Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61987CJ0212

    Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 september 1988.
    Union nationale interprofessionnelle des légumes de conserve (Unilec) tegen Établissements Larroche Frères.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance d'Agen - Frankrijk.
    Bedrijfstakovereenkomsten inzake landbouwprodukten - Minimumaankoopprijzen - Wettigheid van bijdragen.
    Zaak 212/87.

    Jurisprudentie 1988 -05075

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1988:441

    61987J0212

    ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 22 SEPTEMBER 1988. - UNION NATIONALE INTERPROFESSIONNELLE DES LEGUMES DE CONSERVE (UNILEC) TEGEN ETABLISSEMENTS LARROCHE FRERES. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE AGEN BEDRIJFSTAKOVEREENKOMSTEN INZAKE LANDBOUWPRODUKTEN - MINIMUM AANKOOPPRIJZEN - WETTIGHEID VAN HEFFING. - ZAAK 212/87.

    Jurisprudentie 1988 bladzijde 05075


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Groenten en fruit - Betrokken produkten - Verse groenten en fruit, bestemd voor verwerking - Daaronder begrepen

    ( Verordeningen van de Raad nrs . 1035/72 en 516/77 )

    Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Groenten en fruit - Telersverenigingen - Vaststelling van minimumaankoopprijzen - Verplichtend karakter voor aangesloten telers en verwerkers - Verbindendverklaring voor alle binnenlandse telers en verwerkers - Ontoelaatbaarheid

    ( Verordening nr . 1035/72 van de Raad )

    Landbouw - Gemeenschappelijke ordening der markten - Groenten en fruit - Telersverenigingen - Verplichte bijdragenbetaling door niet-aangesloten telers - Bijdragen bestemd voor financiering van activiteiten die onverenigbaar zijn met gemeenschapsrecht - Ontoelaatbaarheid

    ( Verordening van de Raad nr . 1035/72 )

    Samenvatting


    Verse groenten en fruit vallen onder de bij verordening nr . 1035/72 ingevoerde gemeenschappelijke marktordening, zodat daarop de regels van deze marktordening moeten worden toegepast ongeacht de eindbestemming van deze produkten . Dat zij voor verwerking bestemd zijn, heeft niet tot gevolg dat zij in de verhandelingsfase onder de regeling vallen van verordening nr . 516/77 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten .

    Verordening nr . 1035/72 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit, in de redactie welke gold vóór de inwerkingtreding van verordening nr . 3284/83, moet aldus worden uitgelegd, dat zij de Lid-Staten geen bevoegdheid liet om de regels die door een bedrijfstakorganisatie in het kader van overeenkomsten inzake minimumaankoopprijzen voor bepaalde groenten waren vastgesteld, verbindend te verklaren voor binnenlandse telers en verwerkers die niet bij die organisatie zijn aangesloten .

    De verplichting van niet-aangesloten telers om deel te nemen aan de financiering van de door een telersvereniging in de sector groenten en fruit ingestelde kassen en fondsen, is onwettig voor zover zij ertoe dient activiteiten te financieren die zelf in strijd zijn met het gemeenschapsrecht .

    Partijen


    In zaak 212/87,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance te Agen, in het aldaar aanhangig geding tussen

    Union nationale interprofessionnelle des légumes de conserve ( Unilec )

    en

    Établissements Larroche Frères,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 39, 42, 85, lid 1, en 95 EEG-Verdrag en van verordening nr . 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwprodukten ( PB 1962, nr . 30, blz . 993 ),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE ( Vijfde kamer ),

    samengesteld als volgt : G . Bosco, kamerpresident, U . Everling, Y . Galmot, R . Joliet en F . A . Schockweiler, rechters,

    advocaat-generaal : G . F . Mancini

    griffier : B . Pastor, administrateur

    gelet op de opmerkingen ingediend door :

    - Unilec, verzoekster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door C . Gardel en N . Coutrelis, advocaten te Parijs, bijgestaan door B . Mangenot als deskundige,

    - Établissements Larroche Frères, verweerster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door G . Holleaux, advocaat te Parijs, en J . L . Marchi, advocaat te Agen,

    - de Franse regering, in de schriftelijke procedure vertegenwoordigd door J . P . Puissochet als gemachtigde en G . de Bergues als plaatsvervangend gemachtigde, en ter terechtzitting door M . Giacomini als gemachtigde, bijgestaan door L . Nouchi als deskundige,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P . Oliver, D . G . Lawrence en P . Hetsch, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 3 mei 1988,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 juni 1988,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij vonnis van 8 juli 1987, ingekomen ten Hove op 10 juli 1987, heeft het tribunal de grande instance te Agen krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld betreffende de uitlegging van de artikelen 39, 42, 85, lid 1, en 95 EEG-Verdrag, alsmede van verordening nr . 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwprodukten ( PB 1962, nr . 30, blz . 993 ).

    2 Deze vragen zijn gerezen in een geschil tussen de Union nationale interprofessionnelle des légumes de conserve ( Unilec, verzoekster in het hoofdgeding, hierna : verzoekster ) en Établissements Larroche Frères ( verweerster in het hoofdgeding, hierna : verweerster ), een conservenfabrikant die geen lid is van deze vereniging, betreffende de weigering van verweerster om aan verzoekster een bedrag te betalen overeenkomend met de bijdragen en boeten wegens te late betaling voor de oogsten "grands légumes" ( selderij ) en "petits légumes" ( schorseneren ) 1982/1983 en 1983/1984 . In de loop van de procedure heeft verzoekster bovendien bijdragen voor de oogst 1985/1986 gevorderd .

    3 De bedrijfstakorganisaties in de landbouwsector zijn ingesteld bij de Franse wet op de Organisation interprofessionnelle agricole ( wet nr . 75-600 van 10.7.1975, JORF van 11.7.1975, blz . 7124 ), zoals gewijzigd bij wet nr . 80-502 van 4 juli 1980 ( JORF van 5.7.1980, blz . 1670 ). Ingevolge artikel 2 van de wet kunnen de in het kader van een erkende organisatie gesloten overeenkomsten door het bevoegde administratieve orgaan algemeen verbindend worden verklaard wanneer aan de daartoe gestelde voorwaarden is voldaan . De algemeenverbindendverklaring van een overeenkomst brengt mee, dat de bepalingen ervan gelden voor alle leden van de betrokken beroepsgroepen . In artikel 3 van de wet is bepaald, dat de erkende organisaties op basis van de aldus algemeen verbindend verklaarde overeenkomsten bijdragen kunnen innen .

    4 Krachtens deze wet werden bij verschillende ministeriële besluiten de bepalingen van de bedrijfstakovereenkomsten inzake voor verwerking bestemde bladselderij en schorseneren verbindend verklaard voor alle leden van de beroepsgroepen die vertegenwoordigd zijn in de Association nationale interprofessionnelle des fruits et légumes transformés ( Anifelt ). Sommige van die overeenkomsten, gesloten in het kader van Unilec, hadden onder meer betrekking op de teeltovereenkomsten, de teeltprijs en de bijdragen ten laste van de telers respectievelijk verwerkers .

    5 Verweerster weigerde de door verzoekster gevraagde bijdragen te betalen . Voor het tribunal de grande instance te Agen heeft zij onder meer betoogd, dat de litigieuze bijdragen in strijd zijn met de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en neerkomen op een verkapt douanerecht . Voorts zou de Franse regeling indruisen tegen de regels van de gemeenschappelijke markt, inzonderheid de artikelen 42 en 85, lid 1, EEG-Verdrag, voor zover de bedrijfstakovereenkomsten ertoe strekken, een minimumaankoopprijs voor de betrokken produkten vast te stellen .

    6 Van oordeel dat het geschil een vraag van uitlegging van het gemeenschapsrecht deed rijzen, heeft de nationale rechter besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen :

    "1 ) Is, gelet op de artikelen 39, 42 en 85, lid 1, EEG-Verdrag en verordening nr . 26 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 april 1962, de vaststelling van een minimumaankoopprijs in een bedrijfstakovereenkomst, die bij administratief besluit algemeen verbindend is verklaard voor alle bij de produktie, verpakking en verkoop van een landbouwprodukt betrokken beroepsgroepen, te beschouwen als een onderling afgestemde feitelijke gedraging die de handel tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap ongunstig kan beïnvloeden en ertoe strekt of ten gevolge heeft, dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst?

    2 ) Is de door een nationale wet geboden mogelijkheid om op grond van een bedrijfstakovereenkomst, die bij administratief besluit algemeen verbindend kan worden verklaard, heffingen toe te passen op produkten uit andere Lid-Staten, in strijd met de bepalingen van artikel 95 EEG-Verdrag?"

    7 Voor een nadere uiteenzetting van het rechtskader, de feiten van het hoofdgeding alsmede de bij het Hof ingediende opmerkingen, wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    8 Gelet op de feiten zoals deze door de nationale rechter zijn vastgesteld, doet de onderhavige zaak in hoofdzaak twee vragen rijzen, te weten of het gemeenschapsrecht zich ertegen verzet, in de eerste plaats dat de Lid-Staten de regels die door een bedrijfstakorganisatie in het kader van overeenkomsten inzake minimumaankoopprijzen voor bepaalde groenten zijn vastgesteld, verbindend verklaren voor de binnenlandse telers en verwerkers die niet bij die organisatie zijn aangesloten, en in de tweede plaats, dat een bedrijfstakorganisatie van de niet-aangesloten verwerkers bijdragen verlangt indien zij produkten uit andere Lid-Staten invoeren .

    De eerste vraag

    9 In de eerste plaats moet worden vastgesteld, welke gemeenschapsrechtelijke bepalingen in casu van toepassing zijn .

    10 De landbouwprodukten waarop het hoofdgeding betrekking heeft, vallen onder verordening nr . 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit ( PB 1972, L 118, blz . 1 ). Voorts is in het gemeenschapsrecht het beginsel van verbindendverklaring van de door een telersvereniging vastgestelde regels voor alle telers van een bepaalde regio, voor de sector groenten en fruit erkend bij verordening nr . 3284/83 van de Raad van 14 november 1983 tot wijziging van voormelde verordening nr . 1035/72 ( PB 1983, L 325, blz . 1 ). Ingevolge het bij verordening nr . 3284/83 in verordening nr . 1035/72 ingevoegde artikel 15 ter, kunnen de Lid-Staten namelijk bepaalde door de bedrijfsorganisaties vastgestelde regels eveneens verplicht stellen voor de niet-aangesloten telers . Aan deze bevoegdheid zijn evenwel nauwkeurige voorwaarden en beperkingen verbonden . Met name kunnen de bepalingen inzake het uit de markt nemen slechts verbindend worden verklaard voor de produkten bedoeld in bijlage II bij verordening nr . 1035/72; de thans in geding zijnde groenten worden daar niet vermeld . Ingevolge verordening nr . 1489/84 van de Raad van 15 mei 1984 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de verordeningen nrs . 3284/83 en 3285/83 van de Raad ( PB 1984, L 143, blz . 31 ), zoals gewijzigd bij verordening nr . 1977/85 van de Raad van 16 juli 1985 ( PB 1985, L 186, blz . 2 ), is voormelde verordening nr . 3284/83 voor de onderhavige produkten ten slotte eerst op 1 januari 1986 in werking getreden .

    11 Verzoekster, ondersteund door de Franse regering, beschouwt als relevante gemeenschapsrechtelijke bepalingen de voorschriften van verordening nr . 516/77 van de Raad van 14 maart 1977 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten ( PB 1977, L 73, blz . 1 ), en niet die betreffende de marktordening voor verse groenten en vers fruit . Meer in het bijzonder betoogt verzoekster, dat groente die aan een verwerker wordt verkocht, niet langer onder verordening nr . 1035/72 valt, maar onder verordening nr . 516/77 betreffende verwerkte groenten en fruit . De aan het hoofdgeding ten grondslag liggende betrekkingen tussen telers en verwerkers zouden derhalve door laatstgenoemde verordening worden beheerst .

