Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61983CJ0117

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 september 1984.
Karl Könecke GmbH & Co. KG, Fleischwarenfabrik, tegen Bundesanstalt für landwirtschaftliche Marktordnung.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Verwaltungsgericht Frankfurt am Main - Duitsland.
Terugvordering van ten onrechte vrijgegeven waarborg in de sector rundvlees.
Zaak 117/83.

Jurisprudentie 1984 -03291

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1984:288

61983J0117

ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 25 SEPTEMBER 1984. - KARL KONECKE GMBH UND CO. KG, FLEISCHWARENFABRIK, TEGEN BUNDESANSTALT FUER LANDWIRTSCHAFTLICHE MARKTORDNUNG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET VERWALTUNGSGERICHT FRANKFURT/MAIN. - " TERUGVORDERING VAN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG IN DE SECTOR RUNDVLEES ". - ZAAK 117/83.

Jurisprudentie 1984 bladzijde 03291
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00769


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - RUNDVLEES - STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG - WAARBORGREGELING - TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG - TERUGVORDERING OF GELIJKWAARDIGE GELDELIJKE SANCTIE - ONTOELAATBAARHEID

( VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE , ARTIKEL 4 )

2 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - RUNDVLEES - STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG - TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG - NATIONALE WETTELIJKE REGELING DIE TERUGVORDERING TOELAAT - ONVERENIGBAARHEID MET GEMEENSCHAPSRECHT - BEDRIEGLIJKE HANDELINGEN VAN ONDERNEMINGEN - VERPLICHTING VAN LID-STATEN HEN TE VERVOLGEN

Samenvatting


1 . ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES , MACHTIGT DE NATIONALE INTERVENTIEBUREAUS NIET OM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG WEER OP TE EISEN , NOCH OM AAN DE ONDERNEMINGEN GELDELIJKE SANCTIES OVEREENKOMEND MET HET BEDRAG VAN DE VRIJGEGEVEN WAARBORG , OP TE LEGGEN .

2 . EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING , DIE DE INTREKKING VAN EEN IN STRIJD MET HET RECHT GENOMEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG EN DE TERUGVORDERING VAN DE WAARBORGSOM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE TOELAAT , IS ONVERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT ; DEZE OMSTANDIGHEID LAAT EVENWEL ONVERLET HET RECHT EN DE PLICHT VAN DE NATIONALE INSTANTIES OM EEN ONDERNEMING DIE DOOR BEDRIEGLIJKE HANDELINGEN DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG HEEFT BEWERKSTELLIGD , TE VERVOLGEN .

Partijen


IN ZAAK 117/83 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET VERWALTUNGSGERICHT FRANKFURT/MAIN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

KARL KONECKE GMBH & CO . KG , FLEISCHWARENFABRIK , TE BREMEN ,

EN

BUNDESANSTALT FUR LANDWIRTSCHAFTLICHE MARKTORDNUNG , TE FRANKFURT/MAIN ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING EN DE GELDIGHEID VAN VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1968 HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES ( PB L 180 VAN 1968 , BLZ . 19 ), MET BETREKKING TOT DE MOGELIJKHEID OM EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG ACHTERAF VERBEURD TE VERKLAREN EN WEER OP TE EISEN ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ BESCHIKKING VAN 26 MEI 1983 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 27 JUNI DAARAANVOLGEND , HEEFT HET VERWALTUNGSGERICHT FRANKFURT/MAIN KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING EN DE GELDIGHEID VAN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1968 HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES ( PB L 180 VAN 1968 , BLZ . 19 ).

2 DEZE VRAGEN ZIJN OPGEWORPEN IN EEN GEDING TUSSEN DE BUNDESANSTALT FUR LANDWIRTSCHAFTLICHE MARKTORDNUNG ( HIERNA : BALM ) EN EEN DUITSE ONDERNEMING DIE ZICH , MET TOEPASSING VAN VOORMELDE VERORDENING , ERTOE HAD VERBONDEN OM GEDURENDE VIER MAANDEN EEN ZEKERE HOEVEELHEID VERS RUNDVLEES , AFKOMSTIG UIT DE GEMEENSCHAP , OP TE SLAAN , EN NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE DE VRIJGIFTE HAD VERKREGEN VAN DE DOOR HAAR KRACHTENS ARTIKEL 4 VAN DIE VERORDENING IN DE VORM VAN EEN BANKGARANTIE GESTELDE WAARBORG .

3 NADIEN STELDEN DE OPSPORINGSDIENSTEN VAN DE DOUANE VAST , DAT VERZOEKSTER BEVROREN VLEES AFKOMSTIG UIT DE VOLKSREPUBLIEK CHINA HAD OPGESLAGEN . DAAROP HERRIEP DE BALM HAAR BESLUITEN HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE STEUN EN VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG ; ZIJ VORDERDE DE STEUN TERUG EN VERKLAARDE VOORTS DE WAARBORG VERBEURD . VOOR HET BEDRAG VAN DE WAARBORG PASTE DE BALM COMPENSATIE TOE MET EEN EVEN HOGE VORDERING DIE DE ONDERNEMING OP HAAR HAD . TER ZAKE VAN DE FEITEN NAAR AANLEIDING WAARVAN DE WAARBORG VERBEURD IS VERKLAARD , ZIJN DE VERANTWOORDELIJKE VENNOTEN EN WERKNEMERS VAN DE ONDERNEMING IN EEN STRAFPROCEDURE VEROORDEELD TOT VRIJHEIDSSTRAFFEN EN GELDBOETEN .

4 TEGEN DE BESLUITEN TOT VERBEURDVERKLARING VAN DE WAARBORG IS BEROEP INGESTELD BIJ HET VERWALTUNGSGERICHT , DAT VAN OORDEEL IS DAT AAN VOORNOEMDE VERORDENING NR . 1071/68 NIET DE BEVOEGDHEID KAN WORDEN ONTLEEND OM BESLUITEN TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG TE HERROEPEN , EN DAT EEN DERGELIJKE BEVOEGDHEID EVENMIN KAN WORDEN ONTLEEND AAN ANDERE BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT , INZONDERHEID NIET AAN ARTIKEL 8 VAN VERORDENING NR . 729/70 VAN DE RAAD VAN 21 APRIL 1970 BETREFFENDE DE FINANCIERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID ( PB L 94 VAN 1970 , BLZ . 13 ).

5 IN ZIJN VERWIJZINGSBESCHIKKING FORMULEERT HET VERWALTUNGSGERICHT VOORTS ERNSTIGE TWIJFEL AAN DE MOGELIJKHEID DAT HET BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG KRACHTENS NATIONAAL RECHT KAN WORDEN HERROEPEN . AANGEZIEN DE WAARBORG EEN ZEKERHEID IS , KAN HIJ NIET MEER WORDEN OPGEEIST WANNEER HET RISICO ZICH REEDS HEEFT VERWEZENLIJKT . VOOR ZOVER DE WAARBORGREGELING VAN VERORDENING NR . 1071/68 EEN GRONDSLAG ZOU BIEDEN VOOR EEN AANSPRAAK OP DE GELDELIJKE PRESTATIE WAARVOOR DE WAARBORG ALS ZEKERHEID DIENT , EN VOOR ZOVER AAN DE VOORWAARDEN VOOR DEZE AANSPRAAK ZOU ZIJN VOLDAAN , ZIET HET VERWALTUNGSGERICHT NOG DE MOGELIJKHEID ONDER OGEN , DAT DE BALM , IN PLAATS VAN DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG TE HERROEPEN , VAN DE ONDERNEMING EEN BEDRAG TEN BELOPE VAN DE VRIJGEGEVEN WAARBORGSOM ZOU KUNNEN VORDEREN . MOCHT ER INDERDAAD SPRAKE ZIJN VAN ZULK EEN RECHT , DAN GAAT HET VOLGENS HET VERWALTUNGSGERICHT ECHTER EERDER OM HET RECHT OM EEN GELDBOETE OP TE LEGGEN , IN WELK GEVAL ZIJNS INZIENS DE VRAAG RIJST OF DE BETROKKEN REGELING VERENIGBAAR IS MET GEMEENSCHAPSRECHT VAN HOGERE RANG . IN CASU ZOU ER DAN SPRAKE ZIJN VAN SCHENDING VAN BEPAALDE STRAFRECHTELIJKE BEGINSELEN DIE ALLE LID-STATEN GEMEEN HEBBEN , MET NAME GELET OP DE STRAFSANCTIES WAARTOE DE BETROKKENEN REEDS ZIJN VEROORDEELD .

