Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61981CJ0093

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 maart 1982.
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering tegen Peter Knoeller.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Belgische Hof van Cassatie - België.
Sociale zekerheid - Vervulde verzekeringstijdvakken.
Zaak 93/81.

Jurisprudentie 1982 -00951

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1982:89

61981J0093

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 11 MAART 1982. - RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE - EN INVALIDITEITSVERZEKERING TEGEN PETER KNOELLER. - (" SOCIALE ZEKERHEID - VERVULDE VERZEKERINGSTIJDVAKKEN "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE). - ZAAK NO. 93/81.

Jurisprudentie 1982 bladzijde 00951


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


SOCIALE ZEKERHEID MIGRERENDE WERKNEMERS - UITKERINGEN - ONDERZOEK VAN AANVRAGEN - FORMULIER E 26 - JURIDISCHE WAARDE - AANVULLENDE TOELICHTINGEN ZONDER FORMELE RECTIFICATIE GEOORLOOFD

( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 48-51 ; VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD , ARTIKELEN 33 EN 34 )

Samenvatting


DE AAN FORMULIER E 26 TOE TE KENNEN JURIDISCHE WAARDE MAG HET NUTTIG EFFEKT VAN DE ARTIKELEN 48-51 EEG-VERDRAG EN VAN DE VERORDENINGEN BETREFFENDE DE RECHTEN VAN WERKNEMERS OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID , NIET IN HET GEDRANG BRENGEN .

BEDOELD FORMULIER HEEFT GEEN EXCLUSIEF KARAKTER , IN DIE ZIN , DAT DE EROP VERMELDE GEGEVENS LATER KUNNEN WORDEN AANGEVULD EN TOEGELICHT DOOR OFFICIELE STUKKEN , OOK INDIEN DIE GEGEVENS NIET ZIJN INGEKLEED ALS RECTIFICATIE VAN HET VOORDIEN TOEGEZONDEN FORMULIER .

Partijen


IN ZAAK 93/81 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE ( DERDE KAMER ), IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING , TE BRUSSEL ,

EN

PETER KNOELLER , TE OBRIGHEIM ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ),

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 34 VAN VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD VAN 3 DECEMBER 1958 STREKKENDE TOT UITVOERING EN AANVULLING VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 3 VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ ARREST VAN 6 APRIL 1981 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 16 APRIL DAAROPVOLGEND , HEEFT HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE ( DERDE KAMER ) KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN PREJUDICIELE VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 33 EN 34 VAN VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD VAN 3 DECEMBER 1958 STREKKENDE TOT UITVOERING EN AANVULLING VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 3 VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRE RENDE WERKNEMERS ( PB VAN 1958 , BLZ . 597 ). DE VRAAG STREKT ERTOE TE VERNEMEN OF DE INLICHTINGEN DIE ZIJN VERMELD OP HET DOOR DE BIJ VERORDENING NR . 3 VAN DE RAAD INGESTELDE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VASTGESTELDE FORMULIER E 26 , NADIEN DOOR ANDERE STUKKEN KUNNEN WORDEN AANGEVULD .

2 HET HOOFDGEDING BETREFT EEN BEROEP , INGESTELD DOOR KNOELLER , VAN DUITSE NATIONALITEIT EN VAN 1927 TOT 1937 IN BELGIE EN VAN 15 MEI 1939 TOT 18 AUGUSTUS 1967 IN DUITSLAND WERKZAAM GEWEEST , TEGEN HET BESLUIT VAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING ( HIERNA : HET RIZIV ), EEN BELGISCH ORGAAN VAN SOCIALE ZEKERHEID , WAARBIJ HEM TOEKENNING VAN HET BELGISCHE PRO-RATA VAN HET INVALIDITEITSPENSIOEN IS GEWEIGERD .

