoires staat.

17 Wat ten slotte het argument van de fabrieksgarantie betreft, moet worden opgemerkt, dat waar deze mededeling met de werkelijkheid overeenstemt, zij niet als misleidende reclame kan worden beschouwd.

18 Dienaangaande moet eraan worden herinnerd, dat het Hof in zijn arrest van 10 december 1985 (zaak 31/85, ETA, Jurispr. 1985, blz. 3933, r.o. 14) heeft beslist, dat een regeling waarbij de leverancier de garantie uitsluitend verleent aan de afnemers van zijn alleenverkoper, deze en zijn wederverkopers in een bevoorrechte positie plaatst ten opzichte van de nevenimporteurs en -distributeurs en derhalve moet worden geacht tot doel of tot gevolg te hebben, dat de mededinging in de zin van artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag wordt beperkt.

19 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 aldus moet worden uitgelegd, dat zij zich er niet tegen verzet, dat in een reclameboodschap auto' s als nieuw, goedkoper en onder fabrieksgarantie vallende worden aangeprezen, wanneer de auto' s uitsluitend met het oog op de invoer zijn geregistreerd, er nooit mee is gereden en zij wegens hun kleiner aantal accessoires in een Lid-Staat worden verkocht tegen een lagere prijs dan door de in die Lid-Staat gevestigde dealers wordt berekend.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

20 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de rechter van instructie bij het Tribunal de grande instance de Bergerac bij brief van 12 december 1990 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake misleidende reclame, moet aldus worden uitgelegd, dat zij zich er niet tegen verzet, dat in een reclameboodschap auto' s als nieuw, goedkoper en onder fabrieksgarantie vallende worden aangeprezen, wanneer de auto' s uitsluitend met het oog op de invoer zijn geregistreerd, er nooit mee is gereden en zij wegens hun kleiner aantal accessoires in een Lid-Staat worden verkocht tegen een lagere prijs dan door de in die Lid-Staat gevestigde dealers wordt berekend.

Top