6 IN DEZE OMSTANDIGHEDEN HEEFT HET VERWALTUNGSGERICHT HET HOF VAN JUSTITIE DE VOLGENDE VRAGEN GESTELD :

' ' 1 . ZIJN DE NATIONALE INTERVENTIEBUREAUS INGEVOLGE ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1968 HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES ( PB L 180 VAN 1968 , BLZ . 19 ), GERECHTIGD , NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORGEN WEER OP TE EISEN?

2 . ZO DE EERSTE VRAAG ONTKENNEND WORDT BEANTWOORD : IS EEN NATIONALE REGELING KRACHTENS WELKE EEN IN STRIJD MET HET RECHT GENOMEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG KAN WORDEN INGETROKKEN EN DE WAARBORGSOM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE WEER KAN WORDEN OPGEEIST , VERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT?

3 . ZO DE TWEEDE VRAAG BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD : IS EEN NATIONALE REGELING ALS BEDOELD IN DE TWEEDE VRAAG , DIE DE INTREKKING VAN HET BESLUIT TOT VRIJGIFTE EN HET WEER OPEISEN VAN DE WAARBORG AAN HET OORDEEL VAN HET INTERVENTIEBUREAU OVERLAAT , VERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT?

4 . ZO DE EERSTE OF DE TWEEDE VRAAG BEVESTIGEND WORDT BEANTWOORD : WELKE IS DE AANSPRAAK TOT ZEKERHEID WAARVAN DE WAARBORG VAN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 1071/68 WORDT GESTELD?

5 . ZO DE VIERDE VRAAG ALDUS MOET WORDEN BEANTWOORD , DAT DE AANSPRAAK TOT ZEKERHEID WAARVAN DE WAARBORG WORDT GESTELD , EEN SANCTIERECHT IS , IS DAN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 1071/68 EN HET DAARIN NEERGELEGDE SANCTIERECHT IN STRIJD MET GEMEENSCHAPSRECHT VAN HOGERE RANG?

' '

DE EERSTE EN DE VIERDE VRAAG

7 IN DE EERSTE PLAATS MOETEN DE MET DE EERSTE EN DE VIERDE VRAAG OPGEWORPEN PROBLEMEN WORDEN ONDERZOCHT , TENEINDE VAST TE STELLEN OF HET GEMEENSCHAPSRECHT EEN TOEREIKENDE RECHTSGRONDSLAG OPLEVERT OM EEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG TE HERROEPEN DAN WEL OM BETALING TE VORDEREN VAN EEN BEDRAG OVEREENKOMEND MET DE TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG .

8 IN HAAR OPMERKINGEN VOOR HET HOF GEEFT DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND IN OVERWEGING DE EERSTE VRAAG ONTKENNEND TE BEANTWOORDEN , OMDAT ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 NIET HET GEVAL BETREFT DAT EEN WAARBORG TEN ONRECHTE IS VRIJGEGEVEN , TERWIJL ANDERE BEPALINGEN DESBETREFFEND IN HET GEMEENSCHAPSRECHT ONTBREKEN . ANDERZIJDS ZOUDEN DE LID-STATEN INGE VOLGE DE UIT ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG VOORTVLOEIENDE BEGINSELEN VERPLICHT ZIJN OM EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG WEER OP TE EISEN . DE WAARBORGREGELING ZOU IN DE EERSTE PLAATS BEDOELD ZIJN OM DE UITVOERING VAN DE OPSLAGOVEREENKOMST EN DE NALEVING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT TE VERZEKEREN . WANNEER EEN ONDERNEMING DIE VERPLICHTINGEN NIET NAKOMT , DAN DIENT DIT , OOK NA DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG , GEVOLGEN TE HEBBEN , TENEINDE TE VOORKOMEN DAT DEGENE WIENS OVERTREDING TOT NA DE VRIJGIFTE ONOPGEMERKT IS GEBLEVEN , IN EEN GUNSTIGER SITUATIE KOMT TE VERKEREN DAN DEGENEN WIER OVERTREDINGEN VOORDIEN REEDS AAN HET LICHT ZIJN GEKOMEN .