3 HOEWEL KNOELLER VANAF 18 AUGUSTUS 1967 ARBEIDSONGESCHIKT WAS , WERD HET DOOR HEM AANGEVRAAGDE INVALIDITEITSPENSIOEN EERST MET INGANG VAN 1 DECEMBER 1967 DOOR DE LANDESVERSICHERUNGSANSTALT RHEINPROVINZ TOEGEKEND . OVER HET TUSSENLIGGENDE TIJDVAK ONTVING HIJ EVENWEL EEN DUITSE WERKLOOSHEIDSUITKERING . OMDAT DIT NAAR DUITS RECHT VOOR DE TOEKENNING VAN EEN INVALIDITEITSPENSIOEN NIET RELEVANT IS , WERD HET NIET VERMELD OP HET FORMULIER E 26 DAT HET DUITSE SOCIALE-ZEKERHEIDSORGAAN AAN HET RIZIV ZOND MET HET OOG OP KNOELLERS AANSPRAKEN OP EEN BELGISCH INVALIDITEITSPENSIOEN NAAR RATO VAN HET TIJDVAK DAT HIJ IN BELGIE WERKZAAM WAS GEWEEST . OM VOORNOEMDE REDEN VERMELDDE DIT FORMULIER SLECHTS DE VERZEKERINGSTIJDVAKKEN DIE TOT 18 AUGUSTUS 1967 DOOR KNOELLER WAREN VERVULD , DAT WIL ZEGGEN TOT HET TIJDSTIP WAAROP HIJ MET WERKEN OPHIELD .

4 NAAR BELGISCH RECHT HEEFT DE WERKNEMER SLECHTS RECHT OP INVALIDITEITSPENSIOEN WANNEER HIJ TIJDENS DE ZES MAANDEN VOORAFGAANDE AAN DE BEEINDIGING VAN DE ARBEIDSVERHOUDING , 120 ARBEIDSDAGEN OF DAARMEE GELIJKGESTELDE DAGEN ( ZOALS TIJDVAKKEN VAN WERKLOOSHEID ) HEEFT VERVULD . AFGAANDE OP DE OP HET FORMULIER E 26 VERMELDE GEGEVENS WAS HET RIZIV DAAROM VAN MENING , DAT AAN DEZE VOORWAARDE IN CASU NIET WAS VOLDAAN . VOLGENS HET RIZIV IMMERS KONDEN DIE GEGEVENS NIET WORDEN GEWIJZIGD OF AANGEVULD DOOR DE BRIEVEN VAN HET DUITSE SOCIALE ZEKERHEIDSORGAAN VAN 5 EN 21 MAART 1970 , WAARIN DIT EROP HAD GEWEZEN , DAT KNOELLER GEDURENDE DE WERKLOOSHEIDSPERIODE NAAR DUITS RECHT WETTELIJK WAS VERZEKERD .

5 OP HET BEROEP VAN KNOELLER VERKLAARDEN DE ARBEIDSRECHTBANK TE VERVIERS EN HET HOF VAN BEROEP TE LUIK DAT HIJ RECHT HAD OP HET BELGISCHE PRO-RATA VAN HET INVALIDITEITSPENSIOEN . NADAT HET RIZIV ZICH HAD VOORZIEN IN CASSATIE VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN BEROEP TE LUIK , BESLOOT HET HOF VAN CASSATIE BIJ ARREST VAN 6 APRIL 1981 ZIJN UITSPRAAK AAN TE HOUDEN EN HET HOF DE VOLGENDE VRAAG VOOR TE LEGGEN :

' ' MOET TER BEPALING VAN HET INVALIDITEITSPENSIOEN , PRO RATA TEMPORIS ' , DAT AAN EEN WERKNEMER ZOU ZIJN VERSCHULDIGD VOOR ZIJN IN BELGIE VERRICHTE ARBEID , UITSLUITEND WORDEN AFGEGAAN OP DE INLICHTINGEN VERVAT IN HET FORMULIER E 26 , BEDOELD IN ARTIKEL 34 VAN VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP VAN 3 DECEMBER 1958 STREKKENDE TOT UITVOERING EN AANVULLING VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 3 VAN DE RAAD VAN 25 SEPTEMBER 1958 INZAKE DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS , OF KAN DAT FORMULIER E 26 DOOR ANDERE INLICHTINGEN WORDEN AANGEVULD OF TOEGELICHT?

