Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989TJ0132

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 16 oktober 1990.
    Vincenzo Gallone tegen Raad van de Europese Gemeenschappen.
    Ambtenaar - Vergelijkend onderzoek - Verrichtingen - Geheim en inhoud van schriftelijke examens - Weigering van toelating tot mondelinge examens.
    Zaak T-132/89.

    Jurisprudentie 1990 II-00549

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1990:60

    61989A0132

    ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 16 OKTOBER 1990. - VINCENZO GALLONE TEGEN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - VERGELIJKEND ONDERZOEK - VERRICHTINGEN VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK - GEHEIMHOUDING EN INHOUD VAN SCHRIFTELIJKE EXAMENS - WEIGERING VAN TOELATING TOT MONDELING EXAMEN. - ZAAK T-132/89.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00549


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Ambtenaren - Beroep - Beroep tegen besluit van jury van vergelijkend onderzoek - Middelen ontleend aan onregelmatigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek, waartegen niet tijdig is opgekomen - Niet-ontvankelijkheid - Grenzen - Onregelmatigheid aan het licht getreden in loop van vergelijkend onderzoek

    ( Ambtenarenstatuut, artikel 91 )

    2 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens - Toelatingsvoorwaarden en -modaliteiten - Beoordelingsvrijheid van tot aanstelling bevoegd gezag - Wijze van afneming en inhoud van examens - Beoordelingsvrijheid van jury - Rechterlijke toetsing - Grenzen

    ( Ambtenarenstatuut, bijlage III )

    3 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Jury - Beroep op bijzitters - Toelaatbaarheid - Voorwaarden

    ( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 3, tweede alinea )

    4 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens - Gelijke behandeling van kandidaten voor een algemeen vergelijkend onderzoek - Vertaling van bepaalde examenkopieën vóór correctie - Verschillende data en inhoud van mondelinge examens - Geen discriminatie

    Samenvatting


    1 . Tot staving van een beroep tegen een besluit van een jury in een vergelijkend onderzoek kan een ambtenaar geen middelen aanvoeren die zijn ontleend aan de beweerde onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, wanneer hij niet tijdig is opgekomen tegen de bepalingen van de aankondiging waardoor hij zich bezwaard acht .

    Dit geldt evenwel niet wanneer de ambtenaar zich op onregelmatigheden beroept, die weliswaar hun oorsprong kunnen vinden in de tekst van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, doch zich eerst in de loop van het vergelijkend onderzoek hebben voorgedaan .

    2 . De aankondiging van vergelijkend onderzoek heeft voornamelijk ten doel, de belangstellenden zo nauwkeurig mogelijk in te lichten over de voor de betrokken post gestelde voorwaarden, zodat zij kunnen beoordelen of het voor hen dienstig is te solliciteren . Het tot aanstelling bevoegde gezag beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid om de voor de te bezetten posten vereiste geschiktheidscriteria vast te stellen en om met inachtneming van deze criteria en in het belang van de dienst te bepalen, onder welke voorwaarden en op welke wijze een vergelijkend onderzoek dient te worden georganiseerd . Ook de jury beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid aangaande de vorm en de precieze inhoud van de in het kader van een vergelijkend onderzoek voorziene examens .

    Het Gerecht kan de wijze waarop een examen is afgenomen niet kritiseren, tenzij zulks noodzakelijk is om een gelijke behandeling van de kandidaten en een objectieve keuze tussen hen te verzekeren . Het Gerecht kan evenmin de gedetailleerde inhoud van een examen kritiseren, behalve indien deze buiten het in de aankondiging van vergelijkend onderzoek aangegeven kader valt of niet samenvalt met de doelstellingen van het examen of van het vergelijkend onderzoek .

    3 . Een jury kan in alle gevallen waarin zij zulks noodzakelijk acht, de bijstand van assessoren inroepen . De verrichtingen zijn als regelmatig aan te merken wanneer de correctiemethoden niet per kandidaat verschillen en de jury bevoegd blijft ter zake van de eindbeoordeling .

    4 . Een vergelijkend onderzoek dat openstaat voor kandidaten uit alle Lid-Staten, kan slechts in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel worden afgewikkeld, indien de leden van de jury en assessoren die de taal van enige kandidaten niet kennen, over een vertaling van hun kopieën beschikken . Het feit dat bepaalde kopieën vóór de correctie worden vertaald, levert op zichzelf nog geen discriminatie tussen kandidaten op .

    Ofschoon op grond van het gelijkheidsbeginsel de schriftelijke examens voor alle kandidaten op dezelfde dag moeten worden afgenomen, kan een dergelijke voorwaarde niet worden gesteld voor de mondelinge examens, die uiteraard niet voor alle kandidaten op hetzelfde moment kunnen plaatsvinden en die overigens niet noodzakelijkerwijze voor alle kandidaten dezelfde inhoud behoeven te hebben .

    Partijen


    In zaak T-132/89,

    V . Gallone, ambtenaar van de Raad van de Europese Gemeenschappen, woonachtig te Brussel, vertegenwoordigd door G . Vandersanden, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A . Schmitt, advocaat aldaar, 62, avenue Guillaume,

    verzoeker,

    tegen

    Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G . Peeters, adviseur van de juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij J . Kaeser, directeur van de directie Juridische Zaken van de Europese Investeringsbank, 100, boulevard Konrad-Adenauer,

    verweerder,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van de verrichtingen van algemeen vergelijkend onderzoek Raad/A/281 ( administrateurs/systeemanalisten ), althans van het besluit van de jury om verzoeker niet toe te laten tot het mondelinge examen van dat vergelijkend onderzoek,

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

    samengesteld als volgt : D . A . O . Edward, kamerpresident, R . Schintgen en R . García-Valdecasas, rechters,

    griffier : H . Jung

    gelet op de stukken en na de mondelinge behandeling op 12 juli 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    De feiten

    1 Verzoeker, V . Gallone, is ambtenaar van categorie B in de afdeling "nieuwe technologie" van de Raad . Hij heeft gesolliciteerd voor algemeen vergelijkend onderzoek Raad/A/281 ( administrateurs/systeemanalisten ), waarvan de aankondiging is gepubliceerd op 31 mei 1988 ( PB 1988, C 142, blz . 8 ) en dat was georganiseerd voor de vorming van een aanwervingsreserve van administrateurs van categorie A, die zijn belast met werkzaamheden op het gebied van de informatica .

    2 In punt II van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek werd de "aard van de functie" omschreven als volgt :

    "De functie kan formeel als volgt worden omschreven : het verrichten van scheppende werkzaamheden, studies of controlewerkzaamheden aan de hand van algemene richtlijnen, of het bijstaan van de persoon, verantwoordelijk voor een sector van werkzaamheden van een afdeling .

    In de praktijk bestaat deze functie van systeemanalist in het opstellen van analysedossiers en het uitoefenen van toezicht op het programmeren en in het opvolgen van de toepassing op het gebied van de administratieve informatica en/of bureautica waarvoor gebruik wordt gemaakt van middelgrote configuraties met directe en/of batchverwerking ."

    3 In punt IV van de aankondiging werd de "aard van het examen" en de puntenwaardering uitgewerkt in drie rubrieken : "IV a ) schriftelijk gedeelte", "IV b ) toelating tot het mondelinge examengedeelte" en "IV c ) mondeling gedeelte ". In de rubriek IV a werd aangegeven dat er drie schriftelijke onderdelen zouden zijn en dat "een onvoldoende op een onderdeel eliminatie tot gevolg heeft ".

    4 De aard van de drie schriftelijke onderdelen ( hierna "schriftelijk onderdeel 1", "2" of "3 ") werd omschreven als volgt :

    "1 . Test in de officiële taal van de Gemeenschappen waarvan de sollicitant grondige kennis bezit, met een theoretisch gedeelte over besluitvormingsmethoden en -technieken ( statistiek, operationeel onderzoek, economie ) en een praktisch gedeelte ( casestudy ), eventueel in de vorm van een vragenlijst, ter beoordeling van de vakkennis van de sollicitant op het gebied van probleemanalyse voor het schrijven van volledige programma' s .

    2 . Test in dezelfde taal die betrekking heeft op een onderwerp in verband met de in punt II omschreven taken ter beoordeling van de vakkennis van de sollicitant .

    3 . Kort opstel in een andere officiële taal van de Gemeenschappen naar keuze van de sollicitant over een onderwerp van algemene aard om na te gaan of de sollicitant bekwaam is in een tweede taal te redigeren ."

    5 Ten slotte werd onder punt IV b, "toelating tot het mondelinge examengedeelte", verklaard :

    "Om tot het mondelinge examengedeelte te worden toegelaten moeten de sollicitanten ten minste 24/40 hebben behaald voor schriftelijk onderdeel nr . 1, 18/30 voor schriftelijk onderdeel nr . 2 en 12/20 voor schriftelijk onderdeel nr . 3 ."

    6 Verzoekers bewijsstukken werden toereikend geacht, zodat hij door de jury tot het schriftelijke examen werd toegelaten, waaraan hij op 16 maart 1989 deelnam . Volgens het rapport, dat de jury op 6 juli 1989 aan het tot aanstelling bevoegde gezag deed toekomen, vond dit examen, waaraan 336 kandidaten hebben deelgenomen, plaats te Athene, Brussel, Florence en Madrid .

    7 De kopieën zijn volgens de navolgende procedure gecorrigeerd . Eerst werden de kopieën van het taalexamen ( schriftelijk onderdeel 3 ) gecorrigeerd, waarna twee derde van de kandidaten werd geëlimineerd, zodat er nog slechts een honderdtal overbleven . Voor de onderdelen 1 en 2 werden de kopieën in beginsel in twee groepen verdeeld . De kopieën in het Engels, Frans en Nederlands werden in hun oorspronkelijke versie gecorrigeerd en de kandidaten die het vereiste aantal punten hadden behaald, zijn toegelaten tot het mondelinge examen, dat werd afgenomen op 19, 20 en 21 juni 1989 .

    8 Ten aanzien van de kopieën in het Italiaans, zoals die van verzoeker, werd het eerste deel van schriftelijk onderdeel 1 in de oorspronkelijke versie gecorrigeerd, terwijl het tweede deel van dit onderdeel, alsmede schriftelijk onderdeel 2 vóór correctie zijn vertaald . Na de correctie van het schriftelijke examen zijn 28 kandidaten toegelaten tot het mondelinge examen, dat werd afgenomen op 5 en 6 juli 1989 .

    9 Begin mei 1989 is verzoeker, die binnen de Raad is belast met het project "tekstverwerking", geraadpleegd omtrent het typen van de examens van dit vergelijkend onderzoek . Bij die gelegenheid heeft hij enige kopieën van Italiaanse kandidaten, waaronder zijn eigen, op het scherm kunnen bekijken .

    10 Op 28 juni 1989 werd verzoeker bij brief van de dienst aanwerving van de Raad meegedeeld, dat de jury hem in verband met het resultaat van het schriftelijke examen niet tot het mondelinge examengedeelte had toegelaten .

    11 Dezelfde dag nog stuurde verzoeker de voorzitter van de jury een brief waarin hij diens aandacht vestigde op "verschillende onregelmatigheden bij de correctie" van de schriftelijke examens . Bij memorandum van 29 juni 1989 verzekerde de voorzitter van de jury hem, dat de voorschriften inzake vertrouwelijkheid en gelijke behandeling van de kandidaten nauwgezet waren nageleefd, en verzocht hij hem nader te motiveren op grond waarvan hij tot het desbetreffend oordeel was gekomen .

    Het procesverloop

    12 Onder deze omstandigheden heeft Gallone bij op 22 augustus 1989 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift onderhavig beroep ingesteld tegen de Raad, dat is ingeschreven onder nr . 264/89 .

    13 Aangezien de schriftelijke behandeling niet was beëindigd, heeft het Hof ( Derde Kamer ) bij beschikking van 15 november 1989 krachtens artikel 3, lid 1, van het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, zaak 264/89 naar het Gerecht verwezen, waar zij is ingeschreven onder nr . T-132/89 . De schriftelijke behandeling is voortgezet voor het Gerecht .

    14 Het Gerecht ( Vierde Kamer ) heeft, op rapport van de rechter-rapporteur, besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan .

    15 Ter terechtzitting van 12 juli 1990 hebben de vertegenwoordigers van partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en de vragen van het Gerecht beantwoord .

    16 Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage :

    - het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

    - zo nodig de aanwijzing van een deskundige te gelasten, ten einde vast te stellen of de examens, zoals zij zijn afgenomen, voldeden aan de eisen van de aankondiging van vergelijkend onderzoek en relevant waren om de capaciteiten van een systeemanalist te beoordelen;

    - nietig te verklaren de verrichtingen van algemeen vergelijkend onderzoek Raad/A/281 ( 88/C 142/09 ) of althans het besluit van de jury van dit vergelijkend onderzoek om verzoeker niet tot het mondelinge examengedeelte toe te laten;

    - verweerder te verwijzen in de kosten .

    17 De Raad concludeert dat het het Gerecht behage :

    - het beroep te verwerpen;

    - verzoeker te verwijzen in alle kosten .

    Ten gronde

    18 Tot staving van zijn conclusies voert verzoeker drie middelen aan : schending van de beginselen van goed beheer en behoorlijk bestuur, schending van het discriminatieverbod en schending van de specificaties van de aankondiging van vergelijkend onderzoek . Het Gerecht is van oordeel dat er termen aanwezig zijn om deze middelen in omgekeerde volgorde te onderzoeken .

    Schending van de specificaties van de aankondiging van vergelijkend onderzoek

    19 Dit middel bestaat uit twee onderdelen . In de eerste plaats stelt verzoeker dat de specificaties van de aankondiging van vergelijkend onderzoek niet in overeenstemming waren met het profiel van de te bezetten posten, te weten posten van systeemanalisten . De Raad brengt hiertegen in dat indien verzoeker de aankondiging van vergelijkend onderzoek had willen bestrijden, hij had moeten opkomen tegen het besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag, waarbij de aankondiging is vastgesteld .

    20 Volgens de rechtspraak van het Hof ( arresten van 11 maart 1986, zaak 294/84, Adams/Commissie, Jurispr . 1986, blz . 977; 8 maart 1988, gevoegde zaken 64/84, 71/86 tot en met 73/86 en 78/86, Sergio e.a./Commissie, Jurispr . 1988, blz . 1399 en 6 juli 1988, zaak 181/87, Agazzi Léonard/Commissie, Jurispr . 1988, blz . 3823 ) kan een ambtenaar tot staving van een beroep tegen een besluit van een jury in een vergelijkend onderzoek geen middelen aanvoeren die zijn ontleend aan de beweerde onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, wanneer hij niet tijdig is opgekomen tegen de bepalingen van de aankondiging waardoor hij zich bezwaard acht . Dit geldt evenwel niet wanneer de ambtenaar zich op onregelmatigheden beroept, die weliswaar hun oorsprong kunnen vinden in de tekst van de aankondiging van vergelijkend onderzoek, doch zich eerst in de loop van het vergelijkend onderzoek hebben voorgedaan .

    21 In casu volstaat de vaststelling dat de beweerde onregelmatigheid waarop verzoeker zich beroept, zich niet in de loop van het vergelijkend onderzoek heeft voorgedaan . Het eerste onderdeel van dit middel moet dus worden verworpen .

    22 In de tweede plaats stelt verzoeker dat de examens zelf geen verband hielden met de omschrijving van de examens ( punt IV van de aankondiging van vergelijkend onderzoek ), noch met het profiel van de te bezetten posten ( punt II van deze aankondiging ).

    23 Tot staving van zijn betoog voert verzoeker enige voorbeelden aan van deze beweerde discrepantie . Hij betoogt dat :

    - in strijd met punt IV a 1 van de aankondiging geen enkele vraag betrekking had op analyse;

    - in strijd met punt IV a 1 van de aankondiging de vragen betreffende statistiek, operationeel onderzoek en economie uitsluitend van praktische aard waren;

    - vragen over programmering waren gesteld, terwijl het niet om een vergelijkend onderzoek voor programmeurs ging, zoals blijkt uit punt II van de aankondiging .

    24 Bovendien waren de vragen volgens verzoeker slecht afgestemd op het doel van het vergelijkend onderzoek en te sterk beïnvloed door de door de jury aangewezen assessor/deskundige . Deze assessor was volgens verzoeker geen analist, maar het enige lid van de jury dat informaticus was . Verzoeker vraagt het Gerecht, zo nodig een deskundige aan te wijzen om te bepalen of de bij de schriftelijke examens gestelde vragen niet alleen in overeenstemming waren met de aankondiging van vergelijkend onderzoek, maar ook aan criteria beantwoordden op grond waarvan de capaciteiten van een systeemanalist konden worden beoordeeld .

    25 In antwoord op deze argumenten verklaart de Raad dat het betrokken vergelijkend onderzoek het eerste vergelijkend onderzoek was voor de aanwerving van informatici van universitair niveau . Hoewel hij erkent dat een kandidaat persoonlijk belang erbij heeft om niet met examens te worden geconfronteerd die niet beantwoorden aan hetgeen is voorzien in de aankondiging van vergelijkend onderzoek, betwist de Raad dat hier sprake was van een kennelijke fout van de Raad . Met betrekking tot verzoekers voorbeelden stelt de Raad dat de eerste vraag van het tweede deel van schriftelijk onderdeel 1 onbetwistbaar op het gebied van de analyse lag; dat de kennis van een theorie kan worden getoetst door vragen betreffende deze theorie, doch ook door vragen betreffende de toepassing ervan; en dat een examen dat is bedoeld om de kennis van een analist te onderzoeken, niet alleen vragen betreffende analyse behoeft te omvatten .

    26 Tegen de beweerde te grote invloed van de assessor brengt de Raad in dat de deskundigheid van de jury verzekerd was doordat in de jury zelf een computerdeskundige aanwezig was en zij werd bijgestaan door een assessor . Bovendien gelden voor de aanwerving van ambtenaren van categorie A voor het secretariaat-generaal van de Raad algemenere overwegingen dan louter technische deskundigheid .

    27 Om te beginnen heeft de aankondiging van vergelijkend onderzoek voornamelijk ten doel, de belangstellenden zo nauwkeurig mogelijk in te lichten over de voor de betrokken post gestelde voorwaarden, zodat zij kunnen beoordelen of het voor hen dienstig is te solliciteren . Het tot aanstelling bevoegde gezag beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid om de voor de te bezetten posten vereiste geschiktheidscriteria vast te stellen en om met inachtneming van deze criteria en in het belang van de dienst te bepalen, onder welke voorwaarden en op welke wijze een vergelijkend onderzoek dient te worden georganiseerd . Ook de jury beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid aangaande de vorm en de precieze inhoud van de in het kader van een vergelijkend onderzoek voorziene examens . Het Gerecht kan de wijze waarop een examen is afgenomen niet kritiseren, tenzij zulks noodzakelijk is om een gelijke behandeling van de kandidaten en een objectieve keuze tussen hen te verzekeren . Het Gerecht kan evenmin de gedetailleerde inhoud van een examen kritiseren, behalve indien deze buiten het in de aankondiging van vergelijkend onderzoek aangegeven kader valt of niet samenvalt met de doelstellingen van het examen of van het vergelijkend onderzoek ( zie de arresten van het Hof van 16 oktober 1975, zaak 90/74, Deboeck/Commissie, Jurispr . 1975, blz . 1123; 28 juni 1979, zaak 255/78, Anselme/Commissie, Jurispr . 1979, blz . 2323; 1 oktober 1981, zaak 268/80, Guglielmi/Parlement, Jurispr . 1981, blz . 2295; 18 februari 1982, zaak 67/81, Ruske/Commissie, Jurispr . 1982, blz . 661; 14 juli 1983, zaak 144/82, Detti/Hof van Justitie, Jurispr . 1983, blz . 2421; 9 februari 1984, zaak 39/83, Fabius/Commissie, Jurispr . 1984, blz . 627; 16 juni 1987, zaak 40/86, Kolivas/Commissie, Jurispr . 1987, blz . 2643; 8 maart 1988, gevoegde zaken 64/86, 71/86 tot en met 73/86 en 78/86, Sergio e.a./Commissie, reeds aangehaald en 24 maart 1988, zaak 228/86, Goossens/Commissie, Jurispr . 1988, blz . 1819 ).

    28 Wat de rol en de invloed van de assessor betreft, het staat vast dat een jury in alle gevallen waarin zij zulks noodzakelijk acht, de bijstand van assessoren kan inroepen . De verrichtingen zijn als regelmatig aan te merken wanneer de correctiemethoden niet per kandidaat verschillen en de jury bevoegd blijft ter zake van de eindbeoordeling ( zie de arresten van het Hof van 16 oktober 1975, zaak 90/74, Deboeck, reeds aangehaald; 26 oktober 1978, zaak 122/77, Agneessens/Commissie, Jurispr . 1978, blz . 2085 en 16 juni 1987, zaak 40/86, Kolivas, reeds aangehaald ).

    29 Op grond van deze overwegingen dient te worden vastgesteld dat de door verzoeker aangevoerde grieven niet aantonen dat bij de verrichtingen van het betrokken vergelijkend onderzoek de door het Ambtenarenstatuut en de rechtspraak aan de beoordelingsvrijheid van de jury gestelde grenzen zijn overschreden . Het tweede onderdeel van dit middel moet dus worden verworpen .

    Schending van het discriminatieverbod

    30 Tot staving van dit middel voert verzoeker in wezen twee grieven aan . In de eerste plaats stelt hij, dat het feit dat de kopieën bij de correctie naar gelang van de taal van de kandidaat verschillend zijn behandeld, discriminerend was :

    - enerzijds, omdat er geen enkele waarborg bestond dat de aan de jury overgelegde vertalingen echt overeenstemden met de originele kopieën, en

    - anderzijds, omdat door het verschil in tijdsverloop tussen de correctie van de schriftelijke examens en de mondelinge examens, die zijn afgenomen van 19 tot en met 21 juni respectievelijk op 5 en 6 juli 1989, de kandidaten van de tweede groep van de ervaringen van de eerste konden profiteren .

    31 In de tweede plaats stelt verzoeker dat zijn kopie van schriftelijk onderdeel 2, die hij op het scherm heeft gezien, even goed was als die van andere Italiaanstalige, tot het mondelinge examengedeelte toegelaten kandidaten, die hij eveneens op het scherm heeft kunnen bekijken .

    32 In antwoord op het eerste argument stelt de Raad, dat voor zover de kopieën wiskundige formules of informatica-schema' s bevatten, de leden van de jury en de assessoren niet alleen over het vertaalde document beschikten, maar ook over een fotocopie van het origineel . In de andere gevallen konden zij in geval van twijfel altijd de fotocopieën van de originele documenten raadplegen, waarover zij eveneens beschikten .

    33 Met betrekking tot het tweede argument verklaart de Raad dat de met de correctie van de kopieën in de verschillende talen gemoeide procedure ertoe heeft geleid dat de examens op verschillende data door de deskundige zijn gecorrigeerd en door de jury beoordeeld . De uitslag van de schriftelijke examens was zodra zij beschikbaar was, dat wil zeggen op 29 mei 1989 voor de eerste groep en op 26 juni 1989 voor de tweede groep, door de jury aan de administratie meegedeeld . De kandidaten van de eerste groep konden dus eerder voor het mondelinge examengedeelte worden opgeroepen dan die van de tweede groep . In elk geval had een jury nooit alle kandidaten op één enkele dag kunnen examineren . Volgens de Raad is er geen enkele aanwijzing dat het gewraakte verschil ertoe heeft geleid dat de kopieën anders of discriminerend zijn beoordeeld, of dat de kandidaten van de tweede groep, onder wie verzoeker, zijn bevoordeeld .

    34 Tegen het derde argument brengt de Raad in dat verzoeker naar eigen zeggen de kopieën van schriftelijk onderdeel 2 op het scherm heeft bekeken . Verzoekers kopie van dit onderdeel was door de jury niet beoordeeld, omdat hij op grond van de door hem behaalde onvoldoende voor schriftelijk onderdeel 1 reeds was geëlimineerd, aangezien elk onderdeel eliminatoir was . In elk geval was het aantal door de andere Italiaanstalige kandidaten behaalde punten vergelijkbaar met de gemiddelde cijfers van alle kandidaten van de eerste ronde .

