Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CC0331

    Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 8 maart 1990.
    The Queen tegen Minister of Agriculture, Fisheries and Food en Secretary of State for Health, ex parte: Fedesa e.a.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: High Court of Justice, Queen's Bench Division - Verenigd Koninkrijk.
    Stoffen met hormonale werking - Geldigheid van richtlijn 88/146/EEG.
    Zaak C-331/88.

    Jurisprudentie 1990 I-04023

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:109

    61988C0331

    Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 8 maart 1990. - THE QUEEN TEGEN MINISTRY OF AGRICULTURE, FISHERIES AND FOOD EN SECRETARY OF STATE FOR HEALTH, EX PARTE FEDESA EN ANDEREN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: HIGH COURT OF JUSTICE, QUEEN'S BENCH DIVISION - VERENIGD KONINKRIJK. - STOFFEN MET HORMONALE WERKING - GELDIGHEID VAN DE RICHTLIJN 88/146. - ZAAK 331/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04023


    Conclusie van de advocaat generaal


    ++++

    Mijnheer de President,

    mijne heren Rechters,

    1 . De High Court of Justice, waarbij een beroep aanhangig is tegen de Regulations waarbij richtlijn 88/146/EEG van de Raad van 7 maart 1988 tot instelling van een verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking in de veehouderij ( 1 ) in het Britse recht is omgezet, stelt zeven vragen over de geldigheid van deze richtlijn .

    2 . Alvorens in te gaan op deze vragen, die integraal zijn opgenomen in het rapport ter terechtzitting, wil ik eraan herinneren dat richtlijn 88/146 een vervolg is op richtlijn 81/602/EEG van 31 juli 1981 . ( 2 )

    3 . Terwijl in artikel 2 van deze laatste richtlijn in beginsel de toediening op ongeacht welke wijze aan een landbouwdier van stoffen met een thyreostatische werking en van stoffen met een oestrogene, androgene of gestagene werking werd verboden, mochten op grond van artikel 5 van deze richtlijn de geldende nationale regelingen die de toediening van oestradiol 17ss, progesteron, testosteron, trenbolon en zeranol voor mestdoeleinden toestonden, tot een later besluit van de Raad worden gehandhaafd .

    4 . Artikel 2 van richtlijn 88/146 bepaalt daarentegen dat de Lid-Staten geen enkele afwijking van artikel 2 van richtlijn 81/602 meer mogen toestaan . De toediening met het oog op een therapeutische behandeling van oestradiol 17ss, testosteron en progesteron kan echter worden toegestaan . Het gebruik van de vijf hormonen voor mestdoeleinden is dus voortaan verboden . Trenbolon en zeranol kunnen zelfs niet meer voor therapeutische doeleinden worden toegediend .

    5 . Richtlijn 88/146 wordt als volgt gemotiveerd . De Raad stelde om te beginnen twee punten vast, namelijk :

    - de wetgeving ten aanzien van de toediening aan landbouwhuisdieren van bepaalde stoffen met hormonale werking verschilt momenteel naar Lid-Staat, daar de consequenties van de toediening van deze stoffen voor de menselijke gezondheid verschillend worden beoordeeld;

    - die verschillen resulteren in concurrentiedistorsies ten aanzien van de produkten waarvoor een gemeenschappelijke marktordening geldt, alsmede in aanzienlijke belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer .

    6 . De Raad trok uit deze vaststellingen een eerste conclusie, te weten :

    "dat deze distorsies en belemmeringen derhalve uit de weg moeten worden geruimd, waarbij aan alle consumenten moet worden gegarandeerd dat zij zich de betrokken produkten onder vrijwel identieke omstandigheden kunnen aanschaffen, en waarbij een produkt wordt geleverd dat zo goed mogelijk aan hun wensen en verwachtingen voldoet; dat zulks een gunstig effect moet hebben op de afzetmogelijkheden voor de betrokken produkten ."

    Ten slotte concludeerde de Raad :

    "dat het gebruik van stoffen met hormonale werking voor mestdoeleinden derhalve moet worden verboden ."

    7 . Ik wijs er ook op dat de in geding zijnde richtlijn gelijk is aan richtlijn 85/649/EEG ( 3 ), die het Hof nietig heeft verklaard, omdat bij de vaststelling daarvan het Reglement van orde van de Raad niet was nageleefd . ( 4 ) Sommige vragen van de verwijzende rechter betreffen punten die door het Hof reeds in genoemd arrest zijn beslecht . Andere betreffen evenwel punten waarover door het Hof nog geen uitspraak is gedaan . Ter wille van de duidelijkheid behandel ik de zeven gestelde vragen één voor één, ook al houden de eerste vijf verband met elkaar en worden bepaalde in wezen gelijke argumenten verscheidene malen aangevoerd .

    De schending van het rechtszekerheidsbeginsel

    8 . Strikt genomen komt in het begrip "rechtszekerheid" de gedachte tot uiting dat er geen twijfel mag bestaan over het op een bepaald moment op een bepaald gebied toepasselijke recht en derhalve evenmin over de rechtmatigheid of onrechtmatigheid van bepaalde handelingen of gedragingen .

    9 . Uit de verklaringen van de verwijzende rechter en de opmerkingen van verzoekers in het hoofdgeding blijkt echter duidelijk, dat het woord rechtszekerheid in deze vraag niet in deze zin wordt gebruikt .

    10 . Volgens de Britse regering wordt met de eerste vraag in feite beoogd te vernemen, of een maatregel waarvan wordt gesteld dat zij is getroffen, omdat er in de Lid-Staten uiteenlopende opvattingen bestaan en om rekening te houden met de wensen en verwachtingen van de consumenten, doch zonder dat een wetenschappelijk bewijs wordt aangevoerd ter ondersteuning van deze opvattingen en wensen, als geldig kan worden beschouwd . Volgens verzoekers in het hoofdgeding en volgens de Britse regering moet deze vraag ontkennend worden beantwoord . Maar in de ogen van de Britse regering is deze onwettigheid eerder een gevolg van een inbreuk op het beginsel van het gewettigd vertrouwen dan van een schending van het rechtszekerheidsbeginsel . De fabrikanten, handelaren en gebruikers van de in de bestreden richtlijn bedoelde stoffen mochten volgens het Verenigd Koninkrijk verwachten dat het niet verboden zou worden deze voor niet-therapeutische doeleinden toe te dienen, tenzij het verbod zou worden gegrond op wetenschappelijke bewijzen waaruit blijkt, dat zij niet onschadelijk genoeg waren en van voldoende kwaliteit en doeltreffendheid . Wat moet men hiervan denken?

