Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61986CC0145

    Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 9 juli 1987.
    Horst Ludwig Martin Hoffmann tegen Adelheid Krieg.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad - Nederland.
    Executieverdrag - Artikelen 26, 27, 31 en 36.
    Zaak 145/86.

    Jurisprudentie 1988 -00645

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:358

    61986C0145

    Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 9 juli 1987. - HORST LUDWIG MARTIN HOFFMANN TEGEN ADELHEID KRIEG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. - EEG-EXECUTIEVERDRAG - ARTIKELEN 26, 27, 31 EN 36. - ZAAK 145/86.

    Jurisprudentie 1988 bladzijde 00645


    Conclusie van de advocaat generaal


    ++++

    Mijnheer de President,

    mijne heren Rechters,

    1 . Met de onderhavige prejudiciële vragen verzoekt de Hoge Raad het Hof om uitlegging van verscheidene bepalingen van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ( hierna : het Executieverdrag ). Laat ik eerst de feiten van het hoofdgeding in herinnering brengen .

    2 . Na 28 jaar gehuwd te zijn geweest, vestigde Hoffmann ( hierna : de man ), van Duitse nationaliteit, zich in 1978 in Nederland . Krieg, zijn echtgenote ( hierna : de vrouw ), eveneens van Duitse nationaliteit, bleef in de Bondsrepubliek Duitsland wonen . Bij vonnis van 21 augustus 1979 kende het Amtsgericht Heidelberg haar alimentatie toe (" Unterhalt bei Getrenntleben ").

    3 . Bij beschikking van 29 juli 1981 verleende de president van de Arrondissementsrechtbank te Almelo overeenkomstig het Executieverdrag verlof tot tenuitvoerlegging van dit vonnis; deze beschikking werd op 29 april 1982 aan de man betekend, die geen verzet ertegen heeft gedaan .

    4 . Op 1 mei 1980 sprak de Arrondissementsrechtbank te Maastricht op vordering van de man - en bij verstek van de vrouw - de echtscheiding tussen hen uit . Dit vonnis werd op 19 augustus 1980 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand te 's-Gravenhage . De echtscheiding, die als zodanig buiten de werkingssfeer van het Executieverdrag valt, is door de Duitse autoriteiten nog niet erkend . ( 1 )

    5 . Met een beroep op dit echtscheidingsvonnis verzocht de man het Amtsgericht Heidelberg de alimentatiebeslissing buiten werking te stellen . Dit verzoek werd bij vonnis van 25 januari 1983 afgewezen op grond dat de echtscheiding in de Bondsrepubliek Duitsland niet was erkend; wel werd het alimentatiebedrag verminderd .

    6 . Bij exploot van 28 februari 1983 legde de vrouw uit hoofde van het Duitse vonnis, waarvoor exequatur was verleend, in Nederland executoriaal derdenbeslag onder de werkgever van de man . Op diens verzoek in kort geding gelastte de president van de Arrondissementsrechtbank te Almelo bij vonnis van 7 juli 1983 opheffing van het beslag . Op het beroep van de vrouw vernietigde het Gerechtshof te Arnhem dit vonnis bij arrest van 24 september 1984; tegen dit arrest is beroep in cassatie ingesteld .

    7 . In deze stand van het geding heeft de Hoge Raad het Hof vijf prejudiciële vragen voorgelegd . Ik zal ze in een enigszins andere volgorde bespreken dan waarin de Hoge Raad ze heeft gesteld . De eerste twee vragen immers hebben betrekking op de gevolgen van een erkende beslissing, de derde vraag betreft de toepasselijkheid van een weigeringsgrond voor erkenning of exequaturverlening, terwijl het in de laatste twee vragen gaat om de gronden die in een na de exequaturverlening gerezen geschil kunnen worden aangevoerd . De procedurele stadia grijpen nu evenwel als volgt in elkaar :

    - de erkenning, die ingevolge het Executieverdrag ambtshalve geschiedt ,

    - het exequatur, dat wordt verleend overeenkomstig de regels van het Executieverdrag, en

    - de tenuitvoerlegging in eigenlijke zin, die wordt beheerst door het nationale recht, zoals het Hof in het arrest Deutsche Genossenschaftsbank ( 2 ) heeft gepreciseerd .

