Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0236

    Arrest van het Hof van 12 juli 1990.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
    Sociale zekerheid - Aanvullende uitkering van nationaal solidariteitsfonds - Mogelijkheid van export van uitkeringen die niet op premie- of bijdragebetaling berusten.
    Zaak C-236/88.

    Jurisprudentie 1990 I-03163

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:303

    61988J0236

    ARREST VAN HET HOF VAN 12 JULI 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - SOCIALE ZEKERHEID - AANVULLENDE UITKERING VAN NATIONAAL SOLIDARITEITSFONDS - OVERBRENGING VAN UITKERINGEN WAARVOOR GEEN PREMIE IS BETAALD. - ZAAK 236/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-03163
    Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00469
    Finse bijz. uitgave bladzijde 00489


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gemeenschapsregeling - Materiële werkingssfeer - Aanvullende uitkering aan pensioengerechtigden door nationaal solidariteitsfonds - Daaronder begrepen

    ( Verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, artikel 4, lid 1 )

    2 . Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Uitkeringen - Bepalingen inzake woonplaats - Opheffing - Ontstaan of handhaving van recht op uitkeringen geweigerd op grond dat rechthebbende in andere Lid-Staat woont - Ontoelaatbaarheid

    ( Verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, artikel 10, lid 1 )

    3 . Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gemeenschapsregeling - Tenuitvoerlegging verplicht ondanks praktische moeilijkheden - Mogelijkheid van voorlegging aan administratieve commissie voor sociale zekerheid van migrerende werknemers

    ( Verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, artikel 81, sub d )

    4 . Lid-Staten - Verplichtingen - Niet-nakoming - Voorstel waarvan aanneming einde aan inbreuk zou maken, bij Raad in behandeling - Geen invloed

    Samenvatting


    1 . Een aanvullende uitkering van een nationaal solidariteitsfonds, die wordt gefinancierd door de belastingopbrengsten en wordt toegekend aan de rechthebbenden op een ouderdoms -, weduwen - of invaliditeitspensioen ten einde hun een bestaansminimum te verzekeren, valt onder de sociale-zekerheidsregeling van verordening nr . 1408/71, voor zover de betrokkenen een wettelijk beschermd recht op toekenning van een dergelijke uitkering hebben .

    De omstandigheid dat de betaling van een dergelijke uitkering gebonden is aan een bepaalde economische en sociale omgeving, kan bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht geen reden vormen om haar te onderscheiden van het pensioen waarvan zij van rechtswege deel uitmaakt .

    2 . Artikel 10 van verordening nr . 1408/71 moet aldus worden uitgelegd, dat het ontstaan noch de handhaving van het recht op de in deze bepaling bedoelde uitkeringen en renten kan worden geweigerd op de enkele grond, dat de betrokkene niet woont op het grondgebied van de Lid-Staat waar zich de instelling bevindt die de uitkeringen verschuldigd is .

    3 . De omstandigheid dat de toepassing van de communautaire sociale-zekerheidsregeling aanleiding kan geven tot praktische moeilijkheden, wanneer de modaliteiten volgens welke de toekenning van bepaalde categorieën uitkeringen moet worden verzekerd, niet zijn geregeld, mag geen afbreuk doen aan de rechten die particulieren ontlenen aan de beginselen van de communautaire sociale wetgeving . Voor het overige kunnen dergelijke moeilijkheden in voorkomend geval worden voorgelegd aan de daartoe in artikel 81, sub d, van verordening nr . 1408/71 speciaal voorziene administratieve commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers .

    4 . De omstandigheid dat bij de Raad een voorstel is ingediend waarvan de aanneming een einde zou kunnen maken aan de aan de Lid-Staat verweten inbreuk, ontslaat deze laatste niet van zijn verplichting, de geldende bepalingen van gemeenschapsrecht in acht te nemen .

    Partijen


    In zaak C-236/88,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K . Banks en S . van Raepenbusch, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Franse Republiek, vertegenwoordigd door E . Belliard, onderdirecteur economisch recht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde, en door C . Chavance, hoofdbestuursattaché bij dit ministerie, als plaatsvervangend gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, 9, boulevard du Prince-Henri,

    verweerster,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 48 tot en met 51 EEG-Verdrag en artikel 10 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (( gecodificeerd bij verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983, PB 1983 L 230, blz . 6 )), door de toekenning of handhaving van de aanvullende uitkering van de Fonds national de solidarité te weigeren aan rechthebbenden op een Frans invaliditeits -, ouderdoms - of wezenpenioen, die in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap wonen of gaan wonen,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : F . A . Schockweiler, kamerpresident, waarnemend voor de president, M . Zuleeg, kamerpresident, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida, F . Grévisse, en P . J . G . Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal : W . Van Gerven

    griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting en gehoord de opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 8 mei 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 juni 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 17 augustus 1988, heeft de Commissie krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld, strekkende tot vaststelling dat de Franse Republiek niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 48 tot en met 51 EE-Verdrag en artikel 10 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (( gecodificeerd bij verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983, PB 1983, L 230, blz . 6 )), door de toekenning of handhaving van de aanvullende uitkering van de Fonds national de solidarité te weigeren aan rechthebbenden op een Frans invaliditeits -, ouderdoms - of wezenpensioen, die in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap wonen of gaan wonen .

    2 Blijkens het dossier wordt de aanvullende uitkering toegekend door het Fonds national de solidarité, dat in 1956 is opgericht ter bevordering van een algemeen beleid ter bescherming van bejaarden, met name bejaarden die een ouderdoms - of invaliditeitspensioen genieten uit hoofde van een wettelijke of bestuursrechtelijke regeling en niet over voldoende inkomsten beschikken .

    3 De voorwaarden voor toekenning van deze uitkering waren voorheen neergelegd in de artikelen L 684 tot en met 711 code de la sécurité sociale ( hierna : CSS ) en zijn thans vastgesteld in de artikelen L 815-1 tot en met 815-11 CSS . De aanvullende uitkering wordt gefinancierd door de belastingopbrengsten en wordt toegekend ongeacht of de betrokkene vroeger in loondienst of als zelfstandige werkzaam was . Het betreft hier een uitkering ter aanvulling van inkomsten, van welke aard ook, daaronder begrepen uitkeringen die op premie - of bijdragebetaling rusten, tot een niveau dat, gelet op de kosten van levensonderhoud in Frankrijk, minimaal noodzakelijk is . Artikel L 815-11 CSS bepaalt, dat personen die buiten het grondgebied van de Franse Republiek gaan wonen, hun recht op de aanvullende uitkering verliezen .

    4 Artikel 4, lid 1, van verordening nr . 1408/71 bepaalt dat deze verordening van toepassing is op alle wettelijke sociale-zekerheidsregelingen betreffende onder meer prestaties bij invaliditeit en uitkeringen bij ouderdom . Ingevolge artikel 10, lid 1, van verordening nr . 1408/71 kunnen de op grond van de wettelijke regeling van een of meer Lid-Staten "verkregen" renten, prestaties en uitkeringen niet worden verminderd op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont dan die, op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat de uitkering verschuldigd is .

    5 Per brief van 12 februari 1979 verzocht de Commissie de Franse regering, de Franse bepalingen in dier voege aan te passen aan het gemeenschapsrecht dat, overeenkomstig het arrest van 9 oktober 1974 ( zaak 24/74, Biason, Jurispr . 1974, blz . 999 ), de rechthebbenden op een Frans invaliditeitspensioen, die de aanvullende uitkering van het Fonds national de solidarité ontvangen, die uitkering blijven ontvangen wanneer zij hun woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat verleggen . Bij brieven van 15 juni en 9 augustus 1979 deelden de Franse autoriteiten de Commissie mee, dat een grondig onderzoek van het probleem hun niet in staat had gesteld, de belemmeringen voor de betaling van de toelage buiten Frans grondgebied op te heffen .

    6 Op 24 juli 1980 bracht de Commissie het met redenen omklede advies in de zin van artikel 169 EEG-Verdrag uit met het verzoek aan de Franse regering, dit advies binnen een maand op te volgen . Op 29 april 1981 besloot de Commissie, deze procedure van artikel 169 EEG-Verdrag te schorsen . Op 8 augustus 1985 diende zij bij de Raad een voorstel in voor een verordening tot wijziging van verordening nr . 1408/71 (( COM(85 ) 396 def . PB 1985, C 240, blz . 6 )). Dit voorstel, waarvan de aanneming een einde zou hebben gemaakt aan de niet-nakoming, strekte ertoe, niet op premie - of bijdragebetaling berustende sociale uitkeringen in geld uitdrukkelijk aan te merken als onder verordening nr . 1408/71 vallende uitkeringen, en het recht op die uitkeringen, verkregen krachtens de wettelijke regelingen van een Lid-Staat, uitsluitend voor te behouden aan op het grondgebied van die Lid-Staat woonachtige personen . Bij gebreke van vooruitgang bij de onderhandelingen binnen de Raad, kwam de Commissie evenwel terug op haar besluit tot schorsing van de procedure van artikel 169 EEG-Verdrag en stelde zij het onderhavige beroep in .

    7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terchtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat voor de redenering van het Hof noodzakelijk is .

    8 Uit het dossier blijkt, dat de Commissie weliswaar concludeert tot veroordeling van de Franse Republiek wegens niet-nakoming van de verplichtingen die op haar rusten krachtens de artikelen 48 tot en met 51 EEG-Verdrag en artikel 10 van verordening nr . 1408/71, maar dat haar argumenten alleen zijn ontleend aan miskenning van artikel 10 van de verordening . Bijgevolg moet de gegrondheid van het onderhavige beroep wegens niet-nakoming enkel aan laatstgenoemde bepaling worden getoetst .

    9 De Commissie betoogt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof, onder meer in herinnering gebracht in het arrest van 24 februari 1987 ( gevoegde zaken 379/85 tot en met 381/85 en 93/86, Giletti e.a ., Jurispr . 1986, blz . 955 ), de weigering om een uitkering als de onderhavige toe te kennen of te handhaven indien de rechthebbenden in een andere Lid-Staat wonen of gaan wonen, in strijd is met artikel 10, lid 1, van verordening nr . 1408/71 .

    10 In dit verband moet eraan worden herinnerd, dat het Hof in voornoemd arrest van 24 februari 1987 ( Giletti e.a .), gewezen naar aanleiding van een aantal prejudiciële vragen van de Franse cour de cassation betreffende dezelfde uitkering, van oordeel was dat een wettelijke regeling als de litigieuze onder de sociale-zekerheidsregeling van verordening nr . 1408/71 viel, voor zover zij een recht verleent op aanvullende uitkeringen ter verhoging van sociale-zekerheidspensioenen, zonder dat daarbij de individuele behoeften en de persoonlijke situatie in aanmerking worden genomen, zoals dat het geval is bij de bijstand .

    11 In hetzelfde arrest verklaarde het Hof voor recht, dat artikel 10 van verordening nr . 1408/71 aldus moest worden uitgelegd, dat het ontstaan noch de handhaving van het recht op de in deze bepaling bedoelde uitkeringen en renten kan worden geweigerd op de enkele grond, dat de betrokkene niet woont op het grondgebied van de Lid-Staat waar zich de instelling bevindt die de uitkeringen verschuldigd is .

    12 Volgens de Franse regering wordt bij de toekenning van de onderhavige aanvullende uitkering rekening gehouden met een bepaalde economische en sociale omgeving, daar zij ertoe strekt, een bestaansminimum in Frankrijk te waarborgen . Toekenning van deze uitkering in een andere Lid-Staat zou derhalve niet meer die functie hebben en geen bestaansreden meer hebben .

    13 Dit argument kan niet worden aanvaard . Immers wanneer een aanvullende uitkering als de onderhavige onder de sociale-zekerheidsregeling in de zin van verordening nr . 1408/71 valt, kan de omstandigheid dat betaling ervan gebonden is aan een bepaalde economische en sociale omgeving, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht geen reden vormen om haar te onderscheiden van het pensioen waarvan zij van rechtswege deel uitmaakt .

    14 Bijgevolg is het in strijd met artikel 10, lid 1, van verordening nr . 1408/71, dat de onderhavige aanvullende uitkering slechts wordt toegekend op voorwaarde dat de betrokkene op Frans grondgebied woont .

    15 De Franse regering heeft nog betoogd, dat export van de aanvullende uitkering van het Fonds national de solidarité, evenals die van de niet op premie - of bijdragebetaling berustende uitkeringen van andere Lid-Staten, grote moeilijkheden bij de uitvoering, de cooerdinatie en ten gronde oplevert, die enkel door een communautaire regeling kunnen worden opgelost . Overigens zou de Commissie met het oog hierop voornoemd voorstel voor een verordening van 8 augustus 1985 hebben ingediend .

    16 Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, bij gebreke van een bijzondere regeling voor de in geding zijnde niet op premie - of bijdragebetaling berustende uitkeringen, de oplossing van de door de Franse regering aangevoerde moeilijkheden moet worden gezocht in de thans geldende verordeningen, zoals uitgelegd door het Hof .

    17 Ofschoon de toepassing van die verordeningen aanleiding kan geven tot praktische moeilijkheden, mag die omstandigheid, gelijk het Hof reeds oordeelde in het arrest van 28 mei 1974 ( zaak 187/83, Callemeyn, Jurispr . 1974, blz . 553, r.o . 12 ), geen afbreuk doen aan de rechten die particulieren ontlenen aan de beginselen van de communautaire sociale wetgeving . Voor het overige kunnen praktische moeilijkheden altijd worden voorgelegd aan de daartoe in artikel 81, sub d, van verordening nr . 1408/71 speciaal voorziene administratieve commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers .

    18 Uit het voorgaande volgt, dat de door de Franse regering aangevoerde moeilijkheden geen rechtvaardiging vormen voor de niet-nakoming van de krachtens het gemeenschapsrecht op haar rustende verplichtingen .

    19 Voor zover de Franse regering verwijst naar het voorstel van de Commissie van 8 augustus 1985, moet worden beklemtoond, dat de omstandigheid dat bij de Raad een voorstel is ingediend dat aan de inbreuk een einde zou kunnen maken, de Lid-Staat die zich aan de inbreuk schuldig maakt niet ontslaat van zijn verplichting, de geldende bepalingen van gemeenschapsrecht in acht te nemen .

    20 Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door de toekenning of handhaving van de aanvullende uitkering van het Fonds national de solidarité te weigeren aan rechthebbenden op een Frans invaliditeits -, ouderdoms - of weduwenpensioen, die in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap wonen of gaan wonen, niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 10 van verordening nr . 1408/71 op haar rustende verplichtingen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    21 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verstaat :

    1 ) Door de toekenning of handhaving van de aanvullende uitkering van het Fonds national de solidarité te weigeren aan rechthebbenden op een Frans invaliditeits -, ouderdoms - of weduwenpensioen, die in een andere Lid-Staat wonen of gaan wonen, heeft de Franse Republiek niet voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 10 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen .

    2 ) De Franse Republiek wordt in de kosten verwezen .

    Top