    11 . Mijns inziens blijkt uit het verband en de redengeving van de richtlijn, dat de Raad bij de vaststelling daarvan te maken had met één van de ingewikkelde economische en politieke situaties waarin het Hof hem van oudsher een ruime mate van discretionaire bevoegdheid toekent .

    12 . Ik herinner eraan dat het Hof in het arrest Roquette van 29 oktober 1980 ( 5 ) overwoog :

    "Wanneer de Raad bij de uitvoering van het landbouwbeleid der Gemeenschap een complexe economische situatie heeft te evalueren, geldt zijn discretionaire bevoegdheid niet slechts de aard en draagwijdte der vast te stellen bepalingen, doch tot op zekere hoogte ook de vaststelling der basisgegevens, onder meer in dier voege dat de Raad in voorkomende gevallen zijn oordeel op globale vaststellingen mag baseren . Bij zijn controle op de uitoefening van zulk een bevoegdheid, mag de rechter alleen nagaan of daarbij geen kennelijke dwaling of misbruik is begaan en of het betrokken gezagsorgaan zich niet kennelijk heeft begeven buiten de grenzen, aan zijn appreciatieve bevoegdheid gesteld ."

    13 . In zijn arrest Stoelting ( 6 ) overwoog het Hof naar aanleiding van een verschil van opvatting met name over de opportuniteit en de doeltreffendheid van een door de Raad genomen maatregel :

    "Wanneer een maatregel klaarblijkelijk niet geschikt is om het doel dat de bevoegde instelling ermee op het oog heeft, te verwezenlijken, kan dit weliswaar de geldigheid van die maatregel aantasten, doch niettemin moet worden erkend dat de Raad op dit gebied een discretionaire bevoegdheid bezit, overeenkomend met de politieke verantwoordelijkheid die hem bij de artikelen 40 en 43 is opgelegd ."

    In het arrest Schraeder was het Hof nog stelliger, toen het - na ook aan de politieke verantwoordelijkheid van de gemeenschapswetgever te hebben herinnerd - overwoog :

    "Derhalve kan aan de rechtmatigheid van op dit gebied vastgestelde maatregelen slechts afbreuk worden gedaan, wanneer de maatregel kennelijk ongeschikt is ter bereiking van het door de bevoegde instelling ermee nagestreefde doel" ( arrest van 11 juli 1989, zaak 265/87, Jurispr . 1989, blz . 2237, r.o . 22 ).

    14 . In casu moest de Raad zijn beoordelingsvrijheid uitoefenen en zijn politieke verantwoordelijkheid dragen in de volgende situatie .

    15 . Enerzijds waren er wetenschappelijke opvattingen, die aanvankelijk voor de Commissie aanleiding waren geweest om in de zevende overweging van de considerans van haar aanvankelijke voorstel ( 7 ) te verklaren :

    "dat bij wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het gebruik van oestradiol 17ss, testosteron en progesteron en van die derivaten die bij hydrolyse na absorptie vanaf de toedieningsplaats gemakkelijk de stamverbinding opleveren, geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de consumenten heeft, noch als gevolg van een wijziging van de kenmerken van het vlees de consument benadeelt, op voorwaarde dat deze stoffen op de juiste wijze als groeibevorderende middelen bij landbouwhuisdieren worden gebruikt ."

    Eveneens voor een toestaan van althans deze drie stoffen pleitten de negatieve reacties van de vleesuitvoerende landen op de gedachte dat de Gemeenschap haar grenzen voor vlees van met hormonen behandelde dieren zou kunnen sluiten .

    16 . Maar anderzijds werd een reeks argumenten aangevoerd voor een verbod van de vijf stoffen .

    a ) De meeste Lid-Staten die reeds sedert lang het gebruik van alle hormonale stoffen hadden verboden, waren er nog steeds niet van overtuigd dat zij onschadelijk waren . De Spaanse en de Italiaanse regering hebben in de loop van de onderhavige procedure bevestigd, dat dit nog steeds hun standpunt is . De Commissie zelf had haar aanvankelijke voorstel om de drie stoffen toe te staan aan zeer precieze voorwaarden gebonden, te weten dat de Lid-Staten erop moesten toezien dat deze stoffen :

    - slechts aan landbouwhuisdieren werden toegediend door inplanting in een deel van het dier, dat bij het slachten moet worden verwijderd;

    - slechts aan dieren werden toegediend die op het tijdstip van de inplanting werden geïdentificeerd en dat die dieren niet werden geslacht voordat krachtens lid 3, sub a, de vastgestelde wachttijd was verstreken;

    - door een dierenarts werden toegediend .

    In de loop van het onderhavige geding heeft de Raad erop gewezen, dat hij vreesde dat de hormonen bij niet-naleving van deze regels of bij een gebruik van zeer grote hoeveelheden negatieve gevolgen voor de consumenten zouden kunnen hebben . Hij herinnerde er ook aan, dat elk wetenschappelijk advies wordt gegeven met het voorbehoud : "bij de huidige stand van de wetenschap ".

    Verzoekers antwoordden hierop dat hetzelfde geldt voor ongeacht welk medicament . Mijns inziens bestaat er echter een zeer groot verschil tussen het gebruik van een medicament voor therapeutische doeleinden en het gebruik daarvan op grote schaal ter versnelling van de groei van dieren .

    b ) Bij de vaststelling van de hier in geding zijnde richtlijn, te weten die van 7 maart 1988, was de Raad trouwens in het bezit van 's Hofs "hormonen"-arrest, hiervoor reeds genoemd, van 23 februari 1988 . In de rechtsoverwegingen 34 en 35 van dit arrest sprak het Hof zich uit over de draagwijdte van "het verslag over de opgedane ervaring en de wetenschappelijke ontwikkelingen, eventueel vergezeld van voorstellen waarin rekening wordt gehouden met deze ontwikkelingen", dat de Commissie ingevolge artikel 8 van richtlijn 81/602 aan de Raad moest voorleggen . Het Hof overwoog dat

    "artikel 8 van richtlijn 81/602 enkel een verplichting oplegde aan de Commissie, die het verslag moest laten opstellen en in haar voorstellen eventueel daarmee rekening diende te houden . De Raad was dus niet verplicht naar deze voorgeschiedenis te verwijzen ."

    Met andere woorden, de Raad was niet verplicht, het gebruik van de vijf hormonale stoffen voor mestdoeleinden toe te staan, zelfs indien dit wetenschappelijke verslag concludeerde dat zij onschadelijk waren .

    Hierbij komt, dat de Commissie haar aanvankelijke voorstel heeft gewijzigd om alle hormonale stoffen te verbieden .

    c ) De Raad had een stellingname ontvangen van het Europees Parlement, dat een standpunt innam, dat het tegengestelde was van het aanvankelijke voorstel van de Commissie . Zoals wij hierna zullen zien, zou dit op 11 november 1985 uitgebrachte advies van het Parlement in maart 1988 nog als geldig worden beschouwd . Het Parlement was van oordeel dat

    "de wetenschappelijke gegevens over deze stoffen nog lang niet volledig zijn en dat er derhalve een aanzienlijke twijfel bestaat aan de wenselijkheid van het gebruik ervan en de gevolgen voor de gezondheid van de mens ... dat de daaruit voortvloeiende onzekerheid omtrent de veiligheid van deze stoffen afbreuk heeft gedaan aan het vertrouwen van de consument ... dat uit de reacties van consumentenorganisaties in de Lid-Staten is gebleken dat zij tegen de toelating van hormonen bij de vleesproduktie zijn ." ( 8 )

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft dit standpunt bevestigd . Het verklaarde namelijk dat

    "de vertegenwoordigers van de consumenten en de werknemers zich al lang duidelijk (( hebben )) uitgesproken tegen het gebruik van anabolica voor mestdoeleinden ." ( 9 )

    d ) De Raad werd dus verwezen naar de opvatting van de consumentenorganisaties . Het is in confesso, dat in vele landen van de Gemeenschap door deze organisaties campagnes waren georganiseerd, die zo ver gingen dat tot een boycot van vlees met hormonen werd opgeroepen . De Commissie merkte trouwens ter terechtzitting op, dat de vleesconsumptie in het verleden twee maal ten gevolge van dergelijke campagnes was gedaald . In deze situatie heeft de Raad zeker niet kennelijk gedwaald, toen hij vaststelde dat zonder het gebruik van hormonen verkregen vlees het meest aan de wensen en verwachtingen van de consumenten beantwoordde, en dat zulks een gunstig effect moest hebben op de afzetmogelijkheden van het vlees .

    In belangrijke mate waren deze campagnes overigens niet uitsluitend gebaseerd op vrees voor de schadelijkheid van de hormonen, maar zij waren ook de uitdrukking van een algemenere tendens in de openbare mening, te weten de toenemende weerstand tegen het gebruik van chemische produkten in de landbouw . De Raad kon dus met een hoge mate van waarschijnlijkheid verwachten dat een legalisatie van hormonen een nog veel grotere protestbeweging teweeg zou brengen en een nog veel uitgesprokener daling van de vleesconsumptie, met alle negatieve gevolgen hiervan voor de landbouwers .

    De Commissie heeft erop gewezen, dat onlangs nog een negatief advies ten aanzien van het gebruik van hormonale stoffen is uitgebracht door het "Bureau européen des unions de consommateurs", de "Consumer Federation of America" en de "Public voice for food and health policy ".

    e ) Ten slotte heeft de Raad ook onderzocht, of het eventuele toestaan van de drie "natuurlijke" stoffen een einde zou maken aan het heimelijke gebruik van stoffen waarvan de schadelijkheid door iedereen wordt erkend, zodat het althans als het "minste kwaad" zou moeten worden aanvaard, dan wel of alleen een verbod van alle stoffen doeltreffend kon worden gecontroleerd . Zoals ik hierna met betrekking tot de gestelde schending van het evenredigheidsbeginsel zal uiteenzetten, meen ik dat de Raad niet kennelijk heeft gedwaald, toen hij zich op het standpunt stelde dat ook in verband met de mogelijkheid van controle een algemeen verbod de oplossing was die de voorkeur verdiende .

    17 . Al met al ben ik van mening dat geen van de door de Raad in aanmerking genomen argumenten een kennelijke dwaling opleverde, en dat hij niet kennelijk de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden, door uit alle aangevoerde argumenten de conclusie te trekken, dat het aangewezen en gerechtvaardigd was, de toediening van de vijf stoffen voor mestdoeleinden te verbieden, ook al ontbraken wetenschappelijke bewijzen dat zij onschadelijk waren . Een algeheel verbod was de enige oplossing die zowel een einde kon maken aan de concurrentiedistorsies en de belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer in vlees als ieder, zelfs zuiver hypothetisch gevaar voor de volksgezondheid kon wegnemen en een nieuwe daling van de consumptie kon vermijden .

    18 . Volledigheidshalve wil ik nog ingaan op enige andere argumenten die zijn aangevoerd .

    19 . Verzoekers in het hoofdgeding hebben betoogd, dat de belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer ten gevolge van de uiteenlopende wettelijke regelingen hadden kunnen worden opgeheven door de toepassing van artikel 30, dat maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen verbiedt . Dit staat echter volstrekt niet vast, daar het heel goed denkbaar was geweest dat het Hof in het kader van de artikelen 169 en 177 EEG-Verdrag zou hebben beslist dat aan de voorwaarden van artikel 36 was voldaan . In een dergelijk geval zouden de belemmeringen en distorsies zijn blijven bestaan . Anders dan de door de Raad gekozen oplossing, zou de door verzoekers aanbevolen oplossing het probleem niet met zekerheid hebben opgelost .

    20 . Verzoekers in het hoofdgeding menen ook te weten dat de consumenten niet graag niet met hormonen behandeld vlees kopen, daar dit er minder smakelijk uitziet en een hoger vetgehalte heeft . Bewezen is echter niet, dat de consumenten aan minder vet vlees de voorkeur zouden geven, wanneer men hun zou meedelen dat dit van met hormonen behandelde dieren afkomstig was . De consumentenorganisaties hebben integendeel aangetoond, dat de consumenten dergelijk vlees niet wensten .

    21 . Ten slotte heeft de Britse regering betoogd, dat de Gemeenschap sedert 1965 de praktijk heeft gevolgd om de wetgeving betreffende de goedkeuring van farmaceutische produkten te baseren op een wetenschappelijke beoordeling van de onschadelijkheid, de kwaliteit en de doeltreffendheid van de betrokken produkten . Omdat de Raad in het kader van richtlijn 81/602 van 31 juli 1981 heeft verklaard, dat

    "het gebruik van oestradiol 17ss, progesteron, testosteron, trenbolon en zeranol nog grondig moet worden bestudeerd ten aanzien van de schadelijke werking of onschadelijke effecten ervan" ( vierde overweging van de considerans ),

    koesterden de producenten en gebruikers van deze stoffen dus het "gewettigd vertrouwen", dat het gebruik van deze stoffen voor mestdoeleinden geoorloofd zou zijn, zodra een wetenschappelijke beoordeling de onschadelijkheid zou hebben aangetoond . De onschadelijkheid van trenbolon en van zeranol zou korte tijd na die van de drie andere stoffen zijn aangetoond .

    22 . Met betrekking tot deze argumenten wil ik drie opmerkingen maken . Allereerst volgt uit artikel 4 van richtlijn 81/602, junctis de artikelen 2 en 3 van richtlijn 88/146, dat een lijst zal worden opgesteld van produkten die oestradiol 17ss, testosteron en progesteron bevatten en die de Lid-Staten kunnen toestaan met het oog op een therapeutische behandeling, zulks met inachtneming van de relevante beginselen en criteria van de richtlijnen 81/851/EEG ( 10 ) en 81/852/EEG ( 11 ), ook al zijn er ten aanzien van die stoffen zelf geen wetenschappelijke studies in de zin van deze richtlijnen . Niet is betoogd dat zij om deze reden niet voor therapeutische doeleinden zouden kunnen worden gebruikt .

    23 . In ieder geval bestaat er, zoals ik reeds heb aangegeven, een groot verschil tussen het gebruik van een stof voor therapeutische doeleinden en het gebruik ervan op veel grotere schaal voor mestdoeleinden . De Raad heeft zijn beoordelingsvrijheid niet overschreden, toen hij zich op het standpunt stelde dat het toestaan van het eerstgenoemde gebruik hem niet verplichtte, ook het tweede gebruik toe te staan .

    24 . In de tweede plaats heeft weliswaar richtlijn 81/602 bij de betrokken kringen de hoop kunnen wekken dat als uitkomst van nieuwe studies het gebruik van de vijf stoffen voor mestdoeleinden zou worden toegestaan, maar het gaat daarbij om een gewone verwachting en niet om een geval van "gewettigd vertrouwen ".

    25 . Wanneer men de rechtspraak van het Hof op dit punt bestudeert, stelt men vast, dat het probleem dat in de rechtspraak centraal staat, de vaststelling is, in elk afzonderlijk geval, van een "vertrouwensbasis"; wanneer een dergelijke basis aanwezig is, verdient de situatie van de justitiabele bescherming; zo niet, dan zal voor hem de algemene regel gelden . Nog steeds volgens de rechtspraak, in haar algemeenheid beschouwd, kan een dergelijke basis kennelijk alleen bestaan in het geval van een verbintenis van het gezag, dat wil zeggen in het kader van een contractuele of quasi-contractuele betrekking tussen het openbaar gezag en degene die de bescherming van het gewettigd vertrouwen voor zich inroept . ( 12 )

    26 . Ten slotte moet erop worden gewezen dat het Hof in de rechtsoverwegingen 34 en 35 van voornoemd hormonenarrest overwoog, dat de Raad niet was gebonden aan de conclusies van het wetenschappelijk verslag, bedoeld in artikel 8 van richtlijn 81/602 .

    27 . Om al deze redenen geef ik het Hof in overweging, te beslissen dat richtlijn 88/146 niet onverenigbaar is met het rechtszekerheids - en het vertrouwensbeginsel .

    Schending van het evenredigheidsbeginsel

    28 . Verzoekers in het hoofdgeding, die worden ondersteund door het Verenigd Koninkrijk, voeren een reeks argumenten aan, die moeten aantonen dat een totaal verbod van de vijf betrokken stoffen onwettig is, omdat het in strijd is met het evenredigheidsbeginsel .

    29 . Zij wijzen er om te beginnen op, dat dit verbod er in niets toe bijdraagt, dat de door dit verbod genoemde doeleinden worden bereikt, vooral omdat het in de praktijk onmogelijk is toe te passen . Voorts zouden - omdat er geen gevaar voor de gezondheid bestaat - minder restrictieve maatregelen, zoals informatiecampagnes en verplichtingen inzake de etikettering, voldoende zijn om de ongerustheid van de consumenten weg te nemen .

    30 . Niet alleen zou de genomen maatregel geen positief resultaat hebben, maar hij zou ook tal van nadelen meebrengen . Zo zou hij economische verliezen tot gevolg hebben, in de eerste plaats voor de farmaceutische industrie, die bepaalde preparaten niet meer kan verkopen, vervolgens voor de landbouwers, wier kostenbesparing en produktiviteitsverbetering ten gevolge van het gebruik van deze stoffen verloren gaan, en ten slotte voor de veeartsen, die de medische vrijheid verliezen om hormonen toe te dienen en de inkomsten daaruit derven .

    31 . Het verbod zou voorts ertoe hebben geleid dat thans rundvlees wordt aangeboden dat vetter is dan het met hormonen behandelde vlees, met alle schadelijke gevolgen van dien voor de volksgezondheid . Ook zou het een aanzienlijke uitbreiding van de zwarte markt in gevaarlijke substitutiestoffen hebben veroorzaakt, die van te voren alleen bestond in de Lid-Staten waar reeds een verbod gold .

    32 . Ik geef het Hof evenwel in overweging, de door de Raad, de Commissie, de Spaanse regering en de Italiaanse regering aangevoerde argumenten voor de tegengestelde opvatting overtuigender te achten . Ik maak deze argumenten, die omstandig in het rapport ter terechtzitting zijn uiteengezet, tot de mijne . De volgende punten moeten mijns inziens meer in het bijzonder in aanmerking worden genomen .

    33 . De genomen maatregel is niet kennelijk ongeschikt ( 13 ) om het nagestreefde doel te bereiken . Alleen door een totaal verbod van alle stoffen met hormonale werking, welke dan ook, kan werkelijk de - al dan niet gerechtvaardigde - ongerustheid bij de consumenten worden weggenomen . Weliswaar sluit een dergelijk totaal verbod het ontstaan van een zwarte markt en de heimelijke toediening van hormonen niet uit, maar - zoals de Commissie terecht opmerkt - zou het toestaan van alleen de zogenoemde "natuurlijke" hormonen evenmin hebben verhinderd dat er een zwarte markt ontstaat voor andere, ongetwijfeld gevaarlijke, maar minder dure stoffen .

