This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61988CC0035
Opinion of Mr Advocate General Mischo delivered on 23 May 1990. # Commission of the European Communities v Hellenic Republic. # Failure to fulfil an obligation - Agriculture - Market in feed grain. # Case C-35/88.
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 23 mei 1990.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
Markt van voedergranen.
Zaak C-35/88.
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 23 mei 1990.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
Markt van voedergranen.
Zaak C-35/88.
Jurisprudentie 1990 I-03125
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:223
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 23 mei 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN HELLEENSE REPUBLIEK. - NIET-NAKOMING - LANDBOUW - MARKT VOOR VOEDERGRANEN. - ZAAK 35/88.
Jurisprudentie 1990 bladzijde I-03125
++++
Mijnheer de President,
mijne heren Rechters,
1 . Het onderhavige beroep van de Commissie tegen de Helleense Republiek, waarop deze conclusie betrekking heeft, strekt tot vaststelling dat de Helleense Republiek, door te interveniëren in de markt voor voedergranen, in het bijzonder door instructies te geven aan het Centraal bureau voor het beheer van nationale produkten ( hierna : KYDEP ) voor de aan - en verkoop van voedergranen tegen prijzen en onder voorwaarden die door de Griekse regering waren bepaald, door het verlies op die transacties met staatsmiddelen te dekken en door de gunstige financiering van de activiteiten van KYDEP op de markt voor voedergranen door de Griekse Landbouwbank te bevorderen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens verordening ( EEG ) nr . 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen ( 1 ), en de verordeningen ter uitvoering daarvan, alsmede krachtens de artikelen 5 en 93 EEG-Verdrag .
De ontvankelijkheid
2 . De Helleense Republiek acht het beroep niet-ontvankelijk op grond dat het hoofdmotief ervan zou zijn, te doen vaststellen dat de Griekse autoriteiten aan de Griekse fokkers een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun hebben verleend . De Commissie had derhalve de gehele procedure van artikel 93, lid 2, moeten volgen in plaats van beroep in te stellen op grond van artikel 169 EEG-Verdrag . De Helleense Republiek zoekt daarvoor met name steun bij het arrest van 30 januari 1985 ( zaak 290/83, Commissie/Frankrijk, Jurispr . 1985, blz . 439 ), waarin het Hof vaststelde, dat :
"de procedure van artikel 93, lid 2, alle belanghebbende partijen waarborgen biedt die op specifieke wijze zijn aangepast aan de bijzondere problemen die de steunmaatregelen van de staten voor de mededinging op de gemeenschappelijke markt vormen; deze waarborgen gaan veel verder dan die welke worden geboden door de precontentieuze procedure van artikel 169 EEG-Verdrag, waaraan alleen de Comissie en de betrokken Lid-Staat deelnemen ."
3 . De Commissie brengt daartegen in, dat de Griekse regering die exceptie van niet-ontvankelijkheid niet in de precontentieuze fase heeft opgeworpen . Die constatering, die op zich juist is, lijkt mij evenwel niet relevant, daar de eventuele niet-ontvankelijkheid van een beroep moet worden beoordeeld aan de hand van dat beroep zelf, en dat vangt eerst aan bij de indiening van het verzoekschrift .
4 . Ik geef het Hof evenwel niet in overweging, het beroep van de Commissie niet-ontvankelijk te verklaren . Anders dan de Helleense Republiek stelt, is het hoofddoel van het beroep immers, te doen vaststellen dat de Helleense Republiek de bepalingen heeft geschonden van verordening nr . 2727/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, door via KYDEP op niet in die verordening voorziene wijze in die markt te interveniëren . Zulk een niet-nakoming kan enkel worden vastgesteld in het kader van de procedure van artikel 169 . De hier gestelde niet-nakoming staat los van de vraag, of de Griekse staat al dan niet de als gevolg van die interventies eventueel ontstane tekorten heeft gedekt .
5 . Omgekeerd, indien de voornaamste grief terecht is, dat wil zeggen indien de Griekse autoriteiten niet het recht hadden aan KYDEP opdracht te geven tot de aan - en verkoop van voedergranen tegen door haar bepaalde prijzen en voorwaarden, dan hadden zij zeker niet het recht om de uit die transacties voortvloeiende tekorten ten laste van de staatsbegroting te brengen . De tweede grief is derhalve ondergeschikt aan de eerste . In dat geval behoeft geen beroep op artikel 92 te worden gedaan om vast te stellen dat die grief gegrond is .
6 . Bovendien heeft het Hof in het zojuist aangehaalde arrest van 30 januari 1985 nog het volgende verklaard :
"Weliswaar staat het bestaan van voornoemde bijzondere procedure geenszins eraan in de weg, dat de verenigbaarheid van een steunregeling met andere regels van het gemeenschapsrecht dan die van artikel 92 wordt beoordeeld volgens de procedure van artikel 169, doch indien de Commissie wenst vast te stellen dat deze regeling als steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, is het onontbeerlijk dat zij de procedure van artikel 93, lid 2, volgt ."
7 . Uit die passage volgt, dat de Commissie in alle gevallen waarin zij haar beroep baseert op een andere bepaling dan artikel 92, haar toevlucht tot artikel 169 kan nemen . Dat is hier nu juist het geval, aangezien het beroep van de Commissie, daargelaten de afzonderlijke grief dat de financiële maatregelen niet zijn meegedeeld conform artikel 93, lid 3, en dat artikel 5 EEG-Verdrag zou zijn geschonden, strekt tot vaststelling, dat de bepalingen van verordening ( EEG ) nr . 2727/75 van de Raad zijn geschonden . In het verzoekschrift van de Commissie wordt artikel 92 EEG-Verdrag niet genoemd .
8 . Wij hebben hier derhalve een geval, dat sterk lijkt op dat van het arrest van 24 april 1980 ( zaak 72/79, Commissie/Italië, Jurispr . 1980, blz . 1411 ), waarin het Hof oordeelde, dat
"het de Raad vrij staat in het kader van een verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwprodukten, bepalingen vast te stellen waarbij bepaalde vormen van nationale steun aan de produktie van of de handel in de betrokken produkten geheel of gedeeltelijk worden verboden, en dat een inbreuk op dit verbod in het kader van de marktordening kan worden vastgesteld . Het bestaan van de bijzondere procedure van artikel 93 EEG-Verdrag om de verenigbaarheid van de nationale steunmaatregelen met de gemeenschappelijke markt te beoordelen, kan immers geen wijziging brengen in de vereisten die voor de Lid-Staten voortvloeien uit de eerbiediging van de regels betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten ."
9 . Artikel 22 van verordening nr . 2727/75 bepaalt weliswaar, dat behoudens andersluidende bepalingen in die verordening de artikelen 92 tot en met 94 EEG-Verdrag van toepassing zijn op de produktie van en de handel in de produkten waarvoor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen geldt, maar de Commissie doet haar beroep in deze zaak niet op die bepaling steunen . Bovendien, als zij zich al beroept op artikel 93, dan alleen op lid 3 daarvan, dat de Lid-Staten verplicht de Commissie van hun voornemens tot invoering of wijziging van steunmaatregelen op de hoogte te brengen . De waarborgen van de specifieke procedure van artikel 93, lid 2, zijn echter slechts toepasselijk, wanneer de steun zelf in het geding is en niet de zuiver procedurele mededelingsverplichting . Alle belanghebbenden, ongeacht wie zij zijn, moeten de mogelijkheid hebben om zich over de steun zelf uit te spreken, maar voor de mededelingsverplichting maakt hetgeen zij eventueel op te merken hebben hoe dan ook geen verschil .
10 . Ten slotte kan ik evenmin verweersters argument aanvaarden, dat het hoofddoel van het beroep ondanks alles de vaststelling van een schending van de artikelen 92 en 93 EEG-Verdrag zou zijn, daar geen van de door de Commissie gestelde inbreuken op verordening nr . 2727/75 zou zijn aangetoond . Ook daarbij gaat het immers om een grief die geen betrekking kan hebben op de ontvankelijkheid van het beroep .
11 . Ik concludeer derhalve, dat de Commissie terecht de procedure van artikel 169 heeft gevolgd en dat het beroep ontvankelijk is .
Ten gronde
12 . De vijf grieven van de Commissie, die ik na elkaar zal bespreken, luiden dat de Griekse autoriteiten :
- hebben geïntervenieerd in de markt voor voedergranen, in het bijzonder door instructies te geven aan KYDEP voor de aan - en verkoop van voedergranen tegen prijzen en onder voorwaarden die door de Griekse regering waren bepaald;
- het verlies op die transacties hebben gedekt met staatsmiddelen;
- de gunstige financiering door de Griekse Landbouwbank van de activiteiten van KYDEP op de markt voor voedergranen hebben bevorderd;
- niet hebben meegewerkt aan het onderzoek door de Commissie;
- hebben nagelaten de Commissie op de hoogte te brengen van de faciliteiten die zij op het financiële vlak aan KYDEP verleenden .
I - 13 . Wat de eerste grief betreft, is het niet zonder belang eraan te herinneren, dat het Hof zich in het arrest van 29 november 1989 ( zaak C-281/87, Commissie/Griekenland, Jurispr . 1989, blz . 4015 ) reeds heeft kunnen uitspreken over een circulaire van de Griekse minister van Landbouw van 7 juli 1982 aan KYDEP, waarin hij KYDEP verzocht om tegen door de Griekse administratie bepaalde prijzen alle partijen minderwaardige durum tarwe op te kopen die zich bij de producenten en de dorsbedrijven bevonden .
14 . In rechtsoverweging 17 van het arrest stelde het Hof vast, dat
"de in geding zijnde circulaire in strijd is met de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening voor granen, doordat zij een nationale interventiemaatregel vormt op een gebied waarop een volledige gemeenschapsregeling bestaat ".
15 . Wat de thans in geding zijnde interventie van de Griekse autoriteiten op de markt voor voedergranen betreft, heeft de Commissie tal van bewijsstukken overgelegd, waarvan ik hier slechts de meest overtuigende wil bespreken .
16 . Allereerst heeft de Commissie het verslag overgelegd van een op 7 november 1980 gehouden vergadering, waar met name de minister van Cooerdinatie voor EEG-aangelegenheden, die van Landbouw en die van Handel aanwezig waren . In die vergadering werd besloten KYDEP in haar functie van marktbeheerder voor diervoeders te handhaven na 1 januari 1981, de datum dat de toetreding van Griekenland definitief werd . Die functie vervulde KYDEP als volgt :
"- Aankoop van voedergraanoverschotten tegen de vastgestelde interventieprijs met behulp van door de Griekse staat gegarandeerde leningen . Vertrouwelijke steun aan KYDEP uit openbare middelen voor de dekking van de verhandelingskosten .
- Import van extra hoeveelheden diervoeders door KYDEP en latere verkoop van die hoeveelheden tegen de interventieprijs . Vertrouwelijke dekking met openbare middelen van het verschil tussen de kostprijs en de interventieprijs, alsmede van de verhandelingskosten . Deze wijze van verhandeling van diervoeders garandeert een eenheidsprijs voor de verkoop van diervoeders en een regelmatige bevoorrading van alle fokkers in het land ..."
17 . Mij dunkt, dat de aankopen waarvan in dat stuk sprake is, niet de interventieaankopen kunnen zijn die in de gemeenschapsvoorschriften zijn bedoeld, aangezien de Gemeenschap de kosten van die regeling draagt en het derhalve niet nodig is deze te financieren met door de Griekse staat gegarandeerde leningen . Verweerster heeft trouwens ter terechtzitting erkend, dat zij het essentieel had geacht, de nationale fokkerijsector na de toetreding te steunen .
18 . Voorts zijn er gedetailleerde gegevens te vinden in een reeks besluiten van verschillende Griekse regeringsinstanties, die verweerster op aandringen van het Hof ten slotte heeft overgelegd . Daaruit blijkt, dat er binnen de Griekse administratie een financieel comité heeft gefunctioneerd, dat de prijzen vaststelde waartegen KYDEP de door haar ingekochte hoeveelheden voedergranen mocht verkopen .
19 . Dat comité heeft een besluit genomen, nr . 1533, gedateerd 15 april 1981, dat als volgt luidt :
"Het financieel comité ... besluit ... met algemene stemmen ( dat ) de verkoopprijs van mais per 1 januari 1981 10 DR per kilo bedraagt, in welke prijs de rechten van KYDEP à 1,8 DR per kilo zijn begrepen; de uitvoering van dit besluit berust bij de minister van Handel ."
20 . Bij besluit nr . 1733, "betreffende de vaststelling van de verkoopprijs van voedergranen ( mais, gerst, enz .)", heeft dat comité vastgesteld :
"een eenheidsprijs van 10 DR per kilo voor de verkoop van voedergranen ( mais, gerst, enz .) door KYDEP aan de fokkers van vee en pluimvee en de diervoederindustrie; deze produkten worden uitsluitend verkocht om aan de binnenlandse behoeften aan diervoerders te voldoen . Vorenvermelde prijs geldt zowel voor de voorraden van 1980 ... als voor de voedergranen die vanaf 1 januari 1981 door KYDEP zijn aangekocht en zullen worden aangekocht op de binnenlandse markt krachtens de steunmaatregelen voor de graanprijzen voor de oogst van 1981 conform besluit nr . 1573/81 van het monetair comité, dan wel op de buitenlandse markt ".
21 . Besluit nr . 1761 van datzelfde comité, waarvan de inhoud in wezen gelijk is aan die van het eerder aangehaalde besluit nr . 1733, verving dat besluit per 24 september 1981 .
22 . Opvalt, dat deze twee besluiten uitdrukkelijk bepalen "dat de vastgestelde prijs zowel voor de voorraden van 1980 ... als voor de voedergranen geldt die vanaf 1 januari 1981 door KYDEP zijn aangekocht en zullen worden aangekocht ... krachtens de steunmaatregelen voor de graanprijzen voor de oogst van 1981 ". Dat bewijst, dat die instanties zich, anders dan de Griekse regering stelt, er niet toe hebben beperkt de afzet van de restanten van de oogst van 1980 te regelen, maar hun interventie ook nadat die taak was vervuld hebben voortgezet . Dat stuk geeft tevens aan, dat KYDEP evenmin vrij was om de aankoopprijzen naar eigen believen vast te stellen .
23 . Verweerster heeft nog meer besluiten overgelegd waarbij Griekse regeringsinstanties de verkoopprijzen van KYDEP hebben vastgelegd . Het betreft de gemeenschappelijke besluiten nrs . 205333 en 205334 van de ministers van Financiën, Landbouw en Handel en besluit nr . 206586 van de minister van Landbouw .