    12 Verweerster, daarin gesteund door de Commissie, verzet zich tegen deze uitlegging . Zij wijst er in het bijzonder op dat uit de vijfde overweging van verordening nr . 1035/72 duidelijk volgt, dat de met de totstandbrenging van de gemeenschappelijke marktordening voor verse groenten en vers fruit beoogde normalisatie slechts volledig effect kan sorteren indien zij wordt toegepast op alle stadia van de verhandeling .

    13 In de eerste plaats moet erop worden gewezen, dat de litigieuze maatregelen alleen betrekking hebben op groenten die nog vers zijn . Voorts moet de uitlegging volgens welke een geoogst produkt dat bestemd is om aan een verwerker te worden verkocht, niet langer onder de regeling voor verse, maar onder die voor verwerkte produkten valt, worden gezien als een miskenning van de door de betrokken bepalingen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingevoerde regeling . Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, impliceert de verwezenlijking van de door de basisverordening beoogde doelstellingen op het gebied van de marktordening voor verse landbouwprodukten, dat deze regeling na de oogst van de groenten en het fruit effect kan sorteren, ongeacht de bestemming van de produkten . De marktinterventies van de telersverenigingen ter bevordering van een afgestemd marktaanbod en een regulering van de prijzen, die het in de vijfde overweging van verordening nr . 1035/72 uitdrukkelijk genoemde normalisatiestelsel uitmaken, vinden namelijk plaats in de verhandelingsfase, dit wil zeggen na de oogst .

    14 Uit het voorgaande volgt met betrekking tot verzoeksters aanvankelijke vordering voor de oogsten 1982/1983 en 1983/1984, dat voor zover de litigieuze feiten van vóór 1 januari 1986 dateren, daarop de regeling van toepassing is van verordening nr . 1035/72 betreffende de gemeenschappelijke marktordening voor verse produkten, in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van verordening nr . 3284/83 . Met betrekking tot de oogst 1985/1986 staat het aan de nationale rechter om vast te stellen, of in casu voldaan is aan de voorwaarden waaronder het ingevolge artikel 15 ter van verordening nr . 1035/72, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3284/83, voor de Lid-Staten mogelijk is om vanaf 1 januari 1986 de regels van in het kader van een telersvereniging of een organisatie van telersverenigingen gesloten overeenkomsten verbindend te verklaren voor niet bij een vereniging aangesloten telers en of bijgevolg de onderhavige verbindendverklaring van toepassing is in het hoofdgeding .

    15 In de tweede plaats zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie in het bijzonder de arresten van 29 november 1978, zaak 83/78, Pigs Marketing Board, Jurispr . 1978, blz . 2347; 7 februari 1984, zaak 237/82, Jongeneel Kaas, Jurispr . 1984, blz . 483; 25 november 1986, zaak 218/85, Cerafel, Jurispr . 1986, blz . 3513 ) de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten voor de Lid-Staten de verplichting meebrengt, zich te onthouden van elke maatregel die daarvan zou kunnen afwijken of er inbreuk op zou kunnen maken .

    16 Blijkens het dossier heeft de litigieuze verbindendverklaring voor niet bij Unilec aangesloten verwerkers van de in bedrijfstakovereenkomsten neergelegde bepalingen betreffende een minimumaankoopprijs, op de nationale markt tot een uniform stelsel van gewaarborgde prijzen voor alle telers geleid . Dit stelsel treedt dus in de plaats van het stelsel van bodemprijzen, dat de telersverenigingen ingevolge verordening nr . 1035/72 alleen aan hun leden kunnen opleggen .

