This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61978CJ0023
Judgment of the Court of 9 November 1978. # Nikolaus Meeth v Glacetal. # Reference for a preliminary ruling: Bundesgerichtshof - Germany. # First paragraph of Article 17 of the Convention of 27 September 1968 on Jurisdiction and the Enforcement of Judgments in Civil and Commercial Matters. # Case 23/78.
Arrest van het Hof van 9 november 1978.
Nikolaus Meeth tegen Glacetal.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesgerichtshof - Duitsland.
Verdrag van 27 september 1968, artikel 17, eerste alinea.
Zaak 23/78.
Arrest van het Hof van 9 november 1978.
Nikolaus Meeth tegen Glacetal.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesgerichtshof - Duitsland.
Verdrag van 27 september 1968, artikel 17, eerste alinea.
Zaak 23/78.
Jurisprudentie 1978 -02133
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1978:198
*A7* Landgericht Trier, Urteil vom 13/01/75 (7 HO 191/73)
*A8* Oberlandesgericht Koblenz, Urteil vom 17/09/76 (2 U 204/75)
*A9* Bundesgerichtshof, Vorlagebeschluß vom 01/02/78 (VIII ZR 228/76)
- Recht der internationalen Wirtschaft / Außenwirtschaftsdienst des Betriebs-Beraters 1978 p.475-476
*P1* Bundesgerichtshof, Urteil vom 20/06/79 (VIII ZR 228/76)
- Der Betrieb 1979 p.1886
- Neue Juristische Wochenschrift 1979 p.2477-2478
- Recht der internationalen Wirtschaft / Außenwirtschaftsdienst des Betriebs-Beraters 1979 p.713-714
- Rechtsprechung des Bundesgerichtshofs in Zivilsachen 1979 p.502-504
- European Commercial Cases 1979 p.457-461
ARREST VAN HET HOF VAN 9 NOVEMBER 1978. - NIKOLAUS MEETH TEGEN GLACETAL. - (" VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968, ARTIKEL 17, EERSTE ALINEA "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE BUNDESGERICHTSHOF). - ZAAK NO. 23/78.
Jurisprudentie 1978 bladzijde 02133
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00637
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00697
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00597
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN - PROROGATIE VAN RECHTSMACHT - WEDERKERIGE OPDRACHT VAN BEVOEGDHEDEN AAN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE STAAT WAAR VERWEERDER WOONPLAATS HEEFT - GEOORLOOFDHEID
( VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA )
2 . VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN - PROROGATIE VAN RECHTSMACHT - WEDERZIJDSE OPDRACHT VAN RECHTSBEVOEGDHEID AAN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE STAAT WAAR VERWEERDER WOONPLAATS HEEFT - DE VRAAG OF DE GEADIEERDE RECHTER EEN BEROEP OP COMPENSATIE , DAT MET DE OMSTREDEN RECHTSBETREKKING IS VERWEVEN , IN AANMERKING MAG NEMEN - VOORWAARDEN
( VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 , ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA )
1 . OFSCHOON ARTIKEL 17 VAN HET VERDRAG VAN BRUSSEL BLIJKENS ZIJN BEWOORDINGEN , WAT DE PROROGATIE VAN RECHTSMACHT BETREFT , BETREKKING HEEFT OP DE AANWIJZING - DOOR DE CONTRACTPARTIJEN - VAN EEN ENKELE RECHTERLIJKE INSTANTIE DAN WEL VAN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN EEN STAAT - , MAG BEDOELDE FORMULERING NIET IN DIE ZIN WORDEN UITGELEGD DAT ZIJ EEN CONTRACTUELE CLAUSULE UITSLUIT , VOLGENS WELKE DE BEIDE , IN VERSCHILLENDE STATEN GEVESTIGDE , PARTIJEN BIJ EEN KOOPCONTRACT , IEDER SLECHTS VOOR DE RECHTER VAN HUN EIGEN STAAT KUNNEN WORDEN GEDAGVAARD .
2 . MET INAANMERKINGNEMING VAN DE EISEN , VERBONDEN AAN DE EERBIEDIGING VAN DE PARTIJECONOMIE , WAARDOOR MEN ZICH IN ARTIKEL 17 HEEFT LATEN LEIDEN , EN VAN DE BEHOEFTEN DER PROCESECONOMIE , WELKE AAN HET GEHELE VERDRAG TEN GRONDSLAG LIGGEN , IS ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , NIET IN DIE ZIN TE VERSTAAN DAT HET DE RECHTER , INGEVAL VAN EEN FORUMCLAUSULE ALS VOORMELD , BELET EEN BEROEP OP COMPENSATIE , DAT MET DE OMSTREDEN RECHTSBETREKKING IS VERWEVEN , IN AANMERKING TE NEMEN , INDIEN HIJ ZULKS MET BEWOORDINGEN EN ZIN DER FORUMCLAUSULE VERENIGBAAR ACHT .
IN DE ZAAK 23/78
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING DOOR HET HOF VAN JUSTITIE VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , DOOR DE BUNDESGERICHTSHOF GEDAAN IN HET VOOR DIE RECHTERLIJKE INSTANTIE HANGEND GEDING TUSSEN :
NIKOLAUS MEETH , HANDELAAR , EIGENAAR VAN DE FIRMA NIKOLAUS MEETH , KOZIJNENFABRIEK EN HOUTVERWERKENDE ONDERNEMING , GEVESTIGD TE PIESPORT ( MOEZEL ) ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND )
EN
GLACETAL , VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID , GEVESTIGD TE VIENNE ( ESTRESSIN ) ( FRANKRIJK ),
STREKKENDE TOT HET VERKRIJGEN VAN EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 ,
1OVERWEGENDE DAT DE BUNDESGERICHTSHOF BIJ BESCHIKKING VAN 1 FEBRUARI 1978 , INGEKOMEN OP 27 FEBRUARI 1978 , HET HOF KRACHTENS HET PROTOCOL VAN 3 JUNI 1971 BETREFFENDE DE UITLEGGING VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN ( HIERNA TE NOEMEN : ' ' HET VERDRAG ' ' ), VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 17 VAN HET VERDRAG ;
2OVERWEGENDE DAT DE FIRMA NIKOLAUS MEETH , KOZIJNENFABRIEK EN HOUTVERWERKENDE ONDERNEMING , GEVESTIGD TE PIESPORT/MOEZEL ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ), VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING EN VERZOEKSTER IN REVISIE , MET DE VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID GLACETAL , GEVESTIGD TE VIENNE / ESTRESSIN ( FRANKRIJK ), VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING EN VERWEERSTER IN REVISIE , EEN CONTRACT - BETREFFENDE DE LEVERING VAN GLAS DOOR LAATSTGENOEMDE AAN EERSTGENOEMDE - IS AANGEGAAN ;
