Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CC0005

    Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 8 mei 1990.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland.
    Steunmaatregelen van staten - Onderneming die produkten en halffabrikaten uit aluminium vervaardigt - Restitutie.
    Zaak C-5/89.

    Jurisprudentie 1990 I-03437

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:187

    61989C0005

    Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 8 mei 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN BONDSREPUBLIEK DUITSLAND. - STAATSSTEUN - FABRIKANT VAN ALUMINIUM PRODUKTEN EN HALFFABRIKATEN - TERUGVORDERING. - ZAAK C-5/89.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-03437
    Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00499
    Finse bijz. uitgave bladzijde 00521


    Conclusie van de advocaat generaal


    ++++

    Mijnheer de President,

    mijne heren Rechters,

    1 . In het onderhavige beroep, dat de Commissie krachtens artikel 93, lid 2, tweede alinea, EEG-Verdrag tegen de Bondsrepubliek heeft ingesteld, zal men tevergeefs zoeken naar verschillen met de vorige zaak Commissie/Duitsland ( hierna : de zaak Alcan ), die heeft geleid tot het arrest van 2 februari 1989 ( 1 ).

    2 . Op 17 november 1987 gaf de Commissie een beschikking ( 2 ) waarin zij vaststelde, dat een subsidie van 2 miljoen DM die de deelstaat Baden-Wuerttemberg in 1985 aan BUG-Alutechnik GmbH had verstrekt, onrechtmatig was omdat zij niet was aangemeld en omdat zij onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt . Na de vaststelling van deze beschikking zond de Duitse regering, die de beschikking niet heeft aangevochten, de Commissie een nota waarin zij kritiek leverde op de beschikking en onder meer stelde, dat de waarde van de steunmaatregel in feite negatief was daar de subsidie in de plaats was gekomen van een garantieverplichting voor 7 miljoen DM . Bovendien zou het vertrouwensbeginsel aan de terugvordering van de steun in de weg staan .

    3 . Dit middel wordt in het onderhavige beroep aangevoerd te zamen met een middel ontleend aan het feit, dat de in paragraaf 48, lid 4, van het Verwaltungsverfahrensgesetz ( wet inzake de procesvoering in administratieve zaken ) voor de deelstaat Baden-Wuerttemberg neergelegde termijn van een jaar voor de intrekking van administratieve handelingen, was verstreken .

    4 . Laat ik meteen opmerken, dat het Hof mijns inziens op grond van de overwegingen van genoemd arrest van 2 februari 1989 zonder enig probleem tot de vaststelling moet komen, dat de verplichtingen niet zijn nagekomen . Het lijkt mij niettemin wenselijk, dat het Hof deze zaak aangrijpt om bij de behandeling van de verweermiddelen van de Bondsrepubliek Duitsland de regels te verduidelijken die de terugvordering van staatssteun beheersen, en om de pogingen van de gemeenschapsautoriteiten om de effectieve toepassing van de ter zake geldende verdragsbepalingen te verzekeren, gerechtelijk te ondersteunen .

    5 . Met betrekking tot de niet-nakoming zelf heeft verweerster zich reeds in de zaak Alcan met een beroep op het vertrouwensbeginsel verweerd tegen het beroep dat de Commissie had ingesteld omdat geen uitvoering was gegeven aan een beschikking betreffende een niet aangemelde en met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel .

    6 . In navolging van eerdere arresten ( 3 ) overwoog het Hof in die zaak, dat in dergelijke niet-nakomingsprocedures als enig verweer kon worden aangevoerd, dat de tenuitvoerlegging volstrekt onmogelijk was, en stelde het vast :

    "De Bondsregering heeft de Commissie enkel meegedeeld, op welke politieke en juridische moeilijkheden zij bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zou stuiten . Zij heeft echter niets gedaan om de steun van de onderneming terugbetaald te krijgen, noch ook heeft zij de Commissie wijzen van uitvoering van de beschikking voorgesteld, waardoor bedoelde moeilijkheden hadden kunnen worden overwonnen ." ( 4 )

    7 . Even eerder had het Hof erop gewezen, dat een Lid-Staat die bij de uitvoering op niet voorziene en onvoorzienbare moeilijkheden stuit, deze problemen aan de Commissie kan voorleggen en daarbij passende wijzigingen van de beschikking kan voorstellen . In een dergelijk geval vereist de plicht tot loyale samenwerking, die met name in artikel 5 EEG-Verdrag tot uitdrukking is gebracht, dat te goeder trouw wordt samengewerkt om met zo volledig mogelijke inachtneming van de verdragsbepalingen, inzonderheid die betreffende de steunmaatregelen, de moeilijkheden te overwinnen .

    8 . Hieruit concludeerde het Hof :

    "Zonder dat nog behoeft te worden ingegaan op verweersters argumenten met betrekking tot de toepasselijkheid van het nationale procesrecht op de terugvordering van de steun, moet op grond van een en ander worden vastgesteld, dat verweerster zich niet kan beroepen op de volstrekte onmogelijkheid om de beschikking van de Commissie ten uitvoer te leggen ." ( 5 )

    9 . Deze redenering kan zonder meer worden toegepast op de onderhavige zaak, waarin de Duitse regering niet stelt iets te hebben gedaan om de steun van de onderneming BUG-Alutechnik terugbetaald te krijgen en zij de Commissie ook geen wijzen van uitvoering van de beschikking heeft voorgesteld ten einde de gestelde juridische problemen bij de uitvoering te kunnen overwinnen . Er is dus duidelijk sprake van niet-nakoming .

    10 . Zoals ik al opmerkte, zou het Hof echter duidelijk zijn standpunt moeten bepalen ten aanzien van de middelen betreffende het gewettigd vertrouwen en de nationale procesrechtelijke bepalingen .

    11 . De Duitse regering stelt met een beroep op een obiter dictum in het arrest van 2 februari 1989 ( 6 ), dat het Hof de afweging van "het belang van de Gemeenschap" tegen het door de begunstigde onderneming ( 7 ) ingeroepen vertrouwensbeginsel, aan de nationale instanties heeft willen overlaten . Verder beklemtoont zij ( 8 ), dat het Hof in die overweging uitdrukkelijk het arrest Deutsche Milchkontor ( 9 ) citeert . In dat arrest wordt, zoals gezegd, erkend, dat een nationale wettelijke regeling die op een gebied als de terugvordering van onverschuldigd betaalde communautaire steun het gewettigd vertrouwen beschermt, onder bepaalde omstandigheden verenigbaar is met het Verdrag .

    12 . Allereerst moet een argument worden verworpen dat de Commissie in zekere zin "vooraf" aanvoert . Volgens haar ( 10 ) gaat het arrest Deutsche Milchkontor niet over het recht inzake steunmaatregelen van staten en verwees de gemeenschapsbepaling waar het in die zaak ( 11 ) om ging, uitdrukkelijk naar het nationale recht betreffende de terugvordering van ten onrechte betaalde gemeenschapssteun . Ik kan deze opvatting niet delen . De verschillende aard van de steun, communautaire of nationale, mag niet leiden tot de toepassing van verschillende regels voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen; de desbetreffende rechtspraak van het Hof maakt dit onderscheid ook niet . ( 12 ) Door in het reeds genoemde arrest van 2 februari 1989 uitdrukkelijk naar het arrest Deutsche Milchkontor te verwijzen, heeft het Hof mijns inziens duidelijk willen maken, dat met het vertrouwensbeginsel, dat deel uitmaakt van de communautaire rechtsorde, rekening moet worden gehouden bij acties tot terugvordering van staatssteun .

    13 . Hoewel dus ontegenzeglijk rekening moet kunnen worden gehouden met het gewettigd vertrouwen, ligt de kern van het probleem enerzijds in de vraag, welke instantie dit vertrouwen moet afwegen tegen het belang van de Gemeenschap, en anderzijds in de vraag, onder welke omstandigheden de begunstigde onderneming zich met succes op dat beginsel kan beroepen .

    14 . Met betrekking tot het eerste punt stelt de Duitse regering, dat het hier een bepaling van nationaal recht betreft en dat daarom alleen de nationale instanties bevoegd zijn deze bepaling uit te leggen en toe te passen . ( 13 ) Zij leidt hieruit af, dat de door de Commissie krachtens artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag gegeven beschikking niet bindend is .

    15 . Dit standpunt kan niet worden aanvaard . In het arrest Deutsche Milchkontor wijst het Hof erop, dat

    "de beginselen van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en van de rechtszekerheid deel uitmaken van de communautaire rechtsorde"

    en het concludeert hieruit, dat

    "derhalve geen strijdigheid met deze rechtsorde kan worden aangenomen indien een nationale regeling het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid beschermt op een gebied als de terugvordering van onverschuldigd betaalde communautaire steun ". ( 14 )

    16 . Op het vertrouwensbeginsel dat in het recht van een Lid-Staat wordt erkend, kan dus enkel een beroep worden gedaan omdat het overeenkomt met een beginsel dat deel uitmaakt van de communautaire rechtsorde, met dien verstande - aldus genoemd arrest - dat rekening moet worden gehouden met het belang van de Gemeenschap ( 15 ) en met de noodzaak om geen afbreuk te doen aan de draagwijdte en de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht . ( 16 )

    17 . Wil men echter artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag niet iedere nuttige werking ontnemen, dan moet het mijns inziens ervoor worden gehouden, dat wanneer de beschikking van de Commissie niet is aangevochten en afgezien van uitzonderlijke omstandigheden, die in casu niet zijn aangevoerd, alleen de begunstigde onderneming die de onverenigbare steun heeft ontvangen, eventueel een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel om zich tegen de terugvorderingsactie van de betrokken staat te verzetten . De nationale rechter bij wie de zaak aanhangig is, dient dan de relevantie van een dergelijk verweer te beoordelen in het licht van het arrest Deutsche Milchkontor en het Hof zo nodig een prejudiciële vraag te stellen . Dat de Lid-Staat tot wie de beschikking van de Commissie is gericht, nalaat deze aan te vechten om vervolgens eigenmachtig de tenuitvoerlegging ervan te weigeren met een beroep op bepalingen van zijn nationaal recht, kan evenwel in beginsel niet worden aanvaard . Dit zou de dwingende werking van de door de Commissie op grond van artikel 93, lid 2, gegeven beschikkingen ernstig in gevaar brengen waardoor de communautaire regeling inzake steunmaatregelen aanzienlijk aan effectiviteit zou inboeten . ( 17 )

    18 . Deze analyse vindt overigens ook steun in de vaste rechtspraak van het Hof inzake steunmaatregelen ( 18 ), volgens welke in niet-nakomingsprocedures als enig verweer kan worden aangevoerd, dat de correcte uitvoering van de beschikking volstrekt onmogelijk is .

    19 . Het tweede punt vergt een uitvoeriger bespreking . In mijn conclusie in de zaak Alcan(19 ) meende ik uit de geest van de rechtspraak van het Hof inzake het gewettigd vertrouwen te kunnen afleiden, dat ondernemingen die staatssteun ontvangen, verplicht zijn na te gaan of de steunmaatregel vooraf bij de Commissie was aangemeld . Deze opvatting sluit aan bij het streven van de Commissie, te verzekeren dat het gemeenschapsrecht op het gebied van de staatssteun wordt nageleefd, welk streven blijkt uit de mededeling van de Commissie van 1983 ( 20 ), die "de potentiële ontvangers" van staatssteun erop wijst dat onwettig uitgekeerde steun onzeker is doordat "elke ontvanger van onwettig toegekende steun, dat wil zeggen steun die is toegekend zonder dat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen over de verenigbaarheid ervan, kan worden genoodzaakt de steun terug te betalen ." Het Hof heeft de onzekere aard van niet-aangemelde steun overigens erkend in twee recente arresten van respectievelijk 14 februari ( 21 ) en 21 maart 1990 ( 22 ), waarin het overwoog :

    "Wanneer de Commissie vaststelt dat een steunmaatregel zonder voorafgaande aanmelding is ingevoerd of gewijzigd, is zij bevoegd om de betrokken Lid-Staat, na deze in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken, middels een voorlopige beschikking - in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de steunmaatregel - te gelasten, de betaling van de steun onmiddellijk op te schorten ." ( 23 )

    20 . Het valt uiteraard te betreuren, dat de aanmelding van steunmaatregelen van de staten en de eventuele beslissingen van de Commissie om de procedure van artikel 93, lid 2, EEG - Verdrag niet in te leiden, op geen enkele wijze openbaar worden gemaakt . ( 24 ) Niettemin moeten de ondernemingen die steun ontvangen, mijns inziens in staat worden geacht om zowel bij de nationale instanties als bij de Commissie na te gaan of aanmelding heeft plaatsgevonden .

    21 . Ik wil in dit verband herinneren aan de door de Commissie tijdens de mondelinge behandeling genoemde cijfers betreffende de ontwikkeling van het totale bedrag van de steun die door de Lid-Staten niet was aangemeld en waarvan de Commissie terugvordering heeft verlangd : 5 miljoen ecu in 1985, 11 miljoen in 1986 en 747 miljoen in 1987 . ( 25 ) Aan deze exponentiële groei kan men aflezen, wat er in deze zaak allemaal op het spel staat . Voor het Hof is nu het moment gekomen om als het ware te herhalen, welke "spelregels" voor steunmaatregelen van staten gelden . Ik ben een onvoorwaardelijke aanhanger van het vertrouwensbeginsel, doch ik meen, dat opnieuw nadrukkelijk moet worden verklaard, dat dat beginsel in overeenstemming moet worden gebracht met de gemeenschapsregeling inzake het toezicht op de steunmaatregelen van de staten, en dat nauwkeurig moet worden aangegeven, hoe dit dient te gebeuren .

    22 . Allereerst zij opgemerkt, dat de onderneming die steun ontvangt, de mogelijkheid heeft om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen de beschikking van de Commissie waarbij de terugvordering van de steun wordt gelast, omdat zij hierdoor rechtstreeks en individueel wordt geraakt.(26 ) In een dergelijke zaak zal het Hof niet nalaten de beschikking te toetsen aan de eisen van de bescherming van de fundamentele rechten, die volgens vaste rechtspraak ( 27 ) deel uitmaken van de communautaire rechtsorde, en inzonderheid aan de eis dat het gewettigd vertrouwen dient te worden beschermd, zoals het in zijn arrest Deufil ( 28 ) heeft gedaan .

    23 . Bovendien kan een onderneming die een niet aangemelde steun heeft ontvangen, weliswaar door de betrokken staat tot terugbetaling daarvan worden verplicht, maar sinds de recente uitspraak van het Hof in de zaak Boussac ( 29 ) heeft zij in ieder geval de zekerheid, dat de Commissie de vraag, of de steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 2, EEG-Verdrag, ten gronde zal onderzoeken .

    24 . Het lijkt mij dan ook niet overdreven behoudens tegenbewijs aan te nemen, dat de onderneming die niet heeft gecontroleerd of de steunmaatregel is aangemeld, zich niet op een gewettigd vertrouwen kan beroepen .

    25 . De marktdeelnemers die staatssteun ontvangen, zijn immers geen leken en dienen de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen, gelijk in paragraaf 48 van de betrokken Duitse wet overigens uitdrukkelijk wordt gezegd . ( 30 ) De hun opgelegde verplichting, zich ervan te vergewissen dat de steun die hun is toegekend, vooraf bij de Commissie is aangemeld, is noch buitensporig noch bijzonder moeilijk te vervullen .

