61983J0069

1 . AMBTENAREN - ORGANISATIE VAN DIENST - TEWERKSTELLING VAN PERSONEEL - BEOORDELINGSBEVOEGDHEID VAN ADMINISTRATIE - GRENZEN - BELANG VAN DIENST - EERBIEDIGING VAN GELIJKWAARDIGHEID VAN AMBTEN

2 . AMBTENAREN - BEROEP - MIDDELEN - MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID - BEGRIP

3 . AMBTENAREN - BEZWAREND BESLUIT - MOTIVERINGSPLICHT - DOEL - DRAAGWIJDTE

( AMBTENARENSTATUUT , ARTIKEL 25 )

1 . DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN KOMT EEN RUIME BEOORDELINGSBEVOEGDHEID TOE OM BIJ DE ORGANISATIE VAN HUN DIENSTEN , VAN DE HUN TOEVERTROUWDE TAKEN UIT TE GAAN EN MET HET OOG DAAROP HET TE HUNNER BESCHIKKING STAANDE PERSONEEL TE WERK TE STELLEN , MET DIEN VERSTANDE EVENWEL DAT DEZE AANSTELLING IN HET BELANG VAN DE DIENST MOET ZIJN EN DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE AMBTEN MOET WORDEN GEEERBIEDIGD .

2.TER ZAKE VAN EEN BESLUIT KAN SLECHTS WORDEN GESPROKEN VAN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID WANNEER OBJECTIEVE , TERZAKE DIENENDE EN ONDERLING OVEREEN STEMMENDE AANWIJZINGEN BESTAAN DAT HET IS GENOMEN TER BEREIKING VAN ANDERE DOELEINDEN DAN DIE WELKE DE ADMINISTRATIE STELT TE HEBBEN NAGESTREEFD .

3.DE MOTIVERINGSPLICHT HEEFT ZOWEL TEN DOEL , DE BETROKKENE IN STAAT TE STELLEN TE BEOORDELEN OF HET BESLUIT EEN GEBREK VERTOONT OP GROND WAARVAN ZIJN WETTIGHEID KAN WORDEN BETWIST , ALSOOK RECHTERLIJKE TOETSING MOGELIJK TE MAKEN , WESHALVE DE OMVANG VAN DIE VERPLICHTING STEEDS IN HET LICHT VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN MOET WORDEN BEOORDEELD .

IN ZAAK 69/83 ,

CHARLES LUX , AMBTENAAR IN DE RANG A 5 VAN DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , WONENDE EN DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG , RUE BERTHOLET 17 , VERTEGENWOORDIGD DOOR E . LEBRUN , ADVOCAAT TE BRUSSEL ,

VERZOEKER ,

TEGEN

REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR F . DE FILIPPIS ALS GEMACHTIGDE , BIJGESTAAN DOOR L . DEFALQUE , ADVOCAAT TE BRUSSEL , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE HARER VESTIGING TE LUXEMBURG , RUE ALDRINGEN 29 ,

VERWEERSTER ,

BETREFFENDE EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER VAN 24 MAART 1983 TOT WIJZIGING VAN DE VERDELING VAN DE AMBTEN TUSSEN DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' EN DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' , ALSMEDE VAN HET BESLUIT VAN DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER VAN 14 APRIL 1983 TOT WIJZIGING VAN VERZOEKERS TEWERKSTELLING DOOR HEM OVER TE PLAATSEN NAAR DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' ,

1 BIJ VERZOEKSCHRIFT , NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 28 APRIL 1983 , HEEFT CHARLES LUX , AMBTENAAR IN DE RANG A 5 VAN DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , BEROEP INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER VAN 24 MAART 1983 TOT WIJZIGING VAN DE VERDELING VAN DE AMBTEN TUSSEN DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' EN DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' WAARBIJ EEN AMBT VAN HOOFDADMINISTRATEUR-JURIST IS OVERGEBRACHT VAN DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' NAAR DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' , ALSMEDE VAN HET BESLUIT VAN DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER VAN 14 APRIL 1983 OM VERZOEKERS TEWERKSTELLING TE WIJZIGEN EN HEM TEWERK TE STELLEN IN DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' .

2 BIJ EEN OP DEZELFDE DAG INGEDIEND AFZONDERLIJK VERZOEKSCHRIFT IN KORT GEDING VORDERDE VERZOEKER OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN VORENGENOEMDE BESLUITEN .

3 BIJ BESCHIKKING VAN 20 MEI 1983 HEEFT DE PRESIDENT VAN DE TWEEDE KAMER HET VERZOEK TOT OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE BESTREDEN BESLUITEN AFGEWEZEN .

4 BLIJKENS HET DOSSIER HEEFT VERZOEKER VAN 25 JUNI 1973 TOT 1 AUGUSTUS 1978 DE FUNCTIE VAN ADMINISTRATEUR BIJ DE JURIDISCHE DIENST VAN DE COMMISSIE UITGEOEFEND EN IS HIJ DAARVOOR AANGESTELD IN EEN AMBT VAN ADMINISTRATEUR BIJ DE REKENKAMER . IN DIT AMBT VERRICHTE HIJ AANVANKELIJK ZOWEL ADMINISTRATIEVE ALS CONTROLE-WERKZAAMHEDEN ; VERVOLGENS WERD HIJ PER 20 JANUARI 1980 ALS ADMINISTRATEUR AANGESTELD BIJ DE JURIDISCHE DIENST DIE OP 15 JANUARI 1981 IS OVERGEGAAN NAAR DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' , WAARONDER HIJ THANS NOG STEEDS RESSORTEERT .

5 VERZOEKER BEKLEEDDE DEZE FUNCTIE TOT AAN HET BESTREDEN BESLUIT VAN 14 APRIL 1983 WAARBIJ HIJ IS OVERGEPLAATST NAAR DE CONTROLESECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' .

6 VERZOEKER BASEERT ZIJN BEROEP OP VIJF MIDDELEN : ONBEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER OM HET BESLUIT VAN 24 MAART 1983 VAST TE STELLEN ; ONVOLDOENDE MOTIVERING ; AANTASTING VAN DE UIT DE ARTIKELEN 4 , 7 EN 29 AMBTENARENSTATUUT VOORTVLOEIENDE STATUTAIRE WAARBORGEN , IN DIER VOEGE DAT DE REKENKAMER EEN AMBTENAAR NIET ZOU KUNNEN HERPLAATSEN IN GEVAL VAN EEN SUBSTANTIELE WIJZIGING VAN HET AMBT , ZOALS IN CASU HET GEVAL ZOU ZIJN ; MISKENNING VAN HET DIENSTBELANG , ZULKS IN STRIJD MET ARTIKEL 7 VAN HET STATUUT , EN TENSLOTTE MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID .

7 UIT HET DOSSIER EN DE MONDELINGE BEHANDELING IS GEBLEKEN , DAT PARTIJEN INZONDERHEID OVER TWEE PROBLEMEN VAN MENING VERSCHILLEN , TE WETEN , OF VERWEERSTER BEVOEGD WAS OM DE BESTREDEN BESLUITEN VAST TE STELLEN , EN OF VERWEERSTER , TOEN ZIJ DEZE BESLUITEN VASTSTELDE , DE RECHTEN EN WAARBORGEN HEEFT GEEERBIEDIGD , DIE HET AMBTENARENSTATUUT EN ' S HOFS RECHTSPRAAK AAN DE AMBTENAREN HEBBEN TOEGEKEND .

DE VERDELING VAN BEVOEGDHEDEN BINNEN DE REKENKAMER

8 VERZOEKER BETOOGT DAT HET HIER EEN AMBT BETREFT DAT DOOR EEN AMBTENAAR IS BEKLEED , ZODAT NIET HET COLLEGE , MAAR DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG , BEVOEGD IS OM DE VERDELING VAN DE AMBTEN TUSSEN DE SECTOREN TE WIJZIGEN .

