This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61986CC0178
Opinion of Mr Advocate General Cruz Vilaça delivered on 7 October 1987. # Mariette Turner v Commission of the European Communities. # Officials - Periodic report. # Case 178/86.
Conclusie van advocaat-generaal Cruz Vilaça van 7 oktober 1987.
Mariette Turner tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ambtenaar - Beoordelingsrapport.
Zaak 178/86.
Conclusie van advocaat-generaal Cruz Vilaça van 7 oktober 1987.
Mariette Turner tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ambtenaar - Beoordelingsrapport.
Zaak 178/86.
Jurisprudentie 1987 -05367
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:428
Conclusie van advocaat-generaal Vilaça van 7 oktober 1987. - MARIETTE TURNER TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - BEOORDELINGSRAPPORT. - ZAAK 178/86.
Jurisprudentie 1987 bladzijde 05367
++++
Mijnheer de President,
mijne heren Rechters,
I . I - In deze nieuwe aflevering van een al oud en gevarieerd geschil dat zij heeft met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, beoogt verzoekster, mevrouw Mariette Turner, thans te verkrijgen :
a ) nietigverklaring van het besluit van de directeur-generaal Personeel en algemeen beheer van 19*september*1985, waarbij haar beoordelingsrapport over de periode 1981-1983 definitief is vastgesteld;
b ) schadevergoeding wegens de te late vaststelling van dat rapport en het ontbreken van rapporten over de jaren 1977-1981;
c ) symbolische veroordeling van verweerster tot betaling van één frank als vergoeding voor de morele schade die is ontstaan doordat geen antwoord is gegeven op verzoeksters klacht strekkende tot herziening van haar beoordelingsrapport over de periode 1981-1983 .
2 . II - Verzoekster is arts en sinds april*1966 ambtenaar van de Commissie .
3 . Overeenkomstig artikel*43 Ambtenarenstatuut zijn er tot de periode 1*juli*1975 tot en met 30*juni*1977 regelmatig beoordelingen over haar opgesteld .
4 . Het rapport over de periode 1*juli*1977 tot en met 4*mei*1979 is op het beroep van verzoekster wegens vormgebreken nietigverklaard bij 's*Hofs arrest van 21*maart*1985 ( zaak 263/83, Turner, Jurispr.*1985, blz.*893 ); op de dag van instelling van het beroep in de onderhavige zaak was er nog geen nieuw rapport voor in de plaats gekomen .
5 . Voor de periode 5*mei*1979 tot en met 30*juni*1981 is er nooit een beoordelingsrapport geweest, zulks als gevolg van 's*Hofs arrest van 9*juli*1981 ( gevoegde zaken*59 en*129/80, Turner, Jurispr.*1981, blz.*1883 ) houdende nietigverklaring op grond van misbruik van bevoegdheid van de besluiten van 5 en*20*mei*1979, waarbij in het kader van de reorganisatie van de medische dienst aan verzoekster een andere functie was toegewezen en zij naar een post bij DG*XII was overgeplaatst .
6 . Bij besluit van 20*oktober*1981 is verzoekster te werk gesteld als raadgevend arts bij het afwikkelingsbureau van de ziektekostenverzekering ( DG*IX ). Het tegen dat besluit ingestelde beroep tot nietigverklaring is verworpen bij arrest van 12*januari*1984 ( zaak 266/82, Turner, Jurispr.*1984, blz.*1 ).
7 . III - Laten we verzoeksters vorderingen een voor een onderzoeken, daarbij de argumenten van beide partijen in aanmerking nemend, die in het rapport ter terechtzitting zijn samengevat .
Eerste*vordering : nietigverklaring van het besluit van 19*september*1985, houdende definitieve vaststelling van het beoordelingsrapport over de periode 1981-1983
8 . A - Verzoeksters eerste middel tot staving van de vordering tot nietigverklaring betreft het feit dat de beoordeling 1981-1983 te laat is vastgesteld .
9 . De Commissie zou zich niet hebben gehouden aan de termijnen van de -*in 1979 ter uitvoering van artikel*43 van het Statuut vastgestelde *- "Gids voor de beoordeling ".
10 . Volgens de in die gids opgenomen termijnregeling had verzoekster de ontwerp-beoordeling uiterlijk op 30*november*1983 moeten ontvangen; in werkelijkheid heeft zij ze pas in juli*1984 ontvangen . Vanaf dat moment zou de administratie voortdurend veel te traag hebben gehandeld, zodat de procedure eerst ten einde kwam ( met het eindbesluit van 19*september*1985 ) negen maanden nadat dat volgens de Gids voor de beoordeling had moeten gebeuren .
11 . De Commissie erkent in haar verweerschrift ( zoals de beoordelaar in beroep dat al in zijn nota van 25.3.1985 had gedaan ), dat de termijnen van de Gids voor de beoordeling niet in acht zijn genomen .
12 . Welke gevolgen zijn daaraan te verbinden?
13 . Volgens 's*Hofs rechtspraak behoeft die onregelmatigheid op zich niet tot nietigheid van het beoordelingsrapport te leiden, in het bijzonder niet wanneer niet blijkt dat de betrokkene daardoor is benadeeld.*(1 ) Het Hof heeft zelfs wel aangenomen dat de vertraging in bepaalde omstandigheden voordelig kon zijn voor de ambtenaar.*(2 )
14 . In casu heeft verzoekster niets naar voren gebracht waaruit zou kunnen blijken dat de late vaststelling van de beoordeling nadelig voor haar is geweest .
15 . Tot staving van haar vordering beroept verzoekster zich evenwel op het arrest Castille*(3 ), waarin het Hof overwoog, dat "de vertraagde vaststelling van beoordelingsrapporten als zodanig al nadelig is voor de ambtenaar, voor zover zijn carrièreverloop ongunstig kan worden beïnvloed wanneer een dergelijk rapport ontbreekt op een moment waarop over hem beslissingen moeten worden genomen ". Steunend op deze passage, meent verzoekster dat zij enkel maar een potentiële aantasting van het normale verloop van haar carrière behoeft te stellen om haar vordering op stevige bodem te plaatsen .
16 . Ik geloof niet, dat dat argument hier ter zake is : het uitgangspunt in het arrest Castille was het onderzoek van de schadevordering van de verzoeker, zonder dat daaruit enige conclusie werd getrokken met betrekking tot de geldigheid van het beoordelingsrapport .
17 . Ik zal daarom later, bij de bespreking van de eerste schadevordering van verzoekster, ingaan op de betekenis die het arrest Castille mijns inziens heeft .
18 . B - Voor haar vordering tot nietigverklaring voert verzoekster echter nog een ander middel aan : de Commissie zou de wijziging in de gespecificeerde beoordelingen -*dat wil zeggen wijziging ten opzichte van het beoordelingsrapport 1975-1977 *- niet naar de eis van artikel*5, tweede alinea, van de Gids voor de beoordeling hebben gemotiveerd .
19 . Dit vormgebrek is overigens ook gesignaleerd door het paritair beoordelingscomité in zijn advies van 29*juli*1985, op verzoek van Turner uitgebracht naar aanleiding van de beoordeling door de beoordelaar in beroep, die gedeeltelijk was afgeweken van het oordeel van de eerste beoordelaar, maar zonder de verschillende gespecificeerde beoordelingen te wijzigen .
20 . Volgens het paritair comité was het rapport 1975-1977 als het laatste geldige rapport te beschouwen, aangezien het rapport 1977-1979 door het Hof nietig was verklaard ( zaak 263/83 ) en niet door een ander rapport was vervangen en er ook over de periode 1979-1981 geen rapport bestond . Omdat de gespecificeerde beoordelingen in het rapport 1981-1983 duidelijk minder goed waren dan in het rapport 1975-1977, had dat uitdrukkelijk gemotiveerd moeten zijn .
