Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CJ0368

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 11 juli 1991.
    Antonio Crispoltoni tegen Fattoria autonoma tabacchi di Città di Castello.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretura circondariale di Perugia - Italië.
    Gemeenschappelijke marktordening in sector ruwe tabak - Geldigheid van de verordeningen (EEG) nrs. 1114/88 en 2268/88.
    Zaak C-368/89.

    Jurisprudentie 1991 I-03695

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1991:307

    61989J0368

    ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 11 JULI 1991. - ANTONIO CRISPOLTONI TEGEN FATTORIA AUTONOMA TABACCHI DI CITTA DI CASTELLO. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: PRETURA CIRCONDARIALE DI PERUGIA - ITALIE. - GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING VOOR RUWE TABAK - GELDIGHEID VAN VERORDENINGEN (EEG) NRS. 1114/88 EN 2268/88. - ZAAK C-368/89.

    Jurisprudentie 1991 bladzijde I-03695


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen - Kennelijk irrelevante vraag

    (EEG-Verdrag, art. 177)

    2. Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Ruwe tabak - Vaststelling voor bepaalde soort en oogst van gegarandeerde maximumhoeveelheid na aanplant - Terugwerkende kracht - Schending van rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel - Ongeldigheid

    (Verordeningen nrs. 1114/88 en 2268/88 van de Raad)

    Samenvatting


    1. Een verzoek van een nationale rechter kan alleen worden afgewezen, wanneer duidelijk blijkt, dat de door die rechter gestelde vraag over de uitlegging van gemeenschapsrecht of de geldigheid van een communautair voorschrift geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding.

    2. Verordening nr. 1114/88 tot wijziging van verordening nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak, en verordening nr. 2268/88 tot vaststelling van de voor de oogst 1988 geldende streefprijzen, interventieprijzen, premiebedragen voor kopers van tabaksbladeren, afgeleide interventieprijzen voor verpakte tabak, referentiekwaliteiten, produktiegebieden en gegarandeerde maximumhoeveelheden, en tot wijziging van verordening nr. 1975/87, zijn ongeldig voor zover zij voorzien in een gegarandeerde maximumhoeveelheid voor in 1988 geoogste tabak van de soort Bright en de premies voor de landbouwers verlagen.

    Hoewel niet uitdrukkelijk in de terugwerkende kracht van deze twee verordeningen was voorzien, volgt die wat de eerste verordening betreft hieruit, dat zij is bekendgemaakt nadat de landbouwers hun produktiekeuzen voor het lopende jaar hadden gemaakt, en wat de tweede verordening betreft uit de omstandigheid dat aan deze beslissingen reeds uitvoering was gegeven. Deze terugwerkende kracht is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en kan niet bij wijze van uitzondering worden aanvaard, nu het met deze twee verordeningen nagestreefde doel, te weten de tabaksproduktie beperken en de produktie van soorten waarvoor afzetmoeilijkheden bestaan tegengaan, op de datum van bekendmaking ervan voor het lopende jaar niet meer kan worden bereikt. Daarbij komt nog, dat het gewettigd vertrouwen van de betrokken handelaars niet is geëerbiedigd, doordat de betrokken maatregelen, ofschoon zij voorzienbaar waren, werden vastgesteld op een tijdstip waarop bij het nemen van de investeringsbeslissingen daarmee geen rekening meer kon worden gehouden.

    Partijen


    In zaak C-368/89,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Pretura circondariale di Perugia, in het aldaar aanhangig geding

    tussen

    A. Crispoltoni

    en

    Fattoria Autonoma Tabacchi di Città di Castello,

    om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van verordening (EEG) nr. 1114/88 van de Raad van 25 april 1988 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (PB 1988, L 110, blz. 35), en van verordening (EEG) nr. 2268/88 van de Raad van 19 juli 1988 tot vaststelling van de voor de oogst 1988 geldende streefprijzen, interventieprijzen, premiebedragen voor kopers van tabaksbladeren, afgeleide interventieprijzen voor verpakte tabak, referentiekwaliteiten, produktiegebieden en gegarandeerde maximumhoeveelheden, en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1975/87 (PB 1988, L 199, blz. 20),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

    samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, kamerpresident, G. C. Rodríguez Iglesias, Sir Gordon Slynn, F. Grévisse en M. Zuleeg, rechters,

    advocaat-generaal: J. Mischo

    griffier: D. Louterman, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen, ingediend door:

    - A. Crispoltoni, vertegenwoordigd door E. Cappelli en P. De Caterini, advocaten te Rome, en door C. Zaganelli, advocaat te Perugia,

    - de Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Schloh, juridisch adviseur, en T. Gallas, lid van de juridische dienst, als gemachtigden,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Campogrande en F. Santaollala Gadea, juridisch adviseurs, als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van A. Crispoltoni, de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door O. Fiumara, avvocato dello Stato, de Raad en de Commissie, wier gemachtigden G. Campogrande en F. Santaollala Gadea werden bijgestaan door M. Ledoux, ambtenaar van DG VI, als deskundige, ter terechtzitting van 16 januari 1991,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 maart 1991,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 20 november 1989, ingekomen ten Hove op 6 december daaropvolgend, heeft de Pretura circondariale di Perugia (Italië) krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld betreffende de geldigheid van verordening (EEG) nr. 1114/88 van de Raad van 25 april 1988 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (PB 1988, L 110, blz. 35), en van verordening (EEG) nr. 2268/88 van de Raad van 19 juli 1988 tot vaststelling van de voor de oogst 1988 geldende streefprijzen, interventieprijzen, premiebedragen voor kopers van tabaksbladeren, afgeleide interventieprijzen voor verpakte tabak, referentiekwaliteiten, produktiegebieden en gegarandeerde maximumhoeveelheden, en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1975/87 (PB 1988, L 199, blz. 20).

    2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen A. Crispoltoni, tabaksteler te Lerchi, in de regio Umbria, provincie Perugia, en Fattoria Autonoma Tabacchi di Città di Castello (hierna: de "Fattoria"), een producentenvereniging waarbij hij is aangesloten en die zich belast met de eerste verwerking en de verpakking van tabaksbladeren.

    3 In 1988 ontving Crispoltoni na levering aan de Fattoria van een bepaalde hoeveelheid tabaksbladeren van de soort Bright bij wege van voorschot de premie, bedoeld in artikel 3, lid 2, van verordening (EEG) nr. 727/70 van de Raad van 21 april 1970 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (PB 1970, L 94, blz. 1).

    4 Zoals de Commissie later heeft vastgesteld in verordening (EEG) nr. 2158/89 van 18 juli 1989 tot bepaling van de werkelijke produktie voor tabakssoorten van de oogst 1988 en tot vaststelling van de geldende prijzen en premies in het kader van de regeling inzake gegarandeerde maximumhoeveelheden (PB 1989, L 207, blz. 15), bedroeg de Italiaanse tabaksproduktie van de soort Bright 42 105 ton, dat wil zeggen 10,8 % meer dan de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor de soort Bright die volgens bijlage V bij verordening nr. 2268/88 voor 1988 op 38 000 ton was bepaald. De Azienda di Stato per gli Interventi sul Mercato Agricolo - sector tabak (interventiebureau voor de betrokken sector, hierna: "AIMA") vorderde van de Fattoria 5 % van de voor deze soort toegekende premie terug krachtens artikel 4, lid 5, van verordening nr. 727/70, dat aan deze verordening is toegevoegd bij artikel 1 van verordening nr. 1114/88.

    5 Ingevolge artikel 4, lid 5, van verordening nr. 727/70, zoals gewijzigd, wordt op de interventieprijzen en de premies voor de verschillende tabakssoorten een verlaging met 1 % toegepast voor elk procent waarmee de produktie van een soort of van een groep soorten de gegarandeerde maximumhoeveelheid overschrijdt, tot een maximum van 5 % van deze prijzen en premies voor de oogst 1988.

    6 Omdat de Fattoria de vordering van de AIMA om gedeeltelijke terugbetaling van de uitgekeerde premies op haar eigen leden had afgewenteld, besloot Crispoltoni haar voor de Pretore di Perugia te dagvaarden ten einde te doen vaststellen dat hij het van hem verlangde bedrag van 3 320 000 LIT niet behoefde te betalen, omdat de gemeenschapsregeling waarop de terugvordering was gebaseerd, ongeldig was.