    26 . Het vertrouwensbeginsel zelf en de beoordelingsvrijheid van de nationale rechter dienaangaande moeten echter onverlet blijven; bijgevolg moet een voorbehoud worden gemaakt voor gevallen waarin een onderneming zich, wat de grondrechten betreft, in een zodanige situatie bevindt, dat haar vertrouwen moet worden beschermd ondanks het feit dat zij niet heeft nagegaan of de steunmaatregel was aangemeld . De nationale rechter moet het optreden van de begunstigde onderneming in een dergelijk geval in concreto kunnen beoordelen, zo nodig na het Hof een prejudiciële vraag te hebben gesteld . Men mag niet achteloos voorbijgaan aan de mogelijke twijfels van sommige ondernemingen over de noodzaak tot aanmelding bij "ongebruikelijke" vormen van steun . ( 31 ) Deze concrete beoordeling door de nationale rechter moet evenwel worden geplaatst tegenover de abstracte opvatting van gewettigd vertrouwen waarop verweerster zich hier baseert voor haar weigering om de gemeenschapsbeschikking waarbij terugvordering van de betrokken steun is gelast, ten uitvoer te leggen . Gewettigd vertrouwen wordt niet vermoed, maar moet worden aangetoond .

    27 . Ook wil ik enkele opmerkingen maken over het middel betreffende het nationale administratieve recht, volgens hetwelk een administratieve handeling slechts kan worden ingetrokken binnen een jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop de betrokken instantie kennis heeft gekregen van de feiten die de intrekking rechtvaardigen . ( 32 )

    28 . In haar verweerschrift merkt de Duitse regering allereerst op, dat deze termijn in casu in elk geval was verstreken toen de Commissie haar beschikking gaf, aangezien hij was ingegaan op het moment dat de bevoegde instantie van de deelstaat Baden-Wuerttemberg de gewraakte steun had toegekend, dat wil zeggen in 1985 . ( 33 ) In dupliek worden vervolgens complexere theoretische opvattingen aangedragen : de betrokken termijn zou ingaan op de dag waarop het de Commissie bekend was geworden, dat de steun was toegekend; de bevoegde gemeenschapsinstantie zou het Hof evenwel om voorlopige maatregelen kunnen verzoeken indien zij zich niet binnen die termijn zou kunnen uitspreken . ( 34 )

    29 . Ofschoon in de rechtspraak betreffende terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen wordt verwezen naar de bepalingen van nationaal procesrecht, gebeurt dit onder het voorbehoud, dat die bepalingen voor acties op grond van het gemeenschapsrecht geen ongunstiger regeling inhouden dan voor acties die op het nationale recht zijn gebaseerd en dat zij er niet toe leiden, dat de uitoefening van de door de communautaire rechtsorde verleende rechten onmogelijk wordt gemaakt . ( 35 ) Onlangs heeft het Hof deze rechtspraak in het arrest van 21 maart 1990 ( 36 ) toegepast op het bijzondere geval van de steunmaatregelen van de staten . In dit arrest overwoog het Hof :

    "De terugvordering van onwettige steun moet in beginsel volgens de relevante procesrechtelijke bepalingen van het nationale recht geschieden, onder voorbehoud evenwel, dat die bepalingen aldus worden toegepast, dat de door het gemeenschapsrecht verlangde terugvordering niet praktisch onmogelijk wordt gemaakt ." ( 37 )

    30 . Volgens het verweerschrift beroept de Duitse regering zich op het verstrijken van een termijn die ingaat op de dag waarop de nationale instanties kennis hebben gekregen van de feiten die de intrekking van de handeling rechtvaardigen . Het is duidelijk, dat elke kans op een effectieve terugvordering verloren gaat indien men een Lid-Staat zou toestaan zich inzake de terugvordering van steun op een dergelijke termijn te beroepen . Daarbij komt, dat dan ten slotte de staat die verplicht is de aanmelding te doen, zelf zou bepalen op welk moment de termijn ingaat . Volgens de rechtspraak van het Hof ( 38 ) bevat de beschikking van de Commissie een resultaatsverplichting die slechts wordt gemitigeerd in geval van een volstrekte onmogelijkheid die aan het licht is getreden bij een actieve poging om een oplossing te vinden via een dialoog tussen de Commissie en de betrokken Lid-Staat . Zij verplicht de Lid-Staat de terugbetaling van de steun te bewerkstelligen met gebruikmaking van de nationale procedures, met dien verstande dat de Lid-Staat zich niet op die procedures mag beroepen om zich in een positie te plaatsen waarin de terugbetaling zonder meer onmogelijk is .