21 . De beoordelaar in beroep heeft zich in zijn nota van 19*september*1985 echter beperkt tot de mededeling, dat hij kennis had genomen van het rapport 1975-1977, maar dat bij de vergelijking van de beoordelingen in het rapport 1981-1983 met die in het vorige rapport, rekening moest worden gehouden met de omstandigheid dat het beoordelingssysteem in tussentijd was veranderd en dat verzoekster sinds 20*oktober*1981 een andere functie bekleedde .
22 . De Commissie is van oordeel, dat de door de beoordelaar in beroep vermelde omstandigheden een voldoende motivering vormen voor de wijziging van de over verzoekster uitgebrachte gespecificeerde beoordelingen : de beoordelingssystemen zijn niet vergelijkbaar, het nieuwe rapport is opgesteld door een andere beoordelaar en verzoekster doet thans ander werk .
23 . Dienaangaande valt het volgende op te merken :
1)*Wijziging van het beoordelingssysteem met betrekking tot de gespecificeerde beoordelingen behoeft op zich de door de Gids voor de beoordeling verlangde vergelijking en motivering van de eventuele wijzigingen niet onmogelijk te maken .
In casu zijn de beoordelingen in het rapport 1981-1983 duidelijk lager dan die van het rapport 1975-1977 . In dit laatste immers had verzoekster op een beoordelingsschaal met drie niveaus twee vermeldingen in het hoogste niveau ( bekwaamheid en prestaties ) en één vermelding "normaal" ( gedrag in de dienst ); in het rapport 1981-1983 had zij op een schaal met vijf niveaus slechts één vermelding boven het gemiddelde ( zeer goed, vierde niveau ) en dertien vermeldingen in het gemiddelde ( derde niveau ).
2)*In zijn arrest Castille ( r.o.*27 en*28 ) heeft het Hof, zonder enige ruimte voor twijfel te laten, reeds uitgesproken, dat de beoordelaars ook dan verplicht zijn wijzigingen te motiveren wanneer het beoordelingssysteem veranderd is, met name wanneer het contrast tussen het laatste rapport en de voorafgaande erg groot is ( vgl.*r.o.*26, waar gesproken wordt over even grote verschillen in beoordeling als men in casu kan constateren ).
Voor het overige beijverde het Hof zich te preciseren, dat die motiveringsverplichting ook voor de periode 1977-1979 gold, ondanks dat in de Gids voor de beoordeling in een voetnoot werd gezegd dat het bepaalde in artikel*5, tweede alinea, betreffende de vergelijking met het vorige rapport, niet van toepassing was voor de beoordeling over die periode .
Terecht oordeelde het Hof, dat "aan deze verplichting die op de beoordelaars rust, niet kan worden afgedaan door een voetnoot in de Gids ..., waarin praktische adviezen voor de beoordelaars zijn neergelegd" ( r.o.*27 ).
3)*In het onderhavige geval kan zelfs geen begin van motivering worden gevonden in de "algemene beoordeling" ( ten opzichte van het ontwerp-rapport gewijzigd door de eerste beoordelaar ), die heel globaal en algemeen is en niets bevat wat de verschillen met het vorige rapport kan verklaren .
4)*In het algemeen gesproken lijkt een verandering in de persoon van de beoordelaar en in de door de ambtenaar verrichte werkzaamheden evenmin een beletsel te kunnen vormen om de motiveringsplicht na te komen . Anders zou een ambtenaar wel erg benadeeld worden wanneer hij een nieuwe functie en daarmee ook een nieuwe beoordelaar krijgt . In normale omstandigheden en wanneer er niet te veel tijd tussen ligt, kan de nieuwe beoordelaar de nodige inlichtingen vragen aan de vorige beoordelaar en aan de vroegere meerderen van de betrokkene .
In casu gaat het bovendien om werkzaamheden waarvan de Commissie in een eerdere zaak heeft verklaard ( vgl.*de samenvatting van de middelen en argumenten van partijen in het arrest Turner van 12*januari*1984 ), dat zij van medische aard waren en overeenkwamen met het specialisme en de ervaring van verzoekster en niemand heeft betwist dat dat ook het geval was met haar werkzaamheden in de periode 1975-1977, die volgens het beoordelingsrapport over die periode overeenkwamen met haar "opleiding en bekwaamheden ".
