Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61985CJ0316

Arrest van het Hof van 18 juni 1987.
Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te Courcelles tegen Marie-Christine Lebon.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour du travail de Mons - België.
Vrij verkeer van werknemers - Begrip werknemer en ten laste komende bloedverwant in neergaande lijn - Gelijkheid van behandeling.
Zaak 316/85.

Jurisprudentie 1987 -02811

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:302

61985J0316

ARREST VAN HET HOF VAN 18 JUNI 1987. - CENTRE PUBLIC D'AIDE SOCIALE DE COURCELLES TEGEN MARIE-CHRISTINE LEBON. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET COUR DE TRAVAIL TE MONS. - VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS - BEGRIP WERKNEMER EN TEN LASTE KOMENDE BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN - GELIJKHEID VAN BEHANDELING. - ZAAK 316/85.

Jurisprudentie 1987 bladzijde 02811


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - GELIJKHEID VAN BEHANDELING - SOCIALE VOORDELEN - FAMILIELEDEN - INDIRECTE AANSPRAAK - BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN DIE LEEFTIJD VAN 21*JAAR HEBBEN BEREIKT EN NIET LANGER TEN LASTE VAN WERKNEMER KOMEN - UITSLUITING

( VERORDENINGEN VAN DE RAAD NR.*1612/68, ARTIKELEN*7, LID*2, EN 10, EN NR.*1251/70 )

2 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - FAMILIELID TEN LASTE -

BEGRIP

( VERORDENING VAN DE RAAD NR.*1612/68, ARTIKEL*10, LEDEN*1 EN*2 )

3 . VRIJ VERKEER VAN PERSONEN - WERKNEMERS - GELIJKHEID VAN BEHANDELING - SOCIALE VOORDELEN - ONDERDANEN VAN LID-STAAT, DIE ZICH NAAR ANDERE LID-STAAT HEBBEN VERPLAATST OM ER WERK TE ZOEKEN - UITSLUITING

( VERORDENING VAN DE RAAD NR.*1612/68, ARTIKEL*7, LID*2 )

Samenvatting


1 . DE FAMILIELEDEN VAN DE WERKNEMER IN DE ZIN VAN ARTIKEL*10 VAN VERORDENING NR.*1612/68 HEBBEN SLECHTS INDIRECT AANSPRAAK OP DE GELIJKHEID VAN BEHANDELING DIE DE WERKNEMER ZELF AAN ARTIKEL*7 VAN GENOEMDE VERORDENING ONTLEENT . SOCIALE UITKERINGEN DIE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGEN, WORDEN SLECHTS AAN DE FAMILIELEDEN VAN DE WERKNEMER TOEGEKEND, INDIEN ZIJ TEN AANZIEN VAN DEZE WERKNEMER ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN SOCIAAL VOORDEEL IN DE ZIN VAN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 .

WANNEER DUS EEN WERKNEMER/ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT EEN BETREKKING HEEFT VERVULD EN ER GEBRUIK HEEFT GEMAAKT VAN ZIJN RECHT OP VERBLIJF, KUNNEN ZIJN BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN DIE DE LEEFTIJD VAN 21*JAAR HEBBEN BEREIKT EN NIET LANGER TE ZIJNEN LASTE KOMEN, ZICH NIET BEROEPEN OP HET DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT GEWAARBORGDE RECHT OP GELIJKE BEHANDELING TEN EINDE AANSPRAAK TE MAKEN OP EEN DOOR DE WETGEVING VAN DE ONTVANGENDE LID-STAAT VOORZIENE SOCIALE UITKERING WELKE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGT . VOOR ZOVER IMMERS DE WERKNEMER NIET MEER OPKOMT VOOR HET ONDERHOUD VAN ZIJN BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN, VORMT DIE UITKERING VOOR HEM GEEN SOCIAAL VOORDEEL IN DE ZIN VAN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 .

2 . DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE, BEDOELD IN ARTIKEL*10, LEDEN 1 EN 2, VAN VERORDENING NR.*1612/68, VLOEIT VOORT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE -*ONDERSTEUNING DOOR DE WERKNEMER *-, WAARBIJ NIET VAN BELANG IS, WAAROM OP DIE STEUN EEN BEROEP WORDT GEDAAN .

