Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61981CJ0103

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 maart 1982.
    Liliane Chaumont-Barthel tegen Europees Parlement.
    Ambtenaar - Subrogatie.
    Zaak 103/81.

    Jurisprudentie 1982 -01003

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1982:100

    61981J0103

    ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 18 MAART 1982. - LILIANE CHAUMONT - BARTHEL TEGEN EUROPEES PARLEMENT. - (" AMBTENAREN - SUBROGATIE "). - ZAAK NO. 103/81.

    Jurisprudentie 1982 bladzijde 01003


    Samenvatting
    Partijen
    Onderwerp
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    AMBTENAREN - SOCIALE ZEKERHEID - ZIEKTE- EN ONGEVALLENVERZEKERING - SUBROGATIE TEN BATE VAN GEMEENSCHAPPEN - VOORKOMEN VAN DUBBELE VERGOEDING VAN ZELFDE SCHADE

    ( AMBTENARENSTATUUT , ARTIKEL 73 )

    Samenvatting


    AANGEZIEN DE IN HET KADER VAN DE REGELING VOOR DE VERZEKERING VAN DE AMBTENAREN TEGEN ONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN VOORZIENE SUBROGATIE TEN DOEL HEEFT TE VOORKOMEN DAT EEN AMBTENAAR TWEE MAAL VERGOEDING ONTVANGT VOOR DEZELFDE SCHADE , IS DE INSTELLING SLECHTS GERECHTIGD ZICH OP DE SUBROGATIE TE BEROEPEN VOORZOVER DE DOOR HAAR TOEGEKENDE VERGOEDING BETREKKING HEEFT OP SCHADE DIE REEDS DOOR DE DERDE WERD VERGOED .

    Partijen


    IN ZAAK 103/81 ,

    LILIANE CHAUMONT-BARTHEL , AMBTENAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT , WONENDE TE ELVANGE , VERTEGENWOORDIGD DOOR E . ARENDT , ADVOCAAT TE LUXEMBURG , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TE DIENS KANTORE , RUE PHILIPPE-II 34B ,

    VERZOEKSTER ,

    TEGEN

    EUROPEES PARLEMENT , VERTEGENWOORDIGD DOOR M . SCHMIDT , DIRECTEUR PERSONEEL EN SOCIALE ZAKEN , BIJGESTAAN DOOR A . BONN , ADVOCAAT TE LUXEMBURG , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TE DIENS KANTORE , COTE D ' EICH 22B ,

    VERWEERDER ,

    Onderwerp


    BETREFFENDE EEN BEROEP STREKKENDE TOT NIETIGVERKLARING VAN EEN BESLUIT VAN HET HOOFD VAN DE AFDELING SOCIALE ZAKEN VAN 24 JULI 1980 , WAARBIJ IS VASTGE STELD DAT EEN DOOR EEN VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ AAN VERZOEKSTER UITGEKEERD BEDRAG VALT ONDER DE SUBROGATIE TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN IN HET KADER VAN DE VERZEKERING VAN DE AMBTENAREN VAN DE GEMEENSCHAPPEN TEGEN ONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN , EN VOORTS TOT VEROORDELING VAN VERWEERDER OM HET BEDRAG VAN BFR 50 000 AAN VERZOEKSTER UIT TE BETALEN ,

    Overwegingen van het arrest


    1 BIJ VERZOEKSCHRIFT , NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 28 APRIL 1981 , HEEFT L . CHAUMONT-BARTHEL , AMBTENAAR VAN HET EUROPEES PARLEMENT , BEROEP INGESTELD STREKKENDE TOT NIETIGVERKLARING VAN EEN BESLUIT VAN HET HOOFD VAN DE AFDELING SOCIALE ZAKEN VAN HET PARLEMENT VAN 24 JUNI 1980 , WAARBIJ IS VASTGESTELD DAT EEN DOOR EN VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ AAN VERZOEKSTER WEGENS AANTASTING VAN HAAR LICHAMELIJKE INTEGRITEIT UITGEKEERDE VERGOEDING VALT ONDER DE SUBROGATIE TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN IN HET KADER VAN DE VERZEKERING VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN ONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN , EN VOORTS TOT VEROORDELING VAN VERWEERDER OM HET MET DIE VERGOEDING OVEREENKOMEND BEDRAG VAN BFR 50 000 AAN VERZOEKSTER UIT TE BETALEN .

    2 OP 25 MEI 1977 WERD VERZOEKSTER HET SLACHTOFFER VAN EEN VERKEERSONGEVAL . ZIJ LIEP DAARBIJ LETSEL OP , WAARVOOR ZIJ UIT TWEE BRONNEN EEN VERGOEDING ONTVING .