9 VERWEERSTER WIJST OP HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN HAAR INTERNE ORGANISATIESTRUCTUUR EN VERKLAART TE DEZEN DAT , NADAT EEN VAN HAAR LEDEN HAD VERZOCHT DAT AAN ZIJN SECTOR EEN JURIST ZOU WORDEN TOEGEVOEGD , INGEVOLGE HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE REKENKAMER EERST HET COLLEGE EEN BUDGETTAIRE POST MOEST OVERDRAGEN EN VERVOLGENS HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG VERZOEKER DAAROP MOEST TEWERKSTELLEN . BIJGEVOLG ZOU DE REKENKAMER ALS COLLEGE NIET ONBEVOEGD ZIJN GEWEEST OM HET EERSTE BESLUIT VAST TE STELLEN : ENKEL HET TWEEDE BESLUIT MOEST DOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG WORDEN GENOMEN .

10 PARTIJEN ZIJN HET EENS OVER HET FEIT DAT IN FEITE VERZOEKER MET ZIJN AMBT IS OVERPLAATST VAN DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' NAAR DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' . ONDANKS DAT DE OVERPLAATSING KAN WORDEN AANGEMERKT ALS EEN INDIVIDUEEL BESLUIT , KAN VERZOEKERS BETOOG EVENWEL NIET WORDEN GEVOLGD .

11 DIT BETOOG HOUDT NAMELIJK GEEN REKENING MET HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE REKENKAMER , EN INZONDERHEID MET HET FEIT DAT HAAR INTERNE ORGANISATIE BERUST OP HET COLLEGIALITEITSBEGINSEL , HETGEEN TOT UITING KOMT IN ARTIKEL 13 VAN HAAR REGLEMENT VAN ORDE DAT BEPAALT :

' ' ARTIKEL 13 : ORGANISATIESTRUCTUUR VAN DE DIENSTEN

DE REKENKAMER LEGT DE ORGANISATIESTRUCTUUR VAN HAAR DIENSTEN VAST . ZIJ VERDEELT DE FUNCTIONARISSEN OVER DE DIVERSE SECTOREN . ' '

BOVENDIEN HEEFT DE REKENKAMER IN HET PROCES-VERBAAL VAN 21 JANUARI 1982 VERKLAARD DAT ZIJ TER ZAKE VAN DE VERDELING VAN DE BUDGETTAIRE POSTEN ' ' BESLUIT GEEN UITZONDERING TE MAKEN OP ARTIKEL 13 VAN HAAR REGLEMENT VAN ORDE , VOLGENS HETWELK ZIJ ZELF DE BUDGETTAIRE POSTEN OVER DE DIVERSE SECTOREN VERDEELT ' ' .

12 DERHALVE STAAT BUITEN KIJF , DAT DE OVERPLAATSING IN OVEREENSTEMMING MET HET REGLEMENT VAN ORDE HEEFT PLAATSGEVONDEN , AANGEZIEN EERST DE REKENKAMER HET BESLUIT HEEFT GENOMEN OM EEN POST VAN DE SECTOR ' ' PRESIDENT ' ' OVER TE BRENGEN NAAR DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' EN VERVOLGENS DE PRESIDENT , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG , VERZOEKER OP DIE POST HEEFT AANGESTELD .

13 BIJGEVOLG MOET HET MIDDEL , ONTLEEND AAN DE ONBEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER OM HET BESLUIT VAN 24 MAART 1983 VAST TE STELLEN , WORDEN VERWORPEN .

EERBIEDIGING VAN DE AAN DE AMBTENAREN TOEGEKENDE WAARBORGEN

14 ALVORENS DE GRIEVEN TE ONDERZOEKEN DIE VERZOEKER TERZAKE HEEFT AANGEVOERD , ZIJ ERAAN HERINNERD DAT , WAAR HET HIER EEN HERPLAATSING BETREFT , DE IN DE ARTIKELEN 4 EN 29 VAN HET STATUUT VOORZIENE FORMALITEITEN NIET GELDEN VOOR DE BESTREDEN BESLUITEN .

15 IN DIE OMSTANDIGHEDEN KOMT HET BETOOG VAN VERZOEKER EROP NEER , DAT HET BESLUIT VAN 24 MAART 1983 NIET MET REDENEN IS OMKLEED , EN DAT HIJ IN STRIJD MET ARTIKEL 7 , LID 1 , VAN HET STATUUT IS HERPLAATST , OMDAT HIJ IS OVERGEPLAATST VAN EEN ADMINISTRATIEVE SECTOR NAAR EEN CONTROLESECTOR , WAARBIJ GEEN REKENING ZOU ZIJN GEHOUDEN MET HET DIENSTBELANG EN DE GELIJKWAARDIGHEID DER AMBTEN ; VOORTS ZOU HET BESLUIT EEN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID OPLEVEREN .

16 WAAR HET MOTIVERINGSVEREISTE ONDER MEER TEN DOEL HEEFT , DE BETROKKENE DE NODIGE GEGEVENS TE VERSCHAFFEN OM VAST TE STELLEN OF HET BESLUIT GEGROND IS , MOET IN DE EERSTE PLAATS WORDEN ONDERZOCHT OF DE TWEE BESTREDEN BESLUITEN GEGROND ZIJN .

17 VOORAF ZIJ ERAAN HERINNERD , DAT INGEVOLGE DE RECHTSPRAAK VAN HET HOF DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN EEN RUIME BEOORDELINGSBEVOEGDHEID TOEKOMT OM BIJ DE ORGANISATIE VAN HUN DIENSTEN , VAN DE HUN TOEVERTROUWDE TAKEN UIT TE GAAN EN MET HET OOG DAAROP HET TE HUNNER BESCHIKKING STAANDE PERSONEEL TE WERK TE STELLEN , MET DIEN VERSTANDE EVENWEL DAT DEZE AANSTELLING IN HET BELANG VAN DE DIENST MOET ZIJN EN DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE AMBTEN MOET WORDEN GEEERBIEDIGD .

18 VERZOEKERS MIDDELEN MOETEN DUS MET INACHTNEMING VAN DEZE BEGINSELEN WORDEN ONDERZOCHT .

HET BELANG VAN DE DIENST

19 VOLGENS VERZOEKER WAS HET IN HET BELANG VAN DE DIENST DAT HIJ NIET ZOU WORDEN VERWIJDERD UIT DE JURIDISCHE DIENST OP HET OGENBLIK DAT DAAR BIJZONDER VEEL WERK WAS , TERWIJL BIJ DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' GEEN BEHOEFTE BESTOND AAN NOG EEN JURIST , TEMEER DAAR HIJ ZELF NIET AAN DE NODIGE EISEN VOLDEED OM IN EEN CONTROLESECTOR TE WORDEN TE WERK GESTELD .

20 DIT ARGUMENT KAN NIET WORDEN GEVOLGD . NIET ALLEEN HEEFT DE REKENKAMER BIJ DE TEWERKSTELLING VAN HET TE HARER BESCHIKKING STAANDE PERSONEEL , VOLLEDIGE VRIJHEID VAN HANDELEN , MAAR UIT HET DOSSIER , EN INZONDERHEID UIT DE MONDELINGE BEHANDELING VOOR HET HOF , BLIJKT BOVENDIEN DAT HET VOOR DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' VERANTWOORDELIJKE LID OM EEN POST VOOR EEN JURIST IN DIE SECTOR HEEFT VERZOCHT . UIT HET DOSSIER BLIJKT EVENEENS , DAT VERZOEKER REEDS TUSSEN ZIJN INDIENSTTREDING BIJ DE REKENKAMER EINDE 1978 EN ZIJN AANSTELLING BIJ DE JURIDISCHE DIENST OP 20 JANUARI 1980 IN DEZELFDE CONTROLESECTOR , WAARNAAR HIJ THANS OPNIEUW IS OVERGEPLAATST , WAS TEWERKGESTELD .