    Ik zal daarom eerst ingaan op de draagwijdte van de gronden voor weigering van erkenning of exequatur ( I ), om daarna te onderzoeken welke de rechtsgevolgen van een erkende beslissing zijn ( II ). Tot slot zal ik de vierde en vijfde vraag behandelen betreffende de gronden die in een executiegeschil kunnen worden aangevoerd ( III ).

    I - Artikel 27 Executieverdrag ( vraag 3 van de Hoge Raad )

    8 . Ik wil er vooraf op wijzen, dat artikel 34, tweede alinea, betreffende de weigering van het exequatur, expliciet verwijst naar de vijf gronden voor niet-erkenning, genoemd in artikel 27 . De Hoge Raad vraagt zich af, of twee van deze gronden, te weten de onverenigbaarheid van beslissingen ( A ) en de openbare orde ( B ), in het hoofdgeding toepassing zouden kunnen vinden . Ik wil hier nog bij aantekenen, dat deze gronden in casu zijn ingeroepen nadat het exequatur reeds was verleend, zonder dat daartegen het in het Executieverdrag voorziene verzet was gedaan .

    A - De onverenigbaarheid van beslissingen

    9 . Volgens artikel 27, punt 3, worden beslissingen niet erkend, indien de te erkennen beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte staat gegeven beslissing . Deze weigeringsgrond is ontegenzeglijk ruimer dan het begrip "gezag van gewijsde zaak ". Dit blijkt wel bij vergelijking van het bepaalde in punt 3 met artikel 27, punt 5, volgens hetwelk een beslissing niet wordt erkend in geval van onverenigbaarheid met een beslissing die vroeger in een niet bij het Verdrag partij zijnde staat tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust; dit zijn de traditionele criteria voor het gezag van gewijsde zaak . Wanneer is er nu sprake van onverenigbaarheid in de zin van artikel 27, punt 3 ?

    10 . Gaat men uit van de wezenlijke inhoud van de beslissingen, dan legt men mogelijk een te enge maatstaf aan . Immers, twee beslissingen kunnen op uiteenlopende gronden berusten zonder onverenigbaar te zijn wat hun gevolgen betreft . Wij behoeven maar te denken aan het geval, dat de appelrechter het in eerste aanleg gewezen vonnis bevestigt met substitutie van gronden, dat wil zeggen op basis van een andere, misschien zelfs tegenovergestelde juridische redenering .

    11 . Mijns inziens moet de onverenigbaarheid daarom worden gezocht in de rechtsgevolgen die de erkenning van de beslissing in de staat van tenuitvoerlegging zou sorteren . Meer in het bijzonder moet daarbij worden onderzocht, of de rechtsgevolgen van de twee beslissingen tezamen genomen tot een resultaat zouden leiden, dat ingaat tegen de logische samenhang van de rechtsorde van de aangezochte staat .

    12 . Ter illustratie van de mij voor ogen staande oplossing enkele voorbeelden - fictief dan wel ontleend aan nationale uitspraken . Een beslissing waarbij een partij wordt veroordeeld tot nakoming van een overeenkomst, is duidelijk onverenigbaar met een beslissing waarbij de nietigheid van die overeenkomst is uitgesproken . ( 3 ) Onverenigbaar lijken mij ook de beslissing waarbij de erkenning van een echtscheidingsvonnis wordt geweigerd, en de in dat vonnis opgenomen verplichting tot alimentatiebetaling aan de ex-echtgenote . ( 4 ) Anders ligt het echter wanneer bij de ene beslissing de koper tot betaling van de koopprijs wordt veroordeeld, en bij de andere de verkoper wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan zijn wederpartij op grond van verborgen gebreken : de twee beslissingen, die niet met elkaar in tegenspraak zijn, kunnen aanleiding geven tot compensatie . ( 5 )

    13 . De exequaturrechter dient derhalve een concreet onderzoek in te stellen in de sfeer van de rechtsorde van de aangezochte staat .