5)*Ten slotte, dat het rapport waarmee de vergelijking moet plaatsvinden ( dat van 1975-1977 ), nog volgens het oude beoordelingssysteem is opgesteld, is niet de schuld van verzoekster, ook al is zij ermee akkoord gegaan dat over 1979-1981 geen rapport zou worden opgesteld .
6)*Het argument van de Commissie, dat verzoekster niet heeft aangetoond dat haar situatie zonder die onregelmatigheid gunstiger zou zijn geweest, is niet ter zake : de verplichting om wijzigingen te motiveren, moet de ambtenaar in staat stellen de redenen van een gewijzigde beoordeling van zijn werk te kennen en te verifiëren, zodat hij zich kan verdedigen en in voorkomend geval zijn gedrag in de dienst kan corrigeren; wordt die verplichting niet in acht genomen, dan wordt de ambtenaar een door het Statuut geboden waarborg ontnomen .
24 . Ik meen dan ook, dat de opvatting van de Commissie ongegrond is : het rapport van de beoordelaar in beroep bevat geen echte motivering van de wijziging in de gespecificeerde beoordelingen, maar eerder een motivering van het ontbreken van motivering .
25 . Mijn conclusie is dus, dat verzoeksters beoordelingsrapport over de periode 1981-1983 ongeldig is wegens schending van een wezenlijk vormvoorschrift; mitsdien moet het worden nietigverklaard en overeenkomstig die conclusie worden verbeterd .
26 . Enkel indien verbetering in de gewenste vorm volstrekt onmogelijk zou blijken ( wegens het tijdsverloop en de omstandigheid dat de eerste beoordelaar inmiddels overleden is ), zou ik eventueel willen voorstellen verzoekster een schadeloosstelling toe te kennen voor het feit dat er in haar persoonsdossier een onregelmatig document zal blijven zitten dat het verloop van haar carrière blijvend ongunstig kan beïnvloeden .
27 . In geloof echter niet, dat dat in casu het geval zal zijn . In de eerste plaats zijn er in de schriftelijke en mondelinge opmerkingen van verweerster gegevens te vinden over de wijze waarop verzoekster haar werk in de perioden 1975-1977 en 1981-1983 heeft vervuld, die niet in het beoordelingsrapport staan, maar waaruit wel blijkt dat verweerster zeer wel in staat moet zijn de nieuwe beoordeling volledig te motiveren . In de tweede plaats valt te bedenken, dat de Commissie, die thans bezig is het nieuwe beoordelingsrapport over de periode 1977-1979 op te stellen, dat al ter beschikking zal hebben op het moment waarop zij, ter uitvoering van een arrest tot nietigverklaring in de onderhavige zaak, het rapport over de periode 1981-1983 zal verbeteren, waarbij zij de twee rapporten zal kunnen vergelijken .
28 . C - Gezien de conclusie waartoe ik zojuist ben gekomen, behoef ik niet in te gaan op de twee andere punten die verzoekster terloops aan de orde heeft gesteld .
29 . Het eerste daarvan betreft het feit dat het tot aanstelling bevoegd gezag ondanks aandringen van verzoekster het niet nodig heeft geacht, haar administratieve situatie op haar nieuwe post correct en nauwkeurig te omschrijven . Afgezien van de zeer vage formulering van dit punt, dat niet nader is geadstrueerd, wijs ik erop, dat het al is beslist door 's*Hofs arrest van 12*januari*1984 .
30 . Het tweede punt betreft het feit dat verzoekster, die arts is, beoordeeld is door een ambtenaar die geen arts is en die in het bijzonder een oordeel moest geven over verzoeksters bekwaamheid .
