Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023XC01504

    Mededeling van de Commissie over de richtsnoeren inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in de Unie (AVP-richtsnoeren)

    C/2023/7855

    PB C, C/2023/1504, 18.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1504/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1504/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    Serie C


    C/2023/1504

    18.12.2023

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

    over de richtsnoeren inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in de Unie (AVP-richtsnoeren)

    (C/2023/1504)

    (Voor de EER relevante tekst)

    Inhoudsopgave

    AFKORTINGEN 3
    DEFINITIES 3
    INLEIDING 4

    I.

    BELANGRIJKSTE EU-WETGEVING INZAKE AVP 4

    II.

    GEHOUDEN VARKENS 5

    1.

    Algemeen 5

    2.

    Aanvullende maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij gehouden varkens 5

    2.1.

    Bewustmaking 6

    2.2.

    Biobeveiligingsmaatregelen 6

    2.3.

    Varkens die buiten worden gehouden in beperkingszones II en III 6

    2.4.

    Regelmatige bezoeken door officiële dierenartsen 6

    2.5.

    Risicobeoordeling van diervoeder 6

    2.6.

    Bemonstering en testen 7

    III.

    IN HET WILD LEVENDE VARKENS 7

    1.

    Algemeen 7

    2.

    Aanvullende maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens 8

    2.1.

    (Het uitleggen van) lokaas 8

    2.2.

    Biobeveiligingsmaatregelen in getroffen gebieden en tijdens de jacht 8

    2.3.

    Verzamelen van de belangrijkste gegevens 9

    2.4.

    Samenwerking 9

    2.5.

    Ruiming 9

    2.6.

    Instelling van “witte zones” 9

    2.7.

    Omheining 9

    2.8.

    Jacht 10

    2.9.

    Passieve bewaking, inclusief het opsporen van dode wilde varkens en de verwerking van karkassen 10

    2.10.

    Beperkte toegang tot besmette zones 10

    2.11.

    Beperken van langdurig voederen 10

    2.12.

    Bemonstering en testen 11

    2.13.

    Het zetten van vallen 11

    3.

    Toepassing van maatregelen in verschillende gebieden of beperkingszones 11

    3.1.

    Maatregelen die kunnen worden genomen in gebieden waar AVP niet voorkomt en die niet grenzen aan de beperkingszones 11

    3.2.

    Maatregelen die kunnen worden genomen in gebieden waar AVP niet voorkomt (met inbegrip van beperkingszone I) en die grenzen aan de beperkingszones die zijn vermeld in de bijlagen I en II bij de AVP-verordening 12

    3.3.

    Maatregelen die in nieuw besmette zones kunnen worden genomen om AVP uit te roeien 12

    3.4.

    Maatregelen die in uitgestrekte besmette zones kunnen worden genomen om AVP te bestrijden 14

    IV.

    Beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering in verband met AVP in de EU 14

    BIJLAGEN

    Bijlage I —

    Kernboodschappen voor bewustmakingscampagnes in de lidstaten 18

    Bijlage II —

    Biobeveiligingsmaatregelen voor jagers en voor al het personeel dat karkassen van wilde varkens opspoort en verwerkt 21

    Bijlage III —

    Bemonstering van in het wild levende varkens en verwijdering van karkassen van wilde varkens in de betrokken lidstaten 22

    Bijlage IV —

    Samenvatting van aanbevelingen met betrekking tot in het wild levende varkens zoals beschreven in hoofdstuk III 23

    AFKORTINGEN

    Antilichamen

    Antilichamen

    Diergezondheidswetgeving

    Verordening (EU) 2016/429

    AVP

    Afrikaanse varkenspest

    AVP-richtsnoeren

    Richtsnoeren inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van Afrikaanse varkenspest in de Unie

    AVPV

    Afrikaanse-varkenspestvirus

    AVP-verordening

    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie tot vaststelling van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 (1)

    EFSA

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

    ELISA

    Enzymgekoppelde immuunadsorbent-techniek

    EU

    Europese Unie

    EURL

    EU-referentielaboratorium voor AVP (2)

    EUVET

    Veterinair noodteam van de EU (3)

    FAO

    Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties

    GF-TADs

    Global Framework for the Progressive Control of Transboundary Animal Diseases (Wereldwijd kader voor de progressieve bestrijding van grensoverschrijdende dierziekten)

    IPT

    Immuno-peroxidasetest

    NAP’s

    Nationale actieplannen voor in het wild levende varkens om de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in de Unie te voorkomen overeenkomstig artikel 56 van en bijlage IV bij de AVP-verordening

    WOAH

    Wereldorganisatie voor diergezondheid

    PAFF

    Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders

    PCR

    Polymerasekettingreactie

    PDG inzake AVP

    Permanente deskundigengroep inzake Afrikaanse varkenspest

    DEFINITIES

    In deze richtsnoeren worden de volgende definities gebruikt:

    (Het uitleggen van) lokaas: de praktijk waarbij beperkte hoeveelheden voer (bv. mais) of andere lokmiddelen worden gebruikt om in het wild levende varkens naar een bepaald gebied te lokken (aangewezen gebied waar voer of andere lokmiddelen worden geplaatst), waar ze vervolgens kunnen worden bejaagd of gevangen.

    Ruiming: het doden van in het wild levende varkens om het karkas zonder het uit te slachten te verwijderen.

    Het zetten van vallen: het vangen met vallen van in het wild levende varkens.

    Langdurig voederen van in het wild levende varkens: de praktijk waarbij in het wild levende varkens in een bepaald gebied gedurende een langere periode worden gevoederd met de bedoeling om het overleven of een kunstmatige groei van de populatie van die dieren te ondersteunen.

    INLEIDING

    De AVP-richtsnoeren zijn ontwikkeld door de Commissie en de lidstaten en laten de toepasselijke wetgeving van de Unie onverlet. Alleen het Hof van Justitie van de EU heeft de bevoegdheid om een bindende interpretatie van het Unierecht te geven.

    Dit document is bedoeld als richtsnoer voor lidstaten en/of belanghebbenden inzake de beschikbare instrumenten voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP in reactie op de epidemiologische situatie van die ziekte in de EU en wereldwijd.

    In de AVP-verordening wordt naar deze AVP-richtsnoeren verwezen:

    in overweging 5 (met betrekking tot beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering van AVP in de EU);

    in artikel 59, lid 3, punt b) (inzake bijzondere informatieverplichtingen van alle lidstaten met betrekking tot AVP);

    in punt c) van bijlage IV (met betrekking tot minimumvoorschriften voor de nationale actieplannen voor in het wild levende varkens ter voorkoming van de verspreiding van AVP in de Unie).

    In de AVP-richtsnoeren:

    wordt informatie verschaft over de bestaande bepalingen van de EU-wetgeving;

    worden beste praktijken voor de beheersing van AVP geïllustreerd en aangemoedigd;

    wordt advies verstrekt over specifieke maatregelen (die niet in de EU-wetgeving zijn vastgelegd) inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP in de Unie;

    wordt voorzien in beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering van AVP in de EU.

    De AVP-richtsnoeren kunnen worden toegesneden op de behoeften van de lidstaten of regio’s, zodat kan worden ingespeeld op verschillende risiconiveaus zoals gedefinieerd in de door elke lidstaat uitgevoerde risicobeoordelingen (4), rekening houdend met de structuur van de bevoegde veterinaire en andere autoriteiten, de nationale wetgeving en andere specifieke kenmerken op nationaal of lokaal niveau.

    De AVP-richtsnoeren zijn ontwikkeld en worden waar nodig bijgewerkt op basis van:

    internationale normen (5);

    wetenschappelijke beoordelingen (voornamelijk via de EFSA (6));

    beste praktijken en ervaringen uit de lidstaten en andere landen, en missies en aanbevelingen van het EUVET;

    andere relevante informatie.

    I.   BELANGRIJKSTE EU-WETGEVING INZAKE AVP

    De meest relevante Uniewetgeving met betrekking tot de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP is samengevat in de onderstaande tabel:

    Nr.

    Titel

    Belangrijkste doel van de rechtshandeling

    Opmerkingen

    1.

    Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (7)

    Horizontaal rechtskader voor diergezondheid in de Unie.

    “Diergezondheidswetgeving”

    Link voor meer informatie op de website van de Commissie:

    https://ec.europa.eu/food/animals/health/regulation_en

    De Commissie heeft verschillende gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen (8) vastgesteld om de nieuwe regels van toepassing te maken.

    2.

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (9)

    Deze verordening bevat maatregelen in geval van een officieel vermoeden of een officiële bevestiging van de ziekten, bepalingen inzake de instelling van beperkingszones (beschermings-/bewakingszones) en besmette zones en verbodsbepalingen en voorwaarden voor toegestane verplaatsingen vanuit die zones.

    Aanvullende regels voor ziektepreventie en -bestrijding.

    Link voor meer informatie op de website van de Commissie:

    https://ec.europa.eu/food/animals/animal-diseases/diseases-and-control-measures_en

    3.

    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie van 16 maart 2023 tot vaststelling van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 (10)

    Deze verordening bevat speciale ziektebestrijdingsmaatregelen voor AVP (EU-zoneringsmaatregelen met betrekking tot AVP), bevat een lijst op EU-niveau van beperkingszones I, II en III (bijlage I), beperkingszones, die beschermings- en bewakingszones omvatten, en besmette zones (bijlage II), en voorziet in geharmoniseerde biobeveiligingsmaatregelen voor bepaalde inrichtingen (bijlage III) en minimumvoorschriften voor de nationale actieplannen (bijlage IV).

    Bijzondere AVP-bestrijdingsmaatregelen (AVP-zoneringsmaatregelen van de Unie).

    Link voor meer informatie op de website van de Commissie:

    https://ec.europa.eu/food/animals/animal-diseases/control-measures/asf_en

    II.   GEHOUDEN VARKENS

    1.   Algemeen

    De maatregelen die moeten worden genomen om AVP bij gehouden varkens te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien, zijn vastgelegd in de in hoofdstuk I vermelde EU-wetgeving.

    2.   Aanvullende maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij gehouden varkens

    De AVP-richtsnoeren bevatten een leidraad voor een betere toepassing van de maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij gehouden varkens, waarmee in voorkomend geval rekening moet worden gehouden.

    2.1.   Bewustmaking

    Naast de algemene verplichtingen die in de diergezondheidswetgeving zijn uiteengezet, voorziet de AVP-verordening in de volgende bijzondere verplichtingen:

    bijzondere informatie- en opleidingsverplichtingen van de betrokken lidstaten (artikelen 57 en 58 van de AVP-verordening);

    bijzondere informatieverplichtingen van alle lidstaten (artikel 59 van de AVP-verordening).

    Bijlage I bij de richtsnoeren bevat kernboodschappen en communicatiestrategieën die zijn toegesneden op verschillende doelgroepen. Deze kunnen als basis dienen voor het opzetten van nationale bewustmakingscampagnes in alle lidstaten.

    Een verzameling communicatiemateriaal over AVP dat in verschillende landen wordt gebruikt, is ook beschikbaar op de website (11) van de PDG inzake AVP in Europa (GF-TADs-initiatief).

    2.2.   Biobeveiligingsmaatregelen

    Verordening (EU) 2016/429 bevat een algemeen concept en een definitie van biobeveiliging en een aantal daarmee verbonden horizontale bepalingen (12).

    Artikel 16, lid 1, punt b), i), van en bijlage III bij de AVP-verordening voorzien in versterkte biobeveiligingsmaatregelen voor inrichtingen voor gehouden varkens in beperkingszones I, II en III in de betrokken lidstaten, in geval van door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de AVP-verordening toegestane verplaatsingen van bepaalde zendingen.

    De biobeveiligingsmaatregelen van bijlage III bij de AVP-verordening moeten ook in alle lidstaten worden bevorderd en kunnen ook worden toegepast in andere inrichtingen (die geen verplichtingen hebben overeenkomstig de AVP-verordening) waar varkens worden gehouden (met uitzondering van slachthuizen, indien van toepassing) met het oog op de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP.

    2.3.   Varkens die buiten worden gehouden in beperkingszones II en III

    Wegens het risico op overdracht van het Afrikaanse-varkenspestvirus (AVPV) wordt aanbevolen het houden van varkens in de openlucht ten minste in beperkingszones II en III te beperken. Na een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteit kan de bevoegde autoriteit per geval beslissen over het houden van varkens in de open lucht in de beperkingszones II en III (13) op basis van:

    de juiste biobeveiligingsmaatregelen (bv. dubbele omheining of massieve enkele omheining);

    de regelmatige uitvoering van onafhankelijke en objectieve biobeveiligingsbeoordelingen op boerderijen of in andere inrichtingen (bv. gesloten inrichtingen, waaronder dierentuinen) aan de hand van uitgebreide standaardprotocollen;

    een mogelijke beoordeling of erkenning, in voorkomend geval, van openluchtvarkenshouderijen op basis van hun biobeveiligingsrisico in een officieel systeem dat door bevoegde autoriteiten wordt beheerd.

    2.4.   Regelmatige bezoeken door officiële dierenartsen

    Artikel 16, lid 1, punt a), van de AVP-verordening voorziet in de frequentie van regelmatige bezoeken aan inrichtingen waar bepaalde zendingen binnen en buiten beperkingszones mogen worden verplaatst. Inrichtingen waar varkens uitsluitend voor eigen consumptie worden gehouden, moeten overeenkomstig de relevante EU-wetgeving ook regelmatig door officiële dierenartsen worden bezocht op basis van een risicobeoordeling die is toegespitst op AVP en die wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

    2.5.   Risicobeoordeling van diervoeder

    Het risico van diervoeder wordt als lager beschouwd (14) dan verschillende andere risicotrajecten (bv. contact met besmette levende dieren en vervoedering van spoeling). Hoewel de EFSA van een aantal soorten diervoeder aangeeft dat zij een risico kunnen vormen voor de overdracht van AVP naar een varkensbedrijf, vooral in regio’s waar in het wild levende varkens besmet zijn, is het waarschijnlijker dat voor andere risicotrajecten risicobeheer nodig is, zoals het verplaatsen van levende gedomesticeerde varkens, het vervoederen van spoeling met producten afkomstig van varkens of het toestaan van contact tussen in het wild levende varkens en gehouden varkens.

    Lokaal geproduceerd hooi, stro of graan, geoogst uit een gebied waar AVP voorkomt bij in het wild levende varkens, het gebruik van landbouwmaterieel uit een vergelijkbaar gebied of het verstrekken van vers voeder aan varkens zijn geïdentificeerd als mogelijke bronnen van AVP voor gedomesticeerde varkens, met name in inrichtingen waar varkens voor eigen consumptie worden gehouden.

    De exploitanten van diervoederbedrijven moeten doeltreffende traceerbaarheidssystemen en biobeveiligingsmaatregelen inzetten om de veiligheid van de leveringen van voederingrediënten te garanderen en zo het risico op overdracht van het AVPV aan te pakken.

    In voorkomend geval zal de opslag (bij temperaturen boven 0 oC) van voederproducten en verrijkings- of beddingmateriaal afkomstig uit door AVP getroffen gebieden vóór het gebruik ervan het risico op overleving van het AVPV in de matrix verminderen. In specifieke situaties moet de bevoegde autoriteit rekening houden met relevante ontsmettings- en opslagprocessen (bv. opslagtijd, behandeling, temperatuur) die leiden tot een vermindering van een mogelijke virusbesmetting in diervoeders die worden verplaatst van gebieden met AVP naar gebieden zonder AVP.

    Wanneer (na een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat) het gebruik van plaatselijk geoogste granen, gras en stro onder de heersende plaatselijke omstandigheden als een risico wordt beschouwd (met name voor inrichtingen waar varkens alleen voor eigen consumptie worden gehouden), moeten de volgende maatregelen door de bevoegde autoriteit worden overwogen:

    a)

    verbod op het vervoederen van vers gras of granen (15) aan gehouden varkens, tenzij deze zijn behandeld om het AVPV te inactiveren of vóór gebruik ten minste 30 dagen buiten het bereik van in het wild levende varkens is opgeslagen;

    b)

    verbod op het gebruik van stro (16) als beddingmateriaal voor gehouden varkens, tenzij het is behandeld om het AVPV te inactiveren of vóór gebruik ten minste 90 dagen buiten het bereik van in het wild levende varkens is opgeslagen.

    2.6.   Bemonstering en testen

    De voorschriften voor de bemonstering en het testen van AVP bij gehouden varkens zijn vