This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61984CJ0174
Judgment of the Court of 18 February 1986. # Bulk Oil (Zug) AG v Sun International Limited and Sun Oil Trading Company. # Reference for a preliminary ruling: High Court of Justice, Queen's Bench Division - United Kingdom. # Quantitative restrictions imposed by the United Kingdom on exports of crude oil to non-member countries (Israel) - Validity under the common commercial policy - Validity under EEC-Israel Agreement. # Case 174/84.
Arrest van het Hof van 18 februari 1986.
Bulk Oil (Zug) AG tegen Sun International Limited en Sun Oil Trading Company.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: High Court of Justice, Queen's Bench Division - Verenigd Koninkrijk.
Kwantitatieve beperkingen door het Verenigd Koninkrijk opgelegd aan de uitvoer van ruwe olie naar derde landen (Israël) - Geldigheid in het licht van de gemeenschappelijke handelspolitiek - Geldigheid in het licht van de overeenkomst EEG-Israël.
Zaak 174/84.
Arrest van het Hof van 18 februari 1986.
Bulk Oil (Zug) AG tegen Sun International Limited en Sun Oil Trading Company.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: High Court of Justice, Queen's Bench Division - Verenigd Koninkrijk.
Kwantitatieve beperkingen door het Verenigd Koninkrijk opgelegd aan de uitvoer van ruwe olie naar derde landen (Israël) - Geldigheid in het licht van de gemeenschappelijke handelspolitiek - Geldigheid in het licht van de overeenkomst EEG-Israël.
Zaak 174/84.
Jurisprudentie 1986 -00559
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1986:60
*A8* Court of appeal (England), Civil Division, judgment of 30/09/1983
- Lloyd's Law Reports 1983 Vol.2 p.598
- Lloyd's Maritime and Commercial Law Quarterly 1984 p.157-158 (résumé)
- The All England Law Reports 1984 Vol.1 p.386-392
- The Law Society's Gazette 1984 p.36
- The Weekly Law Reports 1984 Vol.1 p.147-155
- Marshall, Enid A.: Leave to Appeal on Question of EEC Law, The Journal of Business Law 1983 p.482-483
- Leigh, Guy I.F. ; Velik, Stephen: Leave to Appeal from Arbitrator's Award on Point of EEC Law, European Law Review 1984 p.128-130
ARREST VAN HET HOF VAN 18 FEBRUAR 1986. - BULK OIL (ZUG) AG TEGEN SUN INTERNATIONAL LIMITED EN SUN OIL TRADING COMPANY. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET HIGH COURT OF JUSTICE (COMMERCIAL COURT OF THE QUEEN'S BENCH DIVISION). - KWANTITATIEVE BEPERKINGEN UITGEOEFEND DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK OP DE UITVOER VAN RUWE OLIE MET BESTEMMING VAN EEN DERDE LAND (ISRAEL) - GELDIGHEID TEN AANZIEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - GELDIGHEID TEN AANZIEN VAN HET EEG-ISRAEL AKKOORD. - ZAAK 174/84.
Jurisprudentie 1986 bladzijde 00559
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00433
Finse bijz. uitgave bladzijde 00451
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - KWANTITATIEVE BEPERKINGEN - MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING - VERBOD - BELEID DAT GEEN VERBINDENDE MAATREGELEN INHOUDT - DAARONDER BEGREPEN
2 . INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN - OVEREENKOMST EEG-ISRAEL - NIEUWE BEPERKINGEN AAN UITVOER NAAR ISRAEL - VERBOD - AFWEZIGHEID
( OVEREENKOMST EEG-ISRAEL VAN 20 MEI 1975 )
3 . GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR UITVOER - VERORDENING NR . 2603/69 - NIEUWE BEPERKINGEN , DOOR LID-STAAT OPGELEGD AAN UITVOER VAN OLIE - BESTAAN VAN BIJZONDERE MACHTIGING - TOELAATBAARHEID
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 113 ; VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD , ARTIKEL 10 EN BIJLAGE )
4 . GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - TOEPASSINGSGEBIED - VOORLOPIGE UITSLUITING VAN BEPAALDE PRODUKTEN - TOELAATBAARHEID - VOORWAARDEN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 113 ; VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD , ARTIKEL 10 EN BIJLAGE )
5 . GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR UITVOER - VERORDENING NR . 2603/69 - BEPERKINGEN , DOOR LID-STAAT OPGELEGD AAN UITVOER VAN OLIE - TOELAATBAARHEID WAT ARTIKELEN 34 EN 85 EEG-VERDRAG BETREFT
( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 34 , 85 EN 113 ; VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD , ARTIKEL 10 EN BIJLAGE )
6 . GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - NATIONALE REGELING VOOR UITVOER - WIJZIGING - VERPLICHTING VAN VOORAFGAANDE KENNISGEVING - NIET-NAKOMING - GEVOLGEN VOOR PARTICULIEREN - AFWEZIGHEID
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 113 ; VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD ; BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 , 25 SEPTEMBER 1962 EN 16 SEPTEMBER 1969 )
7 . GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK - NATIONALE REGELING DIE HANDELSVERKEER BEPERKT - VERENIGBAARHEID MET GEMEENSCHAPSRECHT - BEOORDELING - GEEN BETWISTING DOOR COMMUNAUTAIRE INSTANTIES - GEEN INVLOED
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 113 )
1 . HET VOEREN DOOR DE REGERING VAN EEN LID-STAAT VAN EEN BELEID VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN KAN NIET AAN DE VERBODSBEPALINGEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT ONTSNAPPEN OP DE ENKELE GROND DAT HET NIET IN VOOR ONDERNEMINGEN BINDENDE BESLUITEN IS GEFORMULEERD , WANT ZELFS REGERINGSMAATREGELEN ZONDER BINDENDE KRACHT KUNNEN VAN DIEN AARD ZIJN , DAT ZIJ HET GEDRAG VAN ONDERNEMINGEN BEINVLOEDEN EN ALDUS DE DOELSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP VERIJDELEN .
2 . DE OVEREENKOMST VAN 20 MEI 1975 TUSSEN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE STAAT ISRAEL MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ DE OPLEGGING VAN NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING AAN DE UITVOER VAN EEN LID-STAAT NAAR ISRAEL NIET VERBIEDT .
3 . VERORDENING NR . 2603/69 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ HET EEN LID-STAAT NIET VERBIEDT OM NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING OP TE LEGGEN AAN DE UITVOER VAN OLIE NAAR DERDE LANDEN . ARTIKEL 10 VAN DE VERORDENING EN DE BIJLAGE BIJ DEZE VERORDENING HOUDEN IMMERS DE BIJZONDERE MACHTIGING IN DIE DE LID-STATEN , NU DE BEVOEGDHEID OP HET GEBIED VAN DE HANDELSPOLITIEK NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE AAN DE GEMEENSCHAP IS OVERGEDRAGEN , NODIG HEBBEN OM DERGELIJKE MAATREGELEN OP TE LEGGEN , ZONDER DAT DAARBIJ ONDERSCHEID BEHOEFT TE WORDEN GEMAAKT TUSSEN REEDS BESTAANDE EN NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN .
4 . ARTIKEL 113 EEG-VERDRAG VERZET ZICH WELISWAAR ERTEGEN DAT BEPAALDE PRODUKTEN ALGEMEEN EN PRINCIPIEEL VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK WORDEN UITGESLOTEN , DOCH HET IS DE RAAD DAAROM NOG NIET VERBODEN IN HET KADER VAN DE DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID WAAROVER HIJ IN EEN ZO INGEWIKKELDE ECONOMISCHE MATERIE BESCHIKT , BEPAALDE PRODUKTEN VOORLOPIG VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER UIT TE SLUITEN . EEN DERGELIJKE UITSLUITING WAS MET NAME TOELAATBAAR VOOR AARDOLIE , GEZIEN DE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN DIE BEPAALDE LID-STATEN TERZAKE HEBBEN AANGEGAAN EN DE BIJZONDERE AARD VAN DIT PRODUKT , DAT VOOR DE ECONOMIE VAN EEN STAAT EN VOOR DE WERKING VAN ZIJN INSTELLINGEN EN OPENBARE DIENSTEN VAN VITAAL BELANG IS .
5 . DE ARTIKELEN 34 EN 85 VAN HET VERDRAG BELETTEN EEN LID-STAAT NIET OM OP DE GRONDSLAG VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 EEN BELEID TE VOEREN DAT EROP IS GERICHT , DE UITVOER VAN OLIE NAAR EEN DERDE LAND TE BEPERKEN OF TE VERBIEDEN . EEN DERGELIJK BELEID RAAKT IMMERS NIET SPECIFIEK DE UITVOER NAAR ANDERE LID-STATEN , BEOOGT NIET AAN DE NATIONALE PRODUKTIE OF DE BINNENLANDSE MARKT VAN DE BETROKKEN LID-STAAT EEN BIJZONDER VOORDEEL TE VERZEKEREN , EN KAN EVENMIN OP ZICHZELF DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT BEPERKEN OF VERVALSEN .
6 . OOK NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE EN NA DE VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 2603/69 , MOET EEN LID-STAAT DIE VOORNEMENS IS ZIJN STELSEL VAN LIBERALISATIE VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN TE WIJZIGEN , INGEVOLGE ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 JUNCTO DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEM BER 1962 EN ARTIKEL 15 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 16 SEPTEMBER 1969 , DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE DAARVAN VOORAFGAAND IN KENNIS STELLEN . DE LID-STAAT DIE DEZE VOORAFGAANDE KENNISGEVING ACHTERWEGE LAAT OF DAARVOOR EERST LATER DAN WEL ONVOLDOENDE ZORG DRAAGT , VOLDOET NIET AAN DE KRACHTENS VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN , DOCH DEZE NIET-NAKOMING KAN VOOR PARTICULIEREN GEEN RECHTEN IN HET LEVEN ROEPEN DIE DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES MOETEN BESCHERMEN .
7 . DE OMSTANDIGHEID DAT GEEN DER COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN DE WETTIGHEID VAN HET DOOR EEN LID-STAAT GEVOERDE BELEID VAN BEPERKING VAN HET HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN HEEFT BETWIST , HEEFT ALS ZODANIG GEEN INVLOED OP DE VERENIGBAARHEID VAN DIT BELEID MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .
IN ZAAK 174/84 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN DE HIGH COURT OF JUSTICE , QUEEN ' S BENCH DIVISION , COMMERCIAL COURT , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
BULK OIL ( ZUG ) AG ,
VERZOEKSTER ,
EN
SUN INTERNATIONAL LIMITED EN SUN OIL TRADING COMPANY ,
VERWEERSTERS ,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN EEN AANTAL BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT TEN EINDE TE KUNNEN BEOORDELEN , OF HET DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK IN 1981 GEVOERDE BELEID VAN KWANTITATIEVE BEPERKING VAN DE UITVOER VAN RUWE OLIE NAAR DERDE LANDEN , INZONDERHEID ISRAEL , VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT ,
1 BIJ BESCHIKKING VAN 18 MEI 1984 , TEN HOVE INGEKOMEN OP 4 JULI DAARAANVOLGENDE , HEEFT DE HIGH COURT OF JUSTICE , QUEEN ' S BENCH DIVISION , COMMERCIAL COURT , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERSCHILLENDE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN EEN AANTAL BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT TEN EINDE TE KUNNEN BEOORDELEN , OF HET DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK IN 1981 GEVOERDE BELEID VAN KWANTITATIEVE BEPERKING VAN DE UITVOER VAN RUWE OLIE NAAR DERDE LANDEN , INZONDERHEID ISRAEL , VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .
2 DE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GESCHIL TUSSEN BULK OIL ( ZUG ) AG ( HIERNA : BULK ), EEN VENNOOTSCHAP NAAR ZWITSERS RECHT , EN DE VENNOOTSCHAPPEN SUN INTERNATIONAL LIMITED EN SUN OIL TRADING COMPANY ( HIERNA : SUN ), DIE RESPECTIEVELIJK OP BERMUDA EN IN DE VERENIGDE STATEN ZIJN GEVESTIGD .
3 VASTSTAAT , DAT GROOT-BRITTANNIE SEDERT JANUARI 1979 EEN BELEID VOERT KRACHTENS HETWELK AARDOLIE VAN OORSPRONG UIT HET VERENIGD KONINKRIJK ENKEL MAG WORDEN UITGEVOERD NAAR DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP , DE LID-STATEN VAN HET INTERNATIONAAL ENERGIEAGENTSCHAP ( IEA ) EN DE LANDEN WAARMEE VOOR 1979 EEN REGELMATIG HANDELSVERKEER BESTOND ( MET NAME FINLAND ).
4 DIT BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IS NOOIT IN ENIGE WETSBEPALING OF WETTELIJKE MAATREGEL NEERGELEGD , MAAR HERHAALDELIJK IN MINISTERIELE VERKLARINGEN BEKENDGEMAAKT . HET WAS EROP GERICHT , RECHTSTREEKSE EN INDIRECTE UITVOER VAN RUWE OLIE NAAR ANDERE DAN BOVENGENOEMDE DERDE LANDEN TE VERBIEDEN . IN HET VERENIGD KONINKRIJK WERKZAME OLIEMAATSCHAPPIJEN WERDEN VAN DIT BELEID OP DE HOOGTE GEBRACHT EN VERZOCHT ZICH ERNAAR TE VOEGEN . SEDERT 1979 HEBBEN DE OLIEMAATSCHAPPIJEN , MET NAME BRITISH PETROLEUM , IN HUN STANDAARDCONTRACTEN EEN ' ' BESTEMMINGSCLAUSULE ' ' OPGENOMEN , KRACHTENS WELKE HET IEDERE KOPER VERBODEN IS AARDOLIE NAAR ANDERE DAN DE HIERVOOR GENOEMDE STATEN UIT TE VOEREN . OP 31 JANUARI 1979 LEGDE HET VERENIGD KONINKRIJK HET COMITE VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE LID-STATEN EEN DOCUMENT INZAKE ZIJN NIEUWE OLIEBELEID OVER .
5 BIJ CONTRACT VAN 13 APRIL 1981 VERKOCHT SUN AAN BULK BELANGRIJKE HOEVEELHEDEN RUWE OLIE UIT HET BRITSE GEDEELTE VAN DE NOORDZEE . HET CONTRACT BEVATTE DE VOLGENDE BESTEMMINGSCLAUSULE : ' ' BESTEMMING : BESTEMMING VRIJ , MAAR STEEDS IN OVEREENSTEMMING MET REGERINGSBELEID VAN UITVOEREND LAND ... ' ' . NADAT SUN HAD VASTGESTELD DAT BULK DE OLIE VOOR ISRAEL BESTEMDE , WEIGERDE BRITISH PETROLEUM , DIE DE BETROKKEN OLIE LEVERDE , DEZE AAN BOORD VAN HET DOOR BULK AANGEWEZEN SCHIP TE BRENGEN , OP GROND DAT DE LEVERING VAN AARDOLIE AAN ISRAEL IN STRIJD WAS MET HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK . SUN REAGEERDE OP DEZELFDE MANIER . BULK WENDDE ZICH TOT SUN , STELLENDE DAT ZIJ HAAR OP GROND VAN HET CONTRACT KON VERPLICHTEN , DE OLIE MET BESTEMMING ISRAEL TE DOEN LADEN , EN DAT SUN IN GEEN GEVAL HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK KON INROEPEN .
6 DAAROP WERD HET GESCHIL VOORGELEGD AAN EEN ARBITER , DIE ZICH MET NAME DIENDE UIT TE SPREKEN OVER DE VRAAG OF HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IN OVEREENSTEMMING WAS MET HET EEG-VERDRAG EN MET DE OVEREENKOMST VAN 11 MEI 1975 TUSSEN DE EEG EN DE STAAT ISRAEL . IN ZIJN BESLISSING VAN 8 OKTOBER 1982 OVERWOOG DE ARBITER DAT DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL GEEN BETREKKING HAD OP KWANTITATIEVE BEPERKINGEN BIJ UITVOER MAAR ENKEL OP DIE BIJ INVOER ; DAT DE UITVOER VAN RUWE OLIE NIET ONDER DE NORMALE WERKINGSSFEER VAN HET EEG-VERDRAG EN VAN DIE OVEREENKOMST VIEL ; DAT , ZO HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK NAAR GEMEENSCHAPSRECHT ONGELDIG WAS , DE DOOR SUN OPGELEGDE BEPERKING INZAKE DE BESTEMMING EVENEENS NIETIG ZOU ZIJN EN AAN BULK NIET KON WORDEN TEGENGEWORPEN . UITEINDELIJK KWAM DE ARBITER ECHTER TOT DE CONCLUSIE DAT BULK WANPRESTATIE HAD GELEVERD , EN IN ZIJN EINDBESLISSING VAN 5 MEI 1983 BEPAALDE HIJ DE DOOR BULK AAN SUN TE BETALEN SCHADEVERGOEDING OP MEER DAN 12 MILJOEN USD .
7 BULK HEEFT VAN DEZE BESLISSING BEROEP INGESTELD BIJ DE HIGH COURT OF JUSTICE , DIE HET HOF BIJ BESCHIKKING VAN DE QUEEN ' S BENCH DIVISION , COMMERCIAL COURT , VAN 18 MEI 1984 DE NAVOLGENDE PREJUDICIELE VRAGEN HEEFT GESTELD :
1 ) A ) MOET DE OVEREENKOMST VAN 11 MEI 1975 TUSSEN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE STAAT ISRAEL ( ' ' DE OVEREENKOMST ' ' ), ZOALS GESLOTEN BIJ VERORDENING NR . 1274/75 VAN DE RAAD ( ' ' DE VERORDENING ' ' ), WORDEN GEACHT TE VERBIEDEN :
I ) DE INVOERING VAN NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING VOOR DE UITVOER TUSSEN HET VERENIGD KONINKRIJK EN ISRAEL , EN ZO JA ,
II)DE INVOERING ( VAN DERGELIJKE BEPERKINGEN ) VOOR DE UITVOER VAN RUWE OLIE UIT HET VERENIGD KONINKRIJK NAAR ISRAEL ; EN VERDER
III)DE OPNEMING , IN EEN OVEREENKOMST TUSSEN TWEE PARTICULIEREN , VAN EEN CLAUSULE DIE DE UITVOER VAN RUWE OLIE UIT HET VERENIGD KONINKRIJK NAAR ISRAEL IN DE PERIODE VAN APRIL 1981 TOT EN MET JULI 1981 ( ' ' DE BETROKKEN PERIODE ' ' ) VERHINDERT?
B)HEBBEN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD INVLOED OP DE BEANTWOORDING VAN DEZE VRAAG?
2)ZO JA , ZOU EEN MAATREGEL IN DE VORM VAN EEN BELEID ( ' ' HET BELEID ' ' ) DAT HET VERENIGD KONINKRIJK ZOU HEBBEN GEVOERD EN DAT DE UITVOER VAN RUWE NOORDZEE-OLIE NAAR ANDERE LANDEN DAN DE LID-STATEN VAN DE EEG , LANDEN AANGESLOTEN BIJ HET INTERNATIONAAL ENERGIEAGENTSCHAP , EN LANDEN WAARMEE TEN TIJDE VAN DE INVOERING VAN HET BELEID EEN REGELMATIG HANDELSVERKEER BESTOND , VERBOOD - EN DAT DUS DE RECHTSTREEKSE UITVOER VAN RUWE NOORDZEE-OLIE NAAR ISRAEL VERBOOD - , IN DE OMSTANDIGHEDEN VAN DE BETROKKEN PERIODE GERECHTVAARDIGD ZIJN GEWEEST VOLGENS ARTIKEL 11 VAN DE OVEREENKOMST EN DE VERORDENING? EN ZOU ZULK EEN MAATREGEL EEN MIDDEL TOT VERKAPTE DISCRIMINATIE OF EEN VERKAPTE BEPERKING VAN DE HANDEL TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN IN DE ZIN VAN GENOEMD ARTIKEL ZIJN GEWEEST?
3)VOOR ZOVER , GEZIEN DE ANTWOORDEN OP DE EERSTE TWEE VRAGEN , VAN BELANG :
A)HEBBEN DE RELEVANTE BEPALINGEN VAN DE OVEREENKOMST EN DE VERORDENING RECHTSTREEKSE WERKING IN DIE ZIN , DAT EEN PARTICULIER ZICH EROP KAN BEROEPEN?
B)KAN EEN PARTICULIER ER ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN EEN BEROEP OP DOEN TEGENOVER EEN ANDERE PARTICULIER?
C)KAN EEN PARTICULIER ZICH ER TEGENOVER EEN ANDERE PARTICULIER OP BEROEPEN WANNEER DE TWEE BEDOELDE PARTICULIEREN EEN CONTRACT HEBBEN GESLOTEN DAT EEN CLAUSULE BEVAT DIE VERLANGT DAT MEN ZICH RICHT NAAR HET BELEID VAN EEN LID-STAAT , DAT IN STRIJD IS MET BEDOELDE BEPALINGEN ( VAN DE OVEREENKOMST EN DE VERORDENING)?
4)VOOR ZOVER , GEZIEN DE ANTWOORDEN OP DE EERSTE DRIE VRAGEN , VAN BELANG : WAS , GELET OP VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD , DE AANVAARDING VAN HET BELEID ONVERENIGBAAR MET HET EEG-VERDRAG - HETZIJ VOLSTREKT , HETZIJ ENKEL IN ZOVERRE HET DE UITVOER VAN RUWE OLIE UIT HET VERENIGD KONINKRIJK NAAR ISRAEL BEINVLOEDDE OF VERBOOD - OMDAT HET VERDRAG ERAAN IN DE WEG STOND DAT HET VERENIGD KONINKRIJK EEN DERGELIJK BELEID VOERT
I ) ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN , DAN WEL
II)ZONDER KENNISGEVING AAN EN/OF OVERLEG MET EN/OF GOEDKEURING VAN DE COMMISSIE EN/OF DE RAAD VAN MINISTERS VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN?
5)INDIEN DE AANVAARDING VAN EEN DERGELIJK BELEID ONVERENIGBAAR WAS MET HET VERDRAG :
A)HEBBEN DE RELEVANTE BEPALINGEN VAN HET VERDRAG RECHTSTREEKSE WERKING IN DIE ZIN , DAT EEN PARTICULIER ZICH EROP KAN BEROEPEN?
B)KAN EEN PARTICULIER ER ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN EEN BEROEP OP DOEN TEGENOVER EEN ANDERE PARTICULIER?
C)KAN EEN PARTICULIER ZICH ER TEGENOVER EEN ANDERE PARTICULIER OP BEROEPEN WANNEER DE TWEE BEDOELDE PARTICULIEREN EEN CONTRACT HEBBEN GESLOTEN DAT EEN CLAUSULE BEVAT DIE VERLANGT DAT MEN ZICH RICHT NAAR HET BELEID VAN EEN LID-STAAT , DAT IN STRIJD IS MET BEDOELDE BEPALINGEN ( VAN HET VERDRAG)?
6)IS VOOR HET ANTWOORD OP DE VOORGAANDE VRAGEN VAN BELANG , DAT DE RAAD VAN MINISTERS EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEEN BEZWAREN HEBBEN GEUIT IN VERBAND MET DE WETTIGHEID VAN HET BELEID?
HET EERSTE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG ( 1 , SUB A )
8 MET DEZE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN TE VERNEMEN , OF DE OVEREENKOMST VAN 11 MEI 1975 TUSSEN DE EEG EN DE STAAT ISRAEL ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ HET VERENIGD KONINKRIJK VERBIEDT EEN BELEID TE VOEREN DAT NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING OPLEGT AAN DE UITVOER NAAR ISRAEL .
9 VOORAF DIENT TE WORDEN OPGEMERKT , DAT ER SPRAKE IS VAN EEN MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING ALS KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OP DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN , INDIEN EEN BELEID MET DAT SPECIFIEKE DOEL WORDT GEVOERD . EEN DERGELIJK BELEID OF EEN DERGELIJKE PRAKTIJK KUNNEN NIET AAN DE VERBODSBEPALINGEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT ONTSNAPPEN OP DE ENKELE GROND , DAT ZIJ NIET IN VOOR ONDERNEMINGEN BINDENDE BESLUITEN ZIJN GEFORMULEERD . ZELFS REGERINGSMAATREGELEN ZONDER BINDENDE KRACHT KUNNEN VAN DIEN AARD ZIJN , DAT ZIJ HET GEDRAG VAN ONDERNEMINGEN IN DIE STAAT BEINVLOEDEN EN ALDUS DE DOELSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP VERIJDELEN ( ZIE ARREST VAN 24.11.1982 , ZAAK 249/81 , COMMISSIE/IERLAND , JURISPR . 1982 , BLZ . 4005 ).
10 DE OVEREENKOMST VAN 20 MEI 1975 TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN DE STAAT ISRAEL ( PB 1975 , L 136 , BLZ . 1 ) BEOOGT DE GELEIDELIJKE OPHEFFING DER BELEMMERINGEN VOOR HET VOORNAAMSTE GEDEELTE VAN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE BEVORDERING VAN HET WEDERZIJDSE HANDELSVERKEER . IN ARTIKEL 3 WORDT ALS BEGINSEL GESTELD , DAT IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN ISRAEL GEEN NIEUWE INVOERRECHTEN OF HEFFINGEN VAN GELIJKE WERKING EN GEEN NIEUWE KWANTITATIEVE INVOERBEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING WORDEN INGEVOERD . LUIDENS ARTIKEL 4 WORDEN IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN ISRAEL GEEN NIEUWE INVOERRECHTEN OF HEFFINGEN VAN GELIJKE WERKING INGEVOERD .
11 ARTIKEL 11 BEPAALT : ' ' DE OVEREENKOMST VORMT GEEN BELETSEL VOOR VERBODEN OF BEPERKING VAN INVOER , UITVOER OF DOORVOER , DIE GERECHTVAARDIGD ZIJN UIT HOOFDE VAN DE BESCHERMING VAN DE OPENBARE ZEDELIJKHEID , DE OPENBARE ORDE , DE OPENBARE VEILIGHEID , DE GEZONDHEID EN HET LEVEN VAN PERSONEN EN DIEREN OF HET BEHOUD VAN PLANTEN , VAN DE BESCHERMING VAN HET NATIONAAL ARTISTIEK , HISTORISCH EN ARCHEOLOGISCH BEZIT OF UIT HOOFDE VAN DE BESCHERMING VAN DE INDUSTRIELE EN COMMERCIELE EIGENDOM , NOCH VOOR VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE GOUD EN ZILVER . DEZE VERBODEN OF BEPERKINGEN MOGEN ECHTER GEEN MIDDEL TOT WILLEKEURIGE DISCRIMINATIE , NOCH EEN VERKAPTE BEPERKING VAN DE HANDEL TUSSEN DE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST VORMEN . ' '
12 INGEVOLGE ARTIKEL 12 VAN DE OVEREENKOMST ZIJN ALLE CONCURRENTIEWERENDE GEDRAGINGEN VAN ONDERNEMINGEN OF STATEN , VOOR ZOVER DAARDOOR HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN ISRAEL KAN WORDEN BEINVLOED , ONVERENIGBAAR MET DE GOEDE WERKING VAN DE OVEREENKOMST . TENSLOTTE BEPAALT ARTIKEL 25 , LID 1 , VAN DE OVEREENKOMST , DAT ' ' DE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST ZICH ONTHOUDEN VAN ELKE MAATREGEL DIE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELEINDEN VAN DE OVEREENKOMST IN GEVAAR KAN BRENGEN ' ' .
13 VOLGENS BULK VORMT DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL , NA DE VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 2603/69 VAN 20 DECEMBER 1969 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER ( PB 1969 , L 324 , BLZ . 25 ), DE TWEEDE COMMUNAUTAIRE MAATREGEL MET BETREKKING TOT ISRAEL IN HET KADER VAN DE IN HET VERDRAG VOORZIENE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK , EN KUNNEN DE LID-STATEN OP DIT GEBIED DERHALVE GEEN ENKELE MAATREGEL MEER TREFFEN ZONDER VOORAFGAANDE MACHTIGING VAN DE GEMEENSCHAP . UIT HET ONDERZOEK VAN DEZE OVEREENKOMST , MET NAME DE PREAMBULE EN ARTIKEL 1 , ZOU BLIJKEN DAT DE GEMEENSCHAP DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSEN DE EEG EN ISRAEL UITPUTTEND HEEFT GEREGELD . DEZE REGELING ZOU ZOWEL DE UITVOER- ALS DE INVOERBEPERKINGEN OMVATTEN EN OOK VOOR DE HANDEL IN RUWE OLIE GELDEN . BOVENDIEN ZOU HET VERBOD OM BRITSE OLIE NAAR ISRAEL UIT TE VOEREN , DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN DE OVEREENKOMST IN GEVAAR KUNNEN BRENGEN , ZULKS IN STRIJD MET DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 25 , LID 1 , VAN DIE OVEREENKOMST . TENSLOTTE ZOUDEN DE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN WAARTOE HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK AANLEIDING HEEFT GEGEVEN , INZONDERHEID DE OPNEMING VAN EEN BESTEMMINGSCLAUSULE IN ALLE CONTRACTEN , IN STRIJD ZIJN MET DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 12 , LID 1 , VAN DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL .
14 SUN , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE BETOGEN DAARENTEGEN , DAT DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL ALLEEN BETREKKING HEEFT OP INVOERBEPERKINGEN EN GEEN BEPALING BEVAT DIE KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING VERBIEDT . UIT DE PREAMBULE NOCH UIT ENIGE BEPALING - DAARONDER BEGREPEN DE ARTIKELEN 1 EN 11 - VAN DE OVEREENKOMST ZOU ZIJN AF TE LEIDEN , DAT DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EEN ZO BELANGRIJKE CLAUSULE STILZWIJGEND ZIJN OVEREENGEKOMEN . DIT ZOU OOK BLIJKEN BIJ VERGELIJKING MET ANDERE ASSOCIATIEOVEREENKOMSTEN - WAARIN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN UITDRUKKELIJK WORDEN VERBODEN - EN UIT DE RECHTSPRAAK VAN HET HOF , MET NAME HET ARREST VAN 11 OKTOBER 1979 ( ZAAK 225/78 , BOUHELIER E.A ., JURISPR . 1979 , BLZ . 3151 ).
15 ARTIKEL 3 VAN DE OVEREENKOMST VERBIEDT UITDRUKKELIJK ELKE NIEUWE KWANTITATIEVE INVOERBEPERKING OF MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING . OP EXPORTGEBIED EVENWEL VERBIEDT ARTIKEL 4 ENKEL DE INVOERING VAN NIEUWE UITVOERRECHTEN OF HEFFINGEN VAN GELIJKE WERKING . DIT ARTIKEL NOCH ENIGE ANDERE BEPALING VAN DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL BEVAT EEN UITDRUKKELIJK VERBOD VAN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING IN HET HANDELSVERKEER TUSSEN DE EEG EN ISRAEL .
16 BIJ DE UITLEGGING VAN ANALOGE BEPALINGEN IN EEN SOORTGELIJKE OVEREENKOMST OORDEELDE HET HOF REEDS IN VOORNOEMD ARREST VAN 11 OKTOBER 1979 ( BOUHELIER ), DAT UIT ARTIKEL 11 , HOE DUBBELZINNIG HET OOK MOGE ZIJN , NIET KAN WORDEN AFGELEID DAT DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN STILZWIJGEND EEN VERBOD VAN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN ZOUDEN ZIJN OVEREENGEKOMEN . GELIJK SUN , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE TERECHT HEBBEN GESTELD , MOET DAN OOK WORDEN AANGENOMEN DAT DE OVEREENKOMST DE GEMEENSCHAP OF HAAR LID-STATEN GEEN ENKELE VERPLICHTING OPLEGT TER ZAKE VAN DE INVOERING OF AFSCHAFFING VAN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING .
17 NU KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN DERHALVE BUITEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EEG EN ISRAEL VALLEN , DIENT HET BETOOG ALS ZOUDEN DE LID-STATEN ALS GEVOLG VAN DEZE OVEREENKOMST HUN BEVOEGDHEID TOT INVOERING VAN DERGELIJKE BEPERKINGEN HEBBEN VERLOREN , TE WORDEN VERWORPEN , EN KOMT DE VRAAG OF MAATREGELEN HOUDENDE KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN VERENIGBAAR ZIJN MET DE ARTIKELEN 11 , 12 EN 25 , LID 1 , VAN DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL , NIET MEER AAN DE ORDE .
18 BIJGEVOLG BEHOEFT EVENMIN TE WORDEN GEANTWOORD OP DE VRAGEN 1 , SUB A ), II ) EN 1 , SUB A ), III ), DOOR DE NATIONALE RECHTER ENKEL GESTELD VOOR HET GEVAL DE OVEREENKOMST EEG-ISRAEL ALDUS ZOU WORDEN UITGELEGD DAT ZIJ VOOR DE LID-STATEN HET VERBOD INHOUDT OM AAN HUN UITVOER NAAR ISRAEL NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING OP TE LEGGEN .
19 MITSDIEN MOET OP HET EERSTE DEEL VAN DE VRAAG WORDEN GEANTWOORD , DAT DE OVEREENKOMST VAN 20 MEI 1975 TUSSEN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE STAAT ISRAEL ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ DE OPLEGGING VAN NIEUWE KWANTI TATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING AAN DE UITVOER VAN EEN LID-STAAT NAAR ISRAEL NIET VERBIEDT .
HET TWEEDE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG ( 1 , SUB B )
20 MET DEZE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER IN WEZEN TE VERNEMEN OF VERORDENING NR . 2603/69 ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT OP HET GEBIED VAN DE OLIEUITVOER EEN BELEID ALS HET ONDERHAVIGE IS TOEGESTAAN .
21 ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1969 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER ( PB 1969 , L 324 , BLZ . 25 ) BEPAALT : ' ' DE UITVOER VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP NAAR DERDE LANDEN IS VRIJ , HETGEEN BETEKENT DAT ZIJ NIET ONDERHEVIG IS AAN KWANTITATIEVE BEPERKINGEN , MET UITZONDERING VAN DIE WELKE OVEREENKOMSTIG DEZE VERORDENING WORDEN TOEGEPAST . ' ' INGEVOLGE ARTIKEL 10 IS ' ' TOTDAT DE RAAD , OP VOORSTEL VAN DE COMMISSIE , MET GEKWALIFICEERDE MEERDERHEID VAN STEMMEN EEN BESLUIT HEEFT GENOMEN WAARBIJ VOOR DE IN DE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING TOT STAND WORDT GEBRACHT , HET IN ARTIKEL 1 NEERGELEGDE BEGINSEL VAN VRIJHEID VAN UITVOER OP COMMUNAUTAIR NIVEAU NIET VAN TOEPASSING OP DEZE PRODUKTEN ' ' . TOT DE IN DE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN BEHOREN ( POSTEN 27.09 EN 27.10 ) RUWE OLIE EN AARDOLIE .
22 VOLGENS BULK STAAN ARTIKEL 113 EEG-VERDRAG EN VERORDENING NR . 2603/69 ERAAN IN DE WEG DAT EEN LID-STAAT ZONDER BIJZONDERE MACHTIGING EEN BELEID VASTSTELT EN HANDHAAFT , WAARBIJ DE UITVOER VAN AARDOLIE NAAR BEPAALDE DERDE LANDEN , DAARONDER BEGREPEN ISRAEL , WORDT VERBODEN .
23 MET EEN BEROEP OP ' S HOFS RECHTSPRAAK TER ZAKE VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK VOERT BULK AAN , DAT DE GEMEENSCHAP OP DAT GEBIED OVER EEN UITSLUITENDE BEVOEGDHEID BESCHIKT EN DE LID-STATEN SLECHTS MET UITDRUKKELIJKE MACHTIGING VAN DE GEMEENSCHAP MAATREGELEN KUNNEN VASTSTELLEN ; DAT DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK MAATREGELEN TER BEPERKING VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN OMVAT , ONGEACHT OF HET GAAT OM KWANTITATIEVE BEPERKINGEN DAN WEL OM MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING ; DAT HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EEN HANDELSPOLITIEKE MAATREGEL WAS , BEDOELD OM DE UITVOER VAN RUWE OLIE NAAR DERDE LANDEN TE REGELEN , DIE DE HANDELWIJZE DER ONDERNEMINGEN RECHTSTREEKS BEINVLOEDDE ; DAT DE GEMEENSCHAP DIT BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK NIET UITDRUKKELIJK HEEFT TOEGESTAAN .
24 VOLGENS BULK KAN ARTIKEL 10 VAN VOORNOEMDE VERORDENING NR . 2603/69 NIET ALS EEN DERGELIJKE MACHTIGING WORDEN BESCHOUWD . BLIJKENS DE CONSIDERANS EN DE ALGEMENE OPZET VAN VERORDENING NR . 2603/69 ZOU HET IN ARTIKEL 1 NEERGELEGDE BEGINSEL VAN VRIJE UITVOER NAAR DERDE LANDEN IN ARTIKEL 10 VOOR BEPAALDE PRODUKTEN ENKEL TERZIJDE ZIJN GESTELD OM TE VOORKOMEN , DAT REEDS BESTAANDE NATIONALE UITVOERBEPERKINGEN VOOR DE IN DE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN BIJ HET VERSTRIJKEN VAN DE OVERGANGSPERIODE ZOUDEN KOMEN TE VERVALLEN . DEZE BEPALINGEN ZOUDEN GEENSZINS TOT DOEL OF TEN GEVOLGE HEBBEN GEHAD , DAT HET DE LID-STATEN VOLLEDIG VRIJ ZOU STAAN , AL WAS HET MAAR VOOR EEN IN DE BIJLAGE BIJ DE VERORDENING GENOEMD PRODUKT , NIEUWE UITVOERBEPERKINGEN IN TE VOEREN . DE UITVOER VAN RUWE OLIE ZOU DERHALVE BINNEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN VERORDENING NR . 2603/69 EN BIJGEVOLG VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK ZIJN GEBLEVEN , GELIJK OOK ZOU BLIJKEN UIT DE VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 1934/82 VAN DE RAAD VAN 12 JULI 1982 , WAARBIJ VERORDENING NR . 2603/69 IS GEWIJZIGD EN EEN NIEUWE REGELING VOOR DE UITVOER VAN RUWE OLIE IS INGEVOERD ( PB 1982 , L 211 , BLZ . 1 ).
25 ZO DE RAAD DE LID-STATEN DE VOLLE VRIJHEID HAD WILLEN LATEN OM NIEUWE UITVOERBEPERKINGEN OP TE LEGGEN VOOR ALLE IN DE BIJLAGE BIJ VERORDENING NR . 2603/69 GENOEMDE PRODUKTEN - DIT WORDT DOOR BULK BETWIST - ZOU EEN DERGELIJKE BEPALING ONVERENIGBAAR ZIJN MET HET VERDRAG , MET NAME ARTIKEL 113 , EN BIJGEVOLG NIETIG .
26 MET EEN BEROEP OP VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF ZIJN SUN , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE HET EROVER EENS , DAT DE GEMEENSCHAP VOOR DE REGELING VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN UITSLUITEND BEVOEGD IS . OP HET GEBIED VAN DE HANDELSPOLITIEK ZOU DERHALVE ALS BEGINSEL GELDEN DAT DE LID-STATEN SLECHTS NATIONALE MAATREGELEN KUNNEN VASTSTELLEN , WANNEER DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP HUN DAARTOE EEN BIJZONDERE MACHTIGING HEBBEN VERLEEND .
27 VERORDENING NR . 2603/69 ZOU EVENWEL EEN MAATREGEL ZIJN TER UITVOERING VAN ARTIKEL 113 OP HET GEBIED VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN . OFSCHOON ARTIKEL 1 HET ALGEMENE BEGINSEL BEVAT DAT DIE UITVOER VRIJ IS , VOLGT UIT ARTIKEL 10 ONDUBBELZINNIG DAT DIT BEGINSEL VAN VRIJE UITVOER NIET GELDT VOOR DE IN DE BIJLAGE BIJ DE VERORDENING GENOEMDE PRODUKTEN , WAARONDER AARDOLIE . INGEVOLGE VERORDENING NR . 2603/69 ZOUDEN LID-STATEN DIE IN DE BIJLAGE VOORKOMENDE PRODUKTEN AAN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN HADDEN ONDERWORPEN , DIE BEPERKINGEN DERHALVE MOGEN WIJZIGEN EN NIEUWE BEPERKINGEN MOGEN INVOEREN , TOTDAT DE RAAD VOOR DIE PRODUKTEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 10 VAN DE VERORDENING EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING TOT STAND ZOU HEBBEN GEBRACHT .
28 DEZE OPVATTING ZOU STEUN VINDEN IN VOORNOEMDE VERORDENING NR . 1934/82 VAN DE RAAD , DIE LUIDENS HAAR CONSIDERANS TOT DOEL HAD , DE DRAAGWIJDTE VAN DE ARTIKELEN 1 EN 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 ' ' DUIDELIJKER AAN TE GEVEN ' ' . IN ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NR . 1934/82 ZOU EEN ENKEL PRODUKT , RUWE OLIE , VOOR ALLE LID-STATEN VAN DE TOEPASSING VAN HET BEGINSEL VAN VRIJE UITVOER OP COMMUNAUTAIR NIVEAU ZIJN UITGESLOTEN , ' ' GEZIEN MET NAME DE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN DIE BEPAALDE LID-STATEN HEBBEN AANGEGAAN ' ' . OP GROND VAN DEZE VERORDENING ZOUDEN DUS ALLE LID-STATEN , ONGEACHT OF ZIJ HUN OLIEUITVOER IN HET VERLEDEN AL DAN NIET HEBBEN BEPERKT , VRIJ ZIJN ZULKS TE DOEN EN WAREN ZIJ DIT REEDS ONDER DE REGELING VAN VERORDENING NR . 2603/69 .
29 ER ZIJ AAN HERINNERD DAT LUIDENS ARTIKEL 113 , LID 1 , EEG-VERDRAG DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK GEGROND IS OP EENVORMIGE BEGINSELEN MET NAME WAT BETREFT DE TARIEFWIJZIGINGEN , HET SLUITEN VAN TARIEF- EN HANDELSAKKOORDEN , HET EENVORMIG MAKEN VAN LIBERALISATIEMAATREGELEN , DE UITVOERPOLITIEK , ALSMEDE DE HANDELSPOLITIEKE BESCHERMINGSMAATREGELEN .
30 VOORTS KAN MEN , GELIJK HET HOF OPMERKTE IN ZIJN ADVIES VAN 11 NOVEMBER 1975 ( ADVIES 1/75 , JURISPR . 1975 , BLZ . 1355 ), ' ' NIET AANNEMEN DAT ER OP ... ( EEN ) GEBIED , DAT ONDER DE UITVOERPOLITIEK , EN MEER IN HET ALGEMEEN ONDER DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK VALT , ZOWEL IN DE COMMUNAUTAIRE ALS IN DE INTERNATIONALE RECHTSORDE EEN BEVOEGDHEID VAN DE LID-STATEN BESTAAT NAAST DIE VAN DE GEMEENSCHAP ... NEEMT MEN EEN DERGELIJKE BEVOEGDHEID AAN , DAN ZOU MEN IMMERS ERKENNEN DAT DE LID-STATEN IN HUN BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN EEN ANDER STANDPUNT KUNNEN INNEMEN DAN DE GEMEENSCHAP , HETGEEN DE INSTITUTIONELE PRAKTIJK ZOU VERSTOREN , DE VERTROUWENSVERHOUDINGEN BINNEN DE GEMEENSCHAP ZOU ONDERMIJNEN EN HAAR ZOU VERHINDEREN HAAR TAAK TE VERVULLEN TER BEHARTIGING VAN HET ALGEMEEN BELANG . ' '
31 MITSDIEN MOET WORDEN GECONCLUDEERD , GELIJK HET HOF OVERWOOG IN HET ARREST VAN 15 DECEMBER 1976 ( ZAAK 41/76 , DONCKERWOLCKE , JURISPR . 1976 , BLZ . 1921 ), DAT KRACHTENS ARTIKEL 113 , LID 1 , DE BEVOEGDHEID OP HET GEBIED VAN DE HANDELSPOLITIEK VOLLEDIG AAN DE GEMEENSCHAP IS OVERGEDRAGEN , ZODAT NATIONALE HANDELSPOLITIEKE MAATREGELEN NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE SLECHTS TOELAATBAAR ZIJN , WANNEER DE GEMEENSCHAP DAARTOE EEN BIJZONDERE MACHTIGING HEEFT VERLEEND .
32 ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NR . 2603/69 STELT ALS ALGEMEEN BEGINSEL , DAT DE UITVOER VAN DE GEMEENSCHAP NAAR DERDE LANDEN VRIJ IS , DAT WIL ZEGGEN NIET ONDERWORPEN IS AAN KWANTITATIEVE BEPERKINGEN , MET UITZONDERING VAN DIE WELKE OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN DEZE VERORDENING WORDEN TOEGEPAST . ARTIKEL 10 VAN DE VERORDENING HEEFT DE DRAAGWIJDTE VAN DIT BEGINSEL VOOR BEPAALDE PRODUKTEN VOORLOPIG BEPERKT TOTDAT DE RAAD VOOR DIE PRODUKTEN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING TOT STAND HEEFT GEBRACHT ; HET BEPAALT DAT HET BEGINSEL VAN VRIJE UITVOER UIT DE GEMEENSCHAP NIET VAN TOEPASSING IS OP DE IN DE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN , WAARONDER AARDOLIE .
33 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD , GELIJK SUN , HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE HEBBEN BETOOGD , DAT ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 EN DE BIJLAGE BIJ DEZE VERORDENING EEN BIJZONDERE MACHTIGING VOOR DE LID-STATEN INHOUDEN OM DE UITVOER VAN AARDOLIE NAAR DERDE LANDEN AAN KWANTITATIEVE UITVOERBEPERKINGEN TE ONDERWERPEN , ZONDER DAT DAARBIJ ONDERSCHEID BEHOEFT TE WORDEN GEMAAKT TUSSEN REEDS BESTAANDE EN NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN .
34 MET BETREKKING TOT HET ARGUMENT VAN BULK , DAT ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 IN DEZE UITLEGGING ONVERENIGBAAR MET ARTIKEL 113 EEG-VERDRAG EN DERHALVE NIETIG IS , DIENT EVENWEL TE WORDEN OPGEMERKT , DAT HET HOF IN ZIJN ADVIES VAN 4 OKTOBER 1979 ( ADVIES 1/78 , JURISPR . 1979 , BLZ . 2871 ) HEEFT OVERWOGEN : ' ' WANNEER ... DE STRUCTURERING VAN DE ECONOMISCHE BANDEN VAN DE GEMEENSCHAP MET DERDE LANDEN GEVOLGEN ZOU KUNNEN HEBBEN VOOR BEPAALDE SECTOREN VAN HET ECONOMISCH BELEID - ZOALS DE BEVOORRADING VAN DE GEMEENSCHAP MET GRONDSTOFFEN OF DE PRIJSPOLITIEK , ZOALS JUIST HET GEVAL IS BIJ DE REGULERING VAN DE INTERNATIONALE HANDEL IN BASISPRODUKTEN - , IS DAT GEEN REDEN OM DERGELIJKE ONDERWERPEN UIT TE SLUITEN VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE REGELS VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK . EVENZO IS DE OMSTANDIGHEID DAT EEN PRODUKT VANWEGE DE VORMING VAN VEILIGHEIDSVOORRADEN POLITIEK BELANGRIJK IS , GEEN REDEN OM HET BUITEN HET GEBIED VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK TE PLAATSEN . ' '
35 ER DIENT EVENWEL OP TE WORDEN GEWEZEN , DAT HET HOF IN DIT ADVIES SLECHTS DOELDE OP HET VERBOD OM BEPAALDE PRODUKTEN ALGEMEEN EN PRINCIPIEEL VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK UIT TE SLUITEN , EN GEENSZINS OP DE DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID VAN DE RAAD OM BEPAALDE PRODUKTEN VOORLOPIG VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE UITVOERREGELING UIT TE SLUITEN .
36 IN HET KADER VAN DE DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID WAAROVER HIJ IN EEN ZO INGEWIKKELDE ECONOMISCHE MATERIE BESCHIKT , KON DE RAAD IN CASU ZONDER MISKENNING VAN DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 113 EEN PRODUKT ALS AARDOLIE VOORLOPIG UITSLUITEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN , GEZIEN MET NAME DE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN DIE BEPAALDE LID-STATEN TERZAKE HEBBEN AANGEGAAN EN DE BIJZONDERE AARD VAN DIT PRODUKT , DAT VOOR DE ECONOMIE VAN EEN STAAT EN VOOR DE WERKING VAN ZIJN INSTELLINGEN EN OPENBARE DIENSTEN VAN VITAAL BELANG IS .
37 MITSDIEN MOET OP HET TWEEDE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG WORDEN GEANTWOORD , DAT VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1969 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER ALDUS MOETEN WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ HET EEN LID-STAAT NIET VERBIEDT OM KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING OP TE LEGGEN AAN DE UITVOER VAN OLIE NAAR DERDE LANDEN .
DE TWEEDE EN DE DERDE VRAAG
38 UIT HET VOORGAANDE VOLGT DAT DE TWEEDE EN DE DERDE VRAAG VAN DE VERWIJZENDE RECHTER NIET BEHOEVEN TE WORDEN BEANTWOORD .
DE VIERDE EN DE VIJFDE VRAAG
39 GELET OP DE HIERVOOR GEFORMULEERDE ANTWOORDEN , MOETEN DEZE VRAGEN IN WEZEN WORDEN GEINTERPRETEERD ALS VOLGT :
- BELETTEN ANDERE VERDRAGSBEPALINGEN HET VERENIGD KONINKRIJK , EEN BELEID ALS HET ONDERHAVIGE TE VOEREN ;
- MOEST EEN DERGELIJK BELEID VOOR ZIJN INWERKINGTREDING BIJ DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN WORDEN AANGEMELD OF DOOR DEZE WORDEN GOEDGEKEURD EN , ZO JA , WELKE GEVOLGEN MOETEN DAARAAN WORDEN VERBONDEN?
DEZE TWEE VRAGEN ZULLEN ACHTEREENVOLGENS WORDEN BEANTWOORD .
UITLEGGING VAN DE ANDERE VERDRAGSBEPALINGEN
40 BULK BETOOGT IN DE EERSTE PLAATS , DAT HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IN STRIJD IS MET ARTIKEL 34 EEG-VERDRAG . DIT BELEID ZOU IMMERS NIET ALLEEN DE RECHTSTREEKSE UITVOER VAN RUWE OLIE NAAR DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK NIET TOEGELATEN BESTEMMINGEN VERBIEDEN , MAAR OOK DE UITVOER NAAR ANDERE LID-STATEN , VANWAAR DE OLIE NAAR DERGELIJKE BESTEMMINGEN ZOU KUNNEN WORDEN WEDERUITGEVOERD . DE BE STEMMINGSCLAUSULE , DIE IN ALLE BRITSE CONTRACTEN IS OPGENOMEN , ZOU DERHALVE HET INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELSVERKEER BELEMMEREN .
41 GELIJK HET HOF REEDS IN HET ARREST VAN 8 NOVEMBER 1979 ( ZAAK 15/79 , GROENVELD , JURISPR . 1979 , BLZ . 3409 ) OORDEELDE , HEEFT ARTIKEL 34 EEG-VERDRAG BETREKKING OP ' ' NATIONALE MAATREGELEN DIE EEN SPECIFIEKE BEPERKING VAN HET UITGAAND GOEDERENVERKEER TOT DOEL OF GEVOLG HEBBEN EN ALDUS TOT EEN ONGELIJKE BEHANDELING VAN DE BINNENLANDSE HANDEL EN DE UITVOERHANDEL VAN EEN LID-STAAT LEIDEN , WAARDOOR AAN DE NATIONALE PRODUKTIE OF DE BINNENLANDSE MARKT VAN DE BETROKKEN LID-STAAT TEN KOSTE VAN DE PRODUKTIE OF DE HANDEL VAN ANDERE LID-STATEN EEN BIJZONDER VOORDEEL WORDT VERZEKERD ' ' .
42 DIT KAN NIET WORDEN GEZEGD VAN EEN BELEID ALS HET ONDERHAVIGE . HET ONDERHAVIGE BELEID , DAT ENKEL DE UITVOER NAAR BEPAALDE DERDE LANDEN BETREFT , RAAKT NIET SPECIFIEK DE UITVOER NAAR ANDERE LID-STATEN EN BEOOGT NIET AAN DE NATIONALE PRODUKTIE OF DE BINNENLANDSE MARKT VAN DE BETROKKEN LID-STAAT EEN BIJZONDER VOORDEEL TE VERZEKEREN .
43 BULK BETOOGT VOORTS DAT DE BESTEMMINGSCLAUSULE IN DE BRITSE CONTRACTEN , WAARDOOR HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK DOOR VERWIJZING IN DIE CONTRACTEN WORDT OPGENOMEN , IN STRIJD IS MET ARTIKEL 85 EEG-VERDRAG . DE OP HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TERUG TE VOEREN OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN , INZONDERHEID DE OPNEMING VAN EEN BESTEMMINGSCLAUSULE IN ALLE CONTRACTEN , ZOUDEN IMMERS OVEREENKOMSTEN TUSSEN ONDERNEMINGEN ZIJN DIE ERTOE STREKKEN DAT DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT WORDT BEPERKT OF VERVALST EN TEN GEVOLGE HEBBEN DAT DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDEL ONGUNSTIG WORDT BEINVLOED . HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK ZOU DE OLIEMAATSCHAPPIJEN DERHALVE MACHTIGEN , ZO NIET VERPLICHTEN , IN STRIJD MET DE ARTIKELEN 3 , SUB F , 5 EN 85 EEG-VERDRAG INBREUK TE MAKEN OP ARTIKEL 85 VAN HET VERDRAG .
44 ZOALS GEZEGD KAN EEN MAATREGEL ALS DE ONDERHAVIGE , DIE SPECIFIEK BETREKKING HEEFT OP DE UITVOER VAN AARDOLIE NAAR EEN DERDE LAND , OP ZICHZELF NIET DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT BEPERKEN OF VERVALSEN . DERHALVE KAN ZIJ NIET DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDEL ONGUNSTIG BEINVLOEDEN EN GEEN INBREUK MAKEN OP DE ARTIKELEN 3 , SUB F , 5 EN 85 EEG-VERDRAG .
45 MITSDIEN MOET OP HET EERSTE DEEL VAN DE VRAAG WORDEN GEANTWOORD DAT DE ARTIKELEN 34 EN 85 EEG-VERDRAG ALDUS MOETEN WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ EEN LID-STAAT NIET BELETTEN OM OP DE GRONDSLAG VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 EEN BELEID TE VOEREN DAT EROP IS GERICHT , DE UITVOER VAN OLIE NAAR EEN DERDE LAND TE BEPERKEN OF TE VERBIEDEN .
DE VERPLICHTING VAN VOORAFGAANDE KENNISGEVING , AANMELDING OF GOEDKEURING
46 VOLGENS BULK WAS HET VERENIGD KONINKRIJK INGEVOLGE TITEL II ( ' ' COMMUNAUTAIRE PROCEDURE VOOR HET UITWISSELEN VAN GEGEVENS EN VOOR OVERLEG ' ' ) EN TITEL III ( ' ' VRIJWARINGSMAATREGELEN ' ' ) VAN VERORDENING NR . 2603/69 , MET NAME DE ARTIKELEN 4 , 6 , 7 EN 8 , GELEZEN IN VERBINDING MET ARTIKEL 113 EEG-VERDRAG , VERPLICHT OM VOOR DE INVOERING VAN HET BETROKKEN BELEID DE COMMUNAUTAIRE AUTORITEITEN DAARVAN OP DE HOOGTE TE BRENGEN EN DAARVOOR HUN GOEDKEURING TE BEKOMEN .
47 MET BETREKKING TOT DE OP DE LID-STATEN RUSTENDE VERPLICHTING TOT VOORAFGAANDE MEDEDELING , VERWIJST BULK NAAR ' S HOFS RECHTSPRAAK OP VISSERIJGEBIED , MET NAME DE ARRESTEN VAN 4 OKTOBER 1979 ( ZAAK 141/78 , FRANSE REPUBLIEK/VERENIGD KONINKRIJK , JURISPR . 1979 , BLZ . 2923 ), 10 JULI 1980 ( ZAAK 32/79 , COMMISSIE/VERENIGD KONINKRIJK , JURISPR . 1980 , BLZ . 2403 ) EN 5 MEI 1981 ( ZAAK 804/79 , COMMISSIE/VERENIGD KONINKRIJK , JURISPR . 1981 , BLZ . 1045 ). OP 6 JULI 1981 ZOU DE COMMISSIE BIJ DE RAAD EEN VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN VERORDENING NR . 2603/69 HEBBEN INGEDIEND , WAARBIJ RUWE OLIE UIT DE BIJLAGE BIJ DIE VERORDENING ZOU WORDEN GESCHRAPT , BEHALVE VOOR FRANKRIJK . HIERUIT ZOU NAAR ANALOGIE VOLGEN , DAT HET VERENIGD KONINKRIJK , IN EEN PERIODE WAARIN DE RAAD BEZIG WAS MET HET VASTSTELLEN VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE POLITIEK OP EEN GEBIED DAT DOOR HET VERDRAG AAN DE GEMEENSCHAP IS VOORBEHOUDEN , NIET ZONDER VOORAFGAAND OVERLEG MET DE COMMISSIE EEN EENZIJDIGE MAATREGEL KON VASTSTELLEN . KRACHTENS DE ARTIKELEN 5 EN 155 EEG-VERDRAG WAS DE COMMISSIE BIJ UITSLUITING BEVOEGD OM DEZE MAATREGEL TOE TE STAAN DAN WEL BEZWAREN OF VOORBEHOUDEN TE FORMULEREN WAARNAAR HET VERENIGD KONINKRIJK ZICH DAN HAD TE VOEGEN .
48 TENSLOTTE ZOUDEN DE LID-STATEN INGEVOLGE ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 ( PB 1961 , BLZ . 1273 ) EN PARAGRAAF II , SUB B , B , VAN DE BIJLAGE BIJ DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1962 ( PB 1962 , BLZ . 2353 ) VERPLICHT ZIJN OM , ALVORENS ENIGE MAATREGEL TOT WIJZIGING VAN DE REGELING VOOR DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN VAST TE STELLEN , DE COMMUNAUTAIRE AUTORITEITEN DAARVAN IN KENNIS TE STELLEN EN DAAROVER MET HEN OVERLEG TE PLEGEN .
49 VOLGENS BULK DIENT DE NATIONALE RECHTER RECHTSTREEKSE GEVOLGEN TE VERBINDEN AAN DE ONWETTIGHEID VAN MAATREGELEN DIE IN STRIJD MET VOORNOEMDE VERPLICHTINGEN ZIJN VASTGESTELD . DAAR DE OMSTREDEN CLAUSULES ENKEL TOT DOEL HADDEN , HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TEN UITVOER TE LEGGEN , ZOU EEN PARTICULIER IN EEN GEDING TEGEN EEN ANDERE PARTICULIER VOOR DE NATIONALE RECHTER DE NIETIGHEID ERVAN KUNNEN INROEPEN .
50 SUN EN DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK BETOGEN DAARENTEGEN DAT , BIJ GEBREKE VAN EEN UITDRUKKELIJKE VERPLICHTING TOT KENNISGEVING , NIET HET BESTAAN VAN EEN STILZWIJGENDE VERPLICHTING KAN WORDEN AANGENOMEN . VERORDENING NR . 2603/69 ZOU ZELF DE MACHTIGING VAN DE GEMEENSCHAP VORMEN OP GROND WAARVAN DE LID-STATEN EENZIJDIG EN ZONDER VOORAFGAAND OVERLEG KWANTITATIEVE BEPERKINGEN KUNNEN OPLEGGEN AAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN VAN IN DE BIJLAGE GENOEMDE PRODUKTEN . VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD VAN 1961 EN 1962 ZOUDEN VOORTS NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE , DAT WIL ZEGGEN NA 31 DECEMBER 1969 , BUITEN WERKING ZIJN GETREDEN . TEN SLOTTE ZOU ELKE ANALOGIE MET DE RECHTSPRAAK VAN HET HOF INZAKE DE VISSERIJPOLITIEK ZIJN UITGESLOTEN , DAAR OP DIT GEBIED DE VERPLICHTING TOT KENNISGEVING OF VOORAFGAANDE GOEDKEURING DOOR DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN IN VERSCHILLENDE BEPALINGEN UITDRUKKELIJK ZOU ZIJN NEERGELEGD . OOK INDIEN ER EEN VERPLICHTING TOT OVERLEG OF KENNISGEVING BESTOND , ZOU NIET-INACHTNEMING DAARVAN IN GEEN GEVAL RECHTSTREEKSE GEVOLGEN HEBBEN IN EEN BURGERLIJKE PROCEDURE TUSSEN PARTICULIEREN .
51 DE COMMISSIE MERKT OP DAT DE BEVOEGDHEID DIE DE LID-STATEN IN AFWACHTING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE POLITIEK BIJ VERORDENING NR . 2603/69 IS VERLEEND , INZONDERHEID ONDERGESCHIKT IS AAN VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 EN 25 SEPTEMBER 1962 , KRACHTENS WELKE VOOR ELKE WIJZIGING VAN DE NATIONALE REGELINGEN INZAKE UITVOER NAAR DERDE LANDEN OVERLEG MOET WORDEN GEPLEEGD . HET DOCUMENT DAT DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK OP 31 JANUARI 1979 AAN HET COMITE VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS HEEFT OVERGELEGD , ZOU NIET VOLLEDIG VOLDOEN AAN DE VERPLICHTING TOT KENNISGEVING DIE KRACHTENS ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 OP HET VERENIGD KONINKRIJK RUSTTE , GELET OP DE ADRESSAAT VAN DE KENNISGEVING , DE ONVOLLEDIGHEID VAN HET OVERGELEGDE DOCUMENT EN HET FEIT DAT DIT DOCUMENT EERST WERD OVERGELEGD DE DAG NADAT DE BESLISSING OVER HET BELEID WAS GEVALLEN .
52 DE COMMISSIE IS EVENWEL VAN MENING DAT , AL AANGENOMEN DAT HET VERENIGD KONINKRIJK NIET OVEREENKOMSTIG DE BESCHIKKING VAN 9 OKTOBER 1961 AAN ZIJN VERPLICHTING TOT AANMELDING VAN ZIJN BELEID HEEFT VOLDAAN , DEZE AANMELDINGSPLICHT EVENWEL GEEN REGEL VAN GEMEENSCHAPSRECHT IS MET RECHTSTREEKSE WERKING IN DE ZIN VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN 15 JULI 1964 ( ZAAK 6/64 , COSTA/ENEL , JURISPR . 1964 , BLZ . 1141 ), DAAR VOORNOEMDE BESCHIKKING VAN 1961 EEN LID-STAAT NIET VERPLICHT VOOR DE VOORGENOMEN MAATREGELEN GOEDKEURING TE BEKOMEN OF TRACHTEN TE BEKOMEN . IMMERS , OOK NA HET IN DEZE BESCHIKKING VOORZIENE OVERLEG STAAT HET DE LID-STAAT NOG VRIJ OM , ONVERMINDERD ZIJN ANDERE VERPLICHTINGEN KRACHTENS HET GEMEENSCHAPSRECHT , HET BELEID VAST TE STELLEN DAT HIJ AANGEWEZEN ACHT . HET ONTBREKEN VAN KENNISGEVING ZOU DERHALVE DE GELDIGHEID VAN HET BELEID VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TEN AANZIEN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT NIET AANTASTEN .
53 HET HOF IS IN DE EERSTE PLAATS VAN OORDEEL DAT , ZO DE VERSCHILLENDE AANGEVOERDE BEPALINGEN VOOR DE LID-STATEN AL BEPAALDE VERPLICHTINGEN INZAKE MEDEDELING EN KENNISGEVING MEEBRENGEN , DOOR DE NATIONALE RECHTER NIET IS GEVRAAGD OF IN CASU AAN DIE VERPLICHTINGEN IS VOLDAAN ; VOORTS BEVAT DE VERWIJZINGSBESCHIKKING NIET DE FEITELIJKE GEGEVENS DIE HET HOF NODIG HEEFT OM DEZE VRAAG TE KUNNEN BEANTWOORDEN .
54 IN HET KADER VAN EEN PREJUDICIELE PROCEDURE MOET DE DISCUSSIE DERHALVE WORDEN BEPERKT TOT TWEE ACHTEREENVOLGENDE VRAGEN : HET BESTAAN VAN EEN VERPLICHTING TOT KENNISGEVING , AANMELDING OF VOORAFGAANDE GOEDKEURING , EN DE RECHTSGEVOLGEN VOOR HET GEDING VOOR DE NATIONALE RECHTER VAN EEN EVENTUELE NIET-NAKOMING VAN DIE VERPLICHTING .
VERPLICHTE KENNISGEVING , AANMELDING OF VOORAFGAANDE GOEDKEURING
55 REEDS BIJ ONDERZOEK VAN VERORDENING NR . 2603/69 BLIJKT , DAT GEEN VAN DE BEPALINGEN DAARVAN DE LID-STATEN VERPLICHT OM MAATREGELEN BETREFFENDE DE IN ARTIKEL 10 BEDOELDE PRODUKTEN , DAT WIL ZEGGEN PRODUKTEN WAAROP HET BEGINSEL VAN DE VRIJE UITVOER NIET VAN TOEPASSING IS , VOORAF TER KENNIS TE BRENGEN OF AAN TE MELDEN . DE PROCEDURES VOORZIEN IN TITEL III ( ' ' VRIJWARINGSMAATREGELEN ' ' ) VAN DE VERORDENING ZIJN PER DEFINITIE NIET VAN TOEPASSING OP DE IN ARTIKEL 10 BEDOELDE PRODUKTEN . VAN DE BEPALINGEN VAN TITEL II VERPLICHT ALLEEN ARTIKEL 2 DE LID-STATEN , DE COMMISSIE VOORAF OP DE HOOGTE TE BRENGEN , MAAR DEZE PROCEDURE IS VERBONDEN MET DE VASTSTELLING VAN DE IN TITEL III BEDOELDE VRIJWARINGSMAATREGELEN , EN KAN DERHALVE NIET GELDEN VOOR DE IN ARTIKEL 10 BEDOELDE PRODUKTEN .
56 VERVOLGENS DIENT EROP TE WORDEN GEWEZEN DAT DE VERWIJZING NAAR DE RECHTSPRAAK VAN HET HOF OP VISSERIJGEBIED EN NAAR DOOR DE LID-STATEN GETROFFEN INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN NIET RELEVANT IS . IN HET ONDERHAVIGE GEVAL IS GEEN VAN DE VOORWAARDEN VOOR TOEPASSING VAN DEZE RECHTSPRAAK VERVULD : VERPLICHTING VAN DE RAAD OM VOOR EEN BEPAALDE DATUM EEN BELEID VAST TE STELLEN ; ONMOGELIJKHEID VOOR DE RAAD OM DEZE VERPLICHTING NA TE KOMEN ; EEN DOOR DE RAAD GOEDGEKEURDE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE KRACHTENS WELKE , BIJ GEBREKE VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING , SLECHTS NATIONALE MAATREGELEN MOGEN WORDEN VASTGESTELD VOOR ZOVER DEZE STRIKT NOODZAKELIJK ZIJN OM HET NAGESTREEFDE DOEL TE BEREIKEN , NIET DISCRIMINEREND ZIJN , IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET HET VERDRAG EN VOORAF DOOR DE COMMISSIE ZIJN GOEDGEKEURD . HET BETOOG VAN BULK KAN IN ZOVERRE DERHALVE NIET WORDEN AANVAARD .
57 TEN TIJDE VAN DE BETROKKEN FEITEN WAS EVENWEL ELKE LID-STAAT DIE VOORNEMENS WAS ZIJN REGELING VOOR DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN TE WIJZIGEN , VERPLICHT OM DE ANDERE LID-STATEN EN DE COMMISSIE DAARVAN VOORAF IN KENNIS TE STELLEN , ZULKS KRACHTENS VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 EN 25 SEPTEMBER 1962 JUNCTO BESCHIKKING NR . 69/494 VAN DE RAAD VAN 16 DECEMBER 1969 BETREFFENDE DE GELEIDELIJKE EENMAKING VAN DE AKKOORDEN INZAKE DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN DERDE LANDEN EN BETREFFENDE ONDERHANDELINGEN OVER COMMUNAUTAIRE AKKOORDEN ( PB 1969 , L 326 , BLZ . 39 ). ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 BEPAALT : ' ' INDIEN EEN LID-STAAT VOORNEMENS IS WIJZIGINGEN AAN TE BRENGEN IN ZIJN LIBERALISATIEREGELING TEN OPZICHTE VAN DERDE LANDEN , STELT HIJ VOORAF DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE DAARVAN IN KENNIS . IN DEZE GEVALLEN ZAL VOORAFGAAND OVERLEG PLAATSVINDEN OP VERZOEK VAN EEN LID-STAAT OF VAN DE COMMISSIE , BEHOUDENS IN DRINGENDE GEVALLEN , WAARBIJ HET OVERLEG ACHTERAF ZAL GESCHIEDEN . ' '
58 BLIJKENS DE AANHEF IS DEZE BESCHIKKING ENKEL GEBASEERD OP ARTIKEL 111 EEG-VERDRAG , BETREFFENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK GEDURENDE DE OVERGANGSPERIODE . ARTIKEL 1 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1962 BEPAALT ECHTER : ' ' HET ALS BIJLAGE BIJ DEZE BESCHIKKING GEVOEGDE WERKPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK , MET NAME DE DOELSTELLINGEN DIE HIERIN WORDEN OMSCHREVEN EN DE PROCEDURES OM DEZE TE BEREIKEN , WORDT GOEDGEKEURD . ' ' SUB B ( ' ' GELIJKMAKING VAN DE UITVOERREGELINGEN ' ' ) VAN DE BIJLAGE WORDT EVENWEL VERKLAARD : ' ' NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE MOET DE UITVOERPOLITIEK EVENEENS WORDEN GEGROND OP EENVORMIGE BEGINSELEN ( ARTIKEL 113 ) ' ' EN ' ' DE BIJ BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 INGESTELDE PROCEDURE VAN OVERLEG IS VAN TOEPASSING OP ELKE MAATREGEL DIE DE MOMENTEEL IN EEN VAN DE LID-STATEN GELDENDE REGELING VOOR DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN ZAL WIJZIGEN . ' ' DERHALVE IS BIJ DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1962 , HOEWEL ZELF OP ARTIKEL 111 EEG-VERDRAG GEBASEERD , DE OP DE LID-STATEN RUSTENDE VERPLICHTING TOT VOORAFGAANDE KENNISGEVING UITDRUKKELIJK UITGEBREID TOT HET TIJDVAK NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE .
59 TEN SLOTTE BEPAALT ARTIKEL 15 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 16 DECEMBER 1969 : ' ' DE BEPALINGEN VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 BETREFFENDE EEN PROCEDURE VAN OVERLEG AANGAANDE ONDERHANDELINGEN OVER AKKOORDEN INZAKE DE HANDELSBETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN DERDE LANDEN , WORDEN DOOR DE BEPALINGEN VAN DE ONDERHAVIGE BESCHIKKING GEWIJZIGD , VOOR ZOVER ZIJ DAARMEDE IN STRIJD ZIJN . ' ' DEZE BESCHIKKING , DIE VANAF 1 JANUARI 1970 GOLD , BEVATTE GEEN BEPALING DIE IN STRIJD WAS MET ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN 9 OKTOBER 1961 ; DERHALVE MOET WORDEN AANGENOMEN DAT ZIJ , VOOR ZOVEEL ALS NODIG , DE VERPLICHTING VAN DE LID-STATEN OM DE COMMISSIE EN DE ANDERE LID-STATEN VOORAF IN KENNIS TE STELLEN VAN ELK VOORNEMEN OM HUN UITVOERREGELING TEN OPZICHTE VAN DERDE LANDEN TE WIJZIGEN , HEEFT GEHANDHAAFD .
60 BLIJKENS DE GEZAMENLIJKE BEPALINGEN VAN DE DRIE VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD WAREN DE LID-STATEN DERHALVE OOK NA AFLOOP VAN DE OVERGANGSPERIODE EN NA DE VASTSTELLING VAN VERORDENING NR . 2603/69 VERPLICHT , DE COMMISSIE EN DE ANDERE LID-STATEN VOORAF IN KENNIS TE STELLEN VAN ELKE WIJZIGING VAN HUN UITVOERREGELING TEN OPZICHTE VAN DERDE LANDEN .
DE GEVOLGEN VAN MISKENNING DOOR EEN LID-STAAT VAN DE PROCEDURE VAN VOORAFGAANDE KENNISGEVING
61 EEN LID-STAAT DIE DEZE VOORAFGAANDE KENNISGEVING ACHTERWEGE LAAT OF DAARVOOR EERST LATER DAN WEL ONVOLDOENDE ZORG DRAAGT , VOLDOET NIET AAN DE VERPLICHTINGEN DIE KRACHTENS DE GEZAMENLIJKE BEPALINGEN VAN DE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 , 25 SEPTEMBER 1962 EN 16 SEPTEMBER 1969 OP HEM RUSTEN .
62 ER DIENT EVENWEL OP TE WORDEN GEWEZEN , DAT DEZE KRACHTENS VOORNOEMDE BEPALINGEN OP ELKE LID-STAAT RUSTENDE VERPLICHTING ALLEEN DE INSTITUTIONELE BETREKKINGEN VAN EEN LID-STAAT MET DE GEMEENSCHAP EN MET DE ANDERE LID-STATEN BETREFT . DERHALVE KUNNEN IN GEDINGEN VOOR DE NATIONALE RECHTER TUSSEN NATUURLIJKE OF RECHTSPERSONEN DEZEN ZICH NIET MET VRUCHT TEGEN EEN BELEID OF EEN MAATREGEL VAN EEN LID-STAAT VERZETTEN MET DE STELLING , DAT DIE LID-STAAT ZIJN VERPLICHTING OM DE ANDERE LID-STATEN EN DE COMMISSIE VOORAF IN KENNIS TE STELLEN , NIET IS NAGEKOMEN . DEZE NIET-NAKOMING KAN DERHALVE VOOR PARTICULIEREN GEEN RECHTEN IN HET LEVEN ROEPEN , DIE DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES MOETEN BESCHERMEN .
63 MITSDIEN MOET OP DE VIERDE EN DE VIJFDE VRAAG WORDEN GEANTWOORD :
- INGEVOLGE ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 JUNCTO DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1962 EN ARTIKEL 15 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 16 SEPTEMBER 1969 MOET EEN LID-STAAT DIE VOORNEMENS IS ZIJN STELSEL VAN LIBERALISATIE VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN TE WIJZIGEN , DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE DAARVAN VOORAFGAAND IN KENNIS STELLEN ;
- DE LID-STAAT DIE DEZE VOORAFGAANDE KENNISGEVING ACHTERWEGE LAAT OF DAARVOOR EERST LATER DAN WEL ONVOLDOENDE ZORG DRAAGT , VOLDOET NIET AAN DE KRACHTENS VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN ; DEZE NIET-NAKOMING KAN EVENWEL VOOR PARTICULIEREN GEEN RECHTEN IN HET LEVEN ROEPEN DIE DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES MOETEN BESCHERMEN .
HET ANTWOORD OP DE ZESDE VRAAG
64 MET DEZE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER TE VERNEMEN OF HET VOOR DE BEANTWOORDING VAN DE VOORGAANDE VRAGEN VAN BELANG IS , DAT DE RAAD NOCH DE COMMISSIE DE WETTIGHEID VAN HET DOOR HET VERENIGD KONINKRIJK GEVOERDE BELEID HEEFT BETWIST .
65 GELIJK DOOR PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING , HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE IS AANGEVOERD , MOET HIEROP WORDEN GEANTWOORD , DAT DE OMSTANDIGHEID DAT GEEN DER COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN DE WETTIGHEID VAN HET DOOR EEN LID-STAAT GEVOERDE BELEID HEEFT BETWIST , ALS ZODANIG GEEN INVLOED HEEFT OP DE VERENIGBAARHEID MET HET GEMEENSCHAPSRECHT VAN EEN BELEID ALS HET ONDERHAVIGE EN , BIJGEVOLG , NOCH OP DE BEANTWOORDING VAN DE DOOR DE VERWIJZENDE RECHTER GESTELDE VRAGEN .
KOSTEN
66 DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE HIGH COURT OF JUSTICE , QUEEN ' S BENCH DIVISION , COMMERCIAL COURT , BIJ BESCHIKKING VAN 18 MEI 1984 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 ) DE OVEREENKOMST VAN 20 MEI 1975 TUSSEN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE STAAT ISRAEL MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ DE OPLEGGING VAN NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING AAN DE UITVOER VAN EEN LID-STAAT NAAR ISRAEL NIET VERBIEDT .
2 ) VERORDENING NR . 2603/69 VAN DE RAAD VAN 20 DECEMBER 1969 HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR DE UITVOER MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ HET EEN LID-STAAT NIET VERBIEDT OM NIEUWE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN OF MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING OP TE LEGGEN AAN DE UITVOER VAN OLIE NAAR DERDE LANDEN .
3)DE ARTIKELEN 34 EN 85 EEG-VERDRAG MOETEN ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT ZIJ EEN LID-STAAT NIET BELETTEN OM OP DE GRONDSLAG VAN ARTIKEL 10 VAN VERORDENING NR . 2603/69 EEN BELEID TE VOEREN DAT EROP IS GERICHT , DE UITVOER VAN OLIE NAAR EEN DERDE LAND TE BEPERKEN OF TE VERBIEDEN .
4)- INGEVOLGE ARTIKEL 4 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 9 OKTOBER 1961 JUNCTO DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1962 EN ARTIKEL 15 VAN DE BESCHIKKING VAN DE RAAD VAN 16 SEPTEMBER 1969 MOET EEN LID-STAAT DIE VOORNEMENS IS ZIJN STELSEL VAN LIBERALISATIE VAN DE UITVOER NAAR DERDE LANDEN TE WIJZIGEN , DE OVERIGE LID-STATEN EN DE COMMISSIE DAARVAN VOORAFGAAND IN KENNIS STELLEN .
-DE LID-STAAT DIE DEZE VOORAFGAANDE KENNISGEVING ACHTERWEGE LAAT OF DAARVOOR EERST LATER DAN WEL ONVOLDOENDE ZORG DRAAGT , VOLDOET NIET AAN DE KRACHTENS VOORNOEMDE BESCHIKKINGEN VAN DE RAAD OP HEM RUSTENDE VERPLICHTINGEN ; DEZE NIET-NAKOMING KAN EVENWEL VOOR PARTICULIEREN GEEN RECHTEN IN HET LEVEN ROEPEN DIE DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES MOETEN BESCHERMEN .
5 ) DE OMSTANDIGHEID DAT GEEN DER COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN DE WETTIGHEID VAN HET DOOR EEN LID-STAAT GEVOERDE BELEID HEEFT BETWIST , HEEFT ALS ZODANIG GEEN INVLOED OP DE VERENIGBAARHEID MET HET GEMEENSCHAPSRECHT VAN EEN BELEID VAN KWANTITATIEVE BEPERKING VAN DE UITVOER VAN OLIE NAAR DERDE LANDEN EN , BIJGEVOLG , NOCH OP DE BEANTWOORDING VAN DE DOOR DE VERWIJZENDE RECHTER GESTELDE VRAGEN .