21 OVERIGENS MOET WORDEN GEWEZEN OP HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE REKENKAMER . ZIJ HEEFT BESLOTEN , BIJ DE UITVOERING VAN HAAR CONTROLERENDE TAAK EEN METHODE TE VOLGEN WAARBIJ SYSTEMEN WORDEN GECONTROLEERD , DAT WIL ZEGGEN EEN METHODE WAARBIJ DE SYSTEMEN ZELF IN PLAATS VAN DE GEVOLGEN ERVAN WORDEN BEOORDEELD EN WAARBIJ NIET ALLEEN DE INTERNE CONTROLES , MAAR OOK DE DESBETREFFENDE BEGROTINGSPROCEDURES WORDEN ONDERZOCHT . DERHALVE WORDEN ZOWEL DE REGELMATIGHEID ALS DE WETTIGHEID VAN HET FINANCIEEL BEHEER VAN DE INSTELLINGEN GECONTROLEERD .

22 BIJGEVOLG MOET DE REKENKAMER VOOR HAAR WERKZAAMHEDEN VOORTDUREND KUNNEN BESCHIKKEN OVER PERSONEEL DAT ZOWEL OP JURIDISCH GEBIED ALS OP HET GEBIED VAN CONTROLES ONDERLEGD IS ; VERZOEKER STELT DUS TEN ONRECHTE , DAT HET BELANG VAN DE DIENST EISTE DAT BIJ DE SECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' EEN CONTROLEUR EN NIET EEN JURIST WERD AANGEWORVEN .

23 BOVENDIEN HEEFT VERZOEKER BIJ ZIJN SOLLICITATIE NAAR AANLEIDING VAN KENNISGEVING VAN VACATURE NR . CC/A/22/79 VERMELD , DAT HIJ OVER ERVARING BESCHIKTE OP HET GEBIED VAN DE CONTROLE VAN ZOWEL DE WETTIGHEID ALS VAN DE REGELMATIGHEID VAN DE PERSONEELSUITGAVEN ; IN DIE OMSTANDIGHEDEN EN ONDANKS HET FEIT DAT ZIJN SOLLICITATIE DOOR DAT AMBT NIET WERD AANVAARD , IS HIJ THANS NIET GERECHTIGD TE STELLEN , DAT HIJ NIET AAN DE NODIGE EISEN VOLDOET OM DE FUNCTIE VAN HOOFDADMINISTRATEUR BIJ DE CONTROLESECTOR ' ' PERSONEELSUITGAVEN EN HUISHOUDELIJKE UITGAVEN ' ' TE KUNNEN VERVULLEN .

DE GELIJKWARDIGHEID VAN DE AMBTEN

24 VERDER STELT VERZOEKER NOG , DAT HET BEGINSEL VAN DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE AMBTEN NIET IS GEEERBIEDIGD , OP GROND DAT HETZIJ HIJ NOG VOORNAMELIJK JURIDISCHE WERKZAAMHEDEN VERRICHT , IN WELK GEVAL ZIJN WERKZAAMHEDEN WEINIG SAMENHANG VERTONEN , HETZIJ HIJ CONTROLEWERKZAAMHEDEN MOET VERRICHTEN , IN WELK GEVAL ZIJN FUNCTIE SUBSTANTIEEL IS GEWIJZIGD EN ZIJN HERPLAATSING ONWETTIG IS .