    14 . In het onderhavige geval impliceert de Duitse alimentatiebeslissing, dat partijen nog met elkaar gehuwd zijn, welke rechtsbetrekking door het latere Nederlandse vonnis is ontbonden . Deze ontbinding werkt evenwel slechts voor de toekomst en belet niet, dat het Duitse vonnis, zodra het in de Bondsrepubliek Duitsland rechtsgeldig is geworden, in Nederland als van rechtswege erkend heeft te gelden . Het feit dat deze beslissing dateert van vóór het echtscheidingsvonnis, brengt mee dat de man gedurende zekere tijd verplicht is geweest tot alimentatiebetaling . In zoverre verschilt deze situatie nauwelijks van de situatie naar nationaal recht, waarin de man, na tot alimentatiebetaling te zijn veroordeeld, een echtscheidingsvonnis verkrijgt . Hij zou zeker geen beroep op laatstbedoeld vonnis kunnen doen om de betaling van alimentatie over de tussen beide beslissingen gelegen periode te weigeren .

    15 . Het belangrijkste argument ten gunste van verenigbaarheid lijkt mij dus, dat er vóór de echtscheiding een periode is geweest waarin de alimentatiebeslissing kon worden geëxecuteerd; daarmee is er geen plaats voor toepassing van artikel 27, punt 3, en kan het exequatur derhalve verleend worden . De door de Commissie voorgestelde abstracte benadering, waarbij enkel wordt bezien of de beslissingen naar hun aard met elkaar verenigbaar zijn en de draagwijdte van de cumulatieve rechtsgevolgen ervan in een bepaalde rechtsorde buiten beschouwing blijft, lijkt mij niet in overeenstemming met artikel 27, punt 3 . De daar bedoelde onverenigbaarheid moet concreet worden beoordeeld in het licht van de logische samenhang van het recht van de aangezochte staat .

    B - De openbare orde

    16 . Volgens artikel 27, punt 1, wordt de beslissing niet erkend als zij in strijd is met de openbare orde . Ik geloof niet te hoeven ingaan op de toepassing van deze bepaling in het onderhavige geval : het staat ontegenzeglijk uitsluitend aan de nationale gerechten om de inhoud van dit begrip te bepalen .

    17 . Met betrekking tot artikel 27, punt 1, wil ik mij dan ook tot twee algemene opmerkingen beperken :

    - deze clausule is in het systeem van het Executieverdrag enkel bedoeld voor uitzonderlijke gevallen ( 6 ), die zich bij vermogensrechtelijke beslissingen nog minder vaak zullen voordoen, daar deze "statistisch gezien" de openbare orde niet raken;

    - ten aanzien van de draagwijdte van deze bepaling dient te worden gepreciseerd, dat het er niet om gaat of de beslissing zelf in strijd is met de openbare orde, maar of de erkenning ervan of de verlening van exequatur dat zou zijn . Dit is een uitvloeisel van de zogeheten theorie van het "effet atténué de l' ordre public" ( 7 ), volgens welke de nationale rechter exequatur kan verlenen voor beslissingen die hijzelf niet had kunnen geven .

    II - De werking van een erkende beslissing ( vragen 1 en 2 van de Hoge Raad )

    18 . Aangezien de eerste twee vragen betrekking hebben op de precieze draagwijdt van een erkende beslissing, zal ik ze te zamen bespreken .

    19 . Naar uit het hoofdgeding blijkt, lopen de Nederlandse en de Duitse rechtsorde sterk uiteen op het punt van het al dan niet bestaan van een echtscheiding en daarmede ook op dat van het verval van de alimentatieplicht . Wij zullen daarom moeten nagaan, of de werking van een erkende beslissing moet worden bepaald volgens het recht van de staat van herkomst of volgens het recht van de aangezochte staat .

