Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61987CJ0054

    Arrest van het Hof van 22 februari 1989.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
    Eigen middelen - Vetragingrente - Vaststelling van rechten - Correctie.
    Zaak 54/87.

    Jurisprudentie 1989 -00385

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1989:76

    61987J0054

    ARREST VAN HET HOF VAN 22 FEBRUARI 1989. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN ITALIAANSE REPUBLIEK. - EIGEN MIDDELEN - VERTRAGINGSRENTE - VASTSTELLING VAN RECHTEN - CORRECTIE. - ZAAK 54/87.

    Jurisprudentie 1989 bladzijde 00385


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Vaststelling en terbeschikkingstelling door Lid-Staten - Boeking op credit van rekening van Commissie - Te late boeking - Verplichting moratoire interessen te betalen - Foute boeking van middelen door nationale instanties - Geen invloed

    ( Verordening nr . 2891/77 van de Raad, artikelen 2, 8 en 11 )

    Samenvatting


    De in artikel 11 van verordening nr . 2891/77 bedoelde vertragingsrente is verschuldigd voor "elke vertraging" in de boeking op het credit van de rekening van de Commissie van de door de Lid-Staten vast te stellen eigen middelen en is opeisbaar ongeacht de reden voor de te late boeking op de rekening van de Commissie .

    De voor de boeking gestelde termijn kan ingevolge artikel 8 van de verordening weliswaar worden verschoven wanneer er overeenkomstig artikel 2 tot een nieuwe vaststelling moet worden overgegaan, doch dat is niet het geval wanneer de fout van de bevoegde nationale diensten niet de vaststelling en inning van de vordering betreft, maar slechts de louter interne boeking ervan als eigen middelen .

    Partijen


    In zaak 54/87,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J . Forman en E . de March, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door L . Ferrari Bravo, hoofd van de dienst Diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde,

    bijgestaan door O . Fiumara, avvocato dello stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, 5, rue Marie-Adelaïde,

    verweerster,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

    - door na een onjuiste indeling van bepaalde douanerechten in de eerste drie maanden van 1980 te weigeren vertragingsrente te betalen overeenkomstig artikel 11 van verordening nr . 2891/77 van de Raad van 19 december 1977 houdende toepassing van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen ( PB 1977, L 336, blz . 1 ),

    - door de Commissie niet de nodige informatie te verstrekken voor de berekening van de vertragingsrente in verband met een zelfde vergissing in mei en juni 1980, en

    - door de Commissie niet mee te delen, of en wanneer gelijksoortige vergissingen vóór 1 januari 1980 zijn gemaakt en eventueel zijn gecorrigeerd,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : O . Due, president, T . F . O' Higgins en F . Grévisse, kamerpresidenten, G . F . Mancini, C . N . Kakouris, F . A . Schockweiler, J . C . Moitinho de Almeida, M . Díez de Velasco en M . Zuleeg, rechters,

    advocaat-generaal : M . Darmon

    griffier : B . Pastor, administrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 17 november 1988,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 december 1988,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 20 februari 1987, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld dat, nu de Commissie van twee andere vorderingen afstand heeft gedaan, uitsluitend strekt tot vaststelling dat de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, door na een onjuiste indeling van bepaalde douanerechten in januari, februari en maart 1980 te weigeren vertragingsrente te betalen overeenkomstig artikel 11 van verordening nr . 2891/77 houdende toepassing van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen ( PB 1977, L 336, blz . 1 ).

    2 Blijkens het dossier heeft het douanekantoor te Ravenna gedurende de eerste drie maanden van 1980 bepaalde EEG-douanerechten, die volgens het besluit van 21 april 1970 - waarvan genoemde verordening een uitvoeringsmaatregel is - eigen middelen van de Gemeenschappen vormen, ten onrechte als EGKS-douanerechten, dat wil zeggen als nationale middelen, geboekt . Deze fout werd in juli 1980, bij een controle door de Italiaanse autoriteiten waarbij de diensten van de Commissie betrokken waren, in de boekhouding van het douanekantoor gecorrigeerd; de met die douanerechten overeenstemmende bedragen werden op 20 september 1980 ter beschikking van de Commissie gesteld door boeking op het credit van de rekening "eigen middelen" van de Commissie bij de Italiaanse schatkist .

    3 De Commissie verzocht de Italiaanse autoriteiten, haar overeenkomstig artikel 11 van de verordening over de gecorrigeerde bedragen vertragingsrente te betalen over de periode tussen het tijdstip waarop die bedragen op het credit van de rekening van de Commissie hadden moeten worden geboekt en dat waarop die boeking daadwerkelijk had plaatsgevonden .

    4 Volgens artikel 11 verplicht elke vertraging bij het boeken op de rekening "eigen middelen" van de Commissie de betrokken Lid-Staat tot het betalen van rente ten belope van de in die bepaling vastgestelde rentevoet .

    5 De Italiaanse autoriteiten weigerden aan dit verzoek te voldoen, daar zij het rechtens ongegrond achtten .

    6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    7 Vooraf dient te worden herinnerd aan de beginselen van de bij de litigieuze verordening ingevoerde regeling, die volgens de voorlaatste overweging tot doel heeft, de Gemeenschappen in staat te stellen onder zo gunstig mogelijke omstandigheden over de eigen middelen te beschikken .

    8 De rechten die krachtens besluit nr . 70/243 van de Raad van 21 april 1970 ( PB 1970, L 94, blz . 19 ) eigen middelen van de Gemeenschappen vormen, waaronder de rechten van het GDT, worden volgens artikel 1 van verordening nr . 2891/77 door de Lid-Staten vastgesteld overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en worden ter beschikking van de Commissie gesteld op de in de verordening vastgestelde wijze .