    17 Onder die omstandigheden moet voor het antwoord op de eerste vraag van de nationale rechter worden nagegaan, of en in hoeverre verordening nr . 1035/72 zich verzet tegen de invoering van een nationaal stelsel dat in de plaats treedt van het mechanisme van het uit de markt nemen van produkten, dat onder de voorwaarden van de betrokken gemeenschapsrechtelijke bepalingen functioneert .

    18 Dienaangaande kan worden volstaan met de vaststelling dat, gelijk het Hof oordeelde in het arrest van 25 november 1986 ( Cerafel, reeds aangehaald ), "verordening nr . 1035/72 het vraagstuk uitputtend regelt, en een zeer duidelijk onderscheid maakt tussen de interventiemechanismen die de telersverenigingen in werking kunnen stellen en de op alle telers toepasselijke mechanismen . In die omstandigheden is een Lid-Staat niet bevoegd de door de telersverenigingen opgestelde interventievoorschriften voor alle telers verbindend te verklaren ."

    19 Blijkens het voorgaande moet op de eerste vraag van de verwijzende rechter worden geantwoord, dat verordening nr . 1035/72 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit, in de redactie welke gold vóór de inwerkingtreding van verordening nr . 3284/83 van de Raad, aldus moet worden uitgelegd, dat zij de Lid-Staten geen bevoegdheid liet om de regels die door een bedrijfstakorganisatie in het kader van overeenkomsten inzake minimumaankoopprijzen voor bepaalde groenten waren vastgesteld, verbindend te verklaren voor niet bij die organisatie aangesloten binnenlandse telers en verwerkers .

    20 Gelet op dit antwoord behoeft niet te worden onderzocht, of de verbindendverklaring van bepaalde regels voor niet-aangesloten telers al dan niet verenigbaar is met artikel 85 EEG-Verdrag .

    De tweede vraag

    21 Gelijk het Hof reeds eerder heeft geoordeeld ( zie in het bijzonder het arrest van 25 november 1986, Cerafel, reeds aangehaald ), is de verplichting van niet-aangesloten telers om deel te nemen aan de financiering van de door een telersvereniging ingestelde kassen en fondsen onwettig, voor zover zij ertoe dient, activiteiten te financieren die zelf in strijd zijn met het gemeenschapsrecht . Onder die omstandigheden staat het aan de nationale rechter om vast te stellen, welk gedeelte van de van niet-aangesloten telers verlangde financiële bijdragen dient ter financiering van dergelijke activiteiten .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    22 De kosten door de regering van de Franse Republiek en de Commissie wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( Vijfde kamer ),

    uitspraak doende op de door het tribunal de grande instance te Agen bij vonnis van 8 juli 1987 gestelde vragen, verklaart voor recht :

    1 ) Verordening nr . 1035/72 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit, in de redactie welke gold vóór de inwerkingtreding van verordening nr . 3284/83 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd, dat zij de Lid-Staten geen bevoegdheid liet om de regels die door een bedrijfstakorganisatie in het kader van overeenkomsten inzake minimumaankoopprijzen voor bepaalde groenten waren vastgesteld, verbindend te verklaren voor niet bij die organisatie aangesloten binnenlandse telers en verwerkers .

    2 ) Het staat aan de nationale rechter om vast te stellen, of in casu voldaan is aan de voorwaarden waaronder het ingevolge artikel 15 ter van verordening nr . 1035/72, zoals gewijzigd bij verordening nr . 3284/83, voor de Lid-Staten mogelijk is om vanaf 1 januari 1986 de regels van in het kader van een telersvereniging of een organisatie van telersverenigingen gesloten overeenkomsten verbindend te verklaren voor niet bij een vereniging aangesloten telers, en of bijgevolg de onderhavige verbindendverklaring van toepassing is in het hoofdgeding .

    3 ) De verplichting van niet-aangesloten telers om deel te nemen aan de financiering van de door een telersvereniging ingestelde kassen en fondsen is onwettig, voor zover zij ertoe dient, activiteiten te financieren die zelf in strijd zijn met het gemeenschapsrecht .

    Top