This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61980CJ0022
Judgment of the Court of 29 October 1980. # Boussac Saint-Frères SA v Brigitte Gerstenmeier. # Reference for a preliminary ruling: Amtsgericht Berlin-Schöneberg - Germany. # Free movement of capital. # Case 22/80.
Arrest van het Hof van 29 oktober 1980.
Boussac Saint-Frères SA tegen Brigitte Gerstenmeier.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Berlin-Schöneberg - Duitsland.
Vrij verkeer van kapitaal.
Zaak 22/80.
Arrest van het Hof van 29 oktober 1980.
Boussac Saint-Frères SA tegen Brigitte Gerstenmeier.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Berlin-Schöneberg - Duitsland.
Vrij verkeer van kapitaal.
Zaak 22/80.
Jurisprudentie 1980 -03427
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1980:251
*A9* Amtsgericht Berlin-Schöneberg, Vorlagebeschluß vom 24/11/1979 (28 B 45375/79)
*P1* Amtsgericht Berlin-Schöneberg, Schreiben vom 03/12/1981 (28 B 45375/79)
ARREST VAN HET HOF VAN 29 OKTOBER 1980. - BOUSSAC SAINT - FRERES SA TEGEN BRIGITTE GERSTENMEIER. - (" VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET AMTSGERICHT BERLIJN - SCHOENEBERG). - ZAAK NO. 22/80.
Jurisprudentie 1980 bladzijde 03427
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00375
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00419
Finse bijz. uitgave bladzijde 00425
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . PREJUDICIELE VRAGEN - BEVOEGDHEID VAN HET HOF - GRENZEN
( ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG )
2 . GEMEENSCHAPSRECHT - BEGINSELEN - GELIJKE BEHANDELING - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - VERKAPTE DISCRIMINATIE DAARONDER BEGREPEN
( ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG )
3 . GEMEENSCHAPSRECHT - BEGINSELEN - GELIJKE BEHANDELING - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - VEREENVOUDIGDE PROCEDURE VOOR DE INNING VAN VORDERINGEN WAARBIJ EEN ONDERSCHEID WORDT GEMAAKT OP GROND VAN DE VALUTA WAARIN DE VORDERING IS GESTELD , GEOORLOOFD
( ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG )
1 . OFSCHOON HET NIET AAN HET HOF STAAT ZICH IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG UIT TE SPREKEN OVER DE GELDIGHEID VAN EEN NATIONALE WET , IS HET WEL BEVOEGD OM , MET HET OOG OP DE SAMENWERKING MET DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES , ELEMENTEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT AAN TE WIJZEN WAARVAN DE UITLEGGING DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE IN STAAT MOET STELLEN DE ALDAAR GEREZEN PROBLEMEN OP TE LOSSEN .
2 . ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERBIEDT ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN HET VERDRAG . DEZE BEPALING VERBIEDT NIET ALLEEN ZICHTBARE DISCRIMINATIES OP GROND VAN NATIONALITEIT , DOCH OOK ALLE VERKAPTE VORMEN VAN DISCRIMINATIE , DIE DOOR TOEPASSING VAN ANDERE ONDERSCHEIDINGSCRITERIA IN FEITE TOT HETZELFDE RESULTAAT LEIDEN .
3 . ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERZET ZICH NIET TEGEN EEN NATIONALE BEPALING VAN BURGERLIJK PROCESRECHT , DIE EEN VEREENVOUDIGDE INNINGSPROCEDURE VOORZIET WELKE NIET OPENSTAAT VOOR SCHULDEISERS DIE EEN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE SCHULDVORDERING OP EEN OP HET NATIONALE GRONDGEBIED GEVESTIGDE DEBITEUR GELDEND WILLEN MAKEN , DOCH IEDERE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT GEVESTIGDE SCHULDEISER DE MOGELIJKHEID LAAT , EEN SCHULDVORDERING ONGEACHT DE VALUTA WAARIN ZIJ LUIDT , VOLGENS DE NORMALE RECHTSVORDERINGSPROCEDURE GELDEND TE MAKEN .
IN ZAAK 22/80 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET AMTSGERICHT BERLIJN-SCHONEBERG IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
BOUSSAC SAINT-FRERES SA , TE RIJSEL ( FRANKRIJK ),
EN
BRIGITTE GERSTENMEIER , TE EUSKIRCHEN ( DUITSLAND ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ,
1 BIJ BESCHIKKING VAN 24 NOVEMBER 1979 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 14 JANUARI 1980 , HEEFT HET AMTSGERICHT BERLIJN-SCHONEBERG KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN VRAAG GESTELD OVER DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG .
2 EEN IN FRANKRIJK GEVESTIGDE FIRMA , DIE AAN EEN AFNEEMSTER IN DUITSLAND STOFFEN HAD VERKOCHT EN GELEVERD , HEEFT BIJ HET AMTSGERICHT EEN PROCEDURE ( ' ' MAHNVERFAHREN ' ' ) INGELEID TER VERKRIJGING VAN EEN RECHTERLIJK BEVEL TOT BETALING VAN HET NOG VERSCHULDIGDE GEDEELTE VAN HET DESBETREFFENDE FACTUURBEDRAG . BEDOELDE PROCEDURE STELT DE SCHULDEISER IN STAAT , OP EENVOUDIGE EN SNELLE WIJZE EEN BEVEL TOT BETALING VAN EEN GELDSOM TE VERKRIJGEN . NA DE INDIENING VAN HET VERZOEK WORDT DE DEBITEUR NIET OPGEROEPEN OF GEDAGVAARD , DOCH NADAT HET BEVEL TOT BETALEN ( ' ' MAHNBESCHEID ' ' ), DAT DOOR DE RECHTER OP EEN DOOR DE SCHULDEISER INGEVULD FORMULIER WORDT GEGEVEN , HEM IS BETEKEND , KAN HIJ WEL TEGENSPRAAK VOEREN . WORDT GEEN TEGENSPRAAK GEVOERD , DAN WORDT HET BETALINGSBEVEL OP VERZOEK VAN DE SCHULDEISER OMGEZET IN EEN ' ' VOLLSTRECKUNGSBESCHEID ' ' , DAT EEN EXECUTORIALE TITEL VORMT .
3 NAAR HET AMTSGERICHT OVERWEEGT , WAS HET TOT 1 JULI 1977 MOGELIJK , IN DEZE PROCEDURE ZOWEL VORDERINGEN IN NATIONALE ALS IN BUITENLANDSE VALUTA GELDEND TE MAKEN . SEDERT DE INWERKINGTREDING OP DIE DATUM VAN DE ZOGENOEMDE ' ' VEREINFACHUNGSNOVELLE ' ' VAN 3 DECEMBER 1976 , IS ZIJ EVENWEL NIET MEER TOEGELATEN TER ZAKE VAN VORDERINGEN OP EEN IN DUITSLAND GEVESTIGDE DEBITEUR INDIEN DE VORDERING IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDT ; BIJ VORDERINGEN IN BUITENLANDSE VALUTA OP IN HET BUITENLAND GEVESTIGDE DEBITEUREN , STAAT GENOEMDE PROCEDURE ECHTER NOG WEL OPEN .
4 IN VERBAND HIERMEE VRAAGT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE HET HOF VAN JUSTITIE , OF DEZE WIJZIGING VAN HET DUITSE PROCESRECHT TEN AANZIEN VAN SCHULDEISERS UIT ANDERE LID-STATEN VAN DE GEMEENSCHAP EEN DISCRIMINERENDE MAATREGEL VORMT , WAARAAN WEGENS SCHENDING VAN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ELKE WERKING MOET WORDEN ONTZEGD .
5 HET STAAT WELISWAAR NIET AAN HET HOF ZICH IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG UIT TE SPREKEN OVER DE GELDIGHEID VAN EEN NATIONALE WET , DOCH HET IS WEL BEVOEGD OM , MET HET OOG OP DE SAMENWERKING MET DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES , ELEMENTEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT AAN TE WIJZEN WAARVAN DE UITLEGGING DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE IN STAAT MOET STELLEN DE ALDAAR GEREZEN PROBLEMEN OP TE LOSSEN .
6 UIT DE STUKKEN IS GEBLEKEN DAT DE ' ' VEREINFACHUNGSNOVELLE ' ' , DIE BIJ DE DUITSE RECHTER TWIJFEL HEEFT DOEN RIJZEN , TEN DOEL HAD HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' TE RATIONALISEREN DOOR GEBRUIKMAKING VAN GEAUTOMATISEERDE GEGEVENSVERWERKING . AANGEZIEN EEN TECHNISCH ONDERZOEK HAD UITGEWEZEN DAT DE OPNEMING VAN VORDERINGEN IN BUITENLANDSE VALUTA IN EEN DERGELIJK GEAUTOMATISEERD STELSEL ONEVENREDIG GROTE MOEILIJKHEDEN ZOU OPLEVEREN , BESLOTEN DE DUITSE INSTANTIES HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' IN BEGINSEL ENKEL OPEN TE STELLEN VOOR VORDERINGEN IN DUITSE VALUTA . EEN UITZONDERING OP DIT BEGINSEL WERD EVENWEL GEMAAKT VOOR VORDERINGEN IN BUITENLANDSE VALUTA OP DEBITEUREN GEVESTIGD IN STATEN DIE PARTIJ ZIJN BIJ HET VERDRAG VAN BRUSSEL VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ; NAAR DE MENING VAN DE DUITSE INSTANTIES MAAKTEN DE BEPALINGEN VAN DIT VERDRAG EEN DERGELIJKE UITZONDERING NOODZAKELIJK .
7 UIT HET DOSSIER BLIJKT VOORTS DAT VOOR SCHULDEISERS DIE GEEN GEBRUIK KUNNEN MAKEN VAN DE VEREENVOUDIGDE PROCEDURE VAN HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' , DE TOEGANG TOT DE GEWONE RECHTSWEGEN BLIJFT OPENSTAAN . OOK SCHULDEISERS DIE IN EEN ' ' MAHNVERFAHREN ' ' EEN BETALINGSBEVEL HEBBEN VERKREGEN WAARTEGEN DE DEBITEUR TEGENSPRAAK HEEFT GEVOERD , MOETEN VERDER VAN DEZE GEWONE RECHTSWEGEN GEBRUIK MAKEN .
8 DE VRAAG VAN DE NATIONALE RECHTER MOET DERHALVE ALDUS WORDEN VERSTAAN , OF ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ZICH VERZET TEGEN EEN NATIONALE BEPALING VAN BURGERLIJK PROCESRECHT , DIE EEN VEREENVOUDIGDE INNINGSPROCEDURE VOORZIET WELKE NIET OPENSTAAT VOOR SCHULDEISERS DIE EEN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE SCHULDVORDERING OP EEN OP HET NATIONALE GRONDGEBIED GEVESTIGDE DEBITEUR GELDEND WILLEN MAKEN , DOCH IEDERE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT GEVESTIGDE SCHULDEISER DE MOGELIJKHEID LAAT , EEN SCHULDVORDERING , ONGEACHT DE VALUTA WAARIN ZIJ LUIDT , VOLGENS DE NORMALE RECHTSVORDERINGSPROCEDURE GELDEND TE MAKEN .
9 ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERBIEDT ELKE DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN HET VERDRAG . DEZE BEPALING VERBIEDT NIET ALLEEN ZICHTBARE DISCRIMINATIES OP GROND VAN NATIONALITEIT , DOCH OOK ALLE VERKAPTE VORMEN VAN DISCRIMINATIE , DIE DOOR TOEPASSING VAN ANDERE ONDERSCHEIDINGSCRITERIA IN FEITE TOT HETZELFDE RESULTAAT LEIDEN .
10 EEN NATIONALE WETGEVING DIE DE TOEGANG TOT DE GERECHTEN AFHANKELIJK STELT VAN VOORWAARDEN BETREFFENDE DE VALUTA WAARIN EEN VORDERING LUIDT , ZOU ONTEGENZEGLIJK IN ANDERE LID-STATEN GEVESTIGDE SCHULDEISERS IN EEN ONGUNSTIGER POSITIE KUNNEN PLAATSEN DAN IN HET BINNENLAND GEVESTIGDE CREDITEUREN EN ALDUS EEN BELEMMERING KUNNEN VORMEN VOOR DE HANDELSBETREKKINGEN BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT , DIE VOORAL DE ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN ZOU BENADELEN .
11 IN HAAR OPMERKINGEN VOOR HET HOF HEEFT DE DUITSE REGERING BETOOGD DAT EEN WETTELIJKE REGELING ZOALS DE ONDERHAVIGE NIET DISCRIMINEREND KAN ZIJN , OMDAT HET GEMAAKTE ONDERSCHEID - BERUSTEND OP DE VALUTA WAARIN DE SCHULDVORDERING LUIDT - DOOR OBJECTIEVE REDENEN WORDT GERECHTVAARDIGD : DE DOOR DE DUITSE WETGEVING BEOOGDE AUTOMATISERING MET HET OOG OP DE VEREENVOUDIGING VAN HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' IS IMMERS NIET MOGELIJK BIJ VORDERINGEN IN BUITENLANDSE VALUTA .
12 DIT ARGUMENT OVERTUIGT NIET . WAAR DE DUITSE WETTELIJKE REGELING HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' TOELAAT TER ZAKE VAN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE VORDERINGEN OP DEBITEURS DIE GEVESTIGD ZIJN OP HET GRONDGEBIED VAN DE ANDERE STATEN DIE PARTIJ ZIJN BIJ HET VERDRAG VAN BRUSSEL , EN DE TOEPASSING VAN DEZE REGEL , ZOALS IS KOMEN VAST TE STAAN , EEN NIET-MECHANISCHE VERWERKING VAN DIE VERZOEKEN IN HET KADER VAN HET ' ' MAHNVERFAHREN ' ' NOODZAKELIJK MAAKT , KAN MEN ZICH TEN AANZIEN VAN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE VORDERINGEN OP IN HET BINNENLAND GEVESTIGDE DEBITEURS NIET BEROEPEN OP DE NOODZAAK VAN GEAUTOMATISEERDE VERWERKING VAN ALLE VORDERINGEN IN HET KADER VAN DEZE PROCEDURE .
13 HIERMEE IS DE GESTELDE VRAAG EVENWEL NOG NIET VOLLEDIG BEANTWOORD . EEN ONDERSCHEID DAT BERUST OP DE VALUTA WAARIN DE VORDERING LUIDT , EN DAT UITSLUITEND GELDT VOOR DE VEREENVOUDIGDE INNINGSPROCEDURE , VORMT GEEN RECHTSTREEKSE OF VERKAPTE DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT , WANNEER PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST VRIJELIJK DE VALUTA KUNNEN KIEZEN WAARIN DE VORDERING LUIDT , EN WANNEER , ONGEACHT DE VALUTA , DE GEWONE PROCEDURES OPENSTAAN VOOR SCHULDEISERS DIE OP HET GRONDGEBIED VAN ANDERE LID-STATEN ZIJN GEVESTIGD .
14 OP DE GESTELDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ZICH NIET VERZET TEGEN EEN NATIONALE BEPALING VAN BURGERLIJK PROCESRECHT , DIE EEN VEREENVOUDIGDE INNINGSPROCEDURE VOORZIET WELKE NIET OPENSTAAT VOOR SCHULDEISERS DIE EEN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE SCHULDVORDERING OP EEN OP HET NATIONALE GRONDGEBIED GEVESTIGDE DEBITEUR GELDEND WILLEN MAKEN , DOCH IEDERE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT GEVESTIGDE SCHULDEISER DE MOGELIJKHEID LAAT , EEN SCHULDVORDERING ONGEACHT DE VALUTA WAARIN ZIJ LUIDT , VOLGENS DE NORMALE RECHTSVORDERINGSPROCEDURE GELDEND TE MAKEN .
KOSTEN
15 DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET AMTSGERICHT BERLIJN-SCHONEBERG BIJ BESCHIKKING VAN 24 NOVEMBER 1979 GESTELDE VRAAG , VERKLAART VOOR RECHT :
ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERZET ZICH NIET TEGEN EEN NATIONALE BEPALING VAN BURGERLIJK PROCESRECHT , DIE EEN VEREENVOUDIGDE INNINGSPROCEDURE VOORZIET WELKE NIET OPENSTAAT VOOR SCHULDEISERS DIE EEN IN BUITENLANDSE VALUTA LUIDENDE SCHULDVORDERING OP EEN OP HET NATIONALE GRONDGEBIED GEVESTIGDE DEBITEUR GELDEND WILLEN MAKEN , DOCH IEDERE OP HET GRONDGEBIED VAN EEN LID-STAAT GEVESTIGDE SCHULDEISER DE MOGELIJKHEID LAAT , EEN SCHULDVORDERING ONGEACHT DE VALUTA WAARIN ZIJ LUIDT , VOLGENS DE NORMALE RECHTSVORDERINGSPROCEDURE GELDEND TE MAKEN .