DAT ER TUSSEN PARTIJEN IS OVEREENGEKOMEN DAT OP HET CONTRACT DUITS RECHT VAN TOEPASSING ZAL ZIJN , DAT PIESPORT DE PLAATS VAN TENUITVOERLEGGING VAN HET CONTRACT IS EN DAT ' ' IEDERE DOOR MEETH TEGEN GLACETAL IN TE STELLEN RECHTSVORDERING BIJ DE FRANSE GERECHTEN DIENT AANHANGIG TE WORDEN GEMAAKT ' ' ; DAARTEGENOVER ' ' IEDERE DOOR GLACETAL TEGEN MEETH IN TE STELLEN RECHTSVORDERING VOOR DE DUITSE GERECHTEN AANHANGIG ( DIENDE ) TE WORDEN GEMAAKT ;
' '
DAT DE FRANSE ONDERNEMING , TOEN MEETH HAAR BEPAALDE LEVERINGEN NIET BETAALD HAD , HAAR SCHULDVORDERING AANHANGIG HEEFT GEMAAKT BIJ DE - OP GROND VAN VERWEERSTERS DOMICILIE BEVOEGDE - RECHTBANK TE TRIER , DIE DE DUITSE FIRMA TOT BETALING VAN HAAR SCHULD HEEFT VEROORDEELD ;
3DAT MEETH ZICH IN DIE INSTANTIE TEGENOVER GLACETALS VORDERING HEEFT BEROEPEN OP EEN TEGENVORDERING TOT VERGOEDING VAN SCHADE , BEWEERDELIJK GELEDEN ALS GEVOLG VAN HET FEIT DE FRANSE FIRMA HAAR CONTRACTUELE VERPLICHTINGEN TE LAAT OF GEBREKKIG WAS NAGEKOMEN ;
DAT DE RECHTERS IN EERSTE INSTANTIE HET BEROEP OP COMPENSATIE DIER VORDERING MET DE DOOR DE FRANSE FIRMA GEVORDERDE VERKOOPPRIJS HEBBEN VERWORPEN , OP GROND VAN HUN OORDEEL DAT MEETH TOT STAVING VAN HAAR SCHADEVORDERING GEEN OVERTUIGEND BEWIJS ZOU HEBBEN BIJGEBRACHT ;
DAT HET OBERLANDESGERICHT TE KOBLENZ , WAAR DE ZAAK IN HOGER BEROEP AANHANGIG IS GEMAAKT , DE VORDERING VAN DE FRANSE FIRMA HEEFT ERKEND , ZIJ HET MET EEN VOORBEHOUD TEN AANZIEN VAN DE GEVOLGEN VAN EEN INMIDDELS - TER AFWENDING VAN FAILLISSSEMENT - AANGEGAAN AKKOORD ;
DAT HET OBERLANDESGERICHT HET DOOR VERWEERDER TEN EXCEPTIEVE GEDAAN BEROEP OP COMPENSATIE VAN DE VERKOOPPRIJS MET DE DOOR MEETH INGESTELDE VORDERING HEEFT VERWORPEN OP GROND DAT DE TE COMPENSEREN VORDERING VOLGENS DE IN HET CONTRACT OPGENOMEN FORUMOVEREENKOMST NIET AAN DE KENNISNEMING VAN DE DUITSE RECHTER ZOU MOGEN WORDEN ONDERWORPEN ;
DAT DE BUNDESGERICHTSHOF , KENNIS GENOMEN HEBBENDE VAN DE TEGEN BEDOELD ARREST INGESTELDE EIS IN REVISIE , OP GROND VAN ZIJN OORDEEL DAT DE OPLOSSING DER VRAAG VAN DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 17 VAN HET VERDRAG AFHANGT , HET HOF TE DIER ZAKE TWEE PREJUDICIELE VRAGEN HEEFT GESTELD ;
DE EERSTE VRAAG
4OVERWEGENDE DAT DE EERSTE VRAAG LUIDT ALS VOLGT :
' ' LAAT ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG EEN OVEREENKOMST TOE , OP GROND WAARVAN ELK VAN DE BEIDE IN VERSCHILLENDE STATEN WONENDE PARTIJEN BIJ EEN KOOPCONTRACT ALLEEN VOOR DE RECHTER VAN HAAR EIGEN STAAT KAN WORDEN GEDAAGD?
' ' ;
5OVERWEGENDE DAT VOLGENS ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA ' ' INDIEN BIJ EEN SCHRIFTELIJKE OVEREENKOMST . . . PARTIJEN . . . EEN GERECHT OF DE GERECHTEN VAN EEN VERDRAGSSLUITENDE STAAT HEBBEN AANGEWEZEN VOOR DE KENNISNEMING VAN GESCHILLEN WELKE NAAR ANLEIDING VAN EEN BEPAALDE RECHTSBETREKKING ZIJN ONTSTAAN OF ZULLEN ONTSTAAN , . . . DIT GERECHT OF . . . DE GERECHTEN VAN DIE STAAT BIJ UITSLUITING BEVOEGD ( ZIJN ) ' ' ;
DAT IN GEVAL VAN WEDERKERIGE ATTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT ZOALS DIE GESCHIED IS IN HET CONTRACT WELKER UITVOERING DE INZET VAN HET GEDING VORMT , BIJ UITLEGGING VAN DEZE BEPALING EEN MOEILIJKHEID RIJST , VERBAND HOUDENDE MET HET FEIT DAT ARTIKEL 17 SPREEKT VAN DE AANWIJZING - DOOR PARTIJEN BIJ HET CONTRACT - VAN EEN ( ENKEL ) GERECHT OF DE GERECHTEN VAN EEN ( ENKELE ) STAAT ;
DAT DEZE FORMULERING , INGEGEVEN DOOR DE IN HET ZAKENLEVEN MEEST GANGBARE PRAKTIJK , EVENWEL NIET IN DIE ZIN MAG WORDEN UITGELEGD DAT ZIJ PARTIJEN DE MOGELIJKHEID ONTNEEMT TER AFDOENING VAN EVENTUELE GESCHILLEN TWEE OF MEER GERECHTEN AAN TE WIJZEN ;
DAT DIT STANDPUNT ZIJN RECHTVAARDIGING VINDT IN DE OVERWEGING DAT ARTIKEL 17 BERUST OP DE ERKENNING VAN DE PARTIJAUTONOMIE , WAT BETREFT DE ATTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT AAN JURISDICTIES , GEROEPEN TOT KENNISNEMING VAN ONDER HET VERDRAG VALLENDE EN IN ARTIKEL 17 , TWEEDE ALINEA , NIET MET ZOVEEL WOORDEN UITGEZONDERDE GESCHILLEN ;
DAT ZULKS MET NAME HEEFT TE GELDEN IN EEN GEVAL WAARIN PARTIJEN , LANGS DE WEG VAN ZULK EEN CLAUSULE , OVER EN WEER RECHTSMACHT HEBBEN TOEGEKEND AAN DE JURISDICTIES , IN DE ALGEMENE REGEL VAN ARTIKEL 2 VAN HET VERDRAG BEDOELD ;
DAT DIE COINCIDENTIE ZULK EEN CLAUSULE NIET ZINLEDIG MAAKT AANGEZIEN ZIJ ER TOE LEIDT DAT PARTIJEN IN HUN BETREKKINGEN ZICH VAN ANDERE , FACULTATIEVE , ATTRIBUTIES VAN RECHTSMACHT ALS IN DE ARTIKELEN 5 EN 6 VAN HET VERDRAG BEDOELD , NIET MOGEN BEDIENEN ;
6DAT DE EERSTE VRAAG DERHALVE IN DIE ZIN IS TE BEANTWOORDEN DAT ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA NIET IN DIE ZIN IS TE VERSTAAN DAT ZIJ EEN CONTRACTUELE CLAUSULE UITSLUIT , VOLGENS WELKE DE BEIDE , IN VERSCHILLENDE STATEN GEVESTIGDE , PARTIJEN BIJ EEN KOOPCONTRACT IEDER SLECHTS VOOR DE RECHTER VAN HUN EIGEN STAAT KUNNEN WORDEN GEDAGVAARD ;
DE TWEEDE VRAAG
7OVERWEGENDE DAT DE TWEEDE VRAAG LUIDT ALS VOLGT :
' ' SLUIT EEN VOLGENS ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG GEOORLOOFDE OVEREENKOMST VAN DE IN VRAAG 1 BEDOELDE INHOUD DWINGEND ELKE COMPENSATIE UIT , DIE EEN CONTRACTPARTIJ UIT HOOFDE VAN EEN AAN DE OVEREENKOMST ONDERWORPEN AANSPRAAK TEGENOVER DE DOOR DE ANDERE PARTIJ INGESTELDE VORDERING VOOR DE INZAKE DEZE VORDERING BEVOEGDE RECHTER WIL INROEPEN?