25 TE DEZEN DIENT IN DE EERSTE PLAATS TE WORDEN VERWEZEN NAAR HETGEEN HIERVOOR IS GEZEGD OMTRENT ZOWEL HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE ORGANISATIE VAN DE REKENKAMER , - OP GROND WAARVAN HET ONDERSCHEID TUSSEN JURIDISCHE WERKZAAMHEDEN EN CONTROLEWERKZAAMHEDEN MOET WORDEN VERWORPEN - ALS HET FEIT DAT VERZOEKER VOORHEEN REEDS WERKZAAMHEDEN IN DEZELFDE CONTROLESECTOR ZIJN OPGEDRAGEN .

26 BOVENDIEN BLIJKT UIT HET DOSSIER EN INZONDERHEID UIT DE MONDELINGE BEHANDELING VOOR HET HOF , DAT DE AAN LUX TOEBEDEELDE TAKEN ZEKER NIET ONBEDUIDEND ZIJN , MAAR DAT LUX DAARENTEGEN IN HET BEGIN JUIST NIET DE BEREIDHEID EN INZET HEEFT GETOOND DIE VAN EEN VERANTWOORDELIJK AMBTENAAR MAG WORDEN VERWACHT .

27 UIT HET VOORGAANDE VOLGT DUS DAT VERZOEKERS DERDE EN VIERDE MIDDEL MOETEN WORDEN VERWORPEN .

MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID

28 TOT STAVING VAN DIT MIDDEL BETOOGT VERZOEKER DAT DE BESTREDEN BESLUITEN FEITELIJK EEN VERKAPTE TUCHTRECHTELIJKE MAATREGEL VORMEN , AANGEZIEN DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER HEM REEDS IN 1982 TE VERSTAAN ZOU HEBBEN GEGEVEN , DAT HIJ NAAR EEN ANDERE DIENST ZOU KUNNEN WORDEN OVERGEPLAATST INDIEN HIJ DE TWEE BEROEPEN DIE HIJ VOORDIEN BIJ HET HOF HAD INGESTELD , NIET INTROK . DIT VOORNEMEN ZOU ZIJN BEVESTIGD DOOR DE AANWERVING VAN EEN TIJDELIJKE FUNCTIONARIS DIE VERZOEKER , NAAR VERZOEKERS EIGEN ZEGGEN , IN DE JURIDISCHE DIENST MOEST VERVANGEN , ALSMEDE DOOR DE VERWIJTEN DIE DE PRESIDENT HEM ZOU HEBBEN GEMAAKT NAAR AANLEIDING VAN TWEE NOTA ' S MET ADVIEZEN , OM ' ' OVER DE WEIGERING VAN HET VISUM HEEN TE STAPPEN ' ' .

29 ALVORENS DIT MIDDEL TE ONDERZOEKEN , DIENT TE WORDEN OPGEMERKT , DAT VERZOEKERS LAATSTE ARGUMENT MOET WORDEN VERWORPEN , OMDAT TIJDENS DE MONDELINGE BEHANDELING VOOR HET HOF IS GEBLEKEN , DAT BEDOELDE VERWIJTEN NIET DE TWEE NOTA ' S MET ADVIEZEN OM ' ' OVER DE WEIGERING VAN HET VISUM HEEN TE STAPPEN ' ' , MAAR DE BEOORDELING VAN DE BEROEPSERVARING VAN EEN AMBTENAAR BETROFFEN .

30 GELIJK HET HOF HERHAALDELIJK HEEFT VERKLAARD ( ZIE INZONDERHEID HET ARREST VAN 5 . 5 . 1966 , GEVOEGDE ZAKEN 18 EN 35/65 , GUTMANN , JURISPR . 1966 , BLZ . 149 ) KAN TER ZAKE VAN EEN BESLUIT SLECHTS WORDEN GESPROKEN VAN MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID WANNEER OBJECTIEVE , TERZAKE DIENENDE EN ONDERLING OVEREENSTEMMENDE AANWIJZINGEN BESTAAN DAT HET IS GENOMEN TER BEREIKING VAN ANDERE DOELEINDEN DAN DIE WELKE DE ADMINISTRATIE STELT TE HEBBEN NAGESTREEFD .

31 UIT HET DOSSIER EN DE MONDELINGE BEHANDELING VOOR HET HOF BLIJKT EVENWEL , DAT VERZOEKER NIET OVERTUIGEND HEEFT KUNNEN AANTONEN DAT DE PRESIDENT VAN DE REKENKAMER HET VOORNEMEN HAD HEM TE STRAFFEN . DAAR VERZOEKER NIET RECHTENS GENOEGZAAM HEEFT KUNNEN AANTONEN DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG EEN ANDER DAN EEN WETTIG DOEL HEEFT NAGESTREEFD , MOET HIJ OOK WAT HET VIJFDE MIDDEL BETREFT IN HET ONGELIJK WORDEN GESTELD .

MOTIVERINGSGEBREK

32 VERZOEKER MEENT IN DE EERSTE PLAATS , DAT HET BESLUIT VAN DE REKENKAMER VAN 24 MAART 1983 IN HET GEHEEL NIET MET REDENEN IS OMKLEED , EN HEM TROUWENS NIET WERD MEEGEDEELD , EN IN DE TWEEDE PLAATS , DAT HET BESLUIT VAN DE PRESIDENT VAN 14 APRIL 1983 , WAARBIJ ENKEL NAAR HET VORIGE BESLUIT EN HET BELANG VAN DE DIENST WERD VERWEZEN , NIET GENOEGZAAM MET REDENEN IS OMKLEED .

33 VERWEERSTER BRENGT DAARTEGEN IN , DAT HET BESLUIT VAN 24 MAART 1983 EEN ALGEMEEN BESLUIT WAS DAT NIET MET REDENEN BEHOEFDE TE WORDEN OMKLEED , EN DAT HET BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG WEL , ZIJ HET SUMMIER , WAS GEMOTIVEERD DOOR HET BELANG VAN DE DIENST EN DAT VAN VERZOEKER ; GELET OP DE CONTEXT ZOU DEZE MOTIVERING EVENWEL VOLDOENDE ZIJN .

34 WAAR HET IN CASU EEN MAATREGEL TOT ORGANISATIE VAN DE DIENST BETREFT , DIE , ZOALS HIERBOVEN IS AANGETOOND , WERD GENOMEN IN HET BELANG VAN DE DIENST EN MET EERBIEDIGING VAN DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE AMBTEN , MOET DE MOTIVERINGSPLICHT WORDEN GERELATEERD AAN DE BEOORDELINGSMARGE WAAROVER HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG TERZAKE BESCHIKT , ALSMEDE MET HET MARGINALE KARAKTER VAN DE NADELEN DIE EEN DERGELIJKE MAATREGEL VOOR DE BETROKKEN AMBTENAAR KAN OPLEVEREN .

35 HOEWEL IN VERBAND MET DE INTERNE ORGANISATIE VAN DE REKENKAMER VOOR DEZE OVERDRACHT VAN EEN AMBT EEN PROCEDURE MOEST WORDEN GEVOLGD WAARBIJ EERST HET COLLEGE EN VERVOLGENS HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG EEN BESLUIT MOEST NEMEN , IS DEZE BIJZONDERHEID GEEN REDEN OM AF TE WIJKEN VAN DE EISEN VAN ARTIKEL 25 , LID 2 , AMBTENARENSTATUUT , VOLGENS HETWELK ELKE NADELIGE BESLISSING MET REDENEN MOET ZIJN OMKLEED .

36 ZO GEZIEN IS DE IN HET BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG VAN 14 APRIL 1980 VERVATTE MOTIVERING OP ZICH DUIDELIJK ONVOLDOENDE . OM UIT TE MAKEN OF AAN DE VEREISTEN VAN ARTIKEL 25 IS VOLDAAN , MOET EVENWEL NIET ALLEEN WORDEN GELET OP HET BESTREDEN BESLUIT , MAAR MOETEN OOK DE OMSTANDIGHEDEN WAARIN HET WERD GENOMEN , IN AANMERKING WORDEN GENOMEN . DE MOTIVE RINGSPLICHT HEEFT ZOWEL TEN DOEL , DE BETROKKENE IN STAAT TE STELLEN TE BEOORDELEN OF HET BESLUIT EEN GEBREK VERTOONT OP GROND WAARVAN ZIJN WETTIGHEID KAN WORDEN BETWIST , ALSOOK RECHTERLIJKE TOETSING MOGELIJK TE MAKEN , WESHALVE DE OMVANG VAN DIE VERPLICHTING STEEDS IN HET LICHT VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN MOET WORDEN BEOORDEELD .

37 IN CASU BLIJKT UIT HET DOSSIER DAT VERZOEKER , GEZIEN ZIJN EIGEN LOOPBAAN BIJ DE REKENKAMER , EN HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE REKENKAMER , DAT EEN TOENEMENDE STANDAARDISERING VAN DE TAKEN EN MOBILITEIT VAN HET PERSONEEL VEREIST , KON VERWACHTEN DAT DE REKENKAMER HEM NAAR EEN ANDERE SECTOR ZOU OVERPLAATSEN , ZEKER WANNEER WORDT REKENING GEHOUDEN MET DE MEDEDELINGEN VAN DE SECRETARIS EN DE MET HEM GEVOERDE BESPREKINGEN .

38 IN DIE OMSTANDIGHEDEN , EN WAAR DE ONDERHAVIGE MAATREGEL VERBAND HIELD MET DE INTERNE ORGANISATIE IN HET BELANG VAN DE DIENST , TEN AANZIEN WAARVAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG NOODZAKELIJKERWIJS OVER EEN RUIME BEOORDELINGSMARGE MOET BESCHIKKEN , KAN HET BESTREDEN BESLUIT , GEPLAATST IN DE CONTEXT , WAARIN HET IS VASTGESTELD , NIET WORDEN GEACHT EEN GEBREK TE VERTONEN , DAT ZIJN NIETIGVERKLARING WEGENS SCHENDING VAN WEZENLIJKE VORMVOORSCHRIFTEN RECHTVAARDIGT .

39 UIT EEN EN ANDER VOLGT , DAT HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING NIET GEGROND IS EN MOET WORDEN VERWORPEN .

KOSTEN

40 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , LID 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN .

41 KRACHTENS ARTIKEL 69 , LID 3 , KAN HET HOF EEN PARTIJ DIE IN HET GELIJK WERD GESTELD EVENWEL VEROORDELEN TOT VERGOEDING AAN DE WEDERPARTIJ VAN DE KOSTEN WELKE ZIJ TEN LASTE VAN LAATSTGENOEMDE HEEFT VEROORZAAKT , INDIEN HET HOF VAN OORDEEL IS , DAT DEZE KOSTEN VERGEEFS ZIJN AANGEWEND , DAN WEL VAN VEXATOIRE AARD ZIJN . IN CASU HEEFT DE REKENKAMER , DOOR DE REDENEN VAN ZIJN OVERPLAATSING NIET BEHOORLIJK EN UITDRUKKELIJK AAN VERZOEKER TOE TE LICHTEN , OP BESLISSENDE WIJZE BIJGEDRAGEN TOT HET ONTSTAAN VAN ONDERHAVIG GESCHIL WAAROP HET BEROEP BETREKKING HEEFT . IN DIE OMSTANDIGHEDEN MOET VERWEERSTER IN DE PROCESKOSTEN WORDEN VERWEZEN .

HET HOF VAN JUSTITIE ( TWEEDE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 . VERWERPT HET BEROEP .

2 . VERSTAAT DAT DE REKENKAMER ALLE KOSTEN ZAL DRAGEN , DAARONDER BEGREPEN DIE VAN VERZOEKER .