This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61969CJ0040
Judgment of the Court of 18 February 1970. # Hauptzollamt Hamburg-Oberelbe v Firma Paul G. Bollmann. # Reference for a preliminary ruling: Bundesfinanzhof - Germany. # Case 40-69.
Arrest van het Hof van 18 februari 1970.
Hauptzollamt Hamburg-Oberelbe tegen Firma Paul G. Bollmann.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesfinanzhof - Duitsland.
Zaak 40-69.
Arrest van het Hof van 18 februari 1970.
Hauptzollamt Hamburg-Oberelbe tegen Firma Paul G. Bollmann.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesfinanzhof - Duitsland.
Zaak 40-69.
Jurisprudentie 1970 -00069
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1970:12
*A8* Finanzgericht Hamburg, Urteil vom 21/03/1967 (IVA 28/64 H (Putensterz))
*A9* Bundesfinanzhof, Vorlagebeschluß vom 30/07/1969 (VII R 44/67 (Putensterz))
- Sammlung der Entscheidungen des Bundesfinanzhofs Bd.96 p.252-256
- Zeitschrift für Zölle und Verbrauchsteuern 1970 p.20-21
*P1* Bundesfinanzhof, Beschluß vom 29/04/1970 (VII R 44/67 (Putensterz))
*P2* Bundesfinanzhof, Beschluß vom 21/07/1970 (VII R 44/67 (Putensterz))
*P3* Finanzgericht Hamburg, Beschluß vom 30/10/1970 (IVA 28/64 H (IIE) (Putensterz))
- Entscheidungen der Finanzgerichte 1971 p.36
*P4* Bundesfinanzhof, Beschluß vom 08/08/1972 (VII B 150/70)
- Sammlung der Entscheidungen des Bundesfinanzhofs Bd.106 p.481-483
- Recht der internationalen Wirtschaft 1972 p.531-532
ARREST VAN HET HOF VAN 18 FEBRUARI 1970. - HAUPTZOLLAMT HAMBURG - OBERELBE TEGEN FIRMA PAUL G. BOLLMANN. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET BUNDESFINANZHOF). - ZAAK NO. 40/69.
Jurisprudentie 1970 bladzijde 00069
Deense bijz. uitgave bladzijde 00007
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00251
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00265
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00001
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00441
Finse bijz. uitgave bladzijde 00439
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . EEG - VERORDENENDE BEVOEGDHEDEN - DOOR ZE AAN DE GEMEENSCHAP OVER TE DRAGEN DEDEN DE LID-STATEN VAN DEZE BEVOEGDHEDEN AFSTAND - HET IS DE LID-STATEN VERBODEN DE STREKKING VAN GEMEENSCHAPSVERORDENINGEN TE WIJZIGEN DAN WEL DAARAAN BEPALINGEN TOE TE VOEGEN
( EEG-VERDRAG, ART . 189 )
2 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - PLUIMVEE - AANPASSING VAN HET RECHT DER LID-STATEN AAN DE COMMUNAUTAIRE REGELINGEN - VERBOD DE DRAAGWIJDTE DAARVAN AAN TE TASTEN
( VERORDENING NO . 22/62 VAN DE RAAD DER EEG, ART . 14 )
3 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - PLUIMVEE - PRODUKTEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF VERMELD IN ARTIKEL 1 DER VERORDENING NO . 22 VAN DE RAAD EEG - TOEPASSING DER OMSCHRIJVINGEN - HET IS DE LID-STATEN VERBODEN BINDENDE INTERPRETATIEREGELS TE GEVEN
4 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - TARIEFINDELING - ALGEMENE REGELS VOOR DE INDELING - SOORTGELIJKE GOEDEREN - CRITERIA VOOR DE BEPALING VAN DE MATE VAN OVEREENKOMST
( VERORDENING NO . 950/68 VAN DE RAAD DER EG; INTERPRETATIEREGELS, PAR . 5 )
1 . VOOR ZOVER DE LID-STATEN AAN DE GEMEENSCHAP OP EEN BEPAALD GEBIED VERORDENENDE BEVOEGDHEDEN HEBBEN TOEGEKEND, HOUDEN HUN VERORDENENDE BEVOEGDHEDEN OP DIT GEBIED OP TE BESTAAN . WAAR DE GEMEENSCHAPSVERORDENINGEN IN ALLE LID-STATEN RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK ZIJN, IS HET, TENZIJ ANDERS WERD BEPAALD, UITGESLOTEN DAT ZIJ VOOR HAAR TOEPASSING MAATREGELEN NEMEN WAARBIJ HAAR STREKKING WORDT GEWIJZIGD DAN WEL DAARAAN BEPALINGEN TOEGEVOEGD .
2 . ARTIKEL 14 DER VERORDENING NO . 22 VAN 4 APRIL 1962 VAN DE RAAD DER EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP MOET WORDEN UITGELEGD IN DIE ZIN DAT DE LID-STATEN GEHOUDEN ZIJN ALLE NOODZAKELIJKE MAATREGELEN TE TREFFEN TENEINDE DE EVENTUEEL UIT HUN WETGEVING VOOR DE TOEPASSING VAN DE VERORDENING VOORTKOMENDE BELEMMERINGEN OP TE HEFFEN, DOCH ZONDER DAT HET HUN GEOORLOOFD IS DE DRAAGWIJDTE VAN DE VERORDENING ZELVE DOOR INTERNE VOORSCHRIFTEN AAN TE TASTEN .
3 . ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NO . 22 VAN 4 APRIL 1962 VAN DE RAAD DER EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, WAARIN BEPAALDE IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF OPGENOMEN PRODUKTEN WORDEN OPGESOMD, MACHTIGT DE NATIONALE AUTORITEITEN DER LID-STATEN NIET VOOR DE TOEPASSING VAN DEZE OMSCHRIJVINGEN BINDENDE REGELS VAN INTERPRETATIE TE GEVEN .
4 . INGEVOLGE EEN ALGEMENE REGEL VAN TARIEFINDELING MOETEN DE GOEDEREN WELKE ONDER GEEN ENKELE POST VAN HET TARIEF VALLEN WORDEN INGEDEELD ONDER DE POST WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE GOEDEREN WAARMEDE ZIJ DE MEESTE OVEREENKOMST VERTONEN . DE ONDERLINGE OVEREENKOMST TUSSEN PRODUKTEN WORDT BEOORDEELD OP GRONDSLAG NIET ALLEEN VAN HUN FYSIEKE KENMERKEN, DOCH OOK VAN HET GEBRUIK WAARTOE ZE ZIJN BESTEMD EN VAN HUN HANDELSWAARDE . AFGEZIEN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN WORDT DE HANDELSWAARDE VAN EEN PRODUKT DOOR DE MARKTPRIJS AANGEGEVEN .
IN DE ZAAK 40-69,
BETREFFENDE HET VERZOEK WAARMEDE HET BUNDESFINANZHOF TE MUENCHEN ZICH KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG TOT HET HOF HEEFT GEWEND TENEINDE IN HET VOOR EERSTGENOEMDE RECHTER AANHANGIGE GEDING
HAUPTZOLLAMT HAMBURG-OBERELBE
TEGEN
"FIRMA PAUL G . BOLLMANN", HAMBURG,
EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE VERKRIJGEN AANGAANDE DE INTERPRETATIE VAN VERORDENING NO . 22/62 VAN DE RAAD EN VAN VERORDENING NO . 77/62 VAN DE COMMISSIE, GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NO . 136/62 VAN DE COMMISSIE, WIJST
1 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESFINANZHOF VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND BIJ BESCHIKKING VAN 30 JULI 1969, TER GRIFFIE VAN HET HOF BINNENGEKOMEN OP 3 SEPTEMBER 1969, OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 177 VAN HET EEG-VERDRAG ENKELE VRAGEN HEEFT VOORGELEGD TER VERKRIJGING VAN INTERPRATIE DER VERORDENINGEN NO . 22 VAN DE RAAD DER EEG VAN 4 APRIL 1962 ( PUBLIKATIEBLAD EG, 1962, NO . 30 ) EN NO . 77 VAN DE COMMISSIE DER EEG VAN 23 JULI 1962 ( PUBLIKATIEBLAD EG, 1962 , NO . 66 ), GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NO . 136 VAN DE COMMISSIE DER EEG VAN 31 OKTOBER 1962 ( PUBLIKATIEBLAD EG, 1962, NO . 113 );
TEN AANZIEN VAN DE EERSTE VRAAG
2 OVERWEGENDE DAT VOORMELDE RECHTERLIJKE INSTANTIE MET HAAR EERSTE VRAAG HET HOF VERZOEKT TE WILLEN BESLISSEN OF ARTIKEL 14 VAN VERORDENING NO . 22/62 IN DIE ZIN MOET WORDEN VERSTAAN, DAT DE LID-STATEN GERECHTIGD EN VERPLICHT ZIJN BIJ NATIONALE VOORSCHRIFTEN NADER TE BEPALEN WELKE PRODUKTEN KRACHTENS ARTIKEL 1 DER VERORDENING AAN HEFFING ZIJN ONDERWORPEN EN ZE VOORTS ONDERLING AF TE GRENZEN;
3 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE ARTIKEL 14 VAN VERORDENING NO . 22/62 "DE LID-STATEN ALLE MAATREGELEN NEMEN OM HUN WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN ZODANIG AAN TE PASSEN DAT DE BEPALINGEN VAN DEZE VERORDENING, TENZIJ IN DEZE VERORDENING ANDERS IS BEPAALD, DAADWERKELIJK MET INGANG VAN 1 JULI 1962 KUNNEN WORDEN TOEGEPAST";
4 DAT, WAAR DE VERORDENING NO . 22/62 KRACHTENS ARTIKEL 189, TWEEDE LID, VAN HET VERDRAG IN ALLE LID-STATEN RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IS, HET, TENZIJ ANDERS IS BEPAALD, UITGESLOTEN IS DAT DEZE VOOR HAAR TOEPASSING MAATREGELEN NEMEN WAARBIJ HAAR STREKKING WORDT GEWIJZIGD DAN WEL DAARAAN BEPALINGEN TOEGEVOEGD;
DAT, VOOR ZOVER DE LID-STATEN TEN EINDE DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE LANDBOUWMARKT TE WAARBORGEN, AAN DE GEMEENSCHAP OP HET STUK VAN TARIEVEN VERORDENENDE BEVOEGDHEDEN HEBBEN TOEGEKEND, ZIJ NIET LANGER DE BEVOEGDHEID HEBBEN TOT HET UITVAARDIGEN VAN VERBINDENDE VOORSCHRIFTEN OP DIT GEBIED;
5 DAT ARTIKEL 14 VAN VERORDENING NO . 22/62 MITSDIEN MOET WORDEN VERSTAAN IN DIE ZIN DAT DE LID-STATEN GEHOUDEN ZIJN ALLE NOODZAKELIJKE MAATREGELEN TE TREFFEN TEN EINDE DE EVENTUEEL UIT HUN WETGEVING VOORTKOMENDE BELEMMERINGEN OP TE HEFFEN DIE NA 1 JULI 1962 AAN DE TOEPASSING VAN DE VERORDENING IN DE WEG ZOUDEN STAAN;
DAT GENOEMD ARTIKEL DE LID-STATEN DERHALVE NIET VEROORLOOFT DE DRAAGWIJDTE VAN DE VERORDENING ZELVE DOOR INTERNE VOORSCHRIFTEN AAN TE TASTEN;
6 DAT DE EERSTE VRAAG DUS ONTKENNEND MOET WORDEN BEANTWOORD;
TEN AANZIEN VAN DE TWEEDE VRAAG
7 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESFINANZHOF - VOOR HET GEVAL DE EERSTE VRAAG ONTKENNEND ZOU WORDEN BEANTWOORD - VERLANGT TE WETEN "OF ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NO . 22/62, WAARIN PRODUKTEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF WORDEN VERMELD, IN DIE ZIN MOET WORDEN UITGELEGD DAT DE OMSCHRIJVINGEN DIER PRODUKTEN DOOR DE NATIONALE WETGEVER MOGEN WORDEN GEINTERPRETEERD, DAAR OMSCHRIJVINGEN IN EEN DOUANETARIEF NOODZAKELIJKERWIJS UITLEGGING BEHOEVEN";
8 OVERWEGENDE DAT, NU DE OMSCHRIJVING DER PRODUKTEN IN DE VERORDENINGEN HOUDENDE DE TOTSTANDBRENGING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING TOT HET GEMEENSCHAPSRECHT BEHOORT, DE UITLEGGING DAARVAN SLECHTS MET EERBIEDIGING VAN DE COMMUNAUTAIRE BEVOEGDHEDEN KAN GESCHIEDEN;
DAT BOVENDIEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENINGEN DER LANDBOUWMARKTEN, ZOALS DIE WELKE MET VERORDENING NO . 22/62 GELEIDELIJK TOT STAND MOET WORDEN GEBRACHT, SLECHTS NAAR BEHOREN KUNNEN WERKEN INDIEN DE VOORSCHRIFTEN WAARTOE ZIJ AANLEIDING GAVEN IN ALLE LID-STATEN UNIFORM WORDEN TOEGEPAST;