    3 NADAT ZIJ ZICH BURGERLIJKE PARTIJ HAD GESTELD IN HET STRAFPROCES TEGEN DE AANSPRAKELIJKE DERDE , WERD HAAR IN DE EERSTE PLAATS OP GROND VAN HET RAPPORT VAN DE GERECHTELIJKE DESKUNDIGE EEN SCHADEVERGOEDING TOEGEKEND VAN BFR 65 000 - TE WETEN BFR 15 000 VOOR MORELE SCHADE WEGENS GELEDEN SMART EN BFR 50 000 VOOR AANTASTING VAN HAAR LICHAMELIJKE INTEGRITEIT - , ZULKS GELET OP DE VOORBIJGAANDE TRAUMATISCHE EFFECTEN EN DE MINIMALE DUURZAME GEVOLGEN . VOLGENS DE RECHTBANK WAREN ER GEEN TERMEN AANWEZIG OM EEN BLIJVENDE GEDEELTELIJKE INVALIDITEIT AAN TE NEMEN .

    4 IN HET KADER VAN DE VERZEKERING VAN DE AMBTENAREN TEGEN ONGEVALLEN , BEDOELD IN ARTIKEL 73 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ( PB L 56 VAN 1968 , BLZ . 1 ), GING VERZOEKSTER VERVOLGENS AKOORD MET HET VOORSTEL VAN HET HOOFD VAN DE AFDELING SOCIALE ZAKEN , VERVAT IN DIENS BRIEF VAN 16 JANUARI 1980 , OM HAAR EEN VERGOEDING WEGENS BLIJVENDE GEDEELTELIJKE INVALIDITEIT TEN BEDRAGE VAN BFR 292 582 UIT TE KEREN ; DIT BEDRAG WAS BEREKEND OP BASIS VAN DE DOOR DE RAADGEVENDE ARTS VAN HET PARLEMENT VASTGESTELDE INVALIDITEITSGRAAD VAN 6 % .

    5 LATER BRACHT HET PARLEMENT EVENWEL OP DIT BEDRAG DE SOM VAN BFR 50 000 IN MINDERING , DIE VERZOEKSTER WEGENS AANTASTING VAN HAAR LICHAMELIJKE INTEGRITEIT HAD ONTVANGEN VAN DE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ VAN DE AANSPRAKELIJKE DERDE ; VOLGENS HET PARLEMENT VIEL DEZE SOM ONDER DE SUBROGATIE TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN .

    6 TEGEN DIT BESLUIT DIENDE VERZOEKSTER OP 2 OKTOBER 1980 EEN KLACHT IN , DIE OP 29 JANUARI 1981 DOOR DE SECRETARIS-GENERAAL WERD AFGEWEZEN . OP 28 APRIL 1981 HEEFT VERZOEKSTER EEN BEROEP INGESTELD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 91 VAN HET STATUUT .

    7 VOLGENS VERZOEKSTER HEBBEN DE TWEE VERGOEDINGEN BETREKKING OP VERSCHILLENDE SCHADES - DE EEN VAN MORELE , DE ANDER VAN MATERIELE AARD - EN IS ER GEEN REDEN OM TEN AANZIEN VAN DE EERSTE SCHADE HET SUBROGATIERECHT TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN TE DOEN GELDEN . DAARENTEGEN VOERT HET PARLEMENT AAN , DAT BEIDE VERGOEDINGEN VERZOEKSTER SCHADELOOS STELLEN VOOR DE AANTASTING VAN HAAR LICHAMELIJKE INTEGRITEIT , EN DAT HET MITSDIEN GERECHTIGD WAS DE SOM VAN BFR 50 000 IN MINDERING TE BRENGEN , TENEINDE TE VOORKOMEN DAT VERZOEKSTER TWEE MAAL VERGOEDING VOOR DEZELFDE SCHADE ZOU KRIJGEN .

    8 OM HET GESCHIL TUSSEN PARTIJEN TE KUNNEN BESLECHTEN , DIENT HET TE WORDEN GEPLAATST IN HET KADER VAN DE TERZAKE GELDENDE STATUTAIRE BEPALINGEN .

    9 DE TER UITVOERING VAN ARTIKEL 73 VAN HET STATUUT VASTGESTELDE REGELING VOOR DE VERZEKERING VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN ONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN , OMSCHRIJFT DE UITKERINGEN DIE BIJ EN ONGEVAL AAN AMBTENAREN KUNNEN WORDEN TOEGEKEND . ARTIKEL 12 , LID 2 , VAN DEZE REGELING VOORZIET DE VASTSTELLING VAN HET UIT TE KEREN KAPITAAL BIJ BLIJVENDE GEDEELTELIJKE INVALIDITEIT VAN EEN AMBTENAAR . VOLGENS ARTIKEL 14 VAN DIE REGELING WORDT EEN VERGOEDING , VASTGESTELD NAAR ANALOGIE VAN DE PERCENTAGES VAN DE IN ARTIKEL 12 BEDOELDE INVALIDITEITSSCHAAL , TOEGEKEND ' ' VOOR ELKE BLIJVENDE VERWONDING OF VERMINKING DIE , ZONDER HET ARBEIDSVERMOGEN VAN DE AMBTENAAR TE VERMINDEREN , EEN AANTASTING VORMT VAN ZIJN LICHAMELIJKE INTEGRITEIT EN EEN ONMISKENBAAR NADELIGE INVLOED UITOEFENT OP ZIJN SOCIALE BETREKKINGEN . ' '

    10 WAT DE SUBROGATIE BETREFT , GOLD TEN TIJDE VAN HET ONGEVAL ARTIKEL 8 VAN DE REGELING , BEPALENDE DAT DE TE VERRICHTEN UITKERINGEN DE AMBTENAAR OF ZIJN RECHTVERKRIJGENDE SLECHTS WORDEN UITBETAALD OP VOORWAARDE DAT DEZE DE GEMEENSCHAPPEN TOT HET BEDRAG DIER UITKERINGEN SUBROGEREN IN AL HUN RECHTEN EN VORDERINGEN TEGEN EVENTUEEL AANSPRAKELIJKE DERDEN . OP 1 JULI 1977 HEEFT VERZOEKSTER EEN FORMULIER GETEKEND , HOUDENDE SUBROGATIE VAN DE GEMEENSCHAPPEN IN HAAR RECHT VAN VERHAAL OP DE AANSPRAKELIJKE DERDE ZOWEL VOOR DE HAAR INGEVOLGE DE ARTIKELEN 72 , 73 EN 75 VAN HET STATUUT BETAALDE UITKERINGEN , SCHADELOOSSTELLINGEN EN VERGOEDINGEN , ALS VOOR HET HAAR GEDURENDE DE TIJDVAKKEN VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEID UITBETAALDE SALARIS .

    11 TUSSEN PARTIJEN IS NIET IN GESCHIL DAT DE SUBROGATIE TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAPPEN TEN DOEL HEEFT TE VOORKOMEN DAT EEN AMBTENAAR TWEE MAAL VERGOEDING ONTVANGT VOOR DEZELFDE SCHADE .

    12 MITSDIEN MOET WORDEN ONDERZOCHT OF DE TWEE VERGOEDINGEN DIE VERZOEKSTER HEEFT ONTVANGEN , DEZELFDE SCHADE DEKKEN . BLIJKENS DE BRIEF VAN HET HOOFD VAN DE AFDELING SOCIALE ZAKEN VAN 16 JANUARI 1980 - EN DIT IS TEN PROCESSE BEVESTIGD - HAD DE DOOR HET PARLEMENT UITBETAALDE VERGOEDING SLECHTS BETREKKING OP DE DOOR DE RAADGEVENDE ARTS VAN DEZE INSTELLING VASTGESTELDE BLIJVENDE GEDEELTELIJKE INVALIDITEIT . DIT IS EEN VERGOEDING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 12 VAN DE REGELING .

    13 DE VERGOEDING DIE DE RECHTBANK AAN VERZOEKSTER HEEFT TOEGEKEND , IS GEBASEERD OP DE BEVINDINGEN VAN DE DOOR HAAR AANGESTELDE DESKUNDIGE , DIE EEN BLIJVENDE GEDEELTELIJKE INVALIDITEIT UITDRUKKELIJK UITSLOOT , DOCH ANDERZIJDS CONCLUDEERDE TOT TOEKENNING VAN EEN VERGOEDING VAN BFR 50 000 WEGENS AANTASTING VAN DE LICHAMELIJKE INTEGRITEIT . DIT IS DUS EEN VERGOEDING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 14 VAN DE REGELING .

    14 GEZIEN DE OMSTANDIGHEDEN VAN HET GEVAL EN GELET OP HETGEEN VOORAFGAAT , HEEFT DE DOOR HET PARLEMENT TOEGEKENDE VERGOEDING DUS GEEN BETREKKING OP DE SCHADE WAARVOOR DE RECHTBANK EEN VERGOEDING HEEFT TOEGEKEND . MITSDIEN WAS HET PARLEMENT NIET GERECHTIGD ZICH OP DE SUBROGATIE TE BEROEPEN , EN HAD HET DE TOEGEKENDE VERGOEDING VOLLEDIG MOETEN UITBETALEN . ER ZIJN DERHALVE TERMEN AANWEZIG OM HET BESTREDEN BESLUIT NIETIG TE VERKLAREN EN HET PARLEMENT TE VEROORDELEN OM VERZOEKSTER HET BEDRAG VAN BFR 50 000 TE BETALEN .

    15 OVER DIT BEDRAG DIENT VOORTS RENTE TE WORDEN BETAALD OP DE VOET VAN 6 % ' S JAARS VANAF 24 JULI 1980 .

    Beslissing inzake de kosten


    KOSTEN

    16 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN .

    17 AANGEZIEN HET PARLEMENT IN HET ONGELIJK IS GESTELD , DIENT HET IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

    RECHTDOENDE :

    1 . VERKLAART NIETIG HET BESLUIT VAN HET HOOFD VAN DE AFDELING SOCIALE ZAKEN VAN HET PARLEMENT VAN 24 JULI 1980 .

    2 . VEROORDEELT HET PARLEMENT OM AAN VERZOEKSTER HET BEDRAG VAN BFR 50 000 TE BETALEN ; DIT BEDRAG ZAL EEN RENTE VAN 6 % ' S JAARS DRAGEN , VANAF 24 JULI 1980 TOT DE DAG VAN DAADWERKELIJKE BETALING .

    3 . VERWIJST HET PARLEMENT IN DE KOSTEN VAN HET GEDING .

    Top