Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989TJ0115

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 13 december 1990.
    José Maria González Holguera tegen Europees Parlement.
    Ambtenaar - Toelatingsvoorwaarden bij algemeen vergelijkend onderzoek.
    Zaak T-115/89.

    Jurisprudentie 1990 II-00831

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1990:84

    61989A0115

    ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIJFDE KAMER) VAN 13 DECEMBER 1990. - JOSE MARIA GONZALEZ HOLGUERA TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - AMBTENAAR - TOELATINGSVOORWAARDEN BIJ ALGEMEEN VERGELIJKEND ONDERZOEK. - ZAAK T-115/89.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00831
    Pub.RJ bladzijde Pub ext


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examen - Toelatingsvoorwaarden - Verschillende beoordeling van schriftelijke bewijsstukken van zelfde sollicitant bij opeenvolgende vergelijkende onderzoeken - Toelaatbaarheid - Voorwaarden

    ( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 5 )

    2 . Ambtenaren - Beroep - Middelen - Ontoereikende motivering - Vaststelling ambtshalve

    3 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Jury - Opstelling van met redenen omkleed verslag - Doel

    ( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 5, zesde alinea )

    4 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Niet-toelating tot vergelijkend onderzoek - Motivering - Verplichting - Draagwijdte

    ( Ambtenarenstatuut, bijlage III, artikel 5 )

    5 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examen - Beroepservaring van sollicitant - Beoordelingsvrijheid van jury - Rechterlijke toetsing - Grenzen

    Samenvatting


    1 . In geval van verschillende achtereenvolgende aankondigingen van vergelijkend onderzoek met identiek geredigeerde toelatingsvoorwaarden mag een sollicitant niet ongunstiger worden beoordeeld dan bij een voorgaand vergelijkend onderzoek, tenzij de motivering van het besluit dit verschil in beoordeling duidelijk rechtvaardigt; dit klemt te meer wanneer de voorwaarden van het eerdere vergelijkend onderzoek strenger waren dan die van het omstreden vergelijkend onderzoek .

    2 . Het Gerecht moet ambtshalve onderzoeken, of de verwerende instelling heeft voldaan aan haar verplichting om het bestreden besluit met redenen te omkleden .

    3 . De krachtens artikel 5, zesde alinea, van bijlage III bij het Ambtenarenstatuut voor de jury geldende verplichting om de aan het tot aanstelling bevoegd gezag te zenden lijst van geschikte kandidaten vergezeld te doen gaan van een met redenen omkleed verslag, heeft tot doel, dat gezag in staat te stellen een oordeelkundig gebruik te maken van zijn keuzevrijheid, na te gaan of de jurybesluiten niet onrechtmatig zijn, en of het niet wegens een door de jury begane onregelmatigheid de resultaten van het vergelijkend onderzoek naast zich neer moet leggen en een nieuw vergelijkend onderzoek moet uitschrijven . Daartoe dient dit verslag niet alleen inlichtingen te bevatten over de algemene normen die de jury heeft gehanteerd, maar ook over de toepassing die deze eraan heeft gegeven ten aanzien van de kandidaten .

    4 . De jury van het vergelijkend onderzoek moet nauwkeurig aangeven, aan welke in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde voorwaarden de sollicitant haars inziens niet heeft voldaan . In verband met de praktische problemen die zich bij een vergelijkend onderzoek met zeer veel sollicitanten voordoen, mag de jury van een dergelijk vergelijkend onderzoek zich in de eerste fase ertoe beperken de sollicitanten de criteria en het resultaat van de selectie mee te delen, mits zij later individuele toelichtingen verstrekt aan de sollicitanten die daar uitdrukkelijk om vragen .

    5 . Wanneer de beoordeling van de beroepservaring van een sollicitant berust op de specifieke kennis van de juryleden, moet het Gerecht zich ertoe beperken, te onderzoeken of bij de uitoefening van die bevoegdheid geen kennelijke fout is gemaakt .