24 . Besluit nr . 205333 van 16 juli 1982 bepaalt, dat wordt vastgelegd :
"een eenheidsprijs van 13 DR per kilo voor de verkoop van voedergranen ( tarwe, gerst, enz .) die door tussenkomst van KYDEP worden verkocht aan de binnenlandse fokkers van vee en pluimvee, alsook aan de diervoederindustrie, die hun produkten uitsluitend verkopen om aan de binnenlandse behoeften aan diervoerders te voldoen ".
25 . Besluit nr . 205334 van 22 juli 1982 stelt :
"de prijs voor de verkoop van voedergranen ( mais, gerst, enz .) aan de mengvoederindustrie, in geval van uitvoer van mengvoeder, vast op een bedrag gelijk aan de in elk concreet geval gehanteerde drempelprijs, vermeerderd met de kosten die KYDEP heeft gemaakt voor beheer, vervoer, enzovoort ".
26 . Ten slotte bepaalt besluit nr . 206586 van het Ministerie van Landbouw van 30 september 1982 :
"Een hoeveelheid van ten hoogste 300 000 ton mais van de binnenlandse oogst van 1982 wordt door tussenkomst van KYDEP verkocht aan de binnenlandse fokkers van vee en pluimvee ( al dan niet lid van een cooeperatie ( 2 )) tegen de gereduceerde prijs van 12,30 DR per kilo ."
27 . Voorts worden in brief nr . 205336 van het ministerie van Landbouw van 29 juli 1982 aan KYDEP, de hoeveelheden voedergranen vastgesteld die per dag en per dier voor de verschillende soorten en categorieën dieren moeten worden verkocht, alsook de voor de verschillende soorten granen ( mais, gerst, tarwe ) in acht te nemen verhoudingen .
28 . Het staat dus vast, dat de Griekse autoriteiten in 1981 en 1982 op de door de Commissie aangegeven wijze in de markt voor voedergranen hebben geïntervenieerd door tussenkomst van KYDEP .
II - 29 . Uit de stukken blijkt tevens, dat de Griekse staat het tekort heeft gedekt dat bij KYDEP ontstond doordat zij de granen verkocht tegen prijzen die niet steeds de aankoopprijs plus haar kosten konden dekken .
30 . Zo verlenen de voormelde besluiten nrs . 1733 en 1761 in gelijkluidende bewoordingen goedkeuring aan :
"dekking van het verschil tussen de kosten van de aankoop, de opslag en het vervoer door KYDEP en de verkoopprijs van 10 DR per kilo, door de lening van de Bank van Griekenland aan de Griekse Landbouwbank ten laste van de staatsbegroting, met boeking onder de post consumptiegoederen voor 1982 ".
Besluit nr . 205333 geeft goedkeuring aan :
"de dekking van het verschil tussen de kostprijs, die de kosten omvat van aankoop en beheer, opslag, transport, enzovoort door KYDEP, en de verkoopprijs van 13 DR per kilo, onder de post consumptiegoederen op de staatsbegroting ".
Ten slotte bepaalt besluit nr . 296586 :
"De lasten van bovenvermelde extra verkopen worden geboekt onder de post consumptiegoederen van de staatsbegroting ."
31 . In dit verband legt de Commissie als bijlage 4 van haar repliek de notulen nr . 189, gedateerd 14 februari 1984, over van het bij gemeenschappelijk besluit nr . 2028 van 17 maart 1981 van de ministers van Handel en van Landbouw ingestelde comité, waarin "het uiteindelijke door de staat voor het jaar 1982 overgenomen bedrag ter zake van het beheer van voedergranen ( gerst, mais, tarwe ) door KYDEP" wordt vastgesteld . Verweerster betoogt weliswaar, dat dit comité slechts in het leven was geroepen voor het liquideren van de vóór de toetreding van Griekenland tot de Gemeenschappen bestaande voorraden, maar de in die notulen vermelde hoeveelheden en bedragen maken het onmogelijk dat het enkel om die voorraden zou gaan .
32 . Op grond van deze stukken kan worden geconcludeerd, dat de Griekse regering de verschillen heeft gedekt tussen de kostprijs en de verkoopprijs van de door KYDEP in 1981 en 1982 voor mais en gerst uitgevoerde transacties .
III - 33 . De gegrondheid van de derde grief van de Commissie, dat de Griekse autoriteiten de gunstige financiering door de Griekse Landbouwbank van de activiteiten van KYDEP op de markt voor voerdergranen zouden hebben bevorderd, blijkt eveneens duidelijk uit de stukken .
34 . Een op 2 april 1982 door het financieel comité aan de Bank van Griekenland gerichte brief bevat een uittreksel van de notulen van de 357e vergadering van dat comité, waarbij het comité
"goedkeurt, dat de Griekse Landbouwbank wordt gefinancierd door de Bank van Griekenland tot een bedrag van tien miljard DR, ten einde een lening te verstrekken aan KYDEP voor de aankoop van diervoeders op de buitenlandse markt en de doorverkoop daarvan aan de vee - en pluimveefokkers en de diervoederindustrie om de binnenlandse behoeften over 1982 te dekken ".
Dat besluit bepaalt het rentetarief van de door de Landbouwbank aan KYDEP te verstrekken lening, alsook het rentetarief van de door de Bank van Griekenland aan de Landbouwbank te verstrekken lening .
35 . Het comité "beveelt ( 3 ), dat KYDEP de diervoeders waarvoor vorengenoemde financiering geldt, slechts zal verkopen tegen contante betaling" en adviseert aan de minister van Financiën, dat de Griekse staat aan de Landbouwbank de terugbetaling van het kapitaal, de rente en de overige kosten van vorengenoemde lening aan KYDEP garandeert voor het gehele bedrag van tien miljard DR .
36 . Voorts bepaalt besluit nr . 206586 van de minister van Landbouw van 30 september 1982, dat de Griekse Landbouwbank speciale leningen zal verstrekken aan kopers van voedergranen en dat de staat de Griekse Landbouwbank de daarvoor nodige - door de staat gegarandeerde - kredieten zal verlenen, waardoor KYDEP de betrokken verkoop kan realiseren . Het feit dat KYDEP aldus kredieten heeft gekregen waarvan de terugbetaling werd gegarandeerd door de staat en het rentetarief werd vastgesteld door een orgaan dat van de staat afhankelijk was, vormt het onweerlegbare bewijs dat de Griekse staat, zoals de Commissie in haar verzoekschrift zegt, de gunstige financiering van de activiteiten van deze vereniging van cooeperaties heeft bevorderd .
37 . Daarentegen is de Commissie naar mijn mening er niet in geslaagd, voldoende overtuigend aan te tonen dat KYDEP een lager rentetarief heeft genoten dan het markttarief en een gedeelte van de leningen niet behoefde terug te betalen .
38 . Tot nu toe heb ik slechts stukken aangehaald die van de Griekse administratie afkomstig zijn . Mijns inziens vormen deze het bewijs voor de eerste drie grieven, wat de jaren 1981 en 1982 betreft . Ter terechtzitting heeft de Commissie evenwel verklaard, dat haar beroep de gehele periode vóór de datum van verzending van de ingebrekestelling betrof . Er zijn er twee verzonden . Die waarbij de gestelde niet-nakoming werd uitgebreid tot alle voedergranen is gedateerd 23 december 1985 . Wij moeten dus nog nagaan, of de Commissie de niet-nakoming voor de jaren 1983 tot en met 1985 heeft bewezen .
39 . In dat verband moet eraan worden herinnerd, dat de Commissie bij haar verzoekschrift stukken heeft gevoegd die verwijzen naar de hiervóór aangehaalde officiële besluiten en waarvan de inhoud nu door overlegging van de tekst daarvan is bevestigd . Het betreft het rapport van de juridische dienst van KYDEP van 1 januari 1985 en een rapport van het hoofdbestuur van KYDEP, ingediend op de 36e algemene vergadering op 12 december 1986 . Ik geef er de voorkeur aan, mij niet te baseren op het rapport van de juridische dienst, waarvan de bewijswaarde kan worden betwist, omdat het om een zuiver intern stuk gaat . Op het rapport voor de algemene vergadering daarentegen kan naar het mij voorkomt wel een beroep worden gedaan, daar het naar zijn aard bestemd was voor openbaarmaking, in elk geval aan de talrijke in KYDEP verenigde cooeperaties . Bovendien heeft een kamerlid er tijdens de zitting van het Griekse parlement van 6 maart 1987 gedeelten uit geciteerd . Dit rapport, dat zoals gezegd van 12 december 1986 dateert, beschrijft, als betrof het een nog steeds actuele praktijk, de volgende feiten :
"De hoeveelheden gerst die elk jaar worden verzameld, worden overgenomen door 'beheer diervoeders' , een bijzondere beheerseenheid onder toezicht van het Ministerie van Landbouw, dat ook het verschil dekt tussen de kostprijs voor KYDEP en die verkoopprijs ..." ( blz . 9, slot, van het rapport ).
"Evenals voor gerst geldt voor mais een bijzonder beheer, daar de aankoopprijzen en de verkoopprijzen aan de fokkers door het ministerie worden vastgesteld ..." ( blz . 10 van het rapport ).
"Zoals iedereen weet, geldt voor die diervoeders een vorm van beheer, die lijkt voor rekening van de producenten te zijn, maar in werkelijkheid voor rekening van de staat is" ( blz . 13, slot, van het rapport ).
40 . Het rapport preciseert voorts :
"In het kader van de inspanningen van de regering om de ontwikkeling van de binnenlandse fokkerij te verzekeren, intervenieert zij in de prijzen van diervoeders door een gedeelte van de kosten van deze produkten te subsidiëren .... Vervolgens stelt een comité van ambtenaren van de financiële diensten van het Ministerie van Landbouw en van KYDEP het bij dit beheer ontstane tekort vast, welk tekort wordt gedekt door het Ministerie van Landbouw ten laste van de desbetreffende begrotingspost" ( blz . 4, nr . 2 ).