' '
8OVERWEGENDE DAT DE ATTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT VOLGENS ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , PLAATS HEEFT VOOR DE KENNISNEMING VAN GESCHILLEN WELKE ' ' NAAR AANLEIDING VAN EEN BEPAALDE RECHTSBETREKKING ' ' ZIJN ONTSTAAN OF ZULLEN ONTSTAAN ;
DAT DE VRAAG IN HOEVERRE EEN GERECHT , GEADIEERD KRACHTENS EEN WEDERKERIGE ATTRIBUTIE VAN RECHTSMACHT ZOALS DIE IN HET CONTRACT VAN PARTIJEN TE VINDEN IS , BEVOEGD IS ZICH UIT TE SPREKEN OVER EEN BEROEP OP COMPENSATIE , DOOR EEN DER PARTIJEN IN VERBAND MET DE OMSTREDEN VERPLICHTING GEDAAN , MOET WORDEN BEANTWOORD MET INAANMERKINGNEMING VAN DE EISEN , VERBONDEN AAN DE EERBIEDIGING VAN DE PARTIJAUTONOMIE , WAARDOOR MEN ZICH , NAAR HIERVOOR WERD OVERWOGEN , IN ARTIKEL 17 HEEFT LATEN LEIDEN , EN VAN DE BEHOEFTEN DER PROCESECONOMIE , WELKE AAN HET GEHELE VERDRAG , WAARVAN HET ARTIKEL DEEL UIT MAAKT , TEN GRONDSLAG LIGT ;
DAT ARTIKEL 17 , BEZIEN IN HET LICHT VAN DEZE DUBBELE DOELSTELLING , NIET IN DIE ZIN IS TE VERSTAAN DAT HET DE RECHTER , DIE KRACHTENS EEN FORUMCLAUSULE ALS VORENBEDOELD WERDEN GEADIEERD , BELET EEN BEROEP OP COMPENSATIE , DAT MET DE OMSTREDEN RECHTSBETREKKING IS VERWEVEN , IN AANMERKING TE NEMEN , INDIEN HIJ ZULKS MET DE BEWOORDINGEN EN DE ZIN DER FORUMCLAUSULE IN OVEREENSTEMMING ACHT ;
9DAT DE TWEEDE VRAAG DERHALVE IN DIE ZIN DIENT TE WORDEN BEANTWOORD DAT ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG NIET ALDUS IS TE VERSTAAN DAT HET DE RECHTER , GEADIEERD KRACHTENS EEN FORUMCLAUSULE ALS IN HET ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG OMSCHREVEN , DE MOGELIJKHEID ONTNEEMT EEN BEROEP OP EEN MET DE LITIGIEUZE RECHTSBETREKKING VERWEVEN COMPENSATIE IN AANMERKING TE NEMEN ;
TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN
10OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN DOOR DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN ;
DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN VOOR DE BUNDESGERICHTSHOF GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DEZE LAATSTE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE INZAKE DE VRAGEN , DOOR DE BUNDESGERICHTSHOF BIJ BESCHIKKING VAN 1 FEBRUARI 1978 GESTELD , VERKLAART VOOR RECHT :
1 . ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN , IS NIET IN DIE ZIN TE VERSTAAN DAT HET EEN CONTRACTUELE CLAUSULE UITSLUIT , VOLGENS WELKE DE BEIDE , IN VERSCHILLENDE STATEN GEVESTIGDE , PARTIJEN BIJ HUN KOOPCONTRACT IEDER SLECHTS VOOR DE RECHTER VAN HUN EIGEN STAAT KUNNEN WORDEN GEDAGVAARD ;
2 . ARTIKEL 17 , EERSTE ALINEA , VAN HET VERDRAG VAN 27 SEPTEMBER 1968 IS NIET IN DIE ZIN TE VERSTAAN , DAT HET DE RECHTER , INGEVAL VAN EEN FORUMCLAUSULE ALS IN HET ANTWOORD OP DE EERSTE VRAAG BEDOELD , BELET EEN BEROEP OP COMPENSATIE , DAT MET DE OMSTREDEN RECHTSBETREKKING IS VERWEVEN , IN AANMERKING TE NEMEN .