EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 12.6.2024
COM(2024) 244 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de aan de Commissie verleende bevoegdheidsdelegatie om gedelegeerde handelingen vast te stellen op grond van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014
1.Inleiding
Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad is op 8 juni 2016 vastgesteld. Verordening (EU) 2016/1011 is vervolgens gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/2089 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2023/2869 van het Europees Parlement en de Raad.
Verordening (EU) 2016/1011 voerde een gemeenschappelijk kader in om in de Unie de nauwkeurigheid en integriteit te waarborgen van indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten.
Overeenkomstig artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen.
Met betrekking tot artikel 3, lid 2, artikel 13, lid 2 bis, artikel 19 bis, lid 2, artikel 19 quater, lid 1, artikel 20, lid 6, artikel 24, lid 2, artikel 27, lid 2 ter, artikel 33, lid 7, artikel 51, lid 6, en artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011, wordt in artikel 49, lid 2 van Verordening (EU) 2016/1011 bepaald dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar, die stilzwijgend kan worden verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. De eerste vijfjarige termijn liep van 30 juni 2016 tot 30 juni 2021. Op grond van de wijzigingen die bij Verordening (EU) 2019/2089 werden aangebracht in artikel 49, lid 2, zijn de bevoegdheden momenteel gedelegeerd voor de periode van 10 december 2019 tot 10 december 2024, en moet een verslag worden opgesteld over deze bevoegdheidsdelegatie. Dit verslag beoogt daaraan tegemoet te komen.
2.Rechtsgrondslag
Op grond van artikel 49, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1011 moet de Commissie voor afloop van de vijfjarige termijn waarvoor de bevoegdheden worden gedelegeerd, een verslag opstellen over de in die bepaling genoemde bevoegdheidsdelegaties.
3.Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
3.1.Raadpleging voorafgaand aan de vaststelling
Bij het opstellen van de gedelegeerde handelingen raadpleegde de Commissie de deskundigengroep van het Europees Comité voor het effectenbedrijf (EG ESC) overeenkomstig artikel 49, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1011. Alle lidstaten werd verzocht om deskundigen aan te wijzen om aan die raadplegingen deel te nemen en ook het Europees Parlement werd verzocht om deel te nemen.
De Commissie nam bij het opstellen van de definitieve versies van de gedelegeerde handelingen de opmerkingen in acht die werden gepresenteerd tijdens die raadplegingen. Ook heeft de Commissie de leden van het EG ESC regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang bij het opstellen van de ontwerpen van de gedelegeerde handelingen.
Zodra de gedelegeerde handelingen waren vastgesteld door de Commissie, werden het Europees Parlement en de Raad hiervan gelijktijdig in kennis gesteld, hetgeen de start van de in punt 3.2 hieronder bedoelde bezwaarperiode inluidde.
3.2.Vastgestelde gedelegeerde handelingen
Tijdens de verslagperiode, die van 10 december 2019 tot 10 december 2024 loopt, heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden uitgeoefend door de in de tabel hieronder vermelde gedelegeerde handelingen vast te stellen. Voorafgaand aan de invoering van de verslaggevingsverplichting had de Commissie al gedelegeerde handelingen vastgesteld uit hoofde van artikel 3, lid 2, artikel 20, lid 6, punten a) en c), en artikel 51, lid 6, van Verordening (EU) 2016/1011.
Gedelegeerde handeling
|
Bevoegdheidsdelegaties
|
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie
|
Artikel 13, lid 2 bis
|
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie
|
Artikel 19 bis, lid 2
Artikel 19 quater, lid 1
|
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie
|
Artikel 27, lid 2 ter
|
3.3.Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
Overeenkomstig artikel 49, leden 6 en 6 bis, van Verordening (EU) 2016/1011 kunnen het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving, die op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met nog eens drie maanden kan worden verlengd. Als het Europees Parlement of de Raad binnen die termijn bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. Het Europees Parlement noch de Raad heeft bezwaar gemaakt tegen een van de in punt 3.2 genoemde gedelegeerde handelingen.
3.4.Noodzaak van verlenging van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen
Er zijn al verschillende gedelegeerde handelingen vastgesteld, maar de in de tabel hieronder vermelde bevoegdheidsdelegaties zijn tot nu toe niet gebruikt.
Gedelegeerde handelingen
|
Bevoegdheidsdelegaties
|
Gedelegeerde handeling om een evaluatie te verrichten van de berekeningsmethode die wordt gebruikt voor de bepaling van de in artikel 20, lid 1, bedoelde drempels in het licht van de ontwikkelingen inzake markt, prijs en regelgeving, alsmede de geschiktheid van de classificering van benchmarks met een totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen voor de verwijzing ernaar die dicht bij de drempels ligt
|
Artikel 20, lid 6, punt b)
|
Gedelegeerde handeling om een evaluatie te verrichten van de berekeningsmethode die wordt gebruikt voor de bepaling van de in artikel 24, lid 1, punt a), bedoelde drempel in het licht van de ontwikkelingen inzake markt, prijs en regelgeving, alsmede de geschiktheid van de classificering van benchmarks met een totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen voor de verwijzing ernaar die dicht bij de drempel ligt
|
Artikel 24, lid 2
|
Gedelegeerde handeling met betrekking tot maatregelen ter bepaling van de voorwaarden waaronder de relevante bevoegde autoriteiten kunnen beoordelen of sprake is van een objectieve reden om een benchmark of benchmarkgroep in een derde land aan te bieden en om deze te bekrachtigen voor gebruik in de Unie
|
Artikel 33, lid 7
|
Gedelegeerde handeling om de in artikel 51, lid 2, bedoelde periode van 42 maanden te verlengen met 24 maanden indien het in lid 1, punt b), van artikel 54 bedoelde verslag bewijs levert dat de in artikel 51, lid 2, bedoelde overgangsregeling voor registratie geen afbreuk doet aan een gemeenschappelijke Europese toezichtscultuur, consistente toezichtspraktijken en een consistente aanpak door de verschillende bevoegde autoriteiten
|
Artikel 54, lid 3
|
Deze gedelegeerde handelingen zijn om uiteenlopende redenen niet vastgesteld.
-De gedelegeerde handelingen die moeten worden vastgesteld in het kader van de bevoegdheidsdelegaties uit hoofde van artikel 18 bis, lid 3, artikel 30, leden 2 bis en 3 bis, en artikel 33, lid 7, van Verordening (EU) 2016/1011, houden verband met de regels voor het gebruik in de Unie van benchmarks van buiten de EU. De toepassing van die regeling is al meerdere malen uitgesteld, in het meest recente geval tot 31 december 2025, omdat duidelijk is geworden dat een beperking van de toegang tot niet-EU-benchmarks nadelig zou zijn voor onder toezicht staande entiteiten in de EU die deze benchmarks gebruiken. Aangezien de toepassing van de regels inzake het gebruik in de EU van benchmarks van derde landen nog niet verplicht is, werd geoordeeld dat het te vroeg was om de gedelegeerde handelingen in het kader van deze bevoegdheidsdelegaties vast te stellen.
-Met betrekking tot de gedelegeerde handelingen die moeten worden vastgesteld in het kader van de bevoegdheidsdelegaties uit hoofde van artikel 20, lid 6, punt b), en artikel 24, lid 2, is de Commissie in haar regelmatige contacten met de Europese Autoriteit voor effecten en markten en met nationale bevoegde autoriteiten niet geattendeerd op praktische moeilijkheden bij de toepassing van de kwantitatieve drempels van 500 miljard EUR en 50 miljard EUR om onderscheid te maken tussen kritieke, significante en niet-significante benchmarks. Derhalve was de Commissie van mening dat het niet noodzakelijk was om de berekeningsmethode voor de bepaling van de diverse kwantitatieve drempels uit Verordening (EU) 2016/1011 te evalueren, en heeft zij hiertoe geen gedelegeerde handelingen vastgesteld. Mochten de omstandigheden wijzigen, dan zal de Commissie dit wel doen.
-De gedelegeerde handeling die moet worden vastgesteld in het kader van de bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 54, lid 3, heeft betrekking op de verlening met 24 maanden van de in artikel 51, lid 2, bedoelde termijn van 42 maanden voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/1011 op beheerders van benchmarks die zich voor 2020 in de Unie hebben gevestigd. Aangezien deze bevoegdheidsdelegatie niet is gebruikt, is de overgangsperiode die op grond ervan had mogen worden verlengd inmiddels verlopen, waardoor de bevoegdheidsdelegatie achterhaald is geworden.
Tot slot is het, aangezien de Commissie heeft voorgesteld artikel 24 van Verordening (EU) 2016/1011 te wijzigen en het Europees Parlement vervolgens wijzigingen in artikel 33 heeft voorgesteld, op dit moment onzeker of en in welke mate de in die artikelen opgenomen bevoegdheidsdelegaties in de herziene verordening zullen worden gewijzigd.
4.Conclusie
Gezien de toelichting in punt 3 is de Commissie van mening dat er duidelijk behoefte is aan een stilzwijgende verlenging van de in artikel 49, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde bevoegdheidsdelegatie met een periode van vijf jaar.
De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.