    7 De Pretore heeft de behandeling van de zaak geschorst tot het Hof bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak heeft gedaan over "de geldigheid van verordeningen (EEG) van de Raad nr. 1114/88 van 25 april 1988 en nr. 2268/88 van 19 juli 1988".

    8 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding en de daar in geding zijnde bepalingen, alsmede van de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

    De bevoegdheid van het Hof

    9 De Raad wijst erop dat de procedure voor de nationale rechter enige bijzonderheden vertoont, waar het geding niet tegen de AIMA wordt gevoerd, doch tegen de Fattoria, waarbij verzoeker in het hoofdgeding zelf is aangesloten. Dit zou twijfels kunnen doen rijzen of het voor het Hof wel nodig is om uitspraak te doen, ten einde de verwijzende rechter in staat te stellen een werkelijk geschil te beslechten.

    10 Deze omstandigheid is evenwel niet van dien aard, dat wordt afgedaan aan de bevoegdheid van het Hof. Het is namelijk vaste rechtspraak (zie onder meer het arrest van 18 oktober 1990, gevoegde zaken C-297/88 en C-197/89, Dzodzi, Jurispr. 1990, blz. I-3763, r.o. 34), dat het uitsluitend aan de nationale rechterlijke instanties waaraan het geschil is voorgelegd en die verantwoordelijk zijn voor de te geven beslissing, staat om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, de noodzaak van een prejudiciële verwijzing voor hun uitspraak te beoordelen, alsmede de relevantie van hun vragen aan het Hof.

    11 Een verzoek van een nationale rechter kan alleen worden afgewezen, wanneer duidelijk blijkt, dat de door die rechter gestelde vraag over de uitlegging van gemeenschapsrecht of de geldigheid van een communautair voorschrift geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding (zie inzonderheid de beschikking van 26 januari 1990, zaak C-286/88, Falciola, Jurispr. 1990, blz. I-191, r.o. 8). In het onderhavige geding is dit evenwel niet het geval.

    Ten gronde

    12 Uit de feiten van het hoofdgeding blijkt, dat de prejudiciële vraag slechts de geldigheid van de verordeningen nrs. 1114/88 en 2268/88 betreft, voor zover deze voor in 1988 geoogste tabak van de soort Bright in een gegarandeerde maximumhoeveelheid voorzien.

    13 Ter zake koestert de nationale rechter twijfels omtrent de geldigheid van de twee verordeningen, op grond dat zij in strijd zouden kunnen zijn met het vertrouwensbeginsel, het verbod van terugwerkende kracht van rechtsregels en het rechtszekerheidsbeginsel.

    14 Uit de verwijzingsbeschikking blijkt, dat tabak van de soort Bright, die blijkens bijlage III bij verordening nr. 2268/88 uitsluitend in Italië wordt geproduceerd, in februari in speciale zaaibedden wordt gezaaid en voor het einde van de maand april in volle grond wordt uitgeplant. Met het uitplanten zijn de grootste kosten gemoeid, en op dat tijdstip moeten de telers een beslissing nemen over de aan te planten oppervlakte.

    15 Verordening nr. 1114/88 is bekendgemaakt op 29 april 1988, dus nadat de tabakstelers hun keuze voor de produktie van het lopende jaar hadden gemaakt, en verordening nr. 2268/88 op 26 juli 1988, toen zij aan hun beslissing reeds uitvoering hadden gegeven.

    16 Deze verordeningen hebben dus terugwerkende kracht, voor zover zij bij overschrijding van de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor de tabaksoogst van de soort Bright in 1988 tot gevolg hebben dat de interventieprijzen en de premies worden verlaagd.

