EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CJ0373

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 november 1990.
Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen "Integrity" tegen Nadine Rouvroy.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeidsrechtbank te Nijvel - België.
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Sociale zekerheid - Richtlijn 79/7/EEG - Nationale wettelijke regeling die gehuwde vrouwen, weduwen en studenten onder bepaalde voorwaarden vrijstelt van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen.
Zaak C-373/89.

Jurisprudentie 1990 I-04243

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:414

61989J0373

ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 21 NOVEMBER 1990. - CAISSE D'ASSURANCES SOCIALES POUR TRAVAILLEURS INDEPENDANTS "INTEGRITY" TEGEN NADINE ROUVROY. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL DU TRAVAIL DE NIVELLES - BELGIE. - GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN - SOCIALE ZEKERHEID - RICHTLIJN 79/7/EEG - NATIONALE REGELING INZAKE VRIJSTELLING, IN BEPAALDE GEVALLEN, VAN SOCIALE-ZEKERHEIDSBIJDRAGEN VOOR GEHUWDE VROUWEN, WEDUWEN EN STUDENTEN. - ZAAK C-373/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04243


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Sociale politiek - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen op gebied van sociale zekerheid - Nationale wettelijke regeling die aan gehuwde vrouwen, weduwen en studenten toegekend recht op vrijstelling van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen onthoudt aan gehuwde mannen en weduwnaars - Ontoelaatbaarheid

( Richtlijn 79/7/EEG van de Raad, artikel 4, lid 1 )

Samenvatting


Artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid moet aldus worden uitgelegd, dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die de mogelijkheid van gelijkstelling met personen die zijn vrijgesteld van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen, voorbehoudt aan gehuwde vrouwen, weduwen en studenten, zonder in dezelfde vrijstellingsmogelijkheid te voorzien voor gehuwde mannen of weduwnaars die voor het overige aan dezelfde voorwaarden voldoen .

Partijen


In zaak C-373/89,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Nijvel, in het aldaar aanhangig geding tussen

Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen "Integrity" VZW,

en

N . Rouvroy, weduwe van J . Leloup, en hun kinderen Olivier, Eric en Mathieu,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging en toepassing van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid ( PB 1979, L 6, blz . 24 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede Kamer ),

samengesteld als volgt : T . F . O' Higgins, kamerpresident, G . F . Mancini en F . A . Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal : F . G . Jacobs

griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :

- N . Rouvroy, weduwe van J . Leloup, en hun kinderen Olivier, Eric en Mathieu, vertegenwoordigd door F . Huisman, advocaat te Brussel,

- de Belgische regering, vertegenwoordigd door P . Mainil, staatssecretaris van Middenstand,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M . Wolfcarius, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 4 oktober 1990,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 oktober 1990,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij tussenvonnis van 4 december 1989, ingekomen bij het Hof op 15 december daaraanvolgend, heeft de Arbeidsrechtbank te Nijvel ( België ), afdeling Waver, krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid ( PB 1979, L 6, blz . 24 ).

2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen de Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen "Integrity" VZW ( hierna : Integrity ) en N . Rouvroy, weduwe van de architect J . Leloup, en haar kinderen Olivier, Eric en Mathieu, ter zake van de betaling van voor de jaren 1985 en 1986 gevorderde sociale-zekerheidsbijdragen voor zelfstandigen .

3 In artikel 1 van het Belgische Koninklijk Besluit nr . 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ( Belgisch Staatsblad van 29 juli 1967, blz . 1001, hierna : KB nr . 38 ) is bepaald, dat dit statuut zich uitstrekt tot familiale uitkeringen, uitkeringen inzake rust - en overlevingspensioen en uitkeringen in geval van ziekte of invaliditeit . Zelfstandigen en helpers zijn aan deze regeling onderworpen .

4 Artikel 37, § 1, eerste alinea, van het Koninklijk Besluit van 19 december 1967 ( Belgisch Staatsblad van 28 december 1967, blz . 1496 ) houdende algemeen reglement in uitvoering van voornoemd KB nr . 38, zoals gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 20 juli 1981 ( Belgisch Staatsblad van 20 juli 1981, blz . 1218 ), luidt als volgt :

"Wanneer hun bedrijfsinkomsten, in de zin van artikel 11, § 2 en 3, van het Koninklijk Besluit nr . 38 die moeten als basis dienen voor de berekening van de bijdragen voor een bepaald jaar, geen 77 472 BFR bereiken, kunnen de aan het Koninklijk Besluit nr . 38 onderworpen gehuwde vrouwen, weduwen en studenten, voor bedoeld jaar, vragen gelijkgesteld te worden met de personen bedoeld in artikel 12, § 2 van genoemd besluit ."

5 Ingevolge artikel 12, § 2, van KB nr . 38 is de onderworpene die, naast de bezigheid die aanleiding geeft tot onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandigen, gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsbezigheid uitoefent, geen bijdrage krachtens KB nr . 38 verschuldigd indien zijn bedrijfsinkomsten als zelfstandige beneden een bepaald plafond blijven . Deze vrijstelling heeft voor de betrokkene geen verlies van de in het sociaal statuut der zelfstandigen voorziene uitkeringen tot gevolg .

6 In de loop van de procedure voor de Arbeidsrechtbank te Nijvel verzocht Leloup, wiens bedrijfsinkomsten zeer bescheiden waren, om toepassing van artikel 37 van het KB van 19 december 1967 . Integrity verzette zich tegen dit verzoek op grond dat genoemde bepaling enkel gold voor gehuwde vrouwen, weduwen en studenten, met uitsluiting van gehuwde mannen en weduwnaars . Volgens de erfgenamen van Leloup, die het geding hebben voortgezet, is artikel 37 in strijd met het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid .

7 Een en ander vormde voor de Arbeidsrechtbank te Nijvel, afdeling Waver, aanleiding om de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen :

"Is artikel 37 van het Koninklijk Besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van KB nr . 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, in overeenstemming met richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid?"

8 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

9 Vooraf moet worden opgemerkt, dat het Hof zich in een krachtens artikel 177 EEG-Verdrag aanhangig gemaakte procedure niet kan uitspreken over de verenigbaarheid van een nationale wettelijke regeling met het gemeenschapsrecht . Het is echter wel bevoegd, de nationale rechter alle gegevens voor de uitlegging van het gemeenschapsrecht te verschaffen, die deze in staat kunnen stellen die verenigbaarheid te beoordelen met het oog op het in de bij hem aanhangige zaak te wijzen vonnis ( zie laatstelijk het arrest van 11 oktober 1990, zaak C-196/89, Nespoli, Jurispr . 1990, blz . I-3662 ).

10 Richtlijn 79/7/EEG is ingevolge artikel 2 onder meer van toepassing op zelfstandigen . Artikel 3 geeft een opsomming van de regelingen en bepalingen waarvoor het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid geldt . Artikel 4, lid 1, van de richtlijn bepaalt het volgende :

"Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar met name echtelijke staat of gezinssituatie, is uitgesloten in het bijzonder met betrekking tot :

- de werkingssfeer van de regelingen alsmede de voorwaarden inzake toelating tot de regelingen,

- de verplichting tot premiebetaling en de premieberekening,

- de berekening van de prestaties, waaronder begrepen verhogingen verschuldigd uit hoofde van de echtgenoot en voor ten laste komende personen, alsmede de voorwaarden inzake duur en behoud van het recht op prestaties ."

11 De prejudiciële vraag moet dus worden opgevat als betrekking hebbende op de vraag, of - inzonderheid - artikel 4 van richtlijn 79/7/EEG aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een Lid-Staat enkel voor gehuwde vrouwen, weduwen en studenten voorziet in de mogelijkheid van gelijkstelling met personen die zijn vrijgesteld van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen wanneer hun bedrijfsinkomsten als zelfstandige gering zijn en zij gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsbezigheid uitoefenen .

12 Volgens vaste rechtspraak ( zie laatstelijk het arrest van 13 december 1989, zaak C-102/88, Ruzius-Wilbrink, Jurispr . 1989, blz . 4311 ) is artikel 4, lid 1, zowel op zichzelf beschouwd als gezien in verband met het doel van richtlijn 79/7/EEG, voldoende nauwkeurig om door een justitiabele voor de rechter te worden ingeroepen, ten einde elke ermee strijdige nationale bepaling buiten toepassing te doen verklaren . Daarbij zij eraan herinnerd, dat die bepaling de Lid-Staten verplicht, alle met het beginsel van gelijke behandeling strijdige bepalingen in te trekken .

13 In voornoemd arrest van 13 december 1989 overwoog het Hof voorts, dat in een geval van directe discriminatie de leden van de minder begunstigde groep recht hebben op dezelfde behandeling en op toepassing van dezelfde regeling als de leden van de begunstigde groep die in een gelijke situatie verkeren, waarbij die regeling, zolang aan de richtlijn niet op juiste wijze uitvoering is gegeven, het enig bruikbare referentiekader blijft .

14 Tot slot volgt uit de innerlijke logica van de richtlijn, dat artikel 4, dat de draagwijdte van het beginsel van gelijke behandeling afbakent, alleen van toepassing is binnen de personele en materiële werkingssfeer van de richtlijn ( arrest van 27 juni 1989, gevoegde zaken 48/88, 106/88 en 107/88, Achterberg-te Riele, Jurispr . 1989, blz . 1963 ). In dit verband heeft de advocaat-generaal in zijn conclusie terecht opgemerkt, dat wanneer ondeelbare sociale bijdragen betrekking hebben op sociale uitkeringen die slechts voor een deel onder de materiële werkingssfeer van richtlijn 79/7/EEG vallen, het gelijkheidsbeginsel niettemin op al die bijdragen van toepassing is . Dit is anders indien de bijdragen kunnen worden uitgesplitst naar de individuele uitkeringen .

15 Gelet op een en ander moet op de vraag van de Arbeidsrechtbank te Nijvel, afdeling Waver, worden geantwoord, dat artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid aldus moet worden uitgelegd, dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die de mogelijkheid van gelijkstelling met personen die zijn vrijgesteld van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen, voorbehoudt aan gehuwde vrouwen, weduwen en studenten, zonder in dezelfde vrijstellingsmogelijkheid te voorzien voor gehuwde mannen of weduwnaars die voor het overige aan dezelfde voorwaarden voldoen .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

16 De kosten door de Belgische regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Tweede Kamer ),

uitspraak doende op de door de Arbeidsrechtbank te Nijvel, afdeling Waver, bij vonnis van 4 december 1989 gestelde vraag, verklaart voor recht :

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid moet aldus worden uitgelegd, dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die de mogelijkheid van gelijkstelling met personen die zijn vrijgesteld van betaling van sociale-zekerheidsbijdragen, voorbehoudt aan gehuwde vrouwen, weduwen en studenten, zonder in dezelfde vrijstellingsmogelijkheid te voorzien voor gehuwde mannen of weduwnaars die voor het overige aan dezelfde voorwaarden voldoen .

Top