    34 . Verzoekers brengen hiertegen echter in, dat wanneer althans de toediening van oestradiol, testosteron en progesteron werd toegestaan, de landbouwers minder geneigd zouden zijn stilbenen en stoffen met thyreostatische werking ( die sedert 1981 zijn verboden ) te gebruiken of allerlei mengsels hiervan . Dit is mogelijk, maar het stond aan de Raad, zijn beoordelingsvrijheid te gebruiken en de voor - en nadelen van de twee zich aandienende mogelijkheden af te wegen : ofwel een totaal verbod met het risico van een zwarte markt, ofwel het toestaan van deze drie stoffen met de zekerheid van nieuwe oproepen tot boycot, zonder dat daarmee de zwarte markt zou verdwijnen .

    35 . Bovendien is de controle op de regeling gemakkelijker wanneer alle stoffen verboden zijn, omdat dan niet meer behoeft te worden nagegaan, of de gebruikte stoffen al dan niet onder de categorie van verboden stoffen vallen .

    36 . Zelfs als verzoekers gelijk hebben, wanneer zij stellen dat het gebruik van de vijf in geding zijnde hormonen onmogelijk door tests op dieren of op vlees kan worden opgespoord wegens de aanwezigheid van natuurlijke hormonen, beschikken de bevoegde autoriteiten toch over andere mogelijkheden van controle . Men mag niet uit het oog verliezen, dat volgens artikel 1 van richtlijn 85/358/EEG van de Raad ter aanvulling van richtlijn 81/602/EEG ( 14 ):

    "De Lid-Staten ... erop toe((zien )) dat in het stadium van de bereiding van de in richtlijn 81/602/EEG bedoelde stoffen, alsmede in het stadium van hun behandeling, opslag, vervoer, distributie en verkoop, ter plaatse officiële steekproefcontroles worden verricht ."

    37 . Zo kan door vergelijking van de geproduceerde of verkochte hoeveelheden met die welke gemiddeld nodig zijn voor therapeutische behandelingen, worden aangetoond of het verbod is overtreden .

    38 . Artikel 3 van dezelfde richtlijn voorziet in steekproefcontroles op de dieren in de bedrijven van oorsprong, met name met het oog op de opsporing van sporen van inplanten, alsmede in een officiële controle op de aanwezigheid van stoffen waarvan het verbruik is verboden, op de landbouwbedrijven . Zodra alle stoffen zijn verboden, behoeft niet meer te worden onderzocht om welke produkten, en inzonderheid om welke mengsels, het precies gaat .

    39 . Wat de mogelijkheid betreft, het nagestreefde doel te bereiken met behulp van een minder dwingende maatregel, betogen verzoekers om te beginnen dat men de bij de consumenten bestaande ongerustheid had kunnen wegnemen door inlichtingen over de onschadelijkheid van de vijf stoffen en over de voordelen van magerder vlees te verspreiden . Maar dit argument gaat ervan uit dat het probleem waarover de meningen juist verschillen, is opgelost, namelijk of de beschikbare wetenschappelijke verslagen afdoende en onweerlegbaar aantonen dat de betrokken stoffen volstrekt onschadelijk zijn .

    40 . In de tweede plaats menen verzoekers in het hoofdgeding dat men zich ermee tevreden had kunnen stellen, een verplichting tot etikettering van vlees, afkomstig van behandelde dieren, op te leggen .

    41 . Mijns inziens hebben de Raad en de Commissie echter overtuigend aangetoond dat etikettering geen reëel alternatief is . Het vlees van elk dier zou dan immers van het slachthuis tot de slager of het warenhuis moeten worden "gevolgd" en elk afzonderlijk verkocht stuk vlees zou dan moeten worden gemerkt . In de meeste Lid-Staten zou een dergelijke etikettering overigens contraproduktief zijn, daar het aldus gemerkte vlees juist zou worden geweigerd .

    42 . Wat betreft de evenredigheid in enge zin, dat wil zeggen het afwegen van de aan individuele rechten toegebrachte schade en de daar tegenover staande voordelen in het algemeen belang, moet worden vastgesteld, dat de bescherming van de volksgezondheid prioriteit moet hebben boven alle andere overwegingen . Waar de Raad in het kader van zijn beoordelingsvrijheid van oordeel was dat hij niet kon voorbijgaan aan de door de meeste Lid-Staten en een groot gedeelte van de openbare mening gekoesterde twijfel omtrent de schadelijkheid van deze stoffen, mocht hij de betrokken kringen financiële offers opleggen .

    43 . Ik meen derhalve dat de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord .

    Schending van het gelijkheidsbeginsel

    44 . Volgens verzoekers in het hoofdgeding is de richtlijn discriminerend, omdat de economische gevolgen ervan naar gelang van de Lid-Staten zeer verschillend zijn : hormonen zouden namelijk ten gevolge van de verschillende tradities op het gebied van de veeteelt in het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en Ierland op veel grotere schaal zijn toegediend dan in de andere Lid-Staten . Volgens de High Court zijn deze feitelijke gegevens juist .

    45 . Het is echter interessant op te merken dat van de genoemde landen enkel het Verenigd Koninkrijk tegen de richtlijn schijnt te hebben gestemd . De Spaanse regering bestrijdt in haar opmerkingen formeel, dat de richtlijn een discriminerende werking heeft . Haars inziens "kan dit argument niet worden aanvaard, daar de bestaansreden van de richtlijn nu juist is gelegen in het bestaan van verschillen tussen de wettelijke regelingen van de onderscheiden Lid-Staten . Indien de situatie overal gelijk was, zou het niet nodig zijn regelen te stellen ... Voorts kan er geen discriminatie zijn, omdat de gemeenschapsnorm gelijkelijk van toepassing is op alle Lid-Staten . Voor geen enkele Lid-Staat is een specifieke afwijking van de bepalingen van deze richtlijn voorzien, zodat geen enkele Lid-Staat in een voordeliger positie wordt geplaatst dan de andere ." Ik maak deze argumenten tot de mijne, evenals de argumenten in dezelfde zin van Italië, de Raad en de Commissie . De door verzoekers tot staving van hun stelling aangevoerde arresten betreffen situaties die dusdanig verschillen, dat zij in de onderhavige zaak niet als precedent kunnen dienen .

    Misbruik van bevoegdheid

    46 . In haar vierde vraag wil de nationale rechterlijke instantie vernemen, of richtlijn 88/146 nietig moet worden geacht wegens misbruik van bevoegdheid van de Raad, omdat deze richtlijn onverenigbaar is met de doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals vervat in artikel 39 EEG-Verdrag .

    47 . Verzoekers in het hoofdgeding doen hiervoor een beroep op argumenten die zij reeds bij de voorgaande vragen hebben vermeld en verbinden hieraan de conclusie, dat omdat de genomen maatregel geen enkel voordeel biedt, hij niet kan bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 39 EEG-Verdrag genoemde doeleinden en dus in feite bestemd is een ander, niet door de Raad toegegeven doel te bereiken, namelijk de vermindering van de rundvleesoverschotten, welke vermindering mogelijk zou zijn geworden door een produktiedaling die weer het gevolg zou zijn van een produktiviteitsdaling die door de genomen maatregel is veroorzaakt .

    48 . Verzoekers leggen getuigenverklaringen over, waaruit zou blijken dat het Parlement tijdens zijn debat over het voorstel van de Commissie zeer bezorgd was over de overschotten, alsook andere getuigenverklaringen waaruit zou blijken dat de Commissie deze bezorgdheid deelde .

    49 . In zijn arrest van 21 juni 1984 ( zaak 63/83, Lux/Rekenkamer, Jurispr . 1984, blz . 2447 en 2465 ) heeft het Hof evenwel overwogen :

    "Gelijk het Hof herhaaldelijk heeft verklaard ... kan ter zake van een besluit slechts worden gesproken van misbruik van bevoegdheid wanneer objectieve, ter zake dienende en onderling overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat het is genomen ter bereiking van andere doeleinden dan die welke de administratie stelt te hebben nagestreefd ."

    50 . Ook al is het mogelijk dat de instellingen in een daling van de vleesproduktie een bijkomend positief gevolg van het verbod hebben gezien, uit hetgeen door verzoekers is aangevoerd, blijkt niet, dat deze overweging de werkelijke of doorslaggevende beweegreden voor het handelen van de Raad is geweest en dat alle in de overwegingen van de considerans genoemde redenen er alleen maar toe hebben gediend deze te verhullen .

    51 . Derhalve geef ik in overweging, de vierde vraag ontkennend te beantwoorden .

    Ontoereikende motivering

    52 . Verzoekers in het hoofdgeding hanteren hier een argumentatie die nauw verband houdt met de vorige vraag . Zij betogen namelijk dat de richtlijn niet is ingegeven door de redenen, vermeld in de considerans, maar door de wens om de vleesoverschotten te bestrijden, zodat deze reden had moeten worden vermeld in de considerans van de richtlijn, die derhalve nietig is wegens ontoereikende motivering .

    53 . Daar ik reeds heb vastgesteld, dat verzoekers' stelling betreffende het werkelijke motief van de richtlijn niet kan worden aanvaard, omdat hiervoor voldoende bewijzen ontbreken, moet ik concluderen dat dit argument ook moet worden afgewezen . Ik herinner er overigens aan dat het Hof in rechtsoverweging 28 van voornoemd arrest in zaak 68/86 reeds heeft overwogen, dat de considerans van de richtlijn duidelijk genoeg aangeeft welke doeleinden worden nagestreefd .

    54 . Hieruit volgt dat het door mij voorgestelde antwoord op de vijfde vraag ook ontkennend luidt .

    Schending van wezenlijke vormvoorschriften

    55 . Verzoekers in het hoofdgeding beroepen zich op drie vormgebreken die naar zij menen de geldigheid van de richtlijn aantasten .

    56 . Zo betogen zij om te beginnen, dat ten gevolge van de nietigverklaring van richtlijn 85/649 door het Hof alle voorbereidende handelingen, inclusief het voorstel van de Commissie en het advies van het Parlement, dat is uitgebracht voor de "aanvaarding" van de richtlijn, nietig zijn .

    57 . Met de Commissie en de Raad meen ik echter dat de nietigverklaring van de vroegere richtlijn door het Hof wegens een zuiver procedureel gebrek in het laatste stadium van haar vaststelling niet de geldigheid heeft kunnen aantasten van de procedure, voorafgaande aan de onwettig door de Raad gevolgde schriftelijke procedure . Derhalve zijn ondanks de nietigverklaring van richtlijn 85/649 zowel het voorstel van de Commissie als de raadpleging van het Parlement geldig gebleven .

    58 . Wat het voorstel van de Commissie betreft, in artikel 149, lid 3, EEG-Verdrag wordt bepaald : "Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie haar voorstel ... wijzigen ." Hieruit volgt dat een voorstel "ter tafel" blijft, totdat de Raad heeft besloten ( tenzij, natuurlijk, hij het formeel heeft ingetrokken ). Daar richtlijn 85/649 nietig is verklaard wegens een vormgebrek, heeft de Raad niet geldig besloten en is de werking van het voorstel van de Commissie niet uitgeput .

    59 . Volgens verzoekers hadden het advies van het Parlement en het voorstel van de Commissie ook als achterhaald moeten worden beschouwd, omdat zij de situatie in 1984 en 1985 betroffen en op alle wetenschappelijke en andere kennis berustten, die op dat tijdstip beschikbaar was . Hierop moet worden geantwoord, dat indien het Parlement in februari/maart 1988 had gemeend dat de richtlijn niet opnieuw in de door het Hof nietig verklaarde versie moest worden aanvaard, het stellig een resolutie in die zin zou hebben aangenomen, en dat de Commissie, die tijdens de besprekingen in de Raad vertegenwoordigd was, alle kans heeft gehad de Raad van een eventuele wijziging van opvatting harerzijds in kennis te stellen .

    60 . Verzoekers in het hoofdgeding beroepen zich ook op het feit dat de samenstelling van het Parlement en de Commissie sedert 1984/1985 ten gevolge van de toetreding van Spanje en Portugal is gewijzigd . Maar een dergelijke overweging heeft niet het minste belang, omdat het Parlement en de Raad altijd als instelling handelen, ongeacht hun samenstelling .

    61 . Ten slotte betoogt de Britse regering nog, dat het Parlement in ieder geval reeds in 1985 had moeten worden geraadpleegd, omdat het voorstel, nadat het zijn advies had uitgebracht, aanzienlijk is gewijzigd . Evenwel kan niet worden betwist, dat deze wijziging in de richting is gegaan die het Parlement had aangegeven in zijn advies, waarin het zich heeft uitgesproken voor het uiteindelijk door de Raad aanvaarde totale verbod van de vijf stoffen, terwijl het aan het Parlement voorgelegde voorstel slechts een verbod van zeranol en trenbolon bevatte . Een nieuwe raadpleging van het Parlement was dus niet nodig .

    62 . Uit het voorgaande volgt, dat er geen sprake was van schending van wezenlijke vormvoorschriften .

    Schending van het verbod van terugwerkende kracht

    63 . De High Court of Justice vraagt het Hof in de laatste plaats of richtlijn 88/146 nietig is, daar zij onverenigbaar is met het beginsel dat wettelijke bepalingen geen terugwerkende kracht mogen hebben, in het bijzonder wanneer zij tot doel hebben strafrechtelijke sancties op te leggen voor handelingen die vóór hun publikatie zijn gepleegd . Volgens artikel 10 van de richtlijn moeten de Lid-Staten namelijk uiterlijk op 1 januari 1988 aan de richtlijn voldoen, terwijl zij pas op 7 maart 1988 is vastgesteld .

    64 . Dienaangaande moet allereerst worden gewezen op het belangrijke verschil dat bestaat tussen het klassieke geval van terugwerkende kracht, waarin plotseling een nieuwe regeling wordt vastgesteld die van toepassing is op feiten die zich in het verleden hebben voorgedaan, en het onderhavig geval, waarin :

    - de betrokkenen twee jaar van te voren ervan in kennis zijn gesteld, dat vanaf 1 januari 1988 bepaalde praktijken zouden worden verboden ( richtlijn 85/649 is namelijk in het Publikatieblad van 31 december 1985 gepubliceerd );

    - de bedoelde praktijken inderdaad in alle Lid-Staten, op één uitzondering na, vanaf 1 januari 1988 tot de datum van het arrest van het Hof, 23 februari 1988, verboden waren .

    65 . In de tweede plaats moet met de Italiaanse regering en de Raad worden vastgesteld, dat het in beginsel de nationale uitvoeringsmaatregelen zijn die ten aanzien van particulieren effect sorteren, doch niet de richtlijnen zelf . De in geding zijnde richtlijn bevat overigens geen enkele strafbepaling .

    66 . In de derde plaats schept de nietigverklaring van een richtlijn niet noodzakelijkerwijze een rechtsvacuuem in alle Lid-Staten . Alles hangt af van de aard van de op nationaal vlak genomen maatregelen .

    67 . In het onderhavige geval hadden acht Lid-Staten ruim vóór de vaststelling van de richtlijn van 1985 de vijf hormonale stoffen al autonoom verboden . De betrokken nationale regelingen zijn na de nietigverklaring van de richtlijn zeker niet ongeldig geworden . Andere Lid-Staten hebben deze maatregel alleen genomen om aan de richtlijn te voldoen . In enkele van deze landen zijn deze maatregelen waarschijnlijk uit hoofde van de normale wettelijke of bestuursrechtelijke bevoegdheden genomen, alsof het om een zuiver nationaal besluit ging . Ook daar heeft de nietigverklaring van de richtlijn de geldigheid van het nationale recht niet aangetast en doet zich dus in geen enkel opzicht een probleem van terugwerkende kracht voor .

    68 . In het Verenigd Koninkrijk daarentegen is richtlijn 85/649 kennelijk de enige rechtsgrondslag geweest van de in het nationale recht vastgestelde bepalingen, te weten "The Medicines ( hormone growth promotors ) ( prohibition of use ) Regulations SI 1986, nr . 1876", die op 1 december 1986 in werking zijn getreden . Indien deze Regulations werkelijk ongeldig zijn geworden wegens de nietigverklaring van richtlijn 85/649, dan bestond er op dat moment geen enkele bepaling van Brits recht waarbij de toediening van de vijf hormonale stoffen aan dieren werd verboden en was een dergelijke toediening dus niet strafbaar .

    69 . Richtlijn 88/146 is uitgevoerd bij "Regulations" met een identieke titel SI 1988, nr . 705, die pas op 13 april 1988 in werking zijn getreden . De Raad heeft dus waarschijnlijk gelijk, wanneer hij wijst op het feit dat verzoekers in het hoofdgeding op geen enkel moment onderworpen waren aan een bepaling van nationaal recht met terugwerkende kracht . De vraag of het Verenigd Koninkrijk de richtlijn niet is nagekomen, door genoemde Regulations geen terugwerkende kracht te verlenen, behoeft hier niet te worden onderzocht .

    70 . Deze opmerkingen ontslaan mij echter niet van de plicht, na te gaan of richtlijn 88/146 als ongeldig moet worden beschouwd wegens de daarin voorziene terugwerkende kracht .

    71 . Uit de rechtspraak van het Hof blijkt dat "het beginsel dat strafbepalingen geen terugwerkende kracht mogen hebben, ... een beginsel (( is )) dat de rechtsstelsels van alle Lid-Staten gemeen hebben en ... in artikel 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden als grondrecht (( is )) erkend . Het is een van de algemene rechtsbeginselen waarvan het Hof de eerbiediging verzekert ." ( 15 )

    72 . Het Hof oordeelde echter dat, afgezien van dit aspect, het verbod van terugwerkende kracht niet absoluut van aard is . Het verklaarde : "Ofschoon het beginsel van rechtszekerheid zich in het algemeen ertegen verzet dat een gemeenschapsbesluit reeds vóór zijn afkondiging van kracht is, kan hiervan bij wijze van uitzondering worden afgeweken indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het rechtmatige vertrouwen van de betrokkenen naar behoren in acht is genomen ." ( 16 )

    73 . Is in casu aan deze voorwaarden voldaan? Was het voor het te bereiken doel noodzakelijk dat de richtlijn tot 1 januari 1988 terugwerkte?

    74 . Ik merk om te beginnen op, dat de Raad kennelijk van mening was, dat omdat de richtlijn uitsluitend wegens een proceduregebrek nietig was verklaard, de richtlijn zo spoedig mogelijk opnieuw diende te worden vastgesteld, zonder hierin een komma te wijzigen . Dit verklaart dat wij in artikel 10 de ondertussen surrealistisch geworden zinsnede aantreffen, dat de Lid-Staten "uiterlijk op 1 januari 1988" aan de richtlijn moeten voldoen .

    75 . Volgens de Raad moest ook worden voorkomen, dat in de loop van de enkele dagen die tussen de nietigverklaring van de richtlijn en de nieuwe vaststelling ervan lagen, een rechtsvacuuem kon ontstaan en dat de toediening van hormonen kon worden hervat . Hij heeft dus een nieuwe gemeenschapsrechtelijke rechtsgrondslag willen geven aan de bepalingen die reeds door de Lid-Staten waren vastgesteld om te voldoen aan richtlijn 85/649, voor zover het voortbestaan van deze bepalingen afhing van het bestaan van een geldige richtlijn, ook al besefte hij ongetwijfeld, dat geen straffen konden worden uitgesproken voor in het betrokken tijdvak gepleegde feiten .