    Partijen


    In zaak C-115/89,

    J . M . González Holguera, ambtenaar van het Europees Parlement, vertegenwoordigd door B . Moutrier, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van laatstgenoemde, 16, avenue de la Porte-Neuve,

    verzoeker,

    tegen

    Europees Parlement, vertegenwoordigd door J . Campinos, rechtsgeleerd adviseur, en M . Peter, afdelingshoofd, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij zijn secretariaat-generaal, Kirchberg,

    verweerder,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek PE/126/LA ( Spaanstalig taalkundig adviseur ) om verzoeker niet tot dat vergelijkend onderzoek toe te laten,

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vijfde Kamer ),

    samengesteld als volgt : C . P . Briët, kamerpresident, H . Kirschner en J . Biancarelli, rechters,

    griffier : B . Pastor, administrateur

    gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 11 oktober 1990,

    het navolgende

    Arrest Arrest

    Overwegingen van het arrest


    De aan het beroep ten grondslag liggende feiten

    ( omissis )

    21 Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage :

    1 ) het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

    2 ) nietig te verklaren het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek PE/126/LA, "Spaanstalig taalkundig adviseur", om verzoeker niet tot het examen toe te laten;

    3 ) te verklaren dat in het nieuwe besluit rekening moet worden gehouden met verzoekers eerdere beroepservaring op het gebied van en in verband met vertaling;

    4 ) nietig te verklaren het examen van het vergelijkend onderzoek respectievelijk de op basis van dit vergelijkend onderzoek verrichte aanstelling;

    5 ) verweerder in de kosten te verwijzen .

    22 Het Parlement concludeert dat het het Gerecht behage :

    - het beroep te verwerpen;

    - over de kosten te beslissen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Statuut .

    Ten gronde

    23 Tot staving van zijn beroep heeft verzoeker vier middelen aangevoerd, die volgens het Gerecht in de navolgende logische volgorde moeten worden behandeld : ten eerste heeft de jury geen rekening gehouden met het feit dat verzoeker tot eerdere vergelijkende onderzoeken, en met name tot intern vergelijkend onderzoek LA/103, was toegelaten; ten tweede is de motivering van het besluit van de jury ontoereikend en onjuist; ten derde is de jury voorbijgegaan aan verzoekers beroepservaring; ten vierde is verzoeker door het besluit van de jury gediscrimineerd ten opzichte van de andere sollicitanten .

    Het eerste middel : verzoeker was eerder tot soortgelijke vergelijkende onderzoeken toegelaten

    ( omissis )

    29 Volgens de rechtspraak van het Hof mag een sollicitant in geval van verschillende achtereenvolgende aankondigingen van vergelijkend onderzoek met identiek geredigeerde toelatingsvoorwaarden niet ongunstiger worden beoordeeld dan bij een voorgaand vergelijkend onderzoek, tenzij de motivering van het besluit dit verschil in beoordeling duidelijk rechtvaardigt ( arresten van het Hof van 5 april 1979, zaak 112/78, Kobor, Jurispr . 1979, blz . 1573, 1578 e.v ., en 12 juli 1989, zaak 225/87, Berlardinelli, Jurispr . 1989, blz . 2353 ). Voor de toepassing van deze rechtspraak is evenwel vereist, dat voor het eerdere vergelijkend onderzoek dezelfde of strengere toelatingsvoorwaarden golden dan voor het litigieuze vergelijkend onderzoek ( zie het arrest van het Hof van 21 maart 1985, zaak 108/84, De Santis, Jurispr . 1985, blz . 947, 959 ). Derhalve moet worden nagegaan, of dit het geval was voor de door verzoeker genoemde vergelijkende onderzoeken .