3 . DE IN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 BEDOELDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING MET BETREKKING TOT SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN KOMT SLECHTS AAN WERKNEMERS TOE EN NIET AAN ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN DIE ZICH VERPLAATSEN OM WERK TE ZOEKEN .

Partijen


IN ZAAK 316/85,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL*177 EEG-VERDRAG VAN HET ARBEIDSHOF TE BERGEN, IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN TE COURCELLES

EN

MARIE-CHRISTINE LEBON

OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN VERORDENING NR.*1612/68 VAN DE RAAD VAN 15*OKTOBER*1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB*1968, L*257, BLZ.*2 ), EN VAN VERORDENING NR.*1251/70 VAN DE COMMISSIE VAN 29*JUNI*1970 MET BETREKKING TOT HET RECHT VAN WERKNEMERS OM VERBLIJF TE HOUDEN OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT NA ER EEN BETREKKING TE HEBBEN VERVULD ( PB*1970, L*142, BLZ.*24 ),

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE,

ADVOCAAT-GENERAAL : C.*O.*LENZ

GRIFFIER : H.*A.*RUEHL, HOOFDADMINISTRATEUR

GELET OP DE OPMERKINGEN INGEDIEND DOOR :

- DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE, VOOR DE SCHRIFTELIJKE PROCEDURE VERTEGENWOORDIGD DOOR F.*BEHETS WYDEMANS, DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN VAN HET GEZIN,

- DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, TER TERECHTZITTING VERTEGENWOORDIGD DOOR D.*KNOPP, ADVOCAAT TE KEULEN,

- DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, VOOR DE SCHRIFTELIJKE PROCEDURE VERTEGENWOORDIGD DOOR I.*VERKADE, SECRETARIS-GENERAAL VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

- DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR J.*GRIESMAR,

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING EN TEN VERVOLGE OP DE MONDELINGE BEHANDELING OP 19*NOVEMBER*1986,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 14*JANUARI*1987,

HET NAVOLGENDE

ARREST

Overwegingen van het arrest


1 BIJ ARREST VAN 18*OKTOBER*1985, INGEKOMEN TEN HOVE OP 24*OKTOBER DAARAANVOLGEND, HEEFT HET ARBEIDSHOF TE BERGEN KRACHTENS ARTIKEL*177 EEG-VERDRAG VIER PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN VERORDENING NR.*1612/68 VAN DE RAAD VAN 15*OKTOBER 1968 BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP ( PB*1968, L*257, BLZ.*2 ), EN VAN VERORDENING NR.*1251/70 VAN DE COMMISSIE VAN 29*JUNI 1970 MET BETREKKING TOT HET RECHT VAN WERKNEMERS OM VERBLIJF TE HOUDEN OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT NA ER EEN BETREKKING TE HEBBEN VERVULD ( PB*1970, L*142, BLZ.*24 ).

2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GEDING BETREFFENDE HET DOOR M.-C.*LEBON BIJ HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN TE COURCELLES ( HIERNA : OCMW ) INGEDIENDE VERZOEK OM TOEKENNING VAN HET IN DE BELGISCHE WET VAN 7*AUGUSTUS*1974 VOORZIENE BESTAANSMINIMUM .

3 LEBON, VAN FRANSE NATIONALITEIT, WOONT IN BELGIE BIJ HAAR VADER, DIE DE FRANSE NATIONALITEIT BEZIT EN IN BELGIE EEN OUDERDOMSPENSIOEN GENIET . BLIJKENS DE STUKKEN HEEFT LEBON STEEDS IN BELGIE GEWOOND, BEHALVE IN DE PERIODE 1979-1981, TOEN ZIJ IN FRANKRIJK WERKTE .

4 LEBON ONTVING SINDS 3*MEI*1982 HET BESTAANSMINIMUM, DAT ECHTER BIJ BESLUIT VAN HET OCMW VAN 17*NOVEMBER 1982 WERD INGETROKKEN, OP GROND DAT NIET VASTSTOND DAT BETROKKENE WERKELIJK WERK ZOCHT . IN DECEMBER 1982 WERD LEBON OPGENOMEN IN EEN ZIEKENHUIS TE NAMEN EN VAN 28*JANUARI 1983 TOT 28*OKTOBER DAARAANVOLGEND VERPLEEGD TE LUIK . ZIJ WAS DAAR ONDERGEBRACHT GEDURENDE DE WEEK EN KEERDE SLECHTS OP FEESTDAGEN EN TIJDENS DE WEEKENDS NAAR COURCELLES TERUG .

5 OP 31*MAART 1983 DIENDE LEBON EEN NIEUW VERZOEK OM TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM IN, DAT DOOR HET OCMW TE COURCELLES WERD AFGEWEZEN, OP GROND DAT ZIJ TE LUIK IN EEN OPVANGTEHUIS VERBLEEF . DE ARBEIDSRECHTBANK TE CHARLEROI, WAARBIJ BEROEP TEGEN DIT BESLUIT WAS INGESTELD, OORDEELDE DAT HET OCMW TE COURCELLES TERRITORIAAL BEVOEGD WAS OM VAN DAT VERZOEK KENNIS TE NEMEN .

6 IN HOGER BEROEP VAN HET OCMW TE COURCELLES HEEFT HET ARBEIDSHOF TE BERGEN, VAN OORDEEL DAT HET OCMW TE LUIK BEVOEGD WAS, HET NOODZAKELIJK GEACHT HET HOF DE NAVOLGENDE VRAGEN TE STELLEN :

"1 ) WANNEER EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT VAN DE GEMEENSCHAP ZICH MET ZIJN GEZIN OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT HEEFT GEVESTIGD EN ALDAAR BLIJFT WONEN NADAT HIJ IN HET GENOT VAN EEN RUSTPENSIOEN IS GEKOMEN, BEHOUDEN DAN ZIJN BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN DIE BIJ HEM HEBBEN GEWOOND, HET DOOR VERORDENING NR.*1612/68 ERKENDE RECHT OP GELIJKE BEHANDELING, WANNEER ZIJ MEERDERJARIG ZIJN GEWORDEN, NIET LANGER TE ZIJNEN LASTE ZIJN EN NIET DE HOEDANIGHEID VAN WERKNEMER HEBBEN?

2 ) ZO JA, BEHOUDEN ZIJ DAT RECHT OOK WANNEER ZIJ NIET LANGER BIJ DE MIGRERENDE WERKNEMER WONEN EN ZIJN TERUGGEKEERD NAAR HET LAND WAARVAN ZIJ DE NATIONALITEIT HEBBEN, EN ALDAAR GEDURENDE ZEKERE TIJD - MEER DAN EEN JAAR, DAN WEL MEER DAN TWEE JAAR ( ZIE ARTIKEL*5 VAN VERORDENING NR.*1251/70 ) - ZELFSTANDIG HEBBEN GEWOOND?

3 ) ZO NEEN, VLOEIT DE HOEDANIGHEID VAN 'FAMILIELID TEN LASTE' VOORT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE DIE IN CONCRETO MOET WORDEN BEOORDEELD, DAN WEL UIT OBJECTIEVE EN VAN DE WIL VAN DE BETROKKENE ONAFHANKELIJKE OMSTANDIGHEDEN, OP GROND WAARVAN HIJ GENOODZAAKT IS EEN BEROEP TE DOEN OP ONDERSTEUNING DOOR DE WERKNEMER?

4 ) EVENEENS BIJ EEN ONTKENNEND ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG : WANNEER DE ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT MET EEN BEROEP OP ZIJN HOEDANIGHEID VAN WERKNEMER TOEGANG WIL KRIJGEN TOT EN ZICH WIL VESTIGEN OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT, IS HET DAN VOLDOENDE DAT HIJ ZICH BEROEPT OP ZIJN WIL, ZIJN VOORNEMEN OM DEZE HOEDANIGHEID TE VERWERVEN? DIENT HIJ VAN DEZE WIL BLIJK TE GEVEN DOOR ERNSTIG EN OPRECHT TE POGEN WERK TE VINDEN, OF MOET HEM EEN WERKAANBOD ZIJN GEDAAN?"

7 HET ARBEIDSHOF TE BERGEN HEEFT DEZE UITLEGGINGSGEGEVENS NODIG OM ZICH OVER DE AANSPRAKELIJKHEID VAN HET OCMW TE COURCELLES TE KUNNEN UITSPREKEN . DIT OCMW ZOU ARTIKEL*7 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 30*OKTOBER 1974 NIET ZIJN NAGEKOMEN, VOLGENS HETWELK EEN OCMW DAT EEN VERZOEK OM TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM ONTVANGT, TEN AANZIEN WAARVAN HET ZICH NIET BEVOEGD ACHT, GEHOUDEN IS DE AANVRAGER HIERVAN ONMIDDELLIJK IN KENNIS TE STELLEN EN HET VERZOEK BINNEN DRIE DAGEN DOOR TE ZENDEN AAN HET BEVOEGDE CENTRUM . HET OCMW TE COURCELLES ZOU ONRECHTMATIG HEBBEN GEHANDELD EN AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE SCHADE . HET BESTAAN HIERVAN ZOU AFHANGEN VAN DE VRAAG, OF LEBON RECHT HAD OP HET BESTAANSMINIMUM .

8 VOOR EEN NADERE UITEENZETTING VAN DE FEITEN, DE BETROKKEN GEMEENSCHAPSREGELING EN DE DOOR DE REGERINGEN EN DE COMMISSIE INGEDIENDE OPMERKINGEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DAT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .

EERSTE VRAAG

9 DE COMMISSIE EN DE NEDERLANDSE EN DE DUITSE REGERING BETOGEN, DAT DE EERSTE VRAAG ONTKENNEND MOET WORDEN BEANTWOORD . HUNS INZIENS VALT DE BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN DIE MEERDERJARIG IS GEWORDEN EN NIET TEN LASTE KOMT VAN EEN ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE GEBRUIK MAAKT VAN ZIJN RECHT KRACHTENS ARTIKEL*48, LID*3, SUB*C, EEG-VERDRAG EN VERORDENING NR.*1251/70 OM OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT VERBLIJF TE HOUDEN, NIET ONDER GENOEMDE VERORDENING EN HEEFT HIJ BIJGEVOLG GEEN RECHT OP DE GELIJKHEID VAN BEHANDELING, BEDOELD IN ARTIKEL*7 VAN VERORDENING NR.*1612/68 .

10 ER ZIJ AAN HERINNERD, DAT HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING IN DE EERSTE PLAATS VOORTVLOEIT UIT ARTIKEL*7 EEG-VERDRAG, DAT "BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN DIT VERDRAG EN ONVERMINDERD DE BIJZONDERE BEPALINGEN, DAARIN GESTELD, ... ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT" VERBIEDT . GELIJK HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 17*APRIL 1986 ( ZAAK*59/85, REED, JURISPR.*1986 ) BEKLEMTOONDE, HEEFT DIT BEGINSEL VOOR WAT HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAP BETREFT, ZIJN SPECIFIEKE UITDRUKKING GEVONDEN IN ARTIKEL48 EEG-VERDRAG, TEN UITVOER GELEGD DOOR VERORDENING NR.*1612/68, WAARVAN ARTIKEL*7, LID*2, BEPAALT DAT EEN WERKNEMER DIE ONDERDAAN IS VAN EEN LID-STAAT, IN DE ONTVANGENDE LID-STAAT "DEZELFDE SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN ALS DE NATIONALE WERKNEMERS" GENIET .

11 HET FEIT DAT IN EEN ANDERE LID-STAAT WERKZAME WERKNEMERS/ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN MET BETREKKING TOT DE AAN HUN FAMILIELEDEN TOEGEKENDE VOORDELEN OP DEZELFDE VOET WORDEN BEHANDELD ALS DE WERKNEMERS/ONDERDANEN VAN DIE ANDERE STAAT, DRAAGT BIJ TOT DE INTEGRATIE VAN DE MIGRERENDE WERKNEMERS IN HET GASTLAND OVEREENKOMSTIG DE DOELSTELLINGEN VAN HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS .

12 DE FAMILIELEDEN VAN DE WERKNEMER IN DE ZIN VAN ARTIKEL*10 VAN VERORDENING NR.*1612/68 HEBBEN ECHTER SLECHTS INDIRECT AANSPRAAK OP DE GELIJKHEID VAN BEHANDELING DIE DE WERKNEMER ZELF AAN ARTIKEL*7 VAN VERORDENING NR.*1612/68 ONTLEENT . SOCIALE UITKERINGEN ALS HET DOOR DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT GEWAARBORGD INKOMEN VOOR BEJAARDEN ( ZIE HET ARREST VAN 12*JULI 1984, ZAAK*261/83, CASTELLI, JURISPR.*1984, BLZ.*3199 ) OF DIE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGEN, WORDEN SLECHTS AAN DE FAMILIELEDEN VAN DE WERKNEMER TOEGEKEND, INDIEN ZIJ TEN AANZIEN VAN DEZE WERKNEMER ZIJN TE BESCHOUWEN ALS EEN SOCIAAL VOORDEEL IN DE ZIN VAN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 .

13 WANNEER DUS EEN WERKNEMER/ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT EEN BETREKKING HEEFT VERVULD EN ER GEBRUIK HEEFT GEMAAKT VAN ZIJN RECHT OP VERBLIJF, KUNNEN ZIJN BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN DIE DE LEEFTIJD VAN 21*JAAR HEBBEN BEREIKT EN NIET LANGER TE ZIJNEN LASTE KOMEN, ZICH NIET BEROEPEN OP HET DOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT GEWAARBORGDE RECHT OP GELIJKE BEHANDELING TEN EINDE AANSPRAAK TE MAKEN OP EEN DOOR DE WETGEVING VAN DE ONTVANGENDE LID-STAAT VOORZIENE SOCIALE UITKERING WELKE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGT . VOOR ZOVER IMMERS DE WERKNEMER NIET MEER OPKOMT VOOR HET ONDERHOUD VAN ZIJN BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN, VORMT DIE UITKERING VOOR HEM GEEN SOCIAAL VOORDEEL IN DE ZIN VAN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 .

14 MITSDIEN MOET OP DE EERSTE VRAAG WORDEN GEANTWOORD, DAT WANNEER EEN WERKNEMER/ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT EEN BETREKKING HEEFT VERVULD EN NA HET VERKRIJGEN VAN EEN RUSTPENSIOEN DAAR BLIJFT WONEN, ZIJN BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN GEEN RECHT OP GELIJKE BEHANDELING BEHOUDEN MET BETREKKING TOT EEN DOOR DE WETGEVING VAN DE ONTVANGENDE LID-STAAT VOORZIENE SOCIALE UITKERING WELKE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGT, WANNEER ZIJ DE LEEFTIJD VAN 21*JAAR HEBBEN BEREIKT, NIET MEER TEN LASTE VAN DE WERKNEMER KOMEN EN ZELF NIET DE HOEDANIGHEID VAN WERKNEMER BEZITTEN .

15 GEZIEN HET ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG, BEHOEFT DE TWEEDE NIET TE WORDEN BEANTWOORD .

DE DERDE VRAAG

16 MET DE DERDE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN TE VERNEMEN, OF DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE, BEDOELD IN ARTIKEL*10 VAN VERORDENING NR.*1612/68, VOORTVLOEIT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE -*ONDERSTEUNING DOOR DE WERKNEMER *-, ZONDER DAT DAARBIJ VAN BELANG IS, WAAROM EEN BEROEP OP DIE STEUN WORDT GEDAAN .

17 VOLGENS DE COMMISSIE VLOEIT DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE VOORT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE DIE IN CONCRETO MOET WORDEN BEOORDEELD . DEZE HOEDANIGHEID BEHOEFT NIET HET GEVOLG TE ZIJN VAN OBJECTIEVE, VAN DE WIL VAN DE BETROKKENE ONAFHANKELIJKE OMSTANDIGHEDEN, OP GROND WAARVAN DEZE GENOODZAAKT IS EEN BEROEP TE DOEN OP ONDERSTEUNING DOOR EEN ANDER .

18 VOLGENS DE NEDERLANDSE REGERING BETEKENT DE UITDRUKKING "TEN LASTE KOMEN VAN", DAT DE WERKNEMER "GEHEEL OF GROTENDEELS VOORZIET IN HET ONDERHOUD" VAN DE BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN . NAAR HAAR MENING BETEKENT HET FEIT DAT EEN BLOEDVERWANT IN NEERGAANDE LIJN OM TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM VERZOEKT, DAT HIJ NIET MEER TEN LASTE VAN ZIJN BLOEDVERWANT IN OPGAANDE LIJN KOMT EN DERHALVE NIET MEER ONDER DE DEFINITIE VAN ARTIKEL*10, LID*1, VAN VERORDENING NR.*1612/68 VALT .

19 DE DUITSE REGERING HEEFT TER TERECHTZITTING BETOOGD, DAT DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE NIET ENKEL VERONDERSTELT DAT MEN NIET ZELF IN ZIJN ONDERHOUD KAN VOORZIEN, MAAR OOK DAT MEN RECHT OP LEVENSONDERHOUD VANWEGE DE WERKNEMER HEEFT .

20 VOOREERST ZIJ EROP GEWEZEN, DAT WANNEER EEN FAMILIELID TEN LASTE VAN EEN MIGREREND WERKNEMER OM TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM VERZOEKT, DIT NIET KAN AFDOEN AAN ZIJN HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE . ANDERS ZOU DE BETROKKENE DOOR DE TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM ZIJN HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE KUNNEN VERLIEZEN, HETGEEN GROND ZOU OPLEVEREN HETZIJ VOOR INTREKKING VAN DAT BESTAANSMINIMUM, HETZIJ ZELFS VOOR VERLIES VAN HET VERBLIJFSRECHT . EEN DERGELIJKE OPLOSSING ZOU HET VOOR HET FAMILIELID TEN LASTE IN DE PRAKTIJK ONMOGELIJK MAKEN HET BESTAANSMINIMUM AAN TE VRAGEN, EN DAARDOOR AFBREUK DOEN AAN DE AAN DE MIGRERENDE WERKNEMER TOEGEKENDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING . BIJ DE BEOORDELING VAN DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE DIENT DE TOEKENNING VAN HET BESTAANSMINIMUM DUS BUITEN BESCHOUWING TE BLIJVEN .

21 IN DE TWEEDE PLAATS ZIJ OPGEMERKT, DAT DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE EVENMIN EEN RECHT OP LEVENSONDERHOUD ONDERSTELT . ANDERS ZOU DE FAMILIEHERENIGING AFHANGEN VAN DE NATIONALE WETTELIJKE REGELINGEN, DIE VAN STAAT TOT STAAT VERSCHILLEN, HETGEEN EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT ONMOGELIJK ZOU MAKEN .

22 ARTIKEL*10, LEDEN 1 EN 2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD, DAT DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE VOORTVLOEIT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE . HET GAAT OM EEN FAMILIELID DAT DOOR DE WERKNEMER WORDT ONDERSTEUND, WAARBIJ NIET VAN BELANG IS, WAAROM OP DIE STEUN EEN BEROEP WORDT GEDAAN EN OF DE BETROKKENE IN STAAT IS OM DOOR BETAALDE ARBEID ZELF IN ZIJN ONDERHOUD TE VOORZIEN .

23 DEZE UITLEGGING VLOEIT LOGISCH VOORT UIT HET BEGINSEL, DAT DE BEPALINGEN WAARIN HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS -*EEN DER GRONDSLAGEN VAN DE GEMEENSCHAP *- VERANKERD LIGT, RUIM MOETEN WORDEN UITGELEGD ( ZIE LAATSTELIJK HET ARREST VAN 3*JUNI*1986, ZAAK*133/75, KEMPF, JURISPR.*1986, BLZ . 1741, 1746 ). ZIJ VINDT OOK STEUN IN DE TEKST VAN DE BETROKKEN BEPALING, WAARVAN DE DUITSE ( UNTERHALT GEWAEHREN ) EN DE GRIEKSE VERSIE (**' O*** *******I ***) IN DIT OPZICHT BIJZONDER DUIDELIJK ZIJN .

24 MITSDIEN MOET OP DE DERDE VRAAG WORDEN GEANTWOORD, DAT DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE, BEDOELD IN ARTIKEL*10, LEDEN*1 EN*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 VOORTVLOEIT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE -*ONDERSTEUNING DOOR DE WERKNEMER *-, WAARBIJ NIET VAN BELANG IS, WAAROM OP DIE STEUN EEN BEROEP WORDT GEDAAN .

DE VIERDE VRAAG

25 UIT DE SAMENHANG BLIJKT, DAT DEZE VRAAG ER IN WEZEN TOE STREKT TE VERNEMEN, OF DE IN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 BEDOELDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING MET BETREKKING TOT SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN OOK TOEKOMT AAN PERSONEN DIE ZICH VERPLAATSEN OM WERK TE ZOEKEN .

26 OPGEMERKT ZIJ, DAT HET RECHT OP GELIJKE BEHANDELING MET BETREKKING TOT SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN ENKEL VOOR WERKNEMERS GELDT . PERSONEN DIE ZICH VERPLAATSEN OM WERK TE ZOEKEN, HEBBEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL*48 EEG-VERDRAG EN DE ARTIKELEN*2 EN*5 VAN VERORDENING NR.*1612/68 SLECHTS AANSPRAAK OP GELIJKHEID VAN BEHANDELING VOOR WAT DE TOEGANG TOT ARBEID BETREFT .

27 MITSDIEN MOET OP DE VIERDE VRAAG WORDEN GEANTWOORD, DAT DE IN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 BEDOELDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING MET BETREKKING TOT SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN SLECHTS TOEKOMT AAN WERKNEMERS EN NIET AAN ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN DIE ZICH VERPLAATSEN OM WERK TE ZOEKEN .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

28 DE KOSTEN DOOR DE BELGISCHE, DE NEDERLANDSE EN DE DUITSE REGERING EN DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET ARBEIDSHOF TE BERGEN BIJ ARREST VAN 18*OKTOBER*1985 GESTELDE VRAGEN, VERKLAART VOOR RECHT :

1 ) DE BLOEDVERWANTEN IN NEERGAANDE LIJN DIE LEEFDEN ONDER HET DAK VAN EEN WERKNEMER/ONDERDAAN VAN EEN LID-STAAT DIE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN ANDERE LID-STAAT EEN BETREKKING HEEFT VERVULD EN NA HET VERKRIJGEN VAN EEN RUSTPENSIOEN DAAR BLIJFT WONEN, BEHOUDEN GEEN RECHT OP GELIJKE BEHANDELING MET BETREKKING TOT EEN DOOR DE WETGEVING VAN DE ONTVANGENDE LID-STAAT VOORZIENE SOCIALE UITKERING WELKE OP ALGEMENE WIJZE EEN BESTAANSMINIMUM WAARBORGT, WANNEER ZIJ DE LEEFTIJD VAN 21 JAAR HEBBEN BEREIKT, NIET MEER TEN LASTE VAN DE WERKNEMER KOMEN EN ZELF NIET DE HOEDANIGHEID VAN WERKNEMER BEZITTEN .

2 ) DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID TEN LASTE, BEDOELD IN ARTIKEL*10, LEDEN 1 EN 2, VAN VERORDENING NR.*1612/68, VLOEIT VOORT UIT EEN FEITELIJKE SITUATIE -*ONDERSTEUNING DOOR DE WERKNEMER *-, WAARBIJ NIET VAN BELANG IS, WAAROM OP DIE STEUN EEN BEROEP WORDT GEDAAN .

3 ) DE IN ARTIKEL*7, LID*2, VAN VERORDENING NR.*1612/68 BEDOELDE GELIJKHEID VAN BEHANDELING MET BETREKKING TOT SOCIALE EN FISCALE VOORDELEN KOMT SLECHTS AAN WERKNEMERS TOE EN NIET AAN ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN DIE ZICH VERPLAATSEN OM WERK TE ZOEKEN .

Top