9 DE COMMISSIE STELT DAT DE OPSLAGHOUDER MET HET SLUITEN VAN HET OPSLAGCONTRACT IN FEITE TWEE VERPLICHTINGEN AANVAARDT , TE WETEN OM IN VOORKOMEND GEVAL EEN CONTRACTUELE BOETE TE BETALEN EN OM TOT ZEKERHEID VAN DE BETALING VAN DIE BOETE EEN WAARBORG TE STELLEN . HELAAS ZOU ENKEL LAATSTBEDOELDE VERPLICHTING IN DE VERORDENING DUIDELIJK TOT UITDRUKKING ZIJN GEBRACHT . DE BETALINGSVERPLICHTING ZOU ECHTER OOK NA DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG BLIJVEN BESTAAN . WANNEER BLIJKT DAT DE OPSLAGHOUDER ZICH NIET AAN DE OVEREENKOMST HEEFT GEHOUDEN , ZOU DE WAARBORG NIET OPNIEUW GESTELD OF OPGEEIST KUNNEN WORDEN , DOCH ZOU WEL BETALING VAN HET OVEREENKOMSTIGE BEDRAG ALS CONTRACTUELE BOETE GEVORDERD KUNNEN WORDEN .

10 GELIJK DE NATIONALE RECHTER EN DE COMMISSIE OPMERKEN , KAN NIET WORDEN VERLANGD DAT DE ZEKERHEID OPNIEUW WORDT GESTELD WANNEER HET RISICO MET HET OOG WAAROP ZIJ AANVANKELIJK WAS GESTELD , ZICH AL HEEFT VERWEZENLIJKT . IN DEZE ZIN KAN DE WAARBORG NIET MEER WORDEN OPGEEIST WANNEER HIJ NA DE OPSLAGPERIODE TEN ONRECHTE IS VRIJGEGEVEN . DE VRAAG IS DUS OF , ZOALS DE COMMISSIE BETOOGT , DE WAARBORGREGELING INDERDAAD EEN VERPLICHTING INHOUDT OM EEN CONTRACTUELE OF ADMINISTRATIEVE BOETE TE BETALEN , WELKE VERPLICHTING MOET WORDEN ONDERSCHEIDEN VAN DIE OM ZEKERHEID TE STELLEN , EN GEACHT MOET WORDEN OOK NA VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG VOORT TE BESTAAN .

11 DIENAANGAANDE ZIJ EROP GEWEZEN , DAT - AL DAN NIET STRAFRECHTELIJKE - SANCTIES SLECHTS KUNNEN WORDEN OPGELEGD INDIEN DAARVOOR EEN DUIDELIJKE EN EENDUIDIGE RECHTSGRONDSLAG BESTAAT . OM DE EERSTE EN DE VIERDE PREJUDICIELE VRAAG TE KUNNEN BEANTWOORDEN , DIENT DUS TE WORDEN NAGEGAAN OF ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 , GELET OP ZIJN BEWOORDINGEN , CONTEXT EN DOEL , ZULK EEN GRONDSLAG OPLEVERT .

12 ARTIKEL 4 LUIDT ALS VOLGT :

' ' 1 . BIJ HET AFSLUITEN VAN EEN CONTRACT MOET DOOR DE OPSLAGHOUDER EEN WAARBORG WORDEN GESTELD TEN BEDRAGE VAN TEN HOOGSTE 50 % VAN DE IN DIT CONTRACT OVEREENGEKOMEN STEUN , HETZIJ DOOR BETALING IN CONTANTEN , HETZIJ IN DE VORM VAN EEN GARANTIE , AFGEGEVEN DOOR EEN KREDIETINSTELLING DIE AAN DE IN IEDERE LID-STAAT GELDENDE VOORWAARDEN VOLDOET .

' ' 2.DE HOOGTE VAN EEN WAARBORG WORDT BEPAALD BIJ DE VASTSTELLING VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN OF BIJ HET OPENSTELLEN VAN DE MOGELIJKHEID TOT INSCHRIJVING .

' ' 3.DE WAARBORG WORDT GEHEEL VERBEURD INDIEN DE VERPLICHTINGEN VAN HET CONTRACT NIET WORDEN NAGEKOMEN ; NOCHTANS WORDT , INDIEN MINDER DAN 90 % VAN DE IN HET CONTRACT OVEREENGEKOMEN HOEVEELHEID WORDT INGESLAGEN EN GEDURENDE DE OVEREENGEKOMEN TERMIJN OPGESLAGEN , DE WAARBORG SLECHTS VERBEURD IN VERHOUDING TOT HET ONTBREKENDE DEEL VAN DE HOEVEELHEID BEDOELD IN ARTIKEL 3 , LID 1 , SUB A ).

' ' 4.DE WAARBORG WORDT NIET VERBEURD WANNEER ALS GEVOLG VAN OVERMACHT DE OPSLAGHOUDER IN DE ONMOGELIJKHEID VERKEERT TE VOLDOEN AAN DE HIERVOOR VERMELDE VERPLICHTINGEN . ' '

13 TERWIJL DIT ARTIKEL MET BETREKKING TOT SOMMIGE ANDERE ASPECTEN TAMELIJK GEDETAILLEERDE VOORSCHRIFTEN GEEFT , BEVAT HET GEEN ENKELE UITDRUKKELIJKE BEPALING VOOR DE SITUATIE DIE ZICH VOORDOET WANNEER EEN WAARBORG TEN ONRECHTE WORDT VRIJGEGEVEN . NOCH IN DE ANDERE BEPALINGEN VAN DE VERORDENING NOCH IN DE CONSIDERANS ERVAN IS ENIGE AANWIJZING DAAROMTRENT TE VINDEN . HETZELFDE GELDT VOOR VERORDENING NR . 989/68 VAN DE RAAD VAN 15 JULI 1968 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR DE STEUNVERLENING AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES ( PB L 169 VAN 1968 , BLZ . 10 ). GEEN VAN DE BETROKKEN BEPALINGEN VOORZIET UITDRUKKELIJK IN DE OPLEGGING VAN EEN CONTRACTUELE OF ANDERSOORTIGE BOETE - TE ONDERSCHEIDEN VAN DE VERBEURTE VAN DE WAARBORG - OF MAAKT HET EXPLICIET MOGELIJK DAT IN DE MET DE ONDERNEMINGEN TE SLUITEN OVEREENKOMSTEN EEN BEDING VAN DIE STREKKING WORDT OPGENOMEN .

14 MET BETREKKING TOT DE WAARBORGREGELING OP HET GEBIED VAN DE IN- EN UITVOER VAN LANDBOUWPRODUKTEN VERKLAARDE HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 17 DECEMBER 1970 ( ZAAK 11/70 , INTERNATIONALE HANDELSGESELLSCHAFT , JURISPR . 1970 , BLZ . 1125 ), DAT DEZE REGELING DIENT OM TE GARANDEREN DAT IMPORT- EN EXPORTTRANS- ACTIES WAARVOOR CERTIFICATEN WORDEN AANGEVRAAGD , WERKELIJK WORDEN UITGEVOERD , TENEINDE DE BEVOEGDE GEZAGSORGANEN IN STAAT TE STELLEN EEN VERANTWOORD GEBRUIK TE MAKEN VAN DE INTERVENTIEMIDDELEN , ZOALS BIJVOORBEELD AANKOOP , OPSLAG EN VERKOOP VAN IN OPSLAG GENOMEN VOORRADEN , VASTSTELLING VAN EXPORTRESTITUTIES , TOEPASSING VAN VRIJWARINGSMAATREGELEN EN DE KEUZE VAN MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN VERKEERSVERLEGGINGEN . HET HOF VOEGDE HIERAAN TOE , DAT DE VERBINTENIS DIE DE ONDERNEMERS OP ZICH NEMEN , NIET EFFECTIEF ZOU ZIJN INDIEN DE NAKOMING ERVAN NIET DOOR PASSENDE MIDDELEN WERD VERZEKERD , EN DAT DE WAARBORGREGELING ZICH DAARTOE BETER LEENT DAN EEN STELSEL VAN GELDBOETEN DIE ACHTERAF WORDEN OPGELEGD . HET HOF OVERWOOG TENSLOTTE , DAT DE WAARBORGREGELING NIET OP EEN LIJN MAG WORDEN GESTELD MET EEN STRAFSANCTIE , DAAR ZIJ SLECHTS DE NAKOMING VAN EEN VRIJWILLIG AANGEGANE VERBINTENIS GARANDEERT .

15 OP DEZELFDE WIJZE BEOOGT DE WAARBORGREGELING OP HET GEBIED VAN DE PARTICULIERE OPSLAG TE VERZEKEREN DAT DE ONDERNEMING HAAR OPSLAGVERPLICHTING OVEREENKOMSTIG DE GEMEENSCHAPSREGELING EN DE GESLOTEN OVEREENKOMST NALEEFT . DIT IS ECHTER GEEN ARGUMENT OM ARTIKEL 4 , LID 3 , VAN VERORDENING NR . 1071/68 ALDUS UIT TE LEGGEN , DAT EEN BEDRAG GELIJK AAN DE WAARBORGSOM MOET WORDEN BETAALD WANNEER DEZE NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE TEN ONRECHTE IS VRIJGEGEVEN . IN DAT STADIUM KAN DE OPSLAGVERPLICHTING NIET MEER WORDEN NAGEKOMEN EN KAN DE BETALING NIET MEER WAARBORGEN DAT DE OPSLAG WERKELIJK PLAATSHEEFT , DOCH VORMT ZIJ UITSLUITEND EEN SANCTIE VOOR DE NIET-NAKOMING VAN DE AANGEGANE VERBINTENIS .

16 GELIJK DE DUITSE REGERING HEEFT OPGEMERKT , KAN HET ONTBREKEN VAN ZULK EEN SANCTIE EEN LEEMTE IN DE WAARBORGREGELING OPLEVEREN IN DIE ZIN , DAT DEGENE DIE DOOR MIDDEL VAN VALSE VERKLARINGEN DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG BEWERKSTELLIGT , ERAAN ONTKOMT DAT DEZE WORDT VERBEURD . DIT ARGUMENT ZOU STEUN KUNNEN BIEDEN AAN EEN UITLEGGING ALS DOOR DE DUITSE REGERING EN DE COMMISSIE WORDT VOORGESTAAN , INDIEN ALTHANS DE BETROKKEN REGELING , HAAR BEWOORDINGEN EN HET ERMEE BEOOGDE DOEL IN AANMERKING GENOMEN , ZICHT VOOR ZULK EEN UITLEGGING ZOU LENEN . OP ZICH KAN HET ECHTER NIET EEN DUIDELIJKE EN EENDUIDIGE GRONDSLAG VOOR HET OPLEGGEN VAN EEN SANCTIE OPLEVEREN .

17 OP DE EERSTE EN DE VIERDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1968 HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES , DE NATIONALE INTERVENTIEBUREAUS NIET MACHTIGT OM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG WEER OP TE EISEN , NOCH OM AAN DE ONDERNEMINGEN GELDELIJKE SANCTIES OVEREENKOMEND MET HET BEDRAG VAN DE VRIJGEGEVEN WAARBORG , OP TE LEGGEN .

DE TWEEDE VRAAG

18 MET ZIJN TWEEDE VRAAG WENST DE NATIONALE RECHTER TE VERNEMEN OF EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING KRACHTENS WELKE EEN IN STRIJD MET HET RECHT GENOMEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG KAN WORDEN INGETROKKEN EN DE WAARBORGSOM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE WEER KAN WORDEN OPGEEIST , VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .

19 GELIJK HIERBOVEN OPGEMERKT , IS DE DUITSE REGERING VAN MENING DAT HET GEMEENSCHAPSRECHT VOOR DE LID-STATEN DE VERPLICHTING MEEBRENGT OM DE TERUGGAVE VAN EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG TE VERLANGEN , TERWIJL DE COMMISSIE MEENT DAT ZULKS NIET MOGELIJK IS , DOCH DAT DE LID-STATEN DE BETALING VAN EEN OVEREENKOMSTIG BEDRAG ALS CONTRACTUELE BOETE DIENEN TE EISEN . TEN AANZIEN VAN DE MODALITEITEN ZIJN DE DUITSE REGERING EN DE COMMISSIE OVEREENSTEMMEND VAN OORDEEL , DAT DE REGELING DAARVAN AAN DE NATIONALE WETGEVING WORDT OVERGELATEN , MET INACHTNEMING VAN DE GRENZEN DIE HET HOF HEEFT GESTELD IN ZIJN RECHTSPRAAK BETREFFENDE DE TERUGVORDERING VAN DOOR DE NATIONALE INSTANTIES IN HET KADER VAN HUN BEHEER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN ONVERSCHULDIGD BETAALDE BEDRAGEN .

20 GELET OP HET ANTWOORD DAT HET HOF ZOJUIST OP DE EERSTE EN DE VIERDE VRAAG HEEFT GEGEVEN , ZIJ OPGEMERKT DAT DE GEMEENSCHAPSREGELING BETREFFENDE DE STEUNVERLENING AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES , ALS EEN VOLLEDIG STELSEL IS TE BESCHOUWEN IN DIE ZIN , DAT HET DE LID-STATEN NIET DE BEVOEGDHEID LAAT OM EEN EVENTUELE LEEMTE IN DIT STELSEL AAN TE VULLEN DOOR IN HUN NATIONAAL RECHT EEN VERPLICHTING VOOR DE ONDERNEMERS OP TE NEMEN , DIE GEEN GRONDSLAG HEEFT IN HET GEMEENSCHAPSRECHT . DAARVAN ZOU ALLEEN SPRAKE KUNNEN ZIJN WANNEER ALGEMENE BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT BETREFFENDE HET BEHEER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN , DAARVOOR EEN TOEREIKENDE MACHTIGING OPLEVEREN .

21 WAT DIT LAATSTE PUNT BETREFT , VERWIJST DE NATIONALE RECHTER TERECHT NAAR ARTIKEL 8 VAN VERORDENING NR . 729/70 VAN DE RAAD VAN 21 APRIL 1970 BETREFFENDE DE FINANCIERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID , BEPALENDE DAT ' ' DE LID-STATEN , OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN , DE NODIGE MAATREGELEN TREFFEN OM (. . .) DE INGEVOLGE ONREGELMATIGHEDEN (. . .) VERLOREN GEGANE BEDRAGEN TERUG TE VORDEREN ' ' . ZOALS HET VERWALTUNGSGERICHT EVENWEL OPMERKTE , HEEFT DEZE BEPALING BETREKKING OP DE TERUGVORDERING VAN DOOR HET EUROPEES ORIENTATIE- EN GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW GEFINANCIERDE BEDRAGEN EN KAN ZIJ NIET WORDEN GEACHT VAN TOEPAS SING TE ZIJN OP DE INNING VAN EEN BOETE DIE GEEN WETTELIJKE GRONDSLAG IN DE GEMEENSCHAPSREGELING VINDT , OOK NIET INDIEN IN DE PRAKTIJK HET UIT HOOFDE VAN DEZE BOETE TERUGGEVORDERDE BEDRAG DOOR DE NATIONALE INSTANTIES LATER IN MINDERING WERD GEBRACHT OP DE DOOR HET FONDS GEFINANCIERDE UITGAVEN .

22 DAARBIJ KOMT NOG DAT GENOEMD ARTIKEL 8 DE LID-STATEN OOK DE VERPLICHTING OPLEGT DE NODIGE MAATREGELEN TE NEMEN OM DE IN VERBAND MET DE TOEGEKENDE BEDRAGEN GEPLEEGDE ONREGELMATIGHEDEN OVEREENKOMSTIG HUN NATIONAAL RECHT TE VERVOLGEN . HETGEEN HIERBOVEN IS VASTGESTELD , DOET NIET AF AAN HET RECHT EN DE PLICHT VAN DE NATIONALE INSTANTIES OM EEN ONDERNEMER DIE DOOR BEDRIEGLIJKE HANDELINGEN DE VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG HEEFT BEWERKSTELLIGD , TE VERVOLGEN . BIJ GEBREKE VAN EEN BEPALING DIE DIE AUTORITEITEN MACHTIGT OM BETALING VAN EEN MET DE VRIJGEGEVEN WAARBORG OVEREENKOMEND BEDRAG TE VORDEREN , KAN DOOR ZULK EEN OPTREDEN ALTHANS TEN DELE WORDEN TEGEMOET GEKOMEN AAN HET DOOR DE DUITSE REGERING GESIGNALEERDE BEZWAAR .

23 OP DE TWEEDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING , DIE DE INTREKKING VAN EEN IN STRIJD MET HET RECHT GENOMEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG EN DE TERUGVORDERING VAN DE WAARBORGSOM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE TOELAAT , ONVERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT , WELKE OMSTANDIGHEID EVENWEL ONVERLET LAAT HET RECHT EN DE PLICHT VAN DE NATIONALE INSTANTIES OM EEN ONDERNEMING DIE DOOR BEDRIEGLIJKE HANDELINGEN DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG HEEFT BEWERKSTELLIGD , TE VERVOLGEN .

24 GEZIEN HET ANTWOORD OP DE EERSTE , DE TWEEDE EN DE VIERDE VRAAG , BEHOEVEN DE ANDERE VRAGEN NIET TE WORDEN BEANTWOORD .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

25 DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( VIJFDE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET VERWALTUNGSGERICHT FRANKFURT/MAIN BIJ BESCHIKKING VAN 26 MEI 1983 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 . ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 1071/68 VAN DE COMMISSIE VAN 25 JULI 1968 HOUDENDE UITVOERINGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN STEUN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG IN DE SECTOR RUNDVLEES , MACHTIGT DE NATIONALE INTERVENTIEBUREAUS NIET OM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE EEN TEN ONRECHTE VRIJGEGEVEN WAARBORG WEER OP TE EISEN , NOCH OM AAN DE ONDERNEMINGEN GELDELIJKE SANCTIES OVEREENKOMEND MET HET BEDRAG VAN DE VRIJGEGEVEN WAARBORG , OP TE LEGGEN .

2 . EEN NATIONALE WETTELIJKE REGELING , DIE DE INTREKKING VAN EEN IN STRIJD MET HET RECHT GENOMEN BESLUIT TOT VRIJGIFTE VAN EEN WAARBORG EN DE TERUGVORDERING VAN DE WAARBORGSOM NA HET VERSTRIJKEN VAN DE OPSLAGPERIODE TOELAAT , IS ONVERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT ; DEZE OMSTANDIGHEID LAAT EVENWEL ONVERLET HET RECHT EN DE PLICHT VAN DE NATIONALE INSTANTIES OM EEN ONDERNEMING DIE DOOR BEDRIEGLIJKE HANDELINGEN DE VRIJGIFTE VAN DE WAARBORG HEEFT BEWERKSTELLIGD , TE VERVOLGEN .

Top