' '

6 BIJ ARTIKEL 43 VAN VERORDENING NR . 3 IS EEN ADMINISTRATIEVE COMMISSIE INGESTELD DIE ONDER MEER TOT TAAK HEEFT ALLE VRAAGSTUKKEN VAN ADMINISTRATIEVE OF INTERPRETATIEVE AARD , VOORTVLOEIENDE UIT DE BEPALINGEN VAN DIE VERORDENING EN VAN LATERE VERORDENINGEN TE REGELEN . ARTIKEL 2 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 4 BEPAALT DAT DE MODELLEN VAN DE BEWIJSSTUKKEN , ATTESTEN , VERKLARINGEN , AANVRAAGFORMULIEREN EN ANDERE DOCUMENTEN DIE VOOR DE TOEPASSING VAN DE VERORDENINGEN NRS . 3 EN 4 NOODZAKELIJK ZIJN , DOOR DEZE COMMISSIE WORDEN VASTGESTELD . HET FORMULIER E 26 WAAROM HET IN CASU GAAT , IS DOOR DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VASTGESTELD MET HET OOG OP HET BEPAALDE IN DE ARTIKELEN 33 EN 34 VAN VERORDENING NR . 4 . ARTIKEL 33 LUIDT ALS VOLGT :

' ' ( 1 ) VOOR DE BEHANDELING VAN DE INGEDIENDE AANVRAGEN OM UITKERINGEN VERSCHULDIGD OP GROND VAN DE ARTIKELEN 26 , 27 EN 28 VAN DE VERORDENING MAAKT HET BEHANDELEND ORGAAN GEBRUIK VAN EEN FORMULIER , WAARIN MET NAME EEN VOLLEDIGE OPSOMMING EN EEN SAMENVATTING VOORKOMEN VAN DE DOOR DE VERZEKERDE VERVULDE TIJDVAKKEN VAN VERZEKERING OF DAARMEDE GELIJKGESTELDE TIJDVAKKEN OP GROND VAN DE WETTELIJKE REGELING VAN ELK DER LID-STATEN , WAARAAN HIJ ONDERWORPEN IS GEWEEST .

( 2)DIT FORMULIER KAN IN DE PLAATS VAN BEWIJSSTUKKEN AAN DE BEVOEGDE ORGANEN VAN EEN ANDERE LID-STAAT WORDEN GEZONDEN . ' '

ARTIKEL 34 , LID 1 , VAN DE VERORDENING BEPAALT :

' ' HET BEHANDELEND ORGAAN GEEFT OP HET IN HET VORIGE ARTIKEL BEDOELDE FORMULIER AAN DE TIJDVAKKEN VAN VERZEKERING EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE TIJDVAKKEN , WELKE ZIJN VERVULD INGEVOLGE DE VOOR DIT ORGAAN VAN TOEPASSING ZIJNDE WETTELIJKE REGELING EN ZENDT EEN EXEMPLAAR VAN DIT FORMULIER AAN DE BEVOEG- DE ORGANEN VAN ELK DER ANDERE LID-STATEN , OP GROND VAN WELKER WETTELIJKE REGELINGEN DERGELIJKE TIJDVAKKEN DOOR DE VERZEKERDE ZIJN VERVULD . ' '