31 . Dienaangaande kan met het volgende worden volstaan :
a ) geen enkele bepaling van het Statuut of van het Verdrag schrijft voor, dat de hiërarchieke meerdere van een ambtenaar hetzelfde specialisme of dezelfde universitaire opleiding moet bezitten als zijn ondergeschikte om hem overeenkomstig de geldende voorschriften te kunnen beoordelen;
b ) in iedere organisatie is het zo, dat een meerdere ambtenaren met diverse, al dan niet universitaire specialisaties onder zich heeft, wat hem niet belet hun werk te beoordelen aan de hand van hun resultaten in het kader van de doelstellingen van de organisatie;
c ) zoals uit de rechtspraak-Turner*(4 ) zelf blijkt, dient men "de beoordelingsvrijheid die aan een arts zowel bij de diagnose als bij medische beslissingen toekomt", niet te verwarren met "de bijzondere positie van de arts die in een administratief kader een raadgevende of controlerende functie vervult"; de omschrijving van de aard van deze functie en de wijze waarop zij moet worden vervuld, is zaak van de administratie, met dien verstande dat deze de vrijheid van medische beoordeling en beslissing van de artsen die in haar dienst staan, niet mag aantasten .
Tweede*vordering : schadevergoeding wegens te late vaststelling van het beoordelingsrapport over de periode 1981-1983
32 . Zich wederom baserend op het arrest Castille ( r.o.*36 ), stelt verzoekster dat zij niet gehouden is de aard van de geleden schade te concretiseren; zij beperkt zich tot de stelling, dat zij in haar carrière geschaad is en dat deze schade niet enkel in het kader van het onderhavige beroep moet worden beoordeeld, maar ook in de context van het geschil dat al sedert 1978 tussen partijen bestaat .
33 . Men zal zich herinneren, dat het Hof in het arrest Castille overwoog, dat de vertraging bij de vaststelling van verzoekers beoordelingsrapport onverenigbaar was met "de beginselen van behoorlijk bestuur" en dat de Commissie, "daar (( zij )) in het kader van het Statuut de verantwoordelijkheid draagt voor het regelmatig verloop van de procedures voor de beoordeling van haar ambtenaren, ... de financiële gevolgen van een dergelijke dienstfout (( diende )) te dragen" ( r.o.*34 ).
34 . Om echter het bedrag van de schadevergoeding te kunnen bepalen, is volgens het Hof*(5 ) in principe vereist, dat er een verband wordt aangetoond tussen het feit waardoor de verzoeker in zijn carrière is geschaad, en het ontbreken van het beoordelingsrapport op het moment waarop de beslissingen die die carrière kunnen beïnvloeden, zijn genomen .
35 . Moet men evenwel uit rechtsoverweging*36 van het arrest Castille afleiden, dat het recht op een ex aequo et bono bepaalde schadevergoeding zonder meer voortvloeit uit het feit dat het beoordelingsrapport door de schuld van de administratie te laat is vastgesteld, los van andere voorwaarden, waarvan de ambtenaar moet aantonen dat eraan is voldaan?
36 . Dat lijkt mij niet het geval te zijn .
37 . Ik geef toe, dat blijkens de aangehaalde passage uit het arrest Castille de ambtenaar niet behoeft aan te tonen, dat het ontbreken van het rapport er de oorzaak van is, dat een gunstig besluit dat anders wel genomen zou zijn, nu niet is genomen . Met andere woorden, de ambtenaar behoeft geen causaal verband aan te tonen tussen het ontbreken van het rapport en het ongunstige besluit respectievelijk het feit dat geen gunstig besluit is genomen .
38 . Mét de Commissie meen ik echter, dat de ambtenaar wel moet aantonen dat er in de periode waarin het rapport ontbrak, besluiten met betrekking tot zijn loopbaan zijn genomen of genomen hadden moeten worden, en dat die besluiten in een of andere zin beïnvloed kunnen zijn door de omstandigheid dat het rapport ontbrak .
39 . Dat nu was gebeurd in de zaak Castille : doordat zijn beoordelingsrapport met grote vertraging was vastgesteld, waren er in tussentijd bevorderingsbesluiten genomen waarbij verzoeker Castille geheel buiten spel had gestaan ( r.o.*9 en*31 ). Daarom kwam het Hof tot het oordeel, dat er "onder de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval" ( r.o.*37 ) sprake was van een ex aequo et bono te begroten schade .
40 . In casu daarentegen heeft verzoekster niet weten aan te tonen, dat er in de periode waarin haar beoordelingsrapport nog niet definitief was vastgesteld, besluiten zijn of hadden moeten zijn genomen, waarbij het ontbreken van dat rapport theoretisch van belang kan zijn geweest .
41 . De verwijzing naar de bevordering van een andere arts naar de rang A*3 en zijn aanstelling als hoofd van de medische dienst van de Commissie te Brussel is vrij vaag geformuleerd, en verzoekster lijkt dat eerder in verband te brengen met haar "verwijdering" uit de medische dienst en niet met de late vaststelling van haar beoordelingsrapport . Die bevordering dateert overigens van lang vóór de periode waarop het thans bestreden rapport betrekking heeft, en het Hof heeft ze in een eerdere zaak regelmatig geoordeeld en er geen grond in gezien voor toewijzing van de beroepen tot nietigverklaring, in het kader waarvan ze ter discussie was gesteld.*(6 )
42 . In de zaak Castille was de vertraging waarmee het beoordelingsrapport definitief was vastgesteld, bovendien aanzienlijk groter dan in de onderhavige zaak, namelijk ruim vier jaar na de periode waarop de beoordeling betrekking had ( r.o.*33 ).
43 . Dit alles betekent mijns inziens, dat de vordering tot schadevergoeding wegens te late vaststelling van het rapport over de periode 1981-1983 moet worden verworpen .
44 . Deze conclusie lijkt mij ook steun te vinden in meer recente rechtspraak van het Hof, zoals het arrest Vincent van de Vierde kamer*(7 ), waarbij een schadevordering werd afgewezen die gebaseerd was op te late vaststelling van een beoordelingsrapport en het feit dat dit aanvankelijk nog ontbrak toen besloten werd tot een bevorderingsprocedure waarbij de verzoeker betrokken was . Hoewel de verzoeker morele en psychische schade had gesteld, oordeelde het Hof, dat hij geen enkele schade had geleden, omdat zijn persoonsdossier later up-to-date was gebracht en de bevorderingsbesluiten bevestigd waren na heroverweging in het licht van de nieuwe gegevens; daarom ook vestigde het Hof in rechtsoverweging*25 de aandacht op de verschillen met het arrest Geist van 14*juli*1977*(8 ) waar het ging om het volstrekte ontbreken van verscheidene beoordelingsrapporten van de verzoeker, waaraan weinig of niets meer viel te doen "wegens het tijdsverloop, de functieverandering of het vertrek van de tot beoordeling bevoegde ambtenaren".(9 )
Derde*vordering :* schadevergoeding wegens het ontbreken van beoordelingsrapporten over de jaren 1977-1981
45 . Laten we deze vordering eerst bespreken voor zover zij de periode 1979-1981 betreft .
46 . In die tijd was verzoekster werkzaam in een nieuwe functie waarin zij door de administratie was aangesteld; maar zoals bekend, zijn de desbetreffende besluiten op grond van misbruik van bevoegdheid nietigverklaard bij het arrest van 9*juli*1981 . In die situatie, zo blijkt uit het dossier, heeft de directeur-generaal Personeel en algemeen beheer in overleg met verzoekster besloten, dat over 1979-1981 geen beoordelingsrapport zou worden opgesteld .
47 . Het ging daarbij stellig om een ongewoon besluit, dat echter in de concrete situatie wel begrijpelijk is . De slotsom moet evenwel zijn, dat verzoeksters huidige vordering ongegrond is, want zij kan nu niet met een beroep op iets wat met haar instemming is gebeurd, opkomen tegen wat het gevolg is van die instemming .
48 . Wat het ontbreken van het rapport over de periode 1977-1979 betreft, ligt de zaak wat moeilijker . Zoals bekend, is het aanvankelijk over die periode opgestelde rapport nietigverklaard bij het arrest van 21*maart*1985 ( zaak 263/83 ).
49 . Om dat arrest overeenkomstig artikel*176, eerste alinea, EEG-Verdrag uit te voeren, had de Commissie een nieuw rapport moeten opstellen, met inachtneming van de elementen die zij eerder buiten beschouwing had gelaten .
50 . Op de dag van de terechtzitting in de onderhavige zaak ( 2*juli*1987 ), dus meer dan twee jaar na het arrest van het Hof, was dat echter nog niet gebeurd . Tijdens die terechtzitting wist de gemachtigde van de Commissie niet meer te vertellen dan dat er een ontwerp-beoordeling was opgesteld en dat die binnenkort aan verzoekster zou worden voorgelegd .
51 . Dit lijkt ons volstrekt in strijd met de regels van behoorlijk bestuur waaraan de Commissie zich zowel in haar betrekkingen met haar ambtenaren als bij de uitvoering van arresten van het Hof heeft te houden .
52 . Wat dit laatste betreft, heeft het Hof erkend*(10 ) dat, waar de uitvoering van een arrest tot nietigverklaring een aantal administratieve maatregelen vereist, die uitvoering in de regel niet terstond mogelijk is . Zoals in artikel*34, tweede alinea, EGKS-Verdrag uitdrukkelijk is voorzien, dient men de Commissie daarom een "redelijke termijn" te gunnen om zich te conformeren aan een arrest tot nietigverklaring van een in het kader van het EEG-Verdrag genomen besluit .
53 . In casu zal men echter moeten toegeven, dat de tijd die men in de voorbereiding van het nieuwe rapport heeft gestoken, wel erg veel langer is dan wat men nog een "redelijke termijn" kan noemen . De Commissie kan ook niet als verweer aanvoeren, dat verzoekster nooit om een nieuw beoordelingsrapport heeft gevraagd, want het is de Commissie die ambtshalve het nodige moet doen om het arrest uit te voeren .
54 . Wat de positie van verzoekster en haar schadevordering betreft, moet men erkennen dat het argument, dat het langdurig ontbreken van het nieuwe rapport over 1977-1979 nadelig is geweest voor de ontwikkeling van haar loopbaan, gegrond is . Want gezien de aard van de elementen ( de gunstige mening van verzoeksters vroegere chef ) waarvan het verzwijgen voor het Hof aanleiding was om het beoordelingsrapport nietig te verklaren, zal het rapport dat ervoor in de plaats moet komen, al bij al stellig een beoordeling bevatten waarin verzoekster er veel gunstiger afkomt . Dat is ook met zoveel woorden gezegd in het arrest van 21*maart*1985 ( r.o.*21 ).
55 . Het rapport over 1981-1983 is dus opgesteld zonder dat men beschikte over de gunstige beoordeling van verzoeksters eerste chef die in het rapport over 1977-1979 had moeten staan . Verwerking van die beoordeling zou niet enkel een beter beeld kunnen opleveren van verzoeksters loopbaan in het verleden, maar men zou dan ook beschikken over een volgens het nieuwe systeem opgesteld beoordelingsrapport en geen beroep hoeven doen op de verandering in het systeem ter verklaring van het feit, dat de wijziging van de gespecificeerde beoordeling niet gemotiveerd is .
56 . Om dat te bereiken, lijkt het mij in de gegeven omstandigheden alleszins verdedigbaar om de lijn van het arrest Castille door te trekken; het rapport ontbrak immers op het moment waarop een besluit werd genomen dat voor verzoeksters loopbaan van belang was ( te weten de vaststelling van het rapport over 1981-1983 ).
57 . Nogmaals verwijzend naar het bepaalde in artikel*34, tweede alinea, EGKS-Verdrag (" Indien de Hoge autoriteit in gebreke blijft binnen een redelijke termijn de maatregelen te nemen, die de tenuitvoerlegging van een beslissing tot vernietiging medebrengt, staat een beroep tot schadevergoeding op het Hof open "), geef ik het Hof mitsdien in overweging, de Commissie te veroordelen om aan verzoekster een schadevergoeding te betalen, ex aequo et bono bepaald op 25*000*BFR .