    20 . Het Executieverdrag zwijgt op dit punt, zoals G . A . L . Droz opmerkt . ( 8 ) In het rapport Jenard wordt gezegd ( 9 ), dat "de erkenning ten gevolge (( dient )) te hebben dat de beslissingen het gezag en het effect worden verleend die zij genieten in het land waar zij zijn gewezen", en verderop ( 10 ) dat "in de tekst van artikel 31 geen standpunt (( wordt )) ingenomen ten aanzien van de door theoretici opgeworpen vraag of het in het land van herkomst gewezen vonnis dan wel de beschikking waarbij het verlof tot tenuitvoerlegging wordt verleend in de aangezochte staat uitvoerbaar is ". Met G . A . L . Droz ( 11 ) meen ik, dat een tweeledige beperking op haar plaats is : de beslissing mag in de aangezochte staat niet meer gevolgen hebben dan in de staat van herkomst, en zij mag niet meer gevolgen hebben dan soortgelijke, in de aangezochte staat gegeven beslissingen . Deze tweede beperking houdt verband met de noodzaak om tot een uniforme uitlegging te komen, en door het streven het beroep op de openbare orde zoveel mogelijk te voorkomen .

    21 . Wat betekent dit nu voor gevallen als het onderhavige? In de eerste plaats, dat een eventuele beperking van de concrete werking van de erkende beslissing niet tot de bevoegdheid van de exequaturrechter kan behoren; deze moet zich er in principe toe beperken het exequatur te verlenen of te weigeren . Artikel 42 Executieverdrag kent immers maar twee gevallen van partiële exequaturverlening : exequatur alleen voor bepaalde onderdelen van het dictum, wat betekent dat deze scheidbaar zijn ( 12 ), en een gedeeltelijk exequatur op vordering van de verzoeker . Wanneer het, zoals in casu, evenwel gaat om afbakening van de werkingsduur van de erkende beslissing, staat het mijns inziens aan de executierechter te bepalen, welke concrete gevolgen de door de exequaturrechter eerder uitvoerbaar verklaarde beslissing heeft . Deze oplossing lijkt mij wenselijk om een te ruime toepassing van artikel 42 tegen te gaan, want dat zou de deur wijd openzetten voor toetsing van de juistheid van de vreemde beslissing, wat artikel 29 uitdrukkelijk verbiedt .

    22 . Daarentegen lijkt het mij volstrekt niet in strijd met het Executieverdrag, dat de executierechter, met toepassing van zijn nationale recht overeenkomstig het arrest Deutsche Genossenschaftsbank ( 13 ), bepaalt hoe de gevolgen van de erkende beslissing moeten worden gecombineerd resp . in overeenstemming moeten worden gebracht met die van een andere, in de aangezochte staat verleende executoriale titel, zoals hij ook zou doen in geval van twee nationale beslissingen . In ieder geval kan het Executieverdrag niet ertoe leiden, dat de rechter van de aangezochte staat aan een nationale beslissing rechtskracht zou moeten ontzeggen, ook niet ingeval deze niet is erkend in de staat waaruit de ten uitvoer te leggen beslissing afkomstig is .

    23 . In het kader van het Executieverdrag hebben de erkenning en het verlof tot tenuitvoerlegging van een beslissing tot gevolg, dat de werking ervan wordt verplaatst naar de rechtsorde van een andere verdragstaat . Dit betekent echter niet, dat de rechtsorde van de staat van herkomst zou moeten voorgaan boven die van de aangezochte staat in die zin, dat de tenuitvoerlegging van beslissingen van laatstbedoelde staat op diens eigen grondgebied afhankelijk is van de erkenning in de rechtsorde van eerstbedoelde staat . Een dergelijke vereiste zou in casu neerkomen op het relativeren of zelfs het ontkennen van de Nederlandse rechtsorde . Het Executieverdrag verplicht de Lid-Staten het "vrije verkeer" en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van het vermogensrecht te verzekeren, maar het kan geen afbreuk doen aan de draagwijdte van nationale rechterlijke uitspraken .

    24 . Ik kan dan ook niet instemmen met de opvatting van de Commissie, die de rechtskracht van het Nederlandse echtscheidingsvonnis in Nederland doet afhangen van de erkenning ervan in de Bondsrepubliek Duitsland . Het gaat immers niet om de erkenning van de echtscheiding in Duitsland, maar om de bepaling van de gevolgen in Nederland van de aldaar uitgesproken echtscheiding . De gevolgen van de alimentatiebeslissing moeten dus, net als bij een soortgelijke Nederlandse beslissing, in de aangezochte staat worden gecombineerd met de gevolgen van de echtscheiding .