    31 . Zoals gezegd, suggereert de Duitse regering in dupliek, de termijn van een jaar te laten ingaan op de dag waarop de Commissie kennis krijgt van de steun . Ik wijs erop, dat dit een, ongetwijfeld gewaagde, uitlegging van de betrokken nationale bepaling is . Paragraaf 48 van het Verwaltungsverfahrensgesetz voor de deelstaat Baden-Wuerttemberg heeft enkel betrekking op de bekendheid van de nationale instanties - en niet van de Commissie - met feiten die de intrekking van de onregelmatige handeling rechtvaardigen . Aangezien wij sedert het arrest Boussac weten, dat een niet aangemelde steunmaatregel onwettig is, gaat de termijn voor de intrekking van de handeling waarbij de ten onrechte gehandhaafde steun is toegekend, mijns inziens in op het moment dat de Commissie een eindbeschikking over de onverenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt geeft . Zonder te willen gaan zitten op de stoel van de nationale rechter, die als enige tot uitlegging van nationaal recht bevoegd is, komt het mij voor, dat de toepassing van het nationale recht, en inzonderheid paragraaf 48 van het Verwaltungsverfahrensgesetz, op de terugvordering van steun vereist, dat de Duitse bevoegde instanties de handeling intrekken binnen een jaar na de kennisgeving van de beschikking ten gronde van de Commissie .

    32 . Wanneer de Duitse instanties deze termijn uit nalatigheid laten verstrijken, zal de nationale rechter zich uiteraard moeten afvragen, of hij overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof, onlangs nog bevestigd in het reeds genoemde arrest van 21 maart 1990, deze termijn moet negeren wanneer de toepassing ervan ertoe leidt, "dat de door het gemeenschapsrecht verlangde terugvordering praktisch onmogelijk wordt gemaakt ". ( 39 ) Een dergelijke consequentie doet overigens geen afbreuk aan de bescherming van het gewettigd vertrouwen, want de beschikkingen van de Commissie worden gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en de begunstigde onderneming weet dus al lang vóór de afloop van de termijn van een jaar, dat de ontvangen steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt geacht .

    33 . Hoewel het Hof, zoals gezegd, deze zaak moet aangrijpen om de waarde van deze middelen te preciseren, zullen deze middelen slechts in het kader van een eventuele prejudiciële verwijzing relevant zijn . Hier kan worden volstaan met de toepassing van de in het arrest Alcan ontwikkelde beginselen .

    34 . Concluderend geef ik het Hof in overweging,

    - vast te stellen, dat de Bondsrepubliek Duitsland de krachtens artikel 93, lid 2, eerste alinea, en artikel 189, vierde alinea, EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door zich niet te voegen naar beschikking 88/174/EEG van de Commissie van 17 november 1987 betreffende steun die de deelstaat Baden-Wuerttemberg heeft verstrekt aan BUG-Alutechnik GmbH, een onderneming die aluminiumprodukten en -halffabrikaten vervaardigt;

    - de Bondsrepubliek Duitsland in de kosten te verwijzen .

    (*) Oorspronkelijke taal : Frans .

    ( 1 ) Zaak 94/87, Jurispr . 1989, blz . 175 .

    ( 2 ) Beschikking 88/174/EEG betreffende steun die de deelstaat Baden-Wuerttemberg van de Bondsrepubliek Duitsland heeft verstrekt aan BUG-Alutechnik GmbH, een onderneming die aluminiumprodukten en -halffabrikaten vervaardigt ( PB 1988, L 79, blz . 29 ).

    ( 3 ) Arrest van 15 januari 1986 ( zaak 52/84, Commissie/België, Jurispr . 1986, blz . 89 ).

    ( 4 ) Zaak 94/87, reeds aangehaald, r.o . 10 .

    ( 5 ) Rechtsoverweging 11 .

    ( 6 ) Rechtsoverweging 12 .

    ( 7 ) Dupliek, blz . 5 en 6 .

    ( 8 ) Dupliek, blz . 2 .