Vierde*vordering : veroordeling van de Commissie tot een symbolische schadevergoeding van één frank ter zake van de morele schade ontstaan door het niet beantwoorden van verzoeksters klacht strekkende tot herziening van het beoordelingsrapport over de periode 1981-1983
58 . Ondanks de inspanningen van verzoeksters advocaat en de contacten die zijzelf, op initiatief van de administratie, heeft gehad met de ambtenaar die haar dossier behandelt, heeft de Commissie het niet nodig geoordeeld haar klacht van 20*december*1985 te beantwoorden . De Commissie heeft dus geen gebruik willen -*of kunnen *- maken van de mogelijkheid om tijdens de administratieve fase van de in de artikelen*90 en*91 van het Statuut voorziene procedure te antwoorden en aldus een eventueel beroep op het Hof te voorkomen .
59 . Vanuit het oogpunt van een goede rechtsbedeling kan men dit alleen maar betreuren .
60 . Dit betekent echter niet, dat de vordering gegrond zou zijn : artikel*90, lid*2, tweede alinea, bepaalt zelf, dat de klacht wordt geacht te zijn afgewezen indien er niet binnen de gestelde termijn op is geantwoord; andere consequenties heeft het stilzwijgen van de administratie niet . Dit stilzwijgen geldt als afwijzing en er staat beroep tegen open onder de voorwaarden van artikel*91; de verzoeker heeft daarbij alle gelegenheid om voor zijn belangen op te komen, en zijn positie is precies dezelfde als wanneer zijn klacht uitdrukkelijk zou zijn afgewezen .
61 . III - Gelet op het voorgaande, geef ik het Hof in overweging :
a ) het besluit van 19*september*1985, houdende definitieve vaststelling van verzoeksters beoordelingsrapport over de periode 1981-1983, nietig te verklaren;
b ) de Commissie te veroordelen tot betaling van een bedrag van 25*000*BFR, als vergoeding ex aequo et bono van de schade die verzoekster heeft geleden door het langdurig ontbreken van het beoordelingsrapport over de periode 1977-1979;
c ) het beroep voor het overige te verwerpen;
d ) de Commissie te verwijzen in alle kosten, daaronder begrepen die van verzoekster, aangezien deze op de wezenlijke punten in het gelijk is gesteld, terwijl de afgewezen vorderingen verband houden met een gedraging van de Commissie, die niet ten volle heeft voldaan aan de normen van diligentie en goed bestuur, die men haar mag stellen .
(*)** Vertaald uit het Portugees .
( 1)**Zie de meer recente rechtspraak, bij voorbeeld arrest van 25*maart*1982, zaak 98/81, Munk, ( Jurispr.*1982, blz.*1155, r.o.*8 ); arrest van 1*juni*1983, gevoegde zaken 36, 37 en 218/81, Seton, ( Jurispr.*1983, blz.*1789, r.o.*13 ); arrest van 21*maart*1985, zaak 263/83, Turner, ( Jurispr.*1985, blz.*893, r.o.*16 ).
( 2)**Zie voornoemd arrest Turner, r.o.*16 .
( 3)**Arrest van 6*februari*1986, gevoegde zaken 173/82, 157/83 en 186/84, Castille, Jurispr.*1986, blz.*497, r.o.*36 ).
( 4)**Arrest van 9*juli*1981, gevoegde zaken 59 en*129/80, r.o.*40, 41 en*46 .
( 5)**Arrest Castille, reeds aangehaald, r.o.*35 en 36 .
( 6)**Arrest van 9*juli*1981, reeds aangehaald, r.o.*47 en 49 .
( 7)**Arrest van 10*juni*1987, zaak 7/87, Vincent, ( Jurispr.*1987, blz.*2473, r.o . 25 en 26 ); zie ook mijn conclusie van 1*april*1987 in dezelfde zaak, paragraaf*62 .
( 8)**Zaak 61/76, Geist, Jurispr.*1977, blz.*1419 .
( 9)**Arrest Geist, reeds aangehaald, r.o.*47 .
( 10)*Arrest van 12*januari*1984, zaak*266/82, Turner, Jurispr.*1984, blz.*1, r.o.*5 .