This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61968CJ0021
Judgment of the Court (First Chamber) of 6 May 1969. # André Huybrechts v Commission of the European Communities. # Case 21-68.
Arrest van het Hof (Eerste Kamer) van 6 mei 1969.
André Huybrechts tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Zaak 21-68.
Arrest van het Hof (Eerste Kamer) van 6 mei 1969.
André Huybrechts tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Zaak 21-68.
Jurisprudentie 1969 -00085
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1969:15
ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 6 MEI 1969. - A. H. A. C. M. HUYBRECHTS TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - ZAAK NO. 21/68.
Jurisprudentie 1969 bladzijde 00085
Deense bijz. uitgave bladzijde 00025
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00035
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00035
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . AMBTENAREN - AMBT - HERWAARDERING
2 . AMBTENAREN - AMBT - GEEN RECHT OP EEN BEPAALD AMBT
3 . AMBTENAREN - BEVORDERING - GEEN MOTIVERINGSPLICHT - DOOR BETROKKENE TE LEVEREN BEWIJS VAN ONGENOEGZAAMHEID DER GRONDEN
( STATUUT VAN DE AMBTENAREN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, ART . 45 )
1 . HET STATUUT KENT NOCH DE HERWAARDERING NOCH DE HERINDELING ALS ZODANIG . VOLGENS DE BEPALINGEN VAN HET STATUUT ONTWIKKELT DE LOOPBAAN VAN DE AMBTENAAR ZICH - UITGAANDE VAN DE RANG WAARIN HIJ WERD AANGEWORVEN - OVEREENKOMSTIG EEN STELSEL VAN CATEGORIEEN EN OPEENVOLGENDE RANGEN .
2 . HET STATUUT KENT DE AMBTENAAR GEEN ENKEL RECHT TOE OP EEN BEPAALD AMBT, DOCH HEEFT - INTEGENDEEL - DE BEVOEGDHEID OM AMBTENAREN IN HET BELANG VAN DE DIENST OP DE VERSCHILLENDE MET HUN RANG OVEREENSTEMMENDE AMBTEN TEWERK TE STELLEN AAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG GELATEN .
3 . HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG IS BLIJKENS ARTIKEL 45 VAN HET STATUUT NIET GEHOUDEN DE BEVORDERINGSBESLUITEN TE MOTIVEREN, MET NAME NIET TEN AANZIEN VAN DE NIET-BEVORDERDE KANDIDATEN .
HET STAAT AAN BETROKKENE OM, WANNEER HIJ MEENT DAT ZODANIGE HANDELING ONVOLDOENDE GEGROND IS, DE REDENEN DAARTOE AAN TE GEVEN OF HET BEWIJS DAARVAN BIJ TE BRENGEN
IN DE ZAAK 21-68
A . H . A . C . M . HUYBRECHTS, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE HERTOGSWEG 41, TE WEZEMBECK-BRUSSEL, BIJGESTAAN DOOR MR . M . GREGROIRE, ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE BIJ MR . T . BIEVER, 83, BD . GRANDE-DUCHESSE CHARLOTTE TE LUXEMBURG,
VERZOEKER,
TEGEN
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR, MR . L . DE LA FONTAINE, ALS GEMACHTIGDE, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE BIJ MR . E . REUTER, JURIDISCH ADVISEUR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, 4, BD . ROYAL TE LUXEMBURG .
VERWEERSTER,
BETREFFENDE VERZOEKERS BENOEMING TOT HOOFD VAN DE AFDELING "ONTWIKKELINGSSTUDIES" IN HET D.G . VIII-B, WIJST
TEN AANZIEN VAN DE ONTVANKELIJKHEID
1 OVERWEGENDE DAT VERWEERSTER DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP NIET BETWIST EN ER OOK AMBTSHALVE GEEN GROND BESTAAT ZODANIGE EXCEPTIE OP TE WERPEN;
2 DAT HET BEROEP ONTVANKELIJK IS;
TEN PRINCIPALE
3 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER PRIMAIR STELT DAT HET AMBT VAN HOOFD VAN DE GESPECIALISEERDE DIENST "ONTWIKKELINGSSTUDIES" VAN HET DIRECTORAAT-GENERAAL VIII-B, HETWELK HIJ VAN 1 OKTOBER 1965 TOT 20 JUNI 1968 BEKLEEDDE, BIJ DE TOTSTANDKOMING VAN HET NIEUWE ORGANIGRAM VAN DE ENE COMMISSIE WERD OMGEZET IN HET AMBT VAN AFDELINGSHOOFD;
4 DAT, NU DEZE HERWAARDERING GEEN WEZENLIJKE WIJZIGING BRACHT IN DE AAN HET AMBT VAN HOOFD VAN EEN GESPECIALISEERDE DIENST VERBONDEN WERKZAAMHEDEN EN PREROGATIEVEN, MEN VERZOEKER OPNIEUW HAD MOETEN "INDELEN" IN DE MET HET AMBT VAN AFDELINGSHOOFD OVEREENSTEMMENDE RANG A3;
5 DAT, WAAR ZODANIGE HERINDELING ACHTERWEGE BLEEF, DE BESTREDEN BESLUITEN EEN SCHENDING ZOUDEN INHOUDEN VAN HET BEGINSEL VAN DE OVEREENSTEMMING TUSSEN RANG EN AMBT EN INBREUK ZOUDEN MAKEN ZOWEL OP HET DOOR VERZOEKER UITGEOEFENDE AMBT ALS OP ZIJN STATUS;
6 OVERWEGENDE DAT HET STATUUT NOCH DE HERWAARDERING NOCH DE HERINDELING ALS ZODANIG KENT;
7 DAT VOLGENS DE BEPALINGEN VAN HET STATUUT DE LOOPBAAN VAN DE AMBTENAAR ZICH - UITGAANDE VAN DE RANG WAARIN HIJ WERD AANGEWORVEN - VERDER ONTWIKKELT OVEREENKOMSTIG EEN STELSEL VAN CATEGORIEEN EN OPEENVOLGENDE RANGEN;
8 DAT, ZO HET STATUUT AL BEOOGT DE AMBTENAAR DE DOOR HEM VERKREGEN RANG ALSMEDE EEN MET DIE RANG OVEREENSTEMMEND AMBT TE WAARBORGEN, HET HEM GEEN ENKEL RECHT TOEKENT OP EEN BEPAALD AMBT DOCH, INTEGENDEEL, DE BEVOEGDHEID OM AMBTENAREN IN HET BELANG VAN DE DIENST OP DE VERSCHILLENDE MET HUN RANG OVEREENSTEMMENDE AMBTEN TEWERK TE STELLEN AAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG HEEFT GELATEN;
9 DAT VERZOEKER NIET BETWIST DAT DE POST WAAROP HIJ WERD TEWERKGESTELD IN OVEREENSTEMMING IS MET DE RANG WELKE HEM V}}R DE INWERKINGTREDING VAN HET FUSIEVERDRAG WERD TOEGEKEND EN DIE HIJ OOK THANS NOG BEZIT;
10 DAT BOVENDIEN DE WIJZIGING IN HET ORGANIGRAM WAARVAN VERZOEKER SPREEKT, NIET DE HERWAARDERING VAN EEN EERDER BESTAAND AMBT INHIELD, DOCH GEZIEN MOET WORDEN ALS DE VERVANGING VAN EEN ADMINISTRATIEVE EENHEID DOOR EEN AFDELING;
11 DAT DEZE VERVANGING IN HET ONDERHAVIGE GEVAL ENERZIJDS HEEFT GELEID TOT HET SCHEPPEN VAN EEN NIEUW AMBT VAN AFDELINGSHOOFD MET NIEUWE VERANTWOORDELIJKHEDEN EN ANDERZIJDS EEN NIEUWE TEWERKSTELLING NODIG MAAKTE VAN DE AMBTENAAR DIE VOORHEEN HOOFD VAN BEDOELDE ADMINISTRATIEVE EENHEID WAS;