    ( 9 ) Arrest van 21 september 1983, gevoegde zaken 205/82 tot en met 215/82, Deutsche Milchkontor, Jurispr . 1983, blz . 2633, r.o . 30 tot en met 32 .

    ( 10 ) Repliek, blz . 2 .

    ( 11 ) Artikel 8, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid ( PB 1970, L 94, blz . 13 ).

    ( 12 ) Zie bij voorbeeld de arresten in de zaken 77/76 ( Cucchi, Jurispr . 1977, blz . 987 ), 177/78 ( McCarren, Jurispr . 1979, blz . 2161 ), 61/79 ( Denkavit Italiana, Jurispr . 1980, blz . 1205 ); 130/79 ( Express Dairy Foods, Jurispr . 1980, blz . 1887 ) en het arrest van 25 februari 1988 ( gevoegde zaken 331/85, 376/85 en 378/85, Bianco, Jurispr . 1988, blz . 1099 ).

    ( 13 ) Dupliek, blz . 5 .

    ( 14 ) Gevoegde zaken 205/82 tot en met 215/82, r.o . 30 .

    ( 15 ) Ibidem; rechtsoverweging 32 .

    ( 16 ) Ibidem; rechtsoverweging 22 .

    ( 17 ) Zie in dit verband punt 3 en 4 van mijn conclusie van 29 november 1988 in de reeds genoemde zaak 94/87 ( Jurispr . 1989, blz . 175 ).

    ( 18 ) Zaak 52/84, reeds aangehaald .

    ( 19 ) Zaak 94/87, reeds aangehaald, r.o . 14 tot en met 18 .

    ( 20 ) PB 1983, C 318, blz . 3 .

    ( 21 ) Zaak C-301/87, Frankrijk/Commissie ( hierna : Boussac ), Jurispr . 1990, blz . I-307 .

    ( 22 ) Zaak C-142/87, België/Commissie, Jurispr . 1990, blz . I-959 .

    ( 23 ) Zaak C-301/87, reeds aangehaald, r.o . 19; zaak C-142/87, reeds aangehaald, r.o . 15 .

    ( 24 ) Zie hierover punt 8 van de conclusie van advocaat-generaal Tesauro in de reeds genoemde zaak C-142/87 .

    ( 25 ) Deze cijfers zijn ontleend aan het antwoord van L . Brittan op de schriftelijke vraag nr . 181/88 ( PB 1988, C 151, blz . 9 ).

    ( 26 ) Artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag .

    ( 27 ) Bij voorbeeld het arrest van 15 juni 1978, zaak 149/77, Defrenne, Jurispr . 1978, blz . 1365 .

    ( 28 ) Arrest van 24 februari 1987, zaak 310/85, Deufil, Jurispr . 1987, blz . 901, r.o . 20 tot en met 25 .

    ( 29 ) Zaak C-301/87, reeds aangehaald .

    ( 30 ) Zie verweerschrift op blz . 5 van de Franse taalversie .

    ( 31 ) Zie bij voorbeeld in het reeds genoemde arrest Deufil de discussie over de aard van steunmaatregelen in de zin van artikel 92, lid 1 .

    ( 32 ) Paragraaf 48, lid 4, van het Verwaltungsverfahrensgesetz, aangehaald door de Duitse regering op blz . 6 van de Franse taalversie van haar verweerschrift .

    ( 33 ) Verweerschrift, blz . 8 van de Franse taalversie .

    ( 34 ) Dupliek, blz . 10 van de Franse taalversie .

    ( 35 ) Zie bij voorbeeld de arresten van 9 november 1983 ( zaak 199/82, San Giorgio, Jurispr . 1983, blz . 3595 ) en 2 februari 1988 ( zaak 309/85, Barra, Jurispr . 1988, blz . 355 ).

    ( 36 ) Zaak C-142/87, reeds aangehaald .

    ( 37 ) Rechtsoverweging 61, eigen cursivering .

    ( 38 ) Zaak 52/84, reeds aangehaald, r.o . 11 .

    ( 39 ) Rechtsoverweging 61 .

    Top