    9 Volgens artikel 2, eerste alinea, van de verordening "geldt een recht als vastgesteld zodra de overeenkomstige vordering door de bevoegde dienst of instelling van de Lid-Staat deugdelijk is geconstateerd ".

    10 Overeenkomstig artikel 7, lid 2, worden de vastgestelde rechten uiterlijk op de twintigste dag van de tweede maand, volgende op die waarin de vaststelling heeft plaatsgehad, in de door elke Lid-Staat gevoerde boekhouding "eigen middelen" opgenomen . Ingevolge de artikelen 9, lid 1, en 10, lid 1, moeten de Lid-Staten binnen dezelfde termijn het bedrag van de vastgestelde eigen middelen op het credit boeken van de rekening "eigen middelen" die op naam van de Commissie bij hun schatkist of bij het door hen aangewezen orgaan is geopend .

    11 Uit deze bepalingen volgt, dat de Lid-Staten het bedrag van rechten die eigen middelen vormen ter beschikking moeten stellen van de Commissie, uiterlijk op de twintigste dag van de tweede maand volgende op die waarin de bevoegde dienst of instantie van de Lid-Staat de met die rechten overeenstemmende vordering deugdelijk heeft geconstateerd .

    12 Tevens zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie met name het arrest van 20 maart 1986, zaak 303/84, Commissie/Duitsland, Jurispr . 1986, blz . 1171 ) de in artikel 11 van de verordening bedoelde vertragingsrente verschuldigd is voor "elke vertraging", en dat zij opeisbaar is ongeacht de reden voor de te late boeking op de rekening van de Commissie .

    13 De Italiaanse regering voert evenwel aan, dat de boeking op de rekening van de Commissie in casu niet met vertraging is geschied . Volgens de Italiaanse wettelijke regeling, die ingevolge artikel 1 van de verordening van toepassing is, zou de vaststelling van een recht niet alleen de technisch-juridische vaststelling, maar tevens de inning en de opneming in de boekhouding van de betrokken heffing omvatten . Bijgevolg zou de onjuiste boeking door het douanekantoor te Ravenna onder de in artikel 2, eerste alinea, van de verordening bedoelde vaststelling van rechten vallen .

    14 Volgens de Italiaanse regering kan een dergelijke fout worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, bepalende dat, "wanneer er aanleiding toe bestaat een correctie aan te brengen in een overeenkomstig de eerste alinea uitgevoerde vaststelling, de bevoegde dienst of instelling van de Lid-Staat overgaat tot een nieuwe vaststelling ". De in juli 1980 in de boekhouding van het douanekantoor aangebrachte correctie zou derhalve een nieuwe vaststelling vormen, die overeenkomstig artikel 8 eerst in de maand van die nieuwe vaststelling in de boekhouding "eigen middelen" moest worden opgenomen .

    15 Dit argument kan niet worden aanvaard . Weliswaar worden volgens artikel 1 van de verordening de eigen middelen door de Lid-Staten vastgesteld overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, doch het tijdstip van die vaststelling is bepaald in artikel 2, eerste alinea . Volgens die laatste bepaling geldt een recht als vastgesteld, zodra de overeenkomstige vordering deugdelijk is geconstateerd .

    16 In casu staat vast, dat de vorderingen op regelmatige wijze werden vastgesteld en voldaan, en partijen zijn het erover eens dat de fout van het douanekantoor niet de indeling van de goederen betreft, doch slechts de boeking van de rechten als nationale middelen in plaats van als eigen middelen van de Gemeenschappen . De correctie van een dergelijke louter interne boekhoudkundige fout van de bevoegde dienst of instantie heeft geen invloed op de vaststelling van de vordering en kan dus niet worden aangemerkt als een "nieuwe vaststelling" in de zin van artikel 2, tweede alinea, van de verordening, waardoor de termijn voor de terbeschikkingstelling van het bedrag van het vastgestelde recht aan de Commissie zou worden verschoven .

    17 Het bedrag van de in januari, februari en maart 1980 door het douanekantoor te Ravenna vastgestelde rechten werd derhalve te laat op de rekening "eigen middelen" van de Commissie geboekt . Bijgevolg moet de Italiaanse Republiek de Commissie voor die bedragen de in artikel 11 van verordening nr . 2891/77 voorziene vertragingsrente betalen .

    18 Derhalve moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door na een onjuiste boeking van bepaalde douanerechten in januari, februari en maart 1980 te weigeren, vertragingsrente te betalen overeenkomstig artikel 11 van verordening nr . 2891/77, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    19 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien verweerster in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

    20 Aangaande de twee vorderingen waarvan de Commissie in de loop van de procedure afstand heeft gedaan, zij eraan herinnerd dat ingevolge artikel 69, paragraaf 4, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering de partij die verklaart afstand te doen, in de proceskosten wordt veroordeeld, tenzij deze afstand door de houding van de wederpartij wordt gerechtvaardigd . In casu hadden de twee vorderingen betrekking op bepaalde informatie die verweerster de Commissie had onthouden . Nu die informatie eerst na de instelling van het beroep is verstrekt, moet worden vastgesteld dat de betrokken vorderingen en de daaropvolgende afstand van de Commissie het resultaat waren van de houding van verweerster, zodat er termen aanwezig zijn om haar ook voor dit onderdeel van het beroep in de kosten te verwijzen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verklaart :

    1 ) Door na een onjuiste boeking van bepaalde douanerechten in januari, februari en maart 1980 te weigeren, vertragingsrente te betalen overeenkomstig artikel 11 van verordening nr . 2891/77 van de Raad van 19 december 1977 houdende toepassing van het besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen, is de Italiaanse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen .

    2 ) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure .

    Top