DAT DE OMSCHRIJVINGEN VAN DE AAN DEZE ORDENINGEN ONDERWORPEN PRODUKTEN DERHALVE IN ALLE LID-STATEN VAN GELIJKE DRAAGWIJDTE MOETEN ZIJN;
9 DAT AAN DEZE EIS NIET ZOU ZIJN VOLDAAN WANNEER, IN GEVAL VAN EEN MOEILIJKHEID MET BETREKKING TOT DE TARIEFINDELING VAN EEN BEPAALD PRODUKT, ELKE LID-STAAT DIE DRAAGWIJDTE ZELF BIJ WEGE VAN INTERPRETATIE ZOU MOGEN VASTSTELLEN;
DAT DE NATIONALE ADMINISTRATIE WELISWAAR, WANNEER ZICH MET BETREKKING TOT DE INDELING VAN EEN PRODUKT EEN MOEILIJKHEID VOORDOET, HIERIN AANLEIDING KAN VINDEN MAATREGELEN TOT TOEPASSING TE NEMEN EN BIJ DIE GELEGENHEID TEVENS EEN EINDE TE MAKEN AAN DE MET BETREKKING TOT DE OMSCHRIJVING VAN EEN PRODUKT GEREZEN TWIJFEL, DOCH ZIJ ZULKS SLECHTS KAN DOEN MET EERBIEDIGING VAN DE COMMUNAUTAIRE BEPALINGEN EN ZONDER DAT DE NATIONALE OVERHEID BINDENDE REGELS VAN INTERPRETATIE MAG GEVEN;
10 DAT DE TWEEDE VRAAG DERHALVE ONTKENNEND MOET WORDEN BEANTWOORD;
TEN AANZIEN VAN DE DERDE VRAAG
11 OVERWEGENDE DAT HET BUNDESFINANZHOF - VOOR HET GEVAL DE TWEEDE VRAAG ONTKENNEND ZOU WORDEN BEANTWOORD - HET HOF VERZOEKT TE WILLEN BESLISSEN OF KALKOENESTAARTEN RUGGEN ( DELEN VAN RUGGEN ) OF ANDERE DELEN VAN PLUIMVEE ZIJN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2 DER VERORDENING NO . 77/62 - GELIJK DIT WERD GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NO . 136/62 - DAN WEL EETBAAR SLACHTAFVAL IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 VAN EERSTGENOEMDE VERORDENING;
12 OVERWEGENDE DAT INGEVOLGE EEN ALGEMENE REGEL VAN TARIEFINDELING, GELIJK DIE WERD NEERGELEGD IN PARAGRAAF 5 VAN DE "ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE NOMENCLATUUR VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF" ( VERORDENING VAN DE RAAD NO . 950/68, PUBLIKATIEBLAD EG, 1968, NO . L 172 ) DE GOEDEREN WELKE ONDER GEEN ENKELE POST VAN HET TARIEF VALLEN, MOETEN WORDEN INGEDEELD ONDER DE POST, WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE GOEDEREN WAARMEDE ZIJ DE MEESTE OVEREENKOMST VERTONEN;
DAT DE ONDERLINGE OVEREENKOMST TUSSEN PRODUKTEN WORDT BEOORDEELD OP GRONDSLAG NIET ALLEEN VAN HUN FYSIEKE KENMERKEN, DOCH OOK VAN HET GEBRUIK WAARTOE ZE ZIJN BESTEMD EN VAN HUN HANDELSWAARDE;
DAT - AFGEZIEN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN - DE HANDELSWAARDE VAN EEN PRODUKT NORMALITER DOOR DE MARKTPRIJS WORDT AANGEGEVEN;
13 OVERWEGENDE DAT DE UITDRUKKING "RUGGEN EN HALZEN", GEBEZIGD IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING NO . 77/62, GELIJK DIT WERD GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NO . 136/62, BETREKKING HEEFT OP DELEN VAN GESLACHT PLUIMVEE WELKE ZICH ONDERSCHEIDEN VAN DE GEDEELTEN DIE JUIST VAN DE RUGGEN WORDEN VERWIJDERD EN ALS ZODANIG EEN BIJ HET UITSNIJDEN VERKREGEN OVERBLIJFSEL VORMEN, GELIJK MET HET ONDERHAVIGE PRODUKT HET GEVAL IS;