    25 . De oplossing die mij voor ogen staat, sluit mijns inziens aan bij het systeem van het Executieverdrag . Volgens het Verdrag wordt de erkenning of het exequatur geweigerd wanneer de beslissing van de staat van herkomst onverenigbaar is met een in de aangezochte staat gegeven beslissing . Is dit niet het geval, dan wordt de buitenlandse beslissing, die door het exequatur is "genaturaliseerd" ( 14 ), opgenomen in de interne rechtsorde waar de tenuitvoerlegging geschiedt, waarbij haar gevolgen zo nodig gecombineerd moeten worden met die van een nationale beslissing . Bij twee nationale executoriale titels zou dit niet anders zijn . Om een beeldspraak te riskeren : als het Executieverdrag het "vrije verkeer van beslissingen" beoogt te verzekeren, dan is mijn oplossing mutatis mutandis een uitwerking van de regel van de "nationale behandeling ".

    III - Het verzet tegen de tenuitvoerlegging ( de vragen 4 en 5 van de Hoge Raad )

    26 . Deze vragen komen in wezen hierop neer : kan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zich in een geschil betreffende de executie beroepen op een reden die die executie verhindert, wanneer zij die reden niet binnen de in artikel 36 Executieverdrag gestelde termijn tegen de exequaturbeslissing heeft aangevoerd?

    27 . Het in artikel 36 bedoelde verzet moet naar gelang van het geval worden gedaan binnen een termijn van één of twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van de exequaturbeslissing . Het moet worden aangebracht voor de rechterlijke instantie die artikel 37 voor elk van de verdragstaten noemt . Tegen de op het verzet gegeven beslissing staat enkel het in artikel 37, tweede alinea, voor elke staat aangegeven rechtsmiddel open . Ten slotte kunnen hoe dan ook alleen maar de in artikel 27 genoemde gronden worden aangevoerd . In het onderhavige geval is nu de vraag, of op die gronden ook buiten het procedurestelsel van het Executieverdrag een beroep kan worden gedaan .

    28 . Ik wil meteen al zeggen, dat deze mogelijkheid, die erop neerkomt dat een grond voor niet-erkenning van de beslissing als verweer tegen de executie mag worden aangevoerd, mijns inziens in strijd is met de opzet van het Executieverdrag zoals dat door het Hof is uitgelegd . Volgens de arresten Brennero ( 15 ) en Deutsche Genossenschaftsbank immers kunnen de door het Executieverdrag, dat een autonoom en volledig stelsel vormt, in het leven geroepen rechtsmiddelen buiten de daar bedoelde gevallen geen toepassing vinden of worden "aangevuld" door bepalingen van nationaal recht .

    29 . In het arrest Brennero besliste het Hof :

    " Volgens artikel 37, tweede alinea, kan tegen de op het verzet gegeven beslissing slechts een beroep in cassatie worden ingesteld ... Gezien de algemene opzet van het Executieverdrag en gelet op een der belangrijkste doelstellingen ervan, te weten de vereenvoudiging van de procedures in de aangezochte staat, kan deze bepaling niet aldus worden uitgebreid, dat de voorziening ook mogelijk zou zijn tegen een andere dan de op het verzet gegeven beslissing ." ( 16 )

    Hieruit blijkt duidelijk, dat waar het Executieverdrag de erkennings - en exequaturprocedure beoogt te vergemakkelijken, de daarin voorziene rechtsmiddelen niet in andere dan de in de artikelen 36 en volgende uitdrukkelijk genoemde gevallen mogen worden gebruikt . Met deze regel nu ware het in strijd, als men in een geding na de exequaturverlening nog een aan het Executieverdrag ontleend middel kon aanvoeren . Want als een in een executiegeschil opgeworpen grond voor niet-erkenning ontvankelijk zou zijn, dan zou dit betekenen dat toch weer kon worden getornd aan de exequaturbeslissing, hoewel deze na het verstrijken van de in artikel 36 voorziene termijn onherroepelijk is geworden .

    30 . In het arrest Deutsche Genosssenschaftsbank overwoog het Hof in zeer duidelijke bewoordingen, dat

    "het Executieverdrag zich ertoe beperkt regels te stellen voor de procedure tot verkrijging van verlof tot tenuitvoerlegging van buitenlandse executoriale titels en niet voor de tenuitvoerlegging zelf, die onderworpen blijft aan het nationale recht van de aangezochte rechter ..." ( 17 )

    31 . Dit beginsel vormt mijns inziens het noodzakelijke complement van het eerste, doordat het een strikte scheiding tussen het Executieverdrag en het nationale recht aanbrengt . Het Verdrag regelt de erkenning en het verlof tot tenuitvoerlegging en geeft een limitatieve opsomming van de daarbij openstaande rechtsmiddelen . De tenuitvoerlegging wordt geheel en al beheerst door het nationale recht . Zo gezien is er geen plaats voor het "lenen" van het ene of andere rechtsmiddel van het Verdrag om het in een ander verband aan te wenden dan waarvoor het is gegeven . Het systeem van het Verdrag leidt noodzakelijk tot "het afstoten van het transplantaat ".

    32 . De draagwijdte van deze regel behoeft evenwel nog nadere precisering . Het verstrijken van de verzettermijn belet weliswaar dat men nog een aan het Executieverdrag ontleend middel kan aanvoeren, de aanleiding, dat wil zeggen de situatie die juridisch gezien tot toepassing van het voorschrift kan leiden, wordt daardoor echter niet weggenomen . Welbeschouwd is dit niets meer dan een logisch gevolg van het klassieke onderscheid tussen feit en rechtsregel .

    33 . Voor de executierechter kan dus geen beroep meer worden gedaan op onverenigbaarheid van de beslissingen als bedoeld in artikel 27 . Dit neemt niet weg, dat het feit dat tot toepassing van deze bepaling had kunnen leiden - te weten de ontbinding van het huwelijk -, als zodanig blijft bestaan . Het echtscheidingsvonnis is een vast gegeven in de Nederlandse rechtssfeer . Er is dan ook niets op tegen, dat hierop een beroep wordt gedaan in een naar nationaal recht tegen de executie openstaande rechtsgang . Dit is trouwens wat het Hof - na erop te hebben gewezen dat het Executieverdrag geen betrekking had op de executie in eigenlijke zin - in het arrest Deutsche Genossenschaftsbank zij het in iets andere bewoordingen heeft gezegd :

    "Derde belanghebbenden (( kunnen )) tegen de maatregelen van tenuitvoerlegging de rechtsmiddelen instellen die hun geboden worden door het recht van de staat waar de tenuitvoerlegging geschiedt ." 17

    34 . Dit maakt de laatste vraag van de Hoge Raad evenwel nog niet overbodig . Hierin wordt gevraagd, of de rechter van de aangezochte staat een aan het Executieverdrag ontleend middel dat in een executiegeschil wordt geldend gemaakt, ambtshalve niet-ontvankelijk moet verklaren . Volgens de commentaren ( 18 ) bepaalde artikel 1 van de verdragstekst tot aan de laatste onderhandelingen uitdrukkelijk, dat het Executieverdrag ambtshalve moest worden toegepast; dat deze bepaling ten slotte is geschrapt, zou het gevolg zijn geweest van vertaalmoeilijkheden in een van de Verdragsluitende Staten . Het rapport Jenard, waarin op het dwingende karakter van het Verdrag wordt gewezen ( 19 ), zegt daarover :

    " (( Het Verdrag )) zal ambtshalve worden toegepast ... Dit is het principe betreffende het ambtshalve toepassen van het Verdrag, zoals dit door de deskundigen werd aangenomen ."

    35 . In het arrest De Wolff ( 20 ) heeft het Hof eraan herinnerd, dat het Executieverdrag het instellen van een tweede rechtsgeding, dat wil zeggen de mogelijkheid om in de staat van tenuitvoerlegging een nieuwe uitspraak ten gronde te vragen, uitsluit .

