Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0358

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 2 mei 1990.
    Oberhausener Kraftfutterwerk Wilhelm Hopermann GmbH tegen Bundesanstalt für landwirtschaftliche Marktordnung.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Verwaltungsgericht Frankfurt am Main - Duitsland.
    Bijzondere maatregelen voor erwten, tuin- en veldbonen - Termijn voor indiening van steunaanvraag.
    Zaak C-358/88.

    Jurisprudentie 1990 I-01687

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:173

    61988J0358

    ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 2 MEI 1990. - OBERHAUSENER KRAFTFUTTERWERK WILHELM HOPERMANN GMBH TEGEN BUNDESANSTALT FUER LANDWIRTSCHAFTLICHE MARKTORDNUNG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: VERWALTUNGSGERICHT FRANKFURT AM MAIN - DUITSLAND. - LANDBOUW - BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR ERWTEN, TUIN- EN VELDBONEN - TERMIJN VOOR INDIENING VAN STEUNAANVRAGEN. - ZAAK 358/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01687


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Steunregeling - Aan Commissie verleende bevoegdheid - Draagwijdte - Vaststelling van termijnen en sancties

    2 . Landbouw - Bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen - Steun voor produkten gebruikt bij vervaardiging van diervoeding - Niet-nakoming van termijn voor indiening van steunaanvraag - Verlies van recht op steun - Evenredigheidsbeginsel - Geen schending

    ( Verordening nr . 1431/82 van de Raad, artikel 3; verordening nr . 2192/82 van de Commissie, artikel 22, lid 1, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 )

    Samenvatting


    1 . In de uitoefening van de haar door de Raad verleende bevoegdheden om een gemeenschappelijke marktordening in de sector landbouw tot stand te brengen, kan de Commissie alle uitvoeringsbepalingen vaststellen die voor de goede werking van de aan bedoelde ordening verbonden steunregeling nodig zijn, voor zover die bepalingen niet in strijd zijn met de basisverordening of de toepassingsvoorschriften van de Raad . De aldus aan de Commissie opgelegde beheers - en controletaak omvat de bevoegdheid om termijnen vast te stellen en aan overschrijding hiervan passende sancties te verbinden, die kunnen gaan tot het verlies van het recht op steun, wanneer de inachtneming van die termijnen voor de goede werking van de steunregeling nodig is .

    2 . De toekenning van de steun, bedoeld in artikel 3 van verordening nr . 1431/82 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen, is afhankelijk van de inachtneming van de termijn voor indiening van de steunaanvraag, bepaald bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 . Ook al bepaalt artikel 22, lid 1, zoals gewijzigd, nergens of, en zo ja welke, sancties aan de overschrijding van die termijn kunnen worden verbonden, de inachtneming ervan is onontbeerlijk voor goede werking van de steunregeling en zij kan dus, ook gelet op de vereisten van het evenredigheidsbeginsel, worden verzekerd door een sanctie als het verlies van het recht op steun .

    Partijen


    In zaak C-358/88,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main, in het aldaar aanhangig geding tussen

    Oberhausener Kraftfutterwerk Wilhelm Hopermann GmbH, Oberhausen,

    en

    Bundesanstalt fuer landwirtschaftliche Marktordnung, Frankfurt am Main,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 22, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 2192/82 van de Commissie van 6 augustus 1982 houdende bepalingen ter uitvoering van de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen ( PB 1982, L 233, blz . 5 ), zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 3322/82 van de Commissie van 10 december 1982 ( PB 1982, L 351, blz . 27 ),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde Kamer ),

    samengesteld als volgt : M . Zuleeg, kamerpresident, J . C . Moitinho de Almeida en F . Grévisse, rechters,

    advocaat-generaal : G . Tesauro

    griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :

    - verzoekster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door J . Guendisch, advocaat te Hamburg,

    - de Commissie, vertegenwoordigd door J . Grunwald, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van verzoekster in het hoofdgeding en van de Commissie, vertegenwoordigd door J . Grunwald als gemachtigde, ter terechtzitting van 23 november 1989,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 januari 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 10 november 1988, ingekomen ten Hove op 12 december daaraanvolgend, heeft het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82 van de Commissie van 6 augustus 1982 houdende bepalingen ter uitvoering van de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen ( PB 1982, L 233, blz . 5 ), zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 van de Commissie van 10 december 1982 ( PB 1982, L 351, blz . 27 ).

    2 Deze vraag is gerezen in een geding betreffende de weigering van de Bundesanstalt fuer landwirtschaftliche Marktordnung ( hierna : BALM ) om de Oberhausener Kraftfutterwerk Hopermann GmbH ( hierna : Hopermann ) de in artikel 3 van verordening ( EEG ) nr . 1431/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen ( PB 1982, L 162, blz . 28 ) voorziene steun voor bepaalde hoeveelheden erwten toe te kennen .

    3 De BALM voert als reden voor haar weigering aan dat Hopermann de verplichting, opgelegd bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82, om de steunaanvraag in te dienen uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag van indiening van de aanvraag om de produkten onder controle te plaatsen, niet is nagekomen; de steunaanvraag zou eerst maanden later zijn ingediend .

    4 Het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main, waarbij Hopermann tegen dat besluit beroep heeft ingesteld, heeft de behandeling van de zaak geschorst tot het Hof zich zal hebben uitgesproken over de navolgende prejudiciële vraag :

    " Is de termijn waarbinnen de steunaanvraag moet worden ingediend overeenkomstig artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82 van de Commissie van 6 augustus 1982 ( PB 1982, L 233, blz . 5 ) respectievelijk artikel 22, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 van de Commissie van 10 december 1982 ( PB 1982, L 351, blz . 27 ), een fatale termijn?"

    5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    6 Met de prejudiciële vraag wenst de nationale rechter te vernemen, of de toekenning van de in artikel 3 van verordening nr . 1431/82 van de Raad bedoelde steun afhangt van de inachtneming van de termijn, bepaald bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 .

    7 Hopermann voert in de eerste plaats aan, dat verordening ( EEG ) nr . 2036/82 van de Raad van 19 juli 1982 tot vaststelling van de algemene voorschriften inzake de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen ( PB 1982, L 219, blz . 1 ), inzonderheid artikel 5, de toekenning van de betrokken steun niet afhankelijk stelt van nakoming van de verplichting om de steunaanvraag in te dienen uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag van indiening van de aanvraag om de produkten onder controle te plaatsen . Deze verplichting zou ook niet zijn neergelegd in verordening nr . 2192/82 van de Commissie, waarvan artikel 29, lid 2, een limitatieve lijst bevat van de voorwaarden waaronder de steun wordt toegekend . Bijgevolg zou de te late indiening van de steunaanvraag slechts tot een latere uitbetaling van de steun kunnen leiden .

    8 Volgens 's Hofs rechtspraak kan de Commissie, in de uitoefening van de haar door de Raad verleende bevoegdheden om een gemeenschappelijke marktordening in de sector landbouw tot stand te brengen, alle uitvoeringsbepalingen vaststellen die voor de goede werking van de betrokken steunregeling nodig zijn, voor zover die bepalingen niet in strijd zijn met de basisverordening of de toepassingsvoorschriften van de Raad ( zie laatstelijk het arrest van 18 januari 1990, zaak C-345/88, Butterabsatz, Jurispr . 1990, blz . I-159 ). De aldus aan de Commissie opgelegde beheers - en controletaak omvat de bevoegdheid om termijnen vast te stellen en aan overschrijding hiervan passende sancties te verbinden, die kunnen gaan tot het verlies van het recht op steun, wanneer de inachtneming van die termijnen voor de goede werking van de steunregeling nodig is .

    9 De nakoming van de litigieuze verplichting, opgelegd bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82, om de steunaanvraag in te dienen uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag van indiening van de aanvraag om de produkten onder controle te plaatsen, is onontbeerlijk om de goede werking van de betrokken steunregeling te verzekeren .

    10 De omstandigheid, dat het bedrag van de toe te kennen steun volgens artikel 6, lid 1, van verordening nr . 2036/82 het bedrag is dat geldt op de dag van de indiening van de steunaanvraag, zou immers - wanneer de voor de indiening van deze aanvraag gestelde termijn geen dwingend karakter zou hebben - vele gebruikers ertoe kunnen brengen een gunstiger ogenblik voor de indiening af te wachten en zich aldus een ongerechtvaardigd voordeel te verschaffen .

    11 Ook al bepaalt artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82, dus nergens of, en zo ja welke, sancties aan de overschrijding van die termijn kunnen worden verbonden, toch blijkt uit het met bedoelde verplichting nagestreefde doel, dat het gevolg van de niet-inachtneming van die termijn slechts het verlies van het recht op steun kan zijn .

    12 Hopermann voert in de tweede plaats aan, dat de niet-nakoming van de litigieuze verplichting het doel van de steun, de producenten een bevredigende prijs te bieden en de afzet van de dure peulvruchten op de binnenlandse markt te waarborgen, niet in gevaar zou kunnen brengen . Het zou derhalve gaan om een bijkomende verplichting, waarvan de niet-nakoming niet automatisch tot verlies van het recht op steun zou kunnen leiden, omdat anders het evenredigheidsbeginsel zou worden geschonden .

    13 Om te kunnen vaststellen of een bepaling van gemeenschapsrecht zich verdraagt met het evenredigheidsbeginsel, moet volgens vaste rechtspraak van het Hof in de eerste plaats worden nagegaan of de middelen die zij aanwendt om het gestelde doel te bereiken, beantwoorden aan het belang van dit doel en, in de tweede plaats, of zij noodzakelijk zijn om het te bereiken ( zie met name arrest van 22 januari 1986, zaak 266/84, Denkavit France, Jurispr . 1986, blz . 149, r.o . 17 ).

    14 Zoals boven uiteengezet, is de verplichting, opgelegd bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82, om de steunaanvraag in te dienen uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag van indiening van de aanvraag om de produkten onder controle te plaatsen, onontbeerlijk om de goede werking van de ingestelde steunregeling te verzekeren .

    15 In deze omstandigheden is het aan de niet-nakoming van die verplichting verbonden verlies van het recht op steun niet onevenredig aan het door de communautaire wetgever nagestreefde doel .

    16 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat de toekenning van de steun, bedoeld in artikel 3 van verordening nr . 1431/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen, afhankelijk is van de inachtneming van de termijn, bepaald bij artikel 22, lid 1, van verordening nr . 2192/82 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3322/82 .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    17 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde Kamer ),

    uitspraak doende op de door het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main bij beschikking van 10 november 1988 gestelde vraag, verklaart voor recht :

    De toekenning van de steun, bedoeld in artikel 3 van verordening ( EEG ) nr . 1431/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen, is afhankelijk van de inachtneming van de termijn, bepaald bij artikel 22, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 2192/82 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van de bijzondere maatregelen voor erwten, tuin - en veldbonen, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 3322/82 .

    Top