41 . Mijns inziens kan dan ook worden gezegd, dat de betrokken praktijken in de jaren 1983, 1984 en 1985 zijn voortgezet .
42 . Thans moet ik nog onderzoeken, of de Griekse regering door die praktijken de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens verordening nr . 2727/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen .
43 . Ingevolge artikel 3 van die verordening, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1870/80 van de Raad van 15 juli 1980 ( PB 1980, L 184, blz . 1 ), wordt door de Gemeenschap jaarlijks een gemeenschappelijke uniforme interventieprijs vastgesteld voor zachte tarwe, rogge, gerst en mais, evenals een gemeenschappelijke richtprijs voor rogge, gerst en mais . Artikel 5, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 1254/78 van de Raad van 12 juni 1978 ( PB 1978, L 156, blz . 1 ), bepaalt dat voor zachte tarwe, harde tarwe, gerst, mais en rogge voor de Gemeenschap een drempelprijs wordt vastgesteld .
44 . Volgens artikel 7 ( in de versie van verordening nr . 1143/76 van de Raad van 17.5.1976, PB 1976, L 130, blz . 1 ):
"... zijn de door de Lid-Staten aangewezen interventiebureaus verplicht de in de Gemeenschap geoogste, in artikel 3 bedoelde granen die hun worden aangeboden te kopen, in zoverre de aanbiedingen voldoen aan overeenkomstig lid 5 te bepalen voorwaarden, in het bijzonder met betrekking tot kwaliteit en hoeveelheid ".
45 . Lid 3 van dat artikel legt de voorwaarden vast waaronder de aangekochte hoeveelheden te koop mogen worden aangeboden voor uitvoer naar derde landen of voor de voorziening van de interne markt .
46 . Artikel 8 ( in de versie van verordening nr . 1143/76 van 17 mei 1976, reeds aangehaald ) bepaalt ten slotte het volgende :
"Ten einde te vermijden dat op grond van artikel 7, lid 1, in bepaalde gebieden van de Gemeenschap grote aankopen moeten worden gedaan, kan worden besloten dat de interventiebureaus bijzondere interventiemaatregelen nemen ."
47 . Uit die bepalingen, die in de periode waarop het beroep betrekking heeft niet wezenlijk zijn gewijzigd, kan de conclusie worden getrokken, dat met uitzondering van de interventieaankopen en de daaruit voortvloeiende verkopen door de officieel door de Lid-Staten volgens de communautaire wetgeving ingestelde interventiebureaus, de transacties op de graanmarkt aan het vrije spel van vraag en aanbod moeten worden overgelaten . Zelfs in geval van regionale problemen mogen alleen de interventiebureaus bijzondere maatregelen treffen, nadat zij daartoe van de Commissie opdracht hebben gekregen volgens de beheerscomitéprocedure ( artikel 8, lid 4 ).
48 . De autoriteiten van een Lid-Staat mogen dus niet aan een willekeurige openbare of particuliere instelling opdracht geven tot aan - of verkoop van granen tegen door hen vastgestelde prijzen, en mogen zeker niet de verliezen die uit dergelijke operaties kunnen ontstaan dekken of de financiering daarvan met andere middelen vergemakkelijken . Andere artikelen in titel I van de verordening, getiteld "Prijsregeling", geven overigens een limitatieve opsomming van de steun die de Lid-Staten onder het hoofd "compenserende vergoeding" of "restitutie bij de produktie" mogen geven . De Helleense Republiek is derhalve de krachtens titel I van verordening nr . 2727/75 op haar rustende verplichtingen niet nagekomen .
49 . Bovendien zijn volgens vaste rechtspraak van het Hof maatregelen van het soort dat thans in het geding is, niet verenigbaar met de beginselen en de bepalingen van de gemeenschappelijk marktordening, waarvan die voor granen om zo te zeggen de oervorm is .
50 . Ik behoef slechts te herinneren aan rechtsoverweging 16 van het reeds aangehaalde arrest van 29 november 1989 ( zaak 281/87, Commissie/Griekenland ) betreffende de aankoop van minderwaardige durumtarwe van de oogst van 1982 door KYDEP, waarin te lezen valt :
"Volgens 's Hofs rechtspraak ( zie met name de arresten van 28 november 1978, zaak 83/78, Pigs Marketing Board, Jurispr . 1978, blz . 2347, en 17 januari 1980, gevoegde zaken 95/79 en 96/79, Kefer en Delmelle, Jurispr . 1980, blz . 103 ) zijn de gemeenschappelijke marktordeningen gebaseerd op het beginsel van een open markt, waartoe elke producent vrije toegang heeft onder voorwaarden van echte mededinging en waarvan de werking uitsluitend door de in die ordeningen voorziene instrumenten wordt geregeld . In het bijzonder kunnen de Lid-Staten op de onder een gemeenschappelijke marktordening vallende gebieden, en vooral wanneer die ordening, zoals in casu, op een gemeenschappelijke prijsregeling berust, niet meer met eenzijdig vastgestelde nationale maatregelen ingrijpen in het prijsvormingsmechanisme, zoals dit uit de gemeenschappelijke ordening voortvloeit ."
51 . Het in de laatste zin van dat citaat neergelegde beginsel is, als ik mij niet vergis, voor het eerst erkend in het arrest van 22 januari 1975 ( zaak 31/74, Galli, Jurispr . 1975, blz . 47 ) ( 4 ), waarin het Hof preciseerde :
"dat de bij de verordeningen nrs . 120/67 ( graansector ) en 136/66 ( sector oliën en vetten ) ingestelde prijsregeling uitsluitend geldt voor het produktie - en groothandelsstadium, zodat deze bepalingen de bevoegdheid der Lid-Staten om in het detailhandels - en consumptiestadium passende maatregelen inzake de prijsvorming te nemen - onverminderd andere verdragsbepalingen - onverlet laten, mits deze maatregelen de doelstellingen of de werking van de betrokken gemeenschappelijke marktordening niet in gevaar brengen ( r.o . 34 )".
Het is echter duidelijk, dat de door de Griekse autoriteiten aan KYDEP voorgeschreven prijzen voor de aankoop bij de producenten en voor de verkoop aan de fokkers en diervoederfabrikanten enkel de groothandel betreffen .
52 . In het arrest van 21 maart 1972 ( zaak 82/71, SAIL, Jurispr . 1972, blz . 119 ) had het Hof reeds geoordeeld, dat
"na de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke marktordening ... alleen de gemeenschapsautoriteit kan beslissen over de ... handhaving van enige nationale regeling voor de ordening, interventie of controle ..."
53 . Ten slotte verklaarde het Hof in het arrest van 27 maart 1984 ( zaak 169/82, Commissie/Italië, Jurispr . 1984, blz . 1603 ), dat
"bij lezing van verordening nr . 2727/75 en met name van artikel 2 dier verordening, daarin een systeem van prijzen en andere maatregelen besloten blijkt te liggen, waarmede men tot een stelsel van eenheidsprijzen voor granen in de gehele Gemeenschap heeft willen komen . In artikel 10 wordt, op bepaalde voorwaarden, de verlening van steun bij de produktie van durum tarwe voorzien tot een in de gehele Gemeenschap uniform bedrag . Zulk een systeem brengt mede dat er over alle steunmaatregelen op communautair niveau moet worden beslist : voorkomen dient te worden dat er door aanvullende steunmaatregelen aan de goede werking van het stelsel afbreuk wordt gedaan ." ( r.o . 18 )
54 . Het is dus duidelijk, dat de door de Griekse autoriteiten aan KYDEP gegeven instructies voor de aan - of verkoop van voedergranen tegen door hen vastgestelde prijzen in strijd zijn met de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening voor granen, aangezien deze instructies nationale interventiemaatregelen zijn op een gebied waarvoor de gemeenschapsregeling uitputtend is . Dit geldt des te meer voor de door die autoriteiten genomen maatregelen om de voor KYDEP uit die interventies voortvloeiende financiële lasten te dekken .
IV - 55 . Wat de grief van schending van artikel 5 EEG-Verdrag betreft, vraag ik mij af, of die staande kan worden gehouden . In het met redenen omklede advies had de Commissie verklaard, dat de Helleense Republiek niet was nagekomen :
"de krachtens artikel 5 op haar rustende verplichting ...
a ) door operaties die het functioneren in gevaar brengen van andere sectoren van de landbouwmarkt die wat de produktiekosten betreft afhankelijk zijn van het goed functioneren van de markt voor voedergranen, met name de sectoren varkensvlees, gevogelte en eieren, rundvlees en zuivelprodukten, en
b ) door het niet verschaffen van de gevraagde uitleg over de inmenging door de Griekse autoriteiten in het beheer van de markt voor voedergranen ."
56 . In het verzoekschrift wordt niet gepreciseerd of die twee grieven, of één daarvan, in het kader van het beroep worden gehandhaafd . Artikel 5 wordt in de conclusie simpelweg vermeld, zonder nadere precisering . Die vermelding is voor verschillende uitleg vatbaar, te meer nu men daarin evengoed niet een zelfstandige grief zou kunnen zien, maar een grief die ondergeschikt is aan die betreffende schending van de bepalingen van de gemeenschappelijke marktordening . De Commissie stelt in haar repliek wel opnieuw :
"Niettemin heeft de Griekse regering nooit één van die besluiten willen overleggen, hetgeen bevestigt, dat zij de krachtens artikel 5 EEG-Verdrag op haar rustende verplichting om administratief samen te werken met de diensten van de Commissie, niet is nagekomen ."
57 . Voorts blijkt uit de stukken die de Commissie in antwoord op de door het Hof gestelde vragen heeft overgelegd, met name uit de telex die de directeur-generaal landbouw aan de bevoegde Griekse autoriteiten zond op 3 juni 1987, dus na de verzending van het gemotiveerd advies ( op 5 februari 1987 ) maar voor de indiening van het verzoekschrift ter griffie ( op 2 februari 1988 ), dat zij op de hoogte zijn gesteld van de instelling van een onderzoek krachtens artikel 9 van verordening ( EEG ) nr . 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( PB 1970, L 94, blz . 13 ) en dat de Commissie hun om een hele reeks inlichtingen had verzocht over hun verhouding met KYDEP . Vaststaat, dat aan vijf herinneringen aan de bevoegde Griekse autoriteiten en aan KYDEP tussen 3 juni en 23 oktober 1987 in wezen geen gehoor is gegeven . ( 5 ) Daarvan is in het verzoekschrift evenwel niets terug te vinden .
58 . Daar de Commissie in het verzoekschrift dus niet nader heeft aangegeven, waarom haars inziens Griekenland niet aan zijn verplichtingen krachtens artikel 5 heeft voldaan, moet ik het Hof in overweging geven, een verzuim van de verplichtingen van dat artikel niet te aanvaarden .
59 . Voor het geval het Hof echter zou menen, dat de grief voldoende nauwkeurig is om te kunnen slagen, zou ik de volgende opmerkingen willen maken .
60 . Allereerst kan er nauwelijks twijfel over bestaan, dat de Helleense Republiek in deze hele zaak inderdaad de krachtens artikel 5 op haar rustende loyaliteitsverplichting niet is nagekomen, daar mijns inziens wanneer de Commissie in een ingebrekestelling een bepaling van nationaal recht of een nationale praktijk in het geding brengt, de Lid-Staten verplicht zijn haar ambtshalve de tekst van die bepalingen evenals de andere op het geschil betrekking hebbende stukken te doen toekomen .
61 . Al is het immers normaal dat de Commissie en de Lid-Staten soms van mening kunnen verschillen over de verenigbaarheid van bepalingen van nationaal recht of nationale praktijken met het gemeenschapsrecht, is het toch absoluut noodzakelijk dat de Commissie volledig en eerlijk wordt ingelicht over het bestaan, de aard en de draagwijdte van die bepalingen of praktijken, zodat de juridische discussie kan worden gevoerd op basis van de exacte feiten .
62 . Wat de gemeenschappelijke marktordening in de sector granen betreft, is die verplichting om ambtshalve alle ter zake dienende inlichtingen te verstrekken in elk geval met zoveel woorden neergelegd in artikel 24 van verordening nr . 2727/75, luidende :
"De Lid-Staten en de Commissie verstrekken elkaar de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening ."
Dit omvat mijns inziens niet alleen de gebruikelijke gegevens over de omvang van de produktie, de invoer, de uitvoer en de interventieaankopen, maar tevens zo nodig alle andere gegevens over het functioneren van de graanmarkt .
63 . Daar de Commissie in haar verzoekschrift in het algemeen van schending van de bepalingen van deze verordening heeft gesproken en zij vervolgens heeft gepreciseerd, dat dat mede artikel 24 omvatte, ben ik van mening dat het Hof een niet-nakoming van artikel 24 kan vaststellen .
V - 64 . De grief inzake het niet aanmelden van steunmaatregelen conform artikel 93, lid 3, EEG-Verdrag is zeer zeker gegrond, aangezien KYDEP dankzij de dekking van haar tekorten door de staatsbegroting een financiële bijstand van de staat heeft genoten die een steunmaatregel kan zijn in de zin van artikel 92, lid 1, EEG-Verdrag . Vaststaat voorts, dat die financiële bijstand niet aan de Commissie is gemeld .
Conclusie
65 . Om de hiervóór uiteengezette redenen geef ik het Hof in overweging, het beroep ontvankelijk te verklaren en vast te stellen, dat de Helleense Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de bepalingen van titel I "Prijsregeling" en van artikel 24 van verordening nr . 2727/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen alsook van artikel 93, lid 3, EEG-Verdrag . Verweerster moet mitsdien worden verwezen in de kosten van het geding .
(*) Oorspronkelijke taal : Frans .
( 1 ) PB 1975, L 281, blz . 1 . De verordening is sindsdien herhaaldelijk gewijzigd .
( 2 ) De cursivering van de passages in de punten 24, 25 en 26 is van mij .
( 3 ) In de oorspronkelijke tekst gecursiveerd .
( 4 ) Zie ook arrest van 10 november 1979, zaak 10/79, Toffoli, Jurispr . 1979, blz . 3301 .
( 5 ) Zie het bijvoegsel bij het overzichtsrapport over de resultaten van de controle voor de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie, over het boekjaar 1986, bijlage VI, bij de antwoorden van de Commissie op de door het Hof gestelde vragen .