    36 . Zo men zich buiten de in de artikelen 36 en volgende bedoelde gevallen op artikel 27 kon beroepen, zou dat ernstig afbreuk doen aan het autonome en volledige karakter van de bepalingen van het Executieverdrag . De sanctie van niet-ontvankelijkheid waarborgt, dat de evenwichtigheid van het bij het Verdrag ingevoerde systeem niet wordt verstoord . De ambtshalve toepassing ervan door de nationale rechter is in deze gedachtengang het logische en noodzakelijke uitvloeisel van de regel, dat het Verdrag moet worden toegepast wanneer om erkenning van een beslissing of om verlening van exequatur wordt gevraagd . Zoals in het rapport Jenard wordt gezegd, zullen de rechters van de verdragsluitende staten de regels van het Verdrag moeten toepassen, of de partijen zich erop beroepen of niet . ( 21 )

    37 . Hoewel ik gemeend heb alle aan het Hof gestelde vragen te moeten behandelen, stel ik voor om in het antwoord aan de Hoge Raad alleen die elementen op te nemen, die voor de oplossing van het bodemgeschil van belang zijn . In aanmerking genomen dat het voor de verwijzende rechter aanhangige geding de tenuitvoerlegging betreft en dat de erkenning en het exequatur onherroepelijk zijn geworden, concludeer ik dat het Hof voor recht verklare :

    " Een krachtens het Executieverdrag erkende beslissing kan niet meer gevolgen sorteren dan een soortgelijke nationale beslissing in de aangezochte staat zou hebben . Uitsluitend de executierechter is in voorkomend geval bevoegd, die gevolgen nader te bepalen door zo nodig de draagwijdte van de erkende beslissing te combineren met die van een nationale beslissing . Een aan artikel 27 Executieverdrag ontleende grond voor niet-erkenning van de beslissing kan niet worden aangevoerd buiten de in de artikelen 36 en volgende Executieverdrag genoemde gevallen . De rechter van de aangezochte staat moet een dergelijk middel ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren, ook wanneer zijn nationale recht in een dergelijke mogelijkheid niet voorziet; dit belet evenwel niet, dat het feit dat of de situatie die het met dit middel beoogde rechtsgevolg had kunnen doen intreden, wordt aangevoerd in een naar nationaal recht tegen de tenuitvoerlegging openstaande rechtsgang ."

    (*) Vertaald uit het Frans .

    ( 1 ) Volgens de verklaringen van partijen ter terechtzitting zou dit evenwel in de loop van 1985 zijn gebeurd .

    ( 2 ) Arrest van 2 juli 1985, zaak 148/84, r.o . 18 .

    ( 3 ) Cf . rapport Jenard, PB 1979, C 59, blz . 45 .

    ( 4 ) Oberlandesgericht Hamm, 29 juli 1981, Repertorium serie D, 1-27.3-B 3 .

    ( 5 ) Cour de Cassation ( Frankrijk ), 3 november 1977, Sofraco-Pluimvee, Repertorium serie D, I-27.3-B 1 .

    ( 6 ) Cf . rapport Jenard, blz . 44; zie ook : M . Weser, Convention communautaire sur la compétence judiciaire d' exécution des décisions, Centre international de droit comparé, Brussel 1975, blz . 330 .

    ( 7 ) Gothot en Holleaux, "la Convention de Bruxelles du 27 septembre 1968", blz . 146, nr . 256, Parijs 1985 .

    ( 8 ) "Compétence judiciaire et effets des jugements dans le marché commun", blz . 276, nr . 440 .

    ( 9 ) PB 1979, C 59, blz . 43 .

    ( 10 ) ibid ., blz . 49 .

    ( 11 ) op . cit ., blz . 280, nr . 448 .

    ( 12 ) Droz, op.cit ., blz . 373, nr . 584 .

    ( 13 ) zaak 148/84, reeds aangehaald .

    ( 14 ) Aldus de president van de Franse Cour de Cassation, Bellet, in Revue Trimestriel de Droit Européen 1975, blz . 41 .

    ( 15 ) zaak 258/83, Jurispr . 1984, blz . 3971 .

    ( 16 ) ibid ., r.o . 15 .

    ( 17 ) zaak 148/84, reeds aangehaald, r.o . 18 .

    ( 18 ) zie onder andere Droz, op.cit ., blz . 264, nr . 426 e.v .

    ( 19 ) op.cit ., blz . 8 .

    ( 20 ) zaak 42/76, Jurispr . 1976, blz . 1759 .

    ( 21 ) op.cit ., blz . 8 van de Franse tekst .

    Top