    30 Intern vergelijkend onderzoek LA/103 ( afdelingshoofd ) was door het Parlement georganiseerd ter voorziening in een vacante post van een andere aard dan die waarvoor het litigieuze vergelijkend onderzoek is gehouden . Uit het onderzoek van de aankondigingen van de twee vergelijkende onderzoeken blijkt, dat het weliswaar ging om twee posten van dezelfde rang, maar dat de daaraan verbonden taken slechts ten dele vergelijkbaar waren . De taak van het afdelingshoofd bestond hoofdzakelijk uit de organisatie en het beheer van de werkzaamheden van de afdeling . De taak van de taalkundig adviseur bestond gewoonweg in het "bijstaan" van het afdelingshoofd bij diens beheerswerkzaamheden, en wel hoofdzakelijk voor de linguïstische aspecten daarvan, met name de controle van de kwaliteit van de vertaalde teksten, de revisie, en de vertaling van ingewikkelde teksten, alsmede voor de beroepsopleiding . De taalkundig adviseur had dus voornamelijk taken van louter linguïstische aard .

    31 Dit verschil in de aard van de functies is terug te vinden in de toelatingsvoorwaarden voor de twee vergelijkende onderzoeken . Met name de voorwaarde betreffende de beroepservaring was in de aankondiging van vergelijkend onderzoek LA/103 veel algemener geformuleerd dan in de aankondiging van vergelijkend onderzoek PE/126/LA . Om tot vergelijkend onderzoek LA/103 te worden toegelaten, was het voldoende, dat de sollicitant een beroepservaring op het gebied van "linguïstiek, vertaling, revisie, of terminologie" aantoonde . Voor toelating tot het vergelijkend onderzoek voor de post van taalkundig adviseur werd daarentegen beroepservaring op het gebied van "vertaling en revisie" geëist, dat wil zeggen beroepservaring op elk van die twee gebieden en niet slechts op één daarvan . Waar de voor de post van afdelingshoofd vereiste beroepservaring dus kon zijn verworven op één enkel van de vier in de desbetreffende aankondiging van vergelijkend onderzoek genoemde gebieden, of op verschillende van die gebieden ongeacht de combinatie daarvan, toont het in de aankondiging van het litigieuze vergelijkend onderzoek geformuleerde vereiste van een cumulatieve beroepservaring op twee welbepaalde gebieden aan, dat in dit laatste geval een specifiekere kennis werd geëist dan in de eerste aankondiging van vergelijkend onderzoek . Derhalve moet worden vastgesteld, dat de toelatingsvoorwaarden voor het vergelijkend onderzoek voor de post van afdelingshoofd niet dezelfde waren als die welke in de aankondiging van het litigieuze vergelijkend onderzoek voorkwamen, en evenmin strenger waren dan deze laatste .

    32 Met betrekking tot de andere vergelijkende onderzoeken waaraan verzoeker heeft deelgenomen, moet allereerst worden opgemerkt, dat de selectieprocedure PE/26/LA en het vergelijkend onderzoek PE/101/LA door het Parlement waren georganiseerd om te voorzien in vacante posten van hoofdvertaler, dus posten van een heel ander niveau dan die waarvoor het litigieuze vergelijkend onderzoek is gehouden . Aangaande het door de Commissie georganiseerde algemeen vergelijkend onderzoek EUR/LA/7 heeft verzoeker geen gegevens verstrekt aan de hand waarvan kan worden nagegaan, of dit vergelijkend onderzoek zowel wat het niveau van de te begeven posten als wat de respectieve toelatingsvoorwaarden betreft, van dezelfde aard was als vergelijkend onderzoek PE/126/LA . Ten slotte kan het vergelijkend onderzoek CES/LA/4/89 niet in aanmerking worden genomen, daar het pas in april 1989, dus ná het door verzoeker bestreden besluit, is uitgeschreven .

    33 Bijgevolg heeft verzoeker niet aangetoond, dat zijn beoordeling bij het besluit om hem niet tot het litigieuze vergelijkend onderzoek toe te laten, in tegenspraak was met het oordeel dat over hem is uitgesproken bij zijn toelating tot eerdere vergelijkende onderzoeken . Mitsdien is het eerste middel van verzoeker niet gegrond .