DAT ZIJN HANDELSWAARDE, ZOALS DIE IN DE MARKTPRIJS TOT UITDRUKKING KOMT, ZEER GERING IS EN IN IEDER GEVAL BEDUIDEND MINDER DAN DIE VAN DE IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING NO . 77/62 OPGESOMDE "DELEN VAN GESLACHT PLUIMVEE";
14 DAT DEZE OMSTANDIGHEID IMPLICIET BEVESTIGING VINDT IN VERORDENING NO . 79/66 VAN 29 JUNI 1966 VAN DE COMMISSIE DER EEG ( PUBLIKATIEBLAD EG, 1966, NO . 118 ) DIE DE KALKOENESTAARTEN WELISWAAR BIJ DE "HALZEN EN RUGGEN" INDEELT, DOCH DAARVOOR EEN OMREKENINGSCOEFFICIENT VASTSTELT WELKE, VERGELEKEN MET DE COEFFICIENTEN VAN VERORDENING NO . 77/62, DICHTER BIJ DE DAAR VOOR "EETBAAR SLACHTAFVAL" ( ARTIKEL 3 ) VOORZIENE COEFFICIENT IS GELEGEN DAN BIJ DIE VOOR "RUGGEN EN HALZEN" EN "ANDERE DELEN VAN PLUIMVEE" ( ARTIKEL 2, GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NO . 136/62 );
15 DAT DERHALVE DE UITDRUKKING "EETBAAR SLACHTAFVAL" IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NO . 77/62 MOET WORDEN UITGELEGD IN DIE ZIN DAT ZIJ PRODUKTEN OMVAT VAN SOORTGELIJKE HANDELSWAARDE ALS HET ONDERHAVIGE PRODUKT;
16 OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN VAN DE COMMISSIE DER EG EN VAN DE REGERING DER BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DIE HUN OPMERKINGEN BIJ HET HOF HEBBEN INGEZONDEN, NIET TERUGVORDERBAAR ZIJN;
17 DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN PARTIJEN ALS EEN IN DE LOOP VAN HET GEDING VOOR HET BUNDESFINANZHOF DER BONDSREPUBLIEK DUITSLAND MOET WORDEN BESCHOUWD EN LAATSTGENOEMDE RECHTER DERHALVE OVER DE KOSTEN ZAL HEBBEN TE BESLISSEN;
HET HOF VAN JUSTITIE,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET BUNDESFINANZHOF VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND BIJ BESCHIKKING VAN 30 JULI 1969 VOORGELEGDE VRAGEN, VERKLAART VOOR RECHT :
1 . ARTIKEL 14 DER VERORDENING NO . 22 VAN 4 APRIL 1962 VAN DE RAAD DER EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP MOET WORDEN UITGELEGD IN DIE ZIN DAT DE LID-STATEN GEHOUDEN ZIJN ALLE NOODZAKELIJKE MAATREGELEN TE TREFFEN TEN EINDE DE EVENTUEEL UIT HUN WETGEVING VOOR DE TOEPASSING VAN DE VERORDENING VOORTKOMENDE BELEMMERINGEN OP TE HEFFEN, DOCH ZONDER DAT HET HUN GEOORLOOFD IS DE DRAAGWIJDTE VAN DE VERORDENING ZELVE DOOR INTERNE VOORSCHRIFTEN AAN TE TASTEN;
2 . ARTIKEL 1 VAN VERORDENING NO . 22 VAN 4 APRIL 1962 VAN DE RAAD DER EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, WAARIN BEPAALDE IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF OPGENOMEN PRODUKTEN WORDEN OPGESOMD, MACHTIGT DE NATIONALE AUTORITEITEN DER LID-STATEN NIET VOOR DE TOEPASSING VAN DEZE OMSCHRIJVINGEN BINDENDE REGELS VAN INTERPRETATIE TE GEVEN;
3 . VOLGENS ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NO . 77 VAN 23 JULI 1962 VAN DE COMMISSIE DER EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP MOET DE UITDRUKKING "EETBAAR SLACHTAFVAL" WORDEN VERSTAAN IN DIE ZIN DAT ZIJ PRODUKTEN OMVAT VAN SOORTGELIJKE HANDELSWAARDE ALS DE "KALKOENESTAARTEN ".