    35 Ofschoon het gelijkheidsbeginsel een fundamenteel beginsel vormt bij de afwikkeling van een vergelijkend onderzoek ( arrest van het Hof van 27 oktober 1976, zaak 130/75, Prais/Raad, Jurispr . 1976, blz . 1589 ), is het evenwel duidelijk dat een vergelijkend onderzoek dat openstaat voor kandidaten uit alle Lid-Staten, zoals het onderhavige, slechts in overeenstemming met dit beginsel kan worden afgewikkeld, indien de leden van de jury en assessoren die de taal van enige kandidaten niet kennen, over een vertaling van hun kopieën beschikken . Het feit dat bepaalde kopieën vóór de correctie worden vertaald, levert op zichzelf nog geen discriminatie tussen kandidaten op . In casu heeft verzoeker niet het bewijs geleverd dat de vertaling van de kopieën de Italiaanstalige kandidaten, en in elk geval hemzelf, in het bijzonder hebben benadeeld . Dit eerste argument dient dus te worden verworpen .

    36 Met betrekking tot het argument betreffende de verschillende data voor het mondelinge examengedeelte zij opgemerkt, dat ofschoon op grond van het gelijkheidsbeginsel de schriftelijke examens voor alle kandidaten op dezelfde dag moeten worden afgenomen ( arrest van 27 oktober 1976, zaak 130/75, Prais, reeds aangehaald ), een dergelijke voorwaarde niet kan worden gesteld voor de mondelinge examens, die uiteraard niet voor alle kandidaten op hetzelfde moment kunnen plaatsvinden en die overigens niet noodzakelijkerwijze voor alle kandidaten dezelfde inhoud behoeven te hebben . In casu lijkt het tijdsverloop tussen de correctie van de schriftelijke examens en de afneming van de mondelinge examens niet overdreven lang . Bovendien zijn volgens verzoekers argument juist de kandidaten met een andere taal dan Engels, Frans en Nederlands, tot wie ook verzoeker zelf behoorde, bevoordeeld voor zover zij van de ervaringen van andere kandidaten hebben kunnen profiteren . Ten slotte heeft verzoeker, die reeds in het stadium van het schriftelijke examengedeelte is geëlimineerd, geen belang bij dit argument, dat derhalve dient te worden verworpen .

    37 Ten aanzien van verzoekers argument dat zijn antwoorden op schriftelijk onderdeel 2 niet slechter waren dan die van andere kandidaten, die hij op het scherm heeft kunnen bekijken, volstaat de opmerking dat verzoeker, die van de schriftelijke examens is uitgesloten wegens een onvoldoende voor schriftelijk onderdeel 1, niet heeft aangetoond belang bij dit argument te hebben .

    38 Om al deze redenen kan het tweede middel niet worden aanvaard .

    Schending van de beginselen van goed beheer en behoorlijk bestuur

    39 Verzoeker stelt dat de Raad bij de interne type - en correctiewerkzaamheden van de examens geen maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat een interne kandidaat die toegang heeft tot het systeem van tekstverwerking, van de kopieën van andere kandidaten kennis kon nemen, deze met de zijne kon vergelijken en wijzigingen in zijn eigen antwoorden of die van andere kandidaten kon aanbrengen . Dit ontbreken van voorzorgsmaatregelen, met name ter bescherming van de vertrouwelijkheid, had de objectiviteit van de verrichtingen van het vergelijkend onderzoek zeer sterk geschaad, op grond waarvan het volstrekt nietig was .

    40 Ter terechtzitting heeft de Raad erkend dat de correctie van de schriftelijke examens van dit vergelijkend onderzoek problemen heeft opgeleverd, omdat dit het eerste vergelijkend onderzoek was dat door de Raad is georganiseerd voor de aanwerving van informatici van universitair niveau . De Raad verklaart evenwel dat de kopieën in elk stadium zijn herlezen en vergeleken, dat zij met volstrekte anonimiteit, wat de auteurs ervan aangaat, zijn behandeld en dat bijgevolg alleen deze laatsten hun eigen stukken hebben kunnen identificeren . Bovendien levert verzoekers eigen gedrag een schending van artikel 14 van het Statuut op, volgens hetwelk de ambtenaar die een oordeel moet uitspreken over een aangelegenheid bij welker behandeling of oplossing hij een persoonlijk belang heeft, het tot aanstelling bevoegde gezag daarvan op de hoogte dient te stellen . In elk geval moest verzoeker, die was gezakt voor schriftelijk onderdeel 1, dat zonder vertaling is gecorrigeerd, worden geëlimineerd, omdat dit examen eliminatoir was, hoe schriftelijk onderdeel 2 ook was gecorrigeerd .

    41 De Raad heeft evenwel als bijlage bij zijn verweerschrift twee juryrapporten gevoegd . In een daarvan, het aanvullend rapport van 26 oktober 1989, is sprake van een "grote bezorgdheid" van de jury omtrent de vertrouwelijkheid van haar werkzaamheden, en wordt het tot aanstelling bevoegde gezag verzocht, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden welke aan het beroep ten grondslag liggen en alle maatregelen te nemen waarmee de waargenomen verzuimen of gebreken kunnen worden verholpen . In zijn repliek baseert verzoeker zich op deze gegevens .

    42 Het Gerecht betreurt het ten zeerste dat verzoeker, een intern kandidaat voor een extern algemeen vergelijkend onderzoek, na een schriftelijk examen zijn eigen kopie en zelfs de kopieën van andere kandidaten heeft kunnen inzien . Om in het gelijk te worden gesteld zou verzoeker evenwel moeten bewijzen dat specifiek inbreuk is gemaakt op zijn subjectieve belangen, dan wel aantonen dat hij een objectief belang heeft bij de nietigverklaring van alle verrichtingen van het vergelijkend onderzoek - of althans van alle schriftelijke en mondelinge examens - wegens een ernstige en duidelijke schending van de beginselen van goed beheer en behoorlijk bestuur, waardoor de rechten van alle kandidaten zijn aangetast .

    43 Zoals hiervoor is opgemerkt, is verzoeker van die schriftelijke examens uitgesloten wegens een onvoldoende voor onderdeel 1 . Geen enkele interne kandidaat lijkt toegang te hebben gehad tot kopieën van dit examenonderdeel, en verzoeker heeft volstrekt niet aangetoond dat de antwoorden op zijn kopie op enigerlei wijze zijn vervormd nadat dit examenonderdeel is afgenomen . Bijgevolg kan hij zich niet beroepen op een inbreuk op zijn subjectieve belangen .

    44 Met betrekking tot het beweerde objectieve belang bij nietigverklaring van het vergelijkend onderzoek zij opgemerkt dat verzoeker als enige persoon die zich bewust was van de mogelijkheid dat een interne kandidaat in de kopieën kon knoeien, het niet nodig heeft geoordeeld, zelfs geen spoed gewenst achtte, om de aandacht van zijn hiërarchieke meerderen op deze mogelijkheid te vestigen . Het is ongepast voor hem om, waar hij op het geschikte ogenblik niet heeft gereageerd, thans nietigverklaring van alle verrichtingen van het vergelijkend onderzoek te vorderen ten nadele van de geslaagde kandidaten . In deze omstandigheden is het Gerecht, dat de gang van zaken betreurt, niet van mening dat het beginsel van goed beheer op zodanig ernstige wijze is geschonden dat het vergelijkend onderzoek moet worden nietig verklaard . Dit middel kan dus evenmin worden aanvaard .

    45 Uit een en ander volgt dat het beroep dient te worden verworpen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    46 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 11, derde alinea, van voornoemd besluit van de Raad van 24 oktober 1988 van overeenkomstige toepassing is, moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover zulks is gevorderd . Volgens artikel 70 van dit Reglement blijven echter de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden der Gemeenschappen gemaakt, te haren laste .

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

    rechtdoende :

    1 ) Verwerpt het beroep .

    2 ) Verwijst elk der partijen in haar eigen kosten .

    Top