Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61977CJ0027

Arrest van het Hof van 29 september 1977.
Compagnie Cargill tegen Office National Interprofessionnel des céréales (ONIC).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif te Parijs - Frankrijk.
Monetaire compenserende bedragen.
Zaak 27-77.

Jurisprudentie 1977 -01535

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1977:143

61977J0027

ARREST VAN HET HOF VAN 29 SEPTEMBER 1977. - FIRMA CARGILL TEGEN OFFICE NATIONAL INTERPROFESSIONNEL DES CEREALES (ONIC). - (" MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN "). - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS). - ZAAK NO. 27/77.

Jurisprudentie 1977 bladzijde 01535
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00473
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00551


Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Partijen


IN DE ZAAK 27/77

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG , VAN HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

FIRMA CARGILL , TE PARIJS ,

EN

OFFICE NATIONAL INTERPROFESSIONNEL DES CEREALES ( ONIC ),

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) 2042/73 VAN DE COMMISSIE VAN 27 JULI 1973 HOUDENDE OVERGANGSMAATREGELEN VOOR DE TOEPASSING VAN HET OP 4 JUNI 1973 INGEVOERDE NIEUWE STELSEL VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN ( PB L 207 , BLZ . 34 ),

Overwegingen van het arrest


1 OVERWEGENDE DAT HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS BIJ VONNIS VAN 9 FEBRUARI 1977 , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 23 FEBRUARI 1977 , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN AANTAL VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) 2042/73 VAN DE COMMISSIE VAN 27 JULI 1973 HOUDENDE OVERGANGSMAATREGELEN VOOR DE TOEPASSING VAN HET OP 4 JUNI 1973 INGEVOERDE NIEUWE STELSEL VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN ( PB L 207 , BLZ . 34 );

2 DAT DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GESCHIL OVER DE BEREKENING VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR EXPORTEN VAN GRANEN WELKE DOOR DE FIRMA CARGILL , VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING , TUSSEN 4 JUNI EN 31 JULI 1973 WAREN VERRICHT EN WAARVOOR ZIJ OP 5 APRIL 1973 CERTIFICATEN HAD VERKREGEN WAARIN DE RESTITUTIES WAREN GEPREFIXEERD ;

3 DAT NA EEN VERZOEK VAN CARGILL AAN HET OFFICE NATIONAL INTERPROFESSIONNEL DES CEREALES TOT BETALING VAN COMPENSERENDE BEDRAGEN AD 1 244 407,13 FF , DIT ORGAAN OP GROND VAN VERORDENING 2042/73 HET AAN VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING UIT TE KEREN BEDRAG HEEFT BEPERKT TOT 467 583,21 FF ;

4 OVERWEGENDE DAT IN DE EERSTE PLAATS WORDT GEVRAAGD OF ' ' VERORDENING EEG 2042/73 VAN 27 JULI 1973 ONWETTIG IS , OMDAT DAARIN , IN STRIJD MET DE NON-DISCRIMINATIEREGELS VAN DE ARTIKELEN 7 EN 40 VAN HET EEG-VERDRAG , TUSSEN DE EXPORTEURS WORDT GEDISCRIMINEERD , WELKE ONWETTIGHEID TOT GEVOLG ZOU HEBBEN GEHAD DAT HANDELAREN MET VOOR 4 JUNI 1973 GEPREFIXEERDE RESTITUTIES IN EEN VERSCHILLENDE SITUATIE VERKEERDEN NAAR GELANG DE EXPORTEN VOOR 4 JUNI 1973 DAN WEL DAARNA WERDEN VERRICHT , DAAR VOOR EXPORTEN VOOR DIE DATUM HET GEHELE COMPENSERENDE BEDRAG WERD UITGEKEERD , TERWIJL DE HANDELAREN VOOR EXPORTEN NA DIE DATUM VERPLICHT WAREN ZICH ZELF TEGEN WISSELRISICO ' S TE DEKKEN EN DE GEVOLGEN VAN DE DEVALUATIE VAN DE DOLLAR ONDERGINGEN ' ' ;

5 DAT VOORTS WORDT GEVRAAGD OF ' ' VERORDENING ( EEG ) 2042/73 ONWETTIG IS , INZOVER DAARBIJ TERUGWERKENDE KRACHT WORDT VERLEEND AAN ' S RAADS VERORDENING 1112/73 VAN 13 APRIL 1973 EN ALDUS INBREUK WORDT GEMAAKT OP VERWORVEN RECHTEN?

' ' ;

6 DAT TEN SLOTTE WORDT GEVRAAGD ' ' WELKE - VOOR VERWEERSTER GUNSTIGER - REGELING IN CASU VAN TOEPASSING ZOU ZIJN IN GEVAL UW HOF VASTSTELT DAT VERORDENING 2042/73 ONWETTIG IS?

' ' ;

7 OVERWEGENDE DAT DEZE VERSCHILLENDE VRAGEN GEZAMENLIJK MOETEN WORDEN ONDERZOCHT ;

8 OVERWEGENDE DAT SINDS DE INVOERING VAN HET STELSEL VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN DEZE BEDRAGEN WERDEN BEREKEND AAN DE HAND VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE BIJ HET INTERNATIONAAL MONETAIR FONDS OPGEGEVEN PARITEIT VAN DE NATIONALE MUNTEENHEID VAN DE BETROKKEN LID-STAAT ENERZIJDS , EN DE CONTANTE WISSELKOERS VAN DEZE MUNTEENHEID TEN OPZICHTE VAN DE AMERIKAANSE DOLLAR ANDERZIJDS ;

9 DAT DE RAAD VANWEGE DE AANHOUDENDE DRUK OP DE AMERIKAANSE DOLLAR IN HET BEGIN VAN 1973 , ONDANKS DE DEVALUATIE VAN DEZE MUNT IN FEBRUARI , HEEFT BESLOTEN TOT INVOERING VAN EEN STELSEL WAARBIJ DE MUNTEENHEDEN VAN ZES LID-STATEN ZOUDEN ZWEVEN TEN OPZICHTE VAN DIE VAN DERDE LANDEN , ONDER HANDHAVING VAN BEPAALDE FLUCTUATIEMARGES ONDERLING ( ' ' DE SLANG ' ' ), EN AAN DE COMMISSIE HEEFT VERZOCHT OM VOORSTELLEN TOT HERZIENING VAN HET STELSEL DER MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN TENEINDE REKENING TE HOUDEN MET DE NIEUWE SITUATIE ;

10 DAT DE VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE HEBBEN GELEID TOT DE VASTSTELLING DOOR DE RAAD OP 30 APRIL 1973 VAN VERORDENING 1112/73 WAARBIJ ARTIKEL 2 , LID 1 , VAN VERORDENING 974/71 WERD GEWIJZIGD IN DIE ZIN DAT DE COMPENSERENDE BEDRAGEN NIET MEER ZOUDEN WORDEN BEREKEND AAN DE HAND VAN DE AMERIKAANSE DOLLAR MAAR NAAR DE SPILKOERSEN VAN DE MUNTEENHEDEN DIE ZICH IN DE ' ' SLANG ' ' BEVONDEN ;

11 DAT VERORDENING 1112/73 LUIDENS HAAR ARTIKEL 3 VAN TOEPASSING WORDT ' ' VANAF DE DAG WAAROP DE VOOR DE TOEPASSING ERVAN NOODZAKELIJKE BEPALINGEN VAN KRACHT WORDEN ' ' ;

12 DAT DE TOEPASSINGSBEPALINGEN DOOR DE COMMISSIE ZIJN VASTGESTELD BIJ VERORDENING 1463/73 VAN 30 MEI 1973 ;

13 DAT ZIJ INGEVOLGE ARTIKEL 19 VAN DEZE VERORDENING PAS OP 4 JUNI 1973 IN WERKING ZIJN GETREDEN ;

14 DAT GEDURENDE DE PERIODE DAT DEZE COMPENSERENDE BEDRAGEN WERDEN BEREKEND AAN DE HAND VAN DE DOLLAR , DE RESTITUTIES BIJ UITVOER WERDEN BEREKEND OP BASIS VAN DE WERELDPRIJZEN VASTGESTELD IN A PARI GECONVERTEERDE DOLLARS , HETGEEN EEN VERLAGING VAN DE RESTITUTIES TOT GEVOLG KON HEBBEN , WELK RISICO WERD GECOMPENSEERD DOOR DE OMSTANDIGHEID DAT DE COMPENSERENDE BEDRAGEN ZELF WERDEN VASTGESTELD NAAR DE OFFICIELE KOERS VAN DE DOLLAR ;

15 OVERWEGENDE DAT VERORDENING 2042/73 VOLGENS VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING ONGELDIG IS , OMDAT HIERIN DE EXPORTEURS DIE HUN OVEREENKOMST VOOR 4 JUNI 1973 HEBBEN UITGEVOERD , ANDERS WORDEN BEHANDELD DAN DEGENEN DIE HUN OVEREENKOMSTEN PAS DAARNA HEBBEN KUNNEN UITVOEREN ;

16 OVERWEGENDE DAT DE VERORDENINGEN 1112/73 EN 1463/73 TEZAMEN TOT GEVOLG HEBBEN GEHAD DAT DE BETALING VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN VERVIEL VOOR EXPORTEN UIT FRANKRIJK VANAF 4 JUNI 1973 ;

17 DAT VERORDENING 2042/73 GEEN BETREKKING HEEFT OP VOOR 4 JUNI 1973 VERRICHTE EXPORTEN WAAROP UITERAARD DE TOT DIE DATUM GELDENDE REGELING VAN TOEPASSING BLIJFT , DOCH EEN GUNSTIGE OVERGANGSMAATREGEL VORMT VOOR HANDELAREN DIE NA 4 JUNI EXPORTEERDEN EN TE VOREN EEN PREFIXATIE HADDEN VERKREGEN , DOORDAT HUN OP VERZOEK DE OP 3 JUNI GELDENDE MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN WERDEN TOEGEKEND ;

18 DAT EEN DERGELIJKE OVERGANGSMAATREGEL DERHALVE NIET KAN WORDEN BESCHOUWD ALS EEN BEGUNSTIGING VAN DE EXPORTEURS DIE HUN OVEREENKOMSTEN VOOR 4 JUNI 1973 HADDEN UITGEVOERD , EN ALS EEN DISCRIMINTIE , ZOALS VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING BEWEERT ;

19 DAT DEZE LAATSTE BOVENDIEN HEEFT VERKOZEN ZICH TE BEROEPEN OP DEZE REGELING EN NIET OP DE BEPALINGEN VAN VERORDENING 837/72 , WAARIN TWEE MOGELIJKHEDEN WORDEN GEBODEN IN HET GEVAL VAN WIJZIGING VAN DE REGELS VOOR DE BEREKENING DER MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN , NAMELIJK TOEPASSING VAN HET BEDRAG DAT GOLD OP DE DAG VAN PREFIXATIE VAN DE RESTITUTIE , OFWEL OP VERZOEK VAN BETROKKENE , ANNULERING VAN DE PREFIXATIE , MET ALS GEVOLG DAT HET MONETAIRE BEDRAG EN DE RESTITUTIE WORDEN BEPAALD NAAR DE DAG VAN UITVOER ;

20 OVERWEGENDE DAT DERHALVE BIJ ONDERZOEK VAN DE DOOR HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS GESTELDE VRAGEN NIET IS GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN VERORDENING 2042/73 ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

21 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN , DOOR DE COMMISSIE DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

22 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS BIJ VONNIS VAN 9 FEBRUARI 1977 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

BIJ ONDERZOEK VAN DE DOOR HET TRIBUNAL ADMINISTRATIF TE PARIJS GESTELDE VRAGEN IS NIET GEBLEKEN VAN GEGRONDE BEZWAREN TEGEN DE GELDIGHEID VAN VERORDENING 2042/73 .

Top