7 VOLGENS HET RIZIV MOETEN DEZE BEPALINGEN ALDUS WORDEN VERSTAAN , DAT UITSLUITEND DE OP HET FORMULIER E 26 VERMELDE VERZEKERINGSTIJDVAKKEN IN AANMERKING KUNNEN WORDEN GENOMEN . HET BETWIST WELISWAAR NIET DAT HET DUITSE ORGAAN IN ZIJN BRIEVEN VAN MAART 1970 DE BOVENBEDOELDE TOELICHTINGEN HEEFT VERSTREKT , MAAR BETOOGT DAT DEZE AANVULLENDE TOELICHTINGEN NIET DE PLAATS VAN HET FORMULIER E 26 KUNNEN INNEMEN WANNEER ZIJ BETREKKING HEBBEN OP TIJDVAKKEN DIE DAAROP NIET ZIJN VERMELD . MET ANDERE WOORDEN , OFSCHOON HET RIZIV ERKENT DAT BEPAALDE AANVULLENDE TOELICHTINGEN NOODZAKELIJK KUNNEN BLIJKEN , MEENT ZIJ DAT DEZE NIET IN AANMERKING KUNNEN WORDEN GENOMEN INDIEN HET BEHANDELEND ORGAAN HET FORMULIER NIET RECTIFICEERT OF DOOR EEN NIEUW FORMULIER VERVANGT , GELIJK HET RIZIV UITDRUKKELIJK HAD GEVRAAGD .

8 MET HET OOG OP DIT STANDPUNT VAN HET RIZIV HEEFT HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE DE BOVENGENOEMDE PREJUDICIELE VRAAG GESTELD , WAARMEE HET HET HOF IN WEZEN VRAAGT EEN UITSPRAAK TE DOEN OVER DE JURIDISCHE WAARDE VAN HET FORMULIER E 26 .

9 VOOR DE BEANTWOORDING VAN DEZE VRAAG DIENT IN DE EERSTE PLAATS EROP TE WORDEN GEWEZEN DAT DE ARTIKELEN 33 EN 34 VAN VERORDENING NR . 4 EN DE VOORSCHRIFTEN VAN DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE BETREFFENDE HET ONDERHAVIGE FORMULIER MOETEN WORDEN UITGELEGD IN HET LICHT VAN DE ARTIKELEN 48-51 EEG-VERDRAG , DIE DE GRONDSLAG , HET RAAM EN DE BEGRENZING VORMEN VOOR DE VERORDENINGEN OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID ( ARREST VAN 5 JULI 1967 , ZAAK 1/67 , CIECHELSKI , JURISPR . 1967 , BLZ . 225 ). DEZE ARTIKELEN BEOGEN IMMERS HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT TE BEVORDEREN DOOR HUN ONDER MEER DE MOGELIJKHEID TE BIEDEN , DE RECHTEN GELDEND TE MAKEN DIE ZIJ OP GROND VAN IN VERSCHILLENDE LID-STATEN VERVULDE TIJDVAKKEN VAN ARBEID HEBBEN VERWORVEN . DE AAN FORMULIER E 26 TOE TE KENNEN JURIDISCHE WAARDE MAG DERHALVE HET NUTTIG EFFECT VAN DEZE ARTIKELEN EN VAN DE VERORDENINGEN BETREFFENDE DE RECHTEN VAN WERKNEMERS OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID , NIET IN HET GEDRANG BRENGEN .

10 DE ARTIKELEN 33 EN 34 VAN VERORDENING NR . 4 MOETEN DERHALVE IN HET LICHT VAN DEZE BEGINSELEN WORDEN UITGELEGD . ARTIKEL 33 BEPAALT DAT HET BEHANDELEND ORGAAN VOOR DE BEHANDELING VAN AANVRAGEN OM UITKERINGEN DIE ZIJN VERSCHULDIGD OP GROND VAN DE ARTIKELEN 26 , 27 EN 28 VAN VERORDENING NR . 3 , ' ' GEBRUIK MAAKT ' ' VAN EEN FORMULIER DAT DOOR DE BOVENGENOEMDE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE MOEST WORDEN VASTGESTELD , ZONDER EVENWEL ANDERE AANVULLENDE TOELICHTINGEN UIT TE SLUITEN . ARTIKEL 34 , LID 1 , VAN DEZELFDE VERORDENING BEPAALT , DAT HET BEHANDELEND ORGAAN DE TIJDVAKKEN VAN VERZEKERING EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE TIJDVAKKEN , WELKE ZIJN VERVULD INGEVOLGE DE VOOR DIT ORGAAN VAN TOEPASSING ZIJNDE WETTELIJKE REGELING , OP HET FORMULIER AANGEEFT EN VERVOLGENS EEN EXEMPLAAR DAARVAN AAN DE BEVOEGDE ORGANEN VAN ELK DER ANDERE LID-STATEN ZENDT OP GROND VAN WELKER WETTELIJKE REGELINGEN DERGELIJKE TIJDVAKKEN DOOR DE VERZEKERDE ZIJN VERVULD . UIT DEZE BEPALINGEN VOLGT DAT DEZE PROCEDURES VOORNAMELIJK TEN DOEL HEBBEN DE TAAK VAN DE SOCIALE-ZEKERHEIDSORGANEN TE VERGEMAKKELIJKEN EN DE INGEWIKKELDE ADMINISTRATIEVE AFHANDELING VAN DE SAMENTELLING EN PRORATISATIE IN DE VERSCHILLENDE BETROKKEN LID-STATEN TE VEREENVOUDIGEN . DE VERPLICHTING VAN HET BEHANDELEND ORGAAN OM HET FORMULIER AAN DE ANDERE BETROKKEN INSTELLINGEN TE ZENDEN , BETEKENT NIET DAT ANDERE BEWIJSSTUKKEN GEEN ENKELE BEWIJSKRACHT MEER ZOUDEN HEBBEN EN DAT MEN DAARVAN DUS GEEN GEBRUIK ZOU KUNNEN MAKEN OM HET FORMULIER AAN TE VULLEN OF TOE TE LICHTEN . HET FORMULIER HEEFT DERHALVE GEEN EXCLUSIEF KARAKTER , IN DIE ZIN , DAT DE EROP VERMELDE GEGEVENS LATER NIET ZOUDEN KUNNEN WORDEN VERDUIDELIJKT DOOR OFFICIELE STUKKEN , ZOALS DE BRIEVEN VAN HET DUITSE ORGAAN VAN 5 EN 21 MAART 1970 AAN HET RIZIV . HET ORGAAN WAARAAN DEZE STUKKEN ZIJN GERICHT , DIENT DERHALVE DE DAARIN VERVATTE GEGEVENS IN AANMERKING TE NEMEN , OOK INDIEN DIE GEGEVENS NIET ZIJN INGEKLEED ALS EEN RECTIFICATIE VAN HET VOORDIEN TOEGEZONDEN FORMULIER .

11 OP DE DOOR HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE GESTELDE VRAAG MOET DERHALVE WORDEN GEANTWOORD , DAT HET FORMULIER BEDOELD IN ARTIKEL 34 VAN VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD VAN 3 DECEMBER 1958 , LATER DOOR NADERE GEGEVENS KAN WORDEN AANGEVULD OF TOEGELICHT , OOK INDIEN DIE GEGEVENS NIET ZIJN INGEKLEED ALS EEN RECTIFICATIE VAN HET VOORDIEN TOEGEZONDEN FORMULIER .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET BELGISCHE HOF VAN CASSATIE BIJ ARREST VAN 6 APRIL 1981 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :

HET FORMULIER BEDOELD IN ARTIKEL 34 VAN VERORDENING NR . 4 VAN DE RAAD VAN 3 DECEMBER 1958 , KAN LATER DOOR NADERE GEGEVENS WORDEN AANGEVULD OF TOEGELICHT , OOK INDIEN DIE GEGEVENS NIET ZIJN INGEKLEED ALS EEN RECTIFICATIE VAN HET VOORDIEN TOEGEZONDEN FORMULIER .

Top