    76 . Ook moest de richtlijn terugwerkende kracht worden verleend om enkele van haar bepalingen in werking te doen treden, waarin belangrijke verplichtingen voor de concrete uitvoering van de richtlijn zijn vastgelegd, zoals bij voorbeeld het door de Britse regering genoemde artikel 4, ingevolge hetwelk een register moet worden bijgehouden waarin aantekening wordt gehouden van de hoeveelheden vanaf 1 januari 1988 vervaardigde, aangekochte, verkochte of gebruikte stoffen .

    77 . Ik meen dat deze doeleinden een goede grond waren voor de terugwerkende kracht en dat een redengeving daarvoor, die tot een wijziging van de considerans van de richtlijn zou hebben geleid, in het onderhavige geval niet nodig was .

    78 . Het is mijns inziens ook duidelijk, dat bij de belanghebbende kringen, waaronder verzoekers in het hoofdgeding, tussen 23 februari en 7 maart 1988 "niet een gewettigd vertrouwen kon zijn gewekt dat de betrokken stoffen zouden worden gelegaliseerd" ( zie het standpunt van de Raad, als samengevat in het rapport ter terechtzitting ). Integendeel, omdat de richtlijn alleen wegens een vormgebrek nietig was verklaard en uit niets viel op te maken dat het standpunt van de Lid-Staten en de openbare mening zouden veranderen, kon nagenoeg met zekerheid worden verwacht, dat de richtlijn opnieuw, en deze keer op geldige wijze, zou worden vastgesteld .

    79 . Deze opmerkingen betekenen niet, dat aan het verbod van terugwerkende kracht mag worden afgedaan . Wat gebeurt er derhalve, wanneer in een of andere Lid-Staat de ter uitvoering van richtlijn 85/649 vastgestelde bepalingen inderdaad nietig zijn geworden, omdat zij naar nationaal recht waren gebaseerd op een wettelijke grondslag ingevolge welke de handelingen van de Europese instellingen uitsluitend mogen worden uitgevoerd, voor zover deze handelingen geldig zijn, en indien een dergelijke Lid-Staat, om aan richtlijn 88/146 te voldoen, een nieuwe nationale bepaling heeft vastgesteld, die terugwerkt tot 1 januari 1988?

    80 . In een dergelijk geval verplicht de richtlijn de nationale rechter niet, strafrechtelijke sancties toe te passen voor feiten die zijn gepleegd vóór de datum waarop de nationale regeling ter uitvoering van de richtlijn aan particulieren kan worden tegengeworpen . Hij heeft het recht, artikel 10 van de richtlijn uit te leggen in het licht van het verbod van terugwerkende kracht van straffen en mag ervan uitgaan, dat toen de Raad dit artikel opstelde, hij niet van dit verbod heeft willen en kunnen afwijken .

    81 . Uit een en ander volgt dat richtlijn 88/146 niet als nietig mag worden beschouwd, op grond dat zij onverenigbaar zou zijn met het verbod van terugwerkende kracht, omdat zij in de zoëven door mij aangegeven zin moet worden uitgelegd .

    Conclusie

    82 . Ik geef in overweging, de High Court te Londen te antwoorden als volgt :

    "Bij onderzoek van de gestelde vragen is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van richtlijn 88/146/EEG van de Raad van 7 maart 1988 tot instelling van een verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking in de veehouderij, met dien verstande dat artikel 10 daarvan aldus moet worden uitgelegd, dat het de Lid-Staten niet verplicht, particulieren sancties op te leggen voor feiten die zijn gepleegd vóór de datum waarop de nationale bepaling ter uitvoering van de richtlijn aan hen kan worden tegengeworpen ."

    (*) Oorspronkelijke taal : Frans .

    ( 1 ) PB 1988, L 70, blz . 16 .

    ( 2 ) Richtlijn van de Raad betreffende het verbod van bepaalde stoffen met hormonale werking en van stoffen met thyreostatische werking ( PB 1981, L 222, blz . 32 ).

    ( 3 ) Richtlijn van de Raad van 31 december 1985 tot instelling van een verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking in de veehouderij ( PB 1985, L 382, blz . 228 ).

    ( 4 ) Arrest van 23 februari 1988 ( zaak 68/86, Verenigd Koninkrijk/Raad, Jurispr . 1988, blz . 855 ).

    ( 5 ) Arrest van 29 oktober 1980, zaak 138/79, Roquette Frères, Jurispr . 1980, blz . 3333 en 3358, r.o . 25 .

    ( 6 ) Arrest van 21 februari 1979, zaak 138/78, Stoelting, Jurispr . 1979, blz . 713 en 722, r.o . 7 .

    ( 7 ) PB 1984, C 170, blz . 4 .

    ( 8 ) PB 1985, C 288, blz . 158 .

    ( 9 ) PB 1985, C 44, blz . 14 .

    ( 10 ) Richtlijn van de Raad van 28 september 1981 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ( PB 1981, L 317, blz . 1 ).

    ( 11 ) Richtlijn van de Raad van 28 september 1981 inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ( PB 1981, L 317, blz . 16 ).

    ( 12 ) Pescatore, P .: "Les principes généraux du droit en tant que source du droit communautaire", Rapports du 12e congrès de la Fédération internationale pour le droit européen, Parijs, 1986, deel I, blz . 35 .

    ( 13 ) Zie voornoemd arrest Stoelting, en het arrest van 6 december 1984, zaak 59/83, Biovilac, Jurispr . 1984, blz . 4057, r.o . 17 .

    ( 14 ) PB 1985, L 191, blz . 46 .

    ( 15 ) Zie het arrest van het Hof van 10 juli 1984 ( zaak 63/83, Kent Kirk, Jurispr . 1984, blz . 2689 ) en eveneens het arrest van 8 oktober 1987 ( zaak 80/86, Kolpinghuis, Jurispr . 1987, blz . 3969 ), waarin het Hof het verbod van terugwerkende kracht rangschikt onder de "algemene beginselen die deel uitmaken van het gemeenschapsrecht ".

    ( 16 ) Zie met name het arrest van 25 januari 1979 ( zaak 99/78, Decker, Jurispr . 1979, blz . 101 ) en laatstelijk het arrest van 9 januari 1990 ( zaak C-337/88, Società agricola fattoria alimentare SpA, Jurispr . 1990, blz . I-1 ).

    Top