12 DAT ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN VERZOEKERS VERLANGEN, DAT HIJ BIJ WEGE VAN HERINDELING IN DIT NIEUWE AMBT WORDE BENOEMD, RECHTENS ONGEGROND VOORKOMT;
13 OVERWEGENDE DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG BIJ DE BEZETTING VAN HET OPENGEVALLEN NIEUWE AMBT GEHOUDEN WAS DE PROCEDURES TE VOLGEN WELKE IN HET STATUUT ZIJN VOORGESCHREVEN EN MET NAME IN ARTIKEL 29, PARAGRAAF 1, KRACHTENS HETWELK IN VACATURES WORDT VOORZIEN DOOR OVERPLAATSING, BEVORDERING EN VERGELIJKEND ONDERZOEK;
14 DAT, GEZIEN ZIJN INDELING IN A 4 EN GELET OP ARTIKEL 7, PARAGRAAF 1, VAN HET STATUUT, VOOR VERZOEKERS BENOEMING OP EEN VACANTE POST A3 GEEN ANDERE MOGELIJKHEDEN GEGEVEN WAREN DAN DIE VAN BEVORDERING OF VAN VERGELIJKEND ONDERZOEK;
15 OVERWEGENDE DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG IN CASU IN BEDOELDE VACATURE BIJ WEGE VAN BEVORDERING HEEFT VOORZIEN;
16 DAT HET OP 17 JULI 1968 BESLOOT DE HEER FRISCH IN DE VACATURE TE BENOEMEN EN DE KANDIDATUUR VAN VERZOEKER HEEFT AFGEWEZEN;
17 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER SUBSIDIAIR STELT DAT VOORNOEMD BESLUIT ONREGELMATIG IS DAAR HET NIET MET REDENEN WERD OMKLEED, DETOURNEMENT DE POUVOIR OPLEVERT EN WERD GENOMEN IN STRIJD MET ARTIKEL 45 VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN;
18 OVERWEGENDE, WAT HET EERSTE MIDDEL BETREFT, DAT VERZOEKER STELT DAT UIT DE DOOR VERWEERSTER ZOWEL IN HET PROCES-VERBAAL VAN HAAR 45E BIJEENKOMST ALS IN HAAR MEMORIES VERSTREKTE GEGEVENS, FEITELIJK NOCH RECHTENS BLIJKT VAN GRONDEN WELKE HET BESTREDEN BESLUIT ZOUDEN KUNNEN RECHTVAARDIGEN;
19 OVERWEGENDE DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG BLIJKENS ARTIKEL 45 VAN HET STATUUT NIET GEHOUDEN IS DE BEVORDERINGSBESLUITEN NADER TE MOTIVEREN, ZULKS MET NAME TEN AANZIEN VAN DE NIET-BEVORDERDE KANDIDATEN;
20 DAT HET AAN DE BETROKKENE, DIE MEENT DAT ZODANIGE HANDELING ONVOLDOENDE GEGROND IS, STAAT DE REDENEN DAARTOE AAN TE GEVEN OF HET BEWIJS DAARVAN BIJ TE BRENGEN;
21 DAT, NU VERZOEKER DEZE REDENEN BIJ DE MIDDELEN DETOURNEMENT DE POUVOIR EN SCHENDING VAN HET STATUUT HEEFT VOORGEDRAGEN, DEZE GRIEVEN BIJ DE BEHANDELING DER OVERIGE MIDDELEN BEHOREN TE WORDEN ONDERZOCHT;
22 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER IN DE TWEEDE PLAATS STELT DAT HET LITIGIEUZE BESLUIT WAARBIJ DE HEER FRISCH NAAR DE POST VAN HOOFD DER AFDELING "ONTWIKKELINGSSTUDIES" WERD BEVORDERD, EEN DETOURNEMENT DE POUVOIR INHOUDT DAAR TOT DEZE BEVORDERING NOG V}}R DE AANVANG VAN DE BEVORDERINGSPROCEDURE WERD BESLOTEN;
23 DAT HIJ DAARTOE ALLEREERST STELT DAT MET BETREKKING TOT DEZE BEVORDERING TOEZEGGINGEN ZIJN GEDAAN ZOWEL DOOR DE DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET DIRECTORAAT-GENERAAL VIII ALS DOOR EEN LID VAN DE COMMISSIE EN DAT UIT HET DOCUMENT SEC ( 68 ) 444 EN ZIJN BIJLAGEN BLIJKT, DAT HET BESLUIT DE HEER FRISCH TE BENOEMEN WERD GENOMEN NOG V}}R HET AMBT VACANT WERD VERKLAARD;
24 OVERWEGENDE, ENERZIJDS, DAT VERZOEKER DEZE GRIEF SLECHTS DOET STEUNEN OP DE BEWERING DAT BEDOELDE TOEZEGGING "VAN ALGEMENE BEKENDHEID" WAS, DOCH OP DIT PUNT GEEN NADERE AANWIJZINGEN VERSCHAFT, WELKE ALS EEN BEGIN VAN BEWIJS KUNNEN WORDEN BESCHOUWD;
25 DAT, ANDERZIJDS, DE INGEROEPEN FEITEN GEZIEN MOETEN WORDEN TEGEN DE ACHTERGROND VAN DE OP DE FUSIE DER EXECUTIEVEN GEVOLGDE HERSTRUCTURERINGSWERKZAAMHEDEN;
26 DAT HET NIET MEER DAN NORMAAL WAS, DAT DE BETROKKEN INSTANTIES BIJ DEZE VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN DE VERSCHILLENDE, DOOR BEDOELDE ALGEMENE REORGANISATIE NODIG GEWORDEN, BEVORDERINGEN, OVERPLAATSINGEN OF TEWERKSTELLINGEN IN HUN OVERWEGINGEN HEBBEN BETROKKEN;
27 DAT DE ZUIVER VOORBEREIDENDE EN GEENSZINS BESLISSENDE AARD DER GEWRAAKTE STUKKEN TROUWENS BLIJKT UIT DE OMSTANDIGHEID, DAT VOOR EEN GROOT AANTAL AMBTENAREN, WAARONDER DE HEER FRISCH, ONDERSCHEIDENE BEVORDERINGEN OF NIEUWE TEWERKSTELLINGEN WERDEN OVERWOGEN;
28 DAT ZODANIGE OMSTANDIGHEID DAN OOK NIET KAN WORDEN INGEROEPEN ALS EEN AANWIJZING, DAT ZICH IN CASU DETOURNEMENT DE POUVOIR HEEFT VOORGEDAAN;
29 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER TEN SLOTTE DE HAAST WAARMEDE HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG DE LITIGIEUZE BEVORDERING ZOU HEBBEN BESLOTEN, ALS EEN AANWIJZING BESCHOUWT OP GROND WAARVAN, TE ZAMEN MET ANDERE ELEMENTEN, IN HET ONDERHAVIGE GEVAL DETOURNEMENT DE POUVOIR ZOU MOETEN WORDEN AANGENOMEN;
30 DAT HIJ HIERTOE STELT, DAT BEDOELD GEZAG, ALVORENS OP ZIJN HIERARCHISCH BEROEP TE BESLISSEN, HET AMBT VACANT VERKLAARDE EN TOT DE BESTREDEN BEVORDERING OVERGING, HOEWEL DE ADMINISTRATIE HAD ERKEND DAT HET GEWENST WAS DE PUBLIKATIE VAN VACATURES AAN TE HOUDEN TOTDAT DE BELANGHEBBENDE AMBTENAREN IN DE GELEGENHEID WAREN GEWEEST TEGEN HUN TEWERKSTELLING BEZWAREN IN TE BRENGEN;
31 OVERWEGENDE, VOOR WAT DE DAGTEKENING VAN DE KENNISGEVING DER VACATURE BETREFT, DAT MOET WORDEN OPGEMERKT DAT UIT DE TEN PROCESSE GEBLEKEN FEITEN VOLGT DAT DE KENNISGEVING DER VACATURES COM/40 OP 13 JUNI 1968 WERD OPENBAAR GEMAAKT, TERWIJL DE ADMINISTRATIE EERST TER ZITTING VAN DE CONTACTCOMMISSIE VAN 4 JULI 1968 IN UITSTEL VAN DE PUBLIKATIE DER KENNISGEVINGEN ENER VACATURE HEEFT BEWILLIGD ;
32 DAT ANDERZIJDS HET LITIGIEUZE BEVORDERINGSBESLUIT OP 17 JULI 1968, DRIE WEKEN NA DE INDIENING VAN HET HIERARCHISCH BEROEP VAN 24 JUNI 1968, WERD GENOMEN;