    17 Het is vaste rechtspraak van het Hof (zie onder meer de arresten van 25 januari 1979, zaak 98/78, Racke, Jurispr. 1979, blz. 69, r.o. 20, en zaak 99/78, Decker, Jurispr. 1979, blz. 101, r.o. 8) dat, ofschoon het beginsel van de rechtszekerheid zich er in het algemeen tegen verzet dat een gemeenschapsbesluit reeds vóór afkondiging van kracht is, hiervan bij wijze van uitzondering kan worden afgeweken indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het rechtmatige vertrouwen van de betrokkenen naar behoren in acht wordt genomen. Deze rechtspraak geldt ook in het geval waarin de terugwerkende kracht niet uitdrukkelijk in het besluit zelf is voorzien, doch uit de inhoud ervan voortvloeit.

    18 Volgens de eerste overweging van de considerans van verordening nr. 1114/88 is de instelling van een gegarandeerde maximumhoeveelheid bedoeld om de toeneming van de tabaksproduktie in de Gemeenschap binnen de perken te houden en terzelfder tijd de produktie van soorten waarvoor afzetmoeilijkheden bestaan tegen te gaan. Voor de tabaksoogst van de soort Bright in 1988 kon dit doel evenwel niet worden bereikt met verordeningen die eind april en eind juli 1988 werden gepubliceerd. Op dat tijdstip waren immers de beslissingen over de aan te planten oppervlakte reeds genomen, had de aanplant reeds plaatsgevonden en was - volgens de verwijzingsbeschikking - de oogst reeds enige tijd bezig toen verordening nr. 2268/88 werd gepubliceerd.

    19 De Raad heeft overigens ingezien dat de produktie onmogelijk door in dergelijke omstandigheden vastgestelde maatregelen kon worden beperkt. Bij verordening (EEG) nr. 1251/89 van 3 mei 1989 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (PB 1989, L 129, blz. 16) heeft hij namelijk bepaald, dat de maximumhoeveelheden elk jaar zouden worden vastgesteld voor de oogst van het volgende jaar, ten einde - aldus de eerste overweging van de considerans van de verordening - "de aanplant te kunnen plannen".

    20 Aangezien in de motivering van de verordeningen nrs. 1114/88 en 2268/88 geen andere redenen worden vermeld, moet dus worden vastgesteld dat niet is voldaan aan de eerste voorwaarde op grond waarvan de terugwerkende kracht van deze verordeningen aanvaardbaar zou zijn, namelijk dat het te bereiken doel dit noodzakelijk maakt, zodat deze verordeningen ongeldig zijn voor zover daarin een gegarandeerde maximumhoeveelheid wordt vastgesteld voor in 1988 geoogste tabak van de soort Bright.

    21 Verder is met de bestreden regeling het gewettigd vertrouwen van de betrokken ondernemers geschonden. Hoewel zij rekening moesten houden met de mogelijkheid dat maatregelen zouden worden genomen om de toeneming van de tabaksproduktie in de Gemeenschap binnen de perken te houden en de produktie van soorten waarvoor afzetmoeilijkheden bestaan tegen te gaan, mochten zij niettemin ervan uitgaan dat eventuele maatregelen die consequenties zouden hebben voor hun investeringen, hun tijdig ter kennis zouden worden gebracht. In casu is dit evenwel niet gebeurd.

    22 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat de verordeningen nrs. 1114/88 en 2268/88 van de Raad ongeldig zijn, voor zover zij voorzien in een gegarandeerde maximumhoeveelheid voor in 1988 geoogste tabak van de soort Bright.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    23 De kosten door de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof, en door de Italiaanse regering wegens haar interventie ter terechtzitting gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

    uitspraak doende op de door de Pretura circondariale di Perugia bij beschikking van 20 november 1989 gestelde vraag, verklaart voor recht:

    Verordening (EEG) nr. 1114/88 van de Raad van 25 april 1988 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak, en verordening (EEG) nr. 2268/88 van de Raad van 19 juli 1988 tot vaststelling van de voor de oogst 1988 geldende streefprijzen, interventieprijzen, premiebedragen voor kopers van tabaksbladeren, afgeleide interventieprijzen voor verpakte tabak, referentiekwaliteiten, produktiegebieden en gegarandeerde maximumhoeveelheden, en tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1975/87, zijn ongeldig voor zover zij voorzien in een gegarandeerde maximumhoeveelheid voor in 1988 geoogste tabak van de soort Bright.

    Top