    Het tweede middel : het bestreden besluit is ontoereikend gemotiveerd

    ( omissis )

    37 Allereerst moet worden opgemerkt, dat volgens artikel 42, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat van overeenkomstige toepassing is bij de procedure voor het Gerecht, nieuwe middelen in de loop van het geding niet mogen worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de schriftelijke behandeling is gebleken . Het Gerecht moet evenwel ambtshalve onderzoeken, of het Parlement heeft voldaan aan zijn verplichting om zijn besluit met redenen te omkleden ( zie de arresten van het Hof van 20 maart 1959, zaak 18/57, Nold, Jurispr . 1959, blz . 91, 119, en 1 juli 1986, zaak 185/85, Usinor, Jurispr . 1986, blz . 2079, 2098, alsmede het arrest van het Gerecht van 20 september 1990, zaak T-37/89, Hanning, Jurispr . 1990, blz . II-463 ).

    38 Aangezien het Gerecht in zijn antwoord op het eerste middel heeft vastgesteld, dat de vergelijkende onderzoeken waaraan verzoeker eerder had deelgenomen, verschillen van het omstreden vergelijkend onderzoek, heeft de toelating van verzoeker tot deze eerdere vergelijkende onderzoeken in het onderhavige geval geen gevolgen gehad voor de omvang van de verplichting om het besluit houdende afwijzing van zijn sollicitatie met redenen te omkleden ( zie de arresten van het Hof van 5 april 1979, Kobor, 21 maart 1985, De Santis, en 12 juli 1989, Belardinelli, reeds aangehaald ).

    39 Met betrekking tot het eerste onderdeel van het middel, te weten de gestelde schending door de jury van haar in artikel 5, zesde alinea, van bijlage III bij het Statuut vermelde verplichting om haar verslag met redenen te omkleden, moet worden opgemerkt, dat dit bezwaar niet betrekking heeft op de motivering van het besluit van de jury ten aanzien van de sollicitanten, maar enkel op de motivering van het besluit ten aanzien van het tot aanstelling bevoegd gezag ( zie het arrest van het Hof van 13 juli 1989, gevoegde zaken 361/87 en 362/87, Caturla-Poch en de la Fuente Pascual, Jurispr . 1989, blz . 2471 ). Gelijk het Hof in dat arrest heeft geoordeeld, heeft het vereiste van een met redenen omkleed verslag, wanneer het gaat om de beoordeling van de op de lijst van geschikte kandidaten geplaatste sollicitanten, tot doel, het tot aanstelling bevoegd gezag in staat te stellen, een oordeelkundig gebruik te maken van zijn keuzevrijheid . Daartoe moet dit gezag zowel worden ingelicht over de algemene normen die de jury heeft gehanteerd, als over de toepassing die zij eraan heeft gegeven ten aanzien van kandidaten . Het Hof heeft geoordeeld, dat het daartoe voldoende is, dat het juryverslag de punten vermeldt die de kandidaten met toepassing van de beoordelingsnormen hebben behaald .

    40 Wanneer het evenwel, zoals in het onderhavige geval, gaat om de weigering om bepaalde sollicitanten tot een vergelijkend onderzoek toe te laten, dient het motiveringsvereiste om het tot aanstelling bevoegd gezag in staat te stellen na te gaan of de jurybesluiten niet onrechtmatig zijn, en of het niet wegens een door de jury begane onregelmatigheid de resultaten van het vergelijkend onderzoek naast zich neer moet leggen en een nieuw vergelijkend onderzoek moet uitschrijven ( zie de arresten van het Hof van 23 oktober 1986, zaak 321/85, Schwiering, Jurispr . 1986, blz . 3199, en gevoegde zaken 322/85 en 323/85, Hoyer, Jurispr . 1986, blz . 3215 ). Daartoe moet het tot aanstelling bevoegd gezag eveneens worden ingelicht over de algemene normen die de jury ter zake van de toelatingsvoorwaarden heeft gehanteerd, en over de toepassing die deze eraan heeft gegeven ten aanzien van de kandidaten .

    41 In het onderhavige geval vermeldde het verslag het door de jury geëiste aantal jaren beroepservaring en preciseerde het, dat deze beroepservaring door bewijsstukken moest worden gestaafd . Het tot aanstelling bevoegd gezag was derhalve in staat, na te gaan of de door de jury vastgestelde criteria in overeenstemming waren met de aankondiging van het vergelijkend onderzoek . Verder had de jury bij zijn verslag de lijst van de niet tot het examen toegelaten sollicitanten gevoegd en in de vorm van een cijfercode aangegeven, aan welke toelatingsvoorwaarde niet was voldaan . Al bevatte het verslag geen uitdrukkelijke beoordeling van de door iedere sollicitant overgelegde stukken, toch waren de door de jury verstrekte gegevens voldoende om het tot aanstelling bevoegd gezag in staat te stellen, in geval van betwisting te verifiëren, of de besluiten van de jury over het al dan niet tot het examen toelaten van de verschillende sollicitanten wel regelmatig waren . Bijgevolg voldoet het juryverslag aan het motiveringsvereiste van artikel 5, zesde alinea, van bijlage III bij het Statuut .

    42 Met betrekking tot het tweede onderdeel van het middel, te weten de gestelde schending van de in artikel 25, tweede alinea, van het Statuut neergelegde verplichting om een krachtens het Statuut genomen bezwarend besluit met redenen te omkleden, is het vaste rechtspraak, dat deze verplichting tot doel heeft, de betrokkene de nodige gegevens te verschaffen om te beoordelen of het besluit gegrond is, en rechterlijke toetsing mogelijk te maken ( zie bij voorbeeld de arresten van het Hof van 21 juni 1984, zaak 69/83, Lux, Jurispr . 1984, blz . 2447, 2467, en 13 juli 1989, zaak 108/88, Jaenicke Cendoya, Jurispr . 1989, blz . 2711, r.o . 10, en het arrest van het Gerecht van 20 september 1990, zaak T-37/89, reeds aangehaald, r.o . 39 ).

    43 Het Hof heeft gepreciseerd, dat de jury, met name ter zake van besluiten houdende weigering van toelating tot een vergelijkend onderzoek, nauwkeurig moet aangeven, aan welke in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde voorwaarden de sollicitant haars inziens niet heeft voldaan ( zie bij voorbeeld de arresten van 30 november 1978, gevoegde zaken 4/78, 19/78 en 28/78, Salerno, Jurispr . 1978, blz . 2403, 2416, en 21 maart 1985, zaak 108/84, De Santis, reeds aangehaald, blz . 958 ). In dit verband dient er evenwel aan te worden herinnerd, dat de jury van een vergelijkend onderzoek met zeer veel sollicitanten zich in de eerste fase ertoe mag beperken de sollicitanten de criteria en het resultaat van de selectie mee te delen, mits zij later individuele toelichtingen verstrekt aan de sollicitanten die daar uitdrukkelijk om vragen ( zie laatstelijk het arrest van het Hof van 12 juli 1989, zaak 225/87, Belardinelli, reeds aangehaald ). Aan de jury kan derhalve niet worden verweten, dat zij verzoeker van het besluit om hem niet tot het vergelijkend onderzoek toe te laten, op de hoogte heeft gebracht door middel van de standaardbrief van 21 november 1988, waarin voldoende nauwkeurig was aangegeven aan welke voorwaarden van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek volgens de jury niet was voldaan .

    44 In de brief die de voorzitter van de jury verzoeker op 19 december 1988 op diens vraag om een nieuw onderzoek van zijn sollicitatie heeft toegezonden, werd gepreciseerd, hoe lang de sollicitant regelmatig en hoofdzakelijk als vertaler of reviseur werkzaam moest zijn geweest om volgens de jury aan de voorwaarden van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek te voldoen . In de brief werd verder gezegd, dat de bewijsstukken die verzoeker bij zijn sollicitatieformulier had gevoegd, de jury niet in staat hadden gesteld vast te stellen of hij aan de criteria voldeed . Deze vermeldingen maakten het voor verzoeker mogelijk, de door hem overgelegde stukken aan de door de jury vastgestelde criteria te toetsen . Hij kon daaruit opmaken, om welke redenen de jury had geoordeeld dat deze bewijsstukken ontoereikend waren, en zich een oordeel vormen over de vraag, of de afwijzing van zijn sollicitatie al dan niet gegrond was . De door verzoeker in het kader van het onderhavige beroep aangevoerde argumenten tonen overigens aan, dat hij op de hoogte was van alle gegevens die nodig waren om zijn rechten met succes te kunnen verdedigen .

    45 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat het besluit om verzoeker niet tot het omstreden vergelijkend onderzoek toe te laten, niet ontoereikend is gemotiveerd, en moet het tweede middel worden afgewezen .

    Het derde middel : het oordeel van de jury over verzoekers beroepservaring

    ( omissis )

    52 Volgens het Gerecht moet worden onderzocht, of de jury bij het afwijzen van verzoekers sollicitatie de grenzen heeft overschreden van de beoordelingsvrijheid die haar in de aankondiging van vergelijkend onderzoek PE/126/LA was toegekend, dan wel of zij verzoekers individuele kwalificaties kennelijk onjuist heeft beoordeeld ( zie de arresten van het Hof van 26 februari 1981, zaak 34/80, Authié, Jurispr . 1981, blz . 665, 677, en 4 februari 1987, zaak 417/85, Maurissen, Jurispr . 1987, blz . 551, 563 ).

    53 Dienaangaande moet worden opgemerkt, dat het aan de jury stond om in het kader van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek de toelatingscriteria voor de sollicitanten vast te stellen ( arrest van 26 februari 1981, zaak 34/80, reeds aangehaald, blz . 678 ). In het onderhavige geval zijn de door de jury vastgestelde criteria in overeenstemming met de aankondiging van het vergelijkend onderzoek . Verzoeker is overigens niet opgekomen tegen het besluit van de jury om slechts tot het vergelijkend onderzoek toe te laten, sollicitanten met een vertaalervaring van drie jaar en een bijkomende revisie-ervaring van twee jaar, dus met een minimale ervaring van vijf jaar op het gebied van vertaling en revisie .

    54 Opgemerkt zij, dat de beoordeling van verzoekers beroepservaring berust op de linguïstische kennis van de jury, welke kennis noodzakelijk is om uit te maken of verzoekers eerdere functies aan de betrokken criteria voldoen . Bij de toetsing van de regelmatigheid van een dergelijk oordeel, dat grotendeels valt onder de ruime beoordelingsvrijheid waarover de jury ter zake beschikt, mag het Gerecht niet in de plaats van de jury treden . Het moet zich ertoe beperken, te onderzoeken of het besluit van de jury op een kennelijk verkeerde beoordeling berust ( zie het arrest van het Hof van 4 februari 1987, zaak 417/85, Maurissen, reeds aangehaald ).

    55 Op 1 november 1988, de door de jury gekozen peildatum, bezat verzoeker een beroepservaring van twee jaar en nagenoeg tien maanden op het gebied van revisie en vertaling binnen het Parlement . Deze ervaring voldeed op zichzelf niet aan de door de jury vastgestelde criteria, volgens welke een totale ervaring van vijf jaar op deze gebieden noodzakelijk was . Aangezien verzoekers werk binnen het Parlement als revisie gedurende een periode van meer dan twee jaar had kunnen worden aangemerkt, moet evenwel worden onderzocht, of de jury een kennelijke fout heeft begaan door verzoekers eerdere beroepservaring niet als vertaalervaring in aanmerking te nemen .

    56 Verzoeker betoogt dienaangaande in de eerste plaats, dat hij gedurende drie jaar en één maand lector is geweest aan de universiteit van Rouen, en dat die werkzaamheid als vertaalervaring moet worden beschouwd . Met betrekking tot de door verzoeker tijdens deze periode verrichte taken, blijkt uit een attest dat de directeur van het Spaans instituut van deze universiteit hem op 23 oktober 1985 heeft afgegeven, dat verzoeker "wegens zijn vertaalkunst werd belast met de cursussen thema voor het hoogste niveau, namelijk ter voorbereiding van het agregaatsexamen ". In dit attest wordt verder gezegd, dat verzoeker zich bezighield met de filmclub en de toneelgroep van dit instituut en dat hij onderzoek heeft verricht en met name een artikel over Miguel de Unamuno heeft gepubliceerd . Verzoekers functie omvatte onderwijs van vertaling naar het Spaans, andere activiteiten op het gebied van het onderwijs van de Spaanse taal en cultuur alsmede onderzoek op dit gebied . In de andere bewijsstukken die verzoeker met betrekking tot zijn werkzaamheden als lector heeft overgelegd, wordt slechts melding gemaakt van de duur van die activiteiten; over de taken die hij heeft verricht, wordt niets gezegd .

    57 In het kader van de rechterlijke toetsing van het oordeel van de jury over deze stukken moet worden opgemerkt, dat de stukken waarover de jury ter zake van verzoekers activiteit aan de universiteit van Rouen beschikte, kennelijk en naar hun bewoordingen zelf betrekking hadden op een beroepservaring op het gebied van universitair onderwijs en niet op de beroepservaring van iemand die geregeld en hoofdzakelijk vertalingen maakt . Bovendien blijkt daaruit, dat de ganse waaier van de door verzoeker verrichte functies niet alleen ruimer maar ook minder specifiek was dan de door de aankondiging van het vergelijkend onderzoek geëiste vertaal - en revisie-ervaring . Hieraan moet worden toegevoegd, dat verzoekers persoonsdossier, dat door de jury is ingezien, geen enkel stuk bevat dat tot een andere beoordeling kan leiden . In die omstandigheden moet worden vastgesteld, dat de jury in de eerste fase van het omstreden extern algemeen vergelijkend onderzoek geen kennelijke beoordelingsfout heeft begaan door te oordelen, dat de door verzoeker aan de universiteit van Rouen opgedane beroepservaring geen hoofdzakelijke en regelmatige beroepservaring op vertaalgebied was .

    58 Met betrekking tot verzoekers eerdere posten aan verschillende universiteiten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland blijkt uit de desbetreffende attesten uit zijn persoonsdossier, dat het daarbij voornamelijk om onderwijs van de Spaanse taal ging . Ten slotte blijkt uit de in het persoonsdossier voorkomende gegevens over de door verzoeker vertaalde boeken niet, dat dit zijn voornaamste en regelmatige werkzaamheid was . Bijgevolg heeft de jury ook dienaangaande geen kennelijke beoordelingsfout gemaakt .

    59 Mitsdien moet worden aangenomen, dat het oordeel van de jury, volgens hetwelk verzoekers beroepservaring niet voldeed aan de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde voorwaarden, niet berust op een kennelijke fout . Bijgevolg is het derde middel van het beroep niet gegrond .

    Het laatste middel van het beroep

    60 Verzoeker heeft nog aangevoerd, dat de jury hem heeft gediscrimineerd ten opzichte van de andere sollicitanten . Opgemerkt zij evenwel, dat dit middel tijdens de schriftelijke behandeling noch ter terechtzitting is gestaafd door enig gegeven aan de hand waarvan de gegrondheid ervan zou kunnen worden beoordeeld . Dit middel moet derhalve worden afgewezen ( zie het arrest van het Hof van 4 juli 1989, zaak 198/87, Kerzmann, Jurispr . 1989, blz . 2083 ).

    Uit al het voorgaande volgt dat het beroep moet worden verworpen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    ( omissis )

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vijfde Kamer ),

    rechtdoende :

    1 ) Verwerpt het beroep .

    2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen .

    Top