33 DAT, INDIEN ZODANIG TIJDSVERLOOP NIET ALTIJD VOLDOENDE IS OM HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG IN DE GELEGENHEID TE STELLEN OP EEN BIJ HEM INGEDIENDE KLACHT TE ANTWOORDEN, HET NIETTEMIN VOLDOENDE MOET WORDEN GEACHT ZIJN STANDPUNT TEN AANZIEN VAN DIE KLACHT TE BEPALEN;
34 DAT OP GROND VAN AL DEZE OVERWEGINGEN HET VERWIJT VAN DETOURNEMENT DE POUVOIR NIET KAN WORDEN GEACHT TE ZIJN GESTAAFD EN DERHALVE MOET WORDEN VERWORPEN;
35 DAT EVENWEL DE OMSTANDIGHEDEN VAN HET ONDERHAVIGE GEVAL HET HOF VERPLICHTEN ER ZICH, BIJ WEGE VAN EEN GRONDIG ONDERZOEK, VAN TE OVERTUIGEN DAT BIJ BEDOELDE BEVORDERING METTERDAAD EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK DER VERSCHILLENDE KANDIDATUREN HEEFT PLAATSGEHAD;
36 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER IMMERS STELT DAT HET BESTREDEN BESLUIT ONREGELMATIG IS, OMDAT HET WERD GENOMEN ZONDER DAT DE COMMISSIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 45, PARAGRAAF 1, VAN HET STATUUT TOT EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK IS OVERGEGAAN ZOWEL VAN DE VERDIENSTEN DER VOOR BEVORDERING IN AANMERKING KOMENDE AMBTENAREN, ALS VAN DE TE HUNNEN AANZIEN UITGEBRACHTE BEOORDELINGSRAPPORTEN;
37 OVERWEGENDE DAT UIT HET PROCES-VERBAAL VAN DE 45E ZITTING VAN DE COMMISSIE BLIJKT DAT ALLE SOLLICITATIE-DOSSIERS, NA VERIFICATIE DER DAARIN GEDANE OPGAVEN, AAN DE COMMISSIE WERDEN MEDEGEDEELD EN DAT DEZE ZOWEL OVER DE BEOORDELINGSRAPPORTEN ALS HET PERSOONSDOSSIER VAN IEDERE KANDIDAAT KON BESCHIKKEN;
38 DAT IN DITZELFDE PROCES-VERBAAL WORDT VASTGESTELD DAT DE COMMISSIE TOT EEN VERGELIJKEND ONDERZOEK IS OVERGEGAAN VAN DE VERDIENSTEN DER KANDIDATEN ALSMEDE VAN DE HEN BETREFFENDE BEOORDELINGSRAPPORTEN;
39 DAT VERZOEKER GEEN ENKEL ELEMENT AANVOERT, DAT DE JUISTHEID DEZER VASTSTELLINGEN ZOU KUNNEN DOEN BETWIJFELEN;
40 DAT TROUWENS HET ONDERZOEK DER BEOORDELINGSRAPPORTEN VAN VERZOEKER EN VAN DE BEVORDERDE KANDIDAAT GEEN REDEN OPLEVERT TE MENEN DAT HET BESTREDEN BESLUIT STRIJDIG ZOU ZIJN MET DE IN CASU VOORHANDEN OBJECTIEVE GEGEVENS OF DAARMEDE ONVOLDOENDE REKENING ZOU HEBBEN GEHOUDEN;
41 DAT INGEVOLGE DEZE OVERWEGINGEN HET MIDDEL ALS ONGEGROND MOET WORDEN AFGEWEZEN;
42 OVERWEGENDE DAT VERZOEKER NIET IN ZIJN BEROEP IS GESLAAGD;
43 DAT INGEVOLGE ARTIKEL 69, PARAGRAAF 2, VAN HET REGLEMENT VOOR PROCESVOERING DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDT VERWEZEN;
44 DAT EVENWEL KRACHTENS ARTIKEL 70 VAN GENOEMD REGLEMENT DE KOSTEN, DOOR DE INSTELLINGEN GEMAAKT BIJ BEROEPEN VAN DE AMBTENAREN DER GEMEENSCHAPPEN, TE HAREN LASTE BLIJVEN;
HET HOF VAN JUSTITIE ( EERSTE KAMER )
RECHTDOENDE,
1 . VERWERPT HET BEROEP,
2 . VERSTAAT DAT ELK DER PARTIJEN HAAR EIGEN KOSTEN ZAL DRAGEN,
3 . VERWERPT HET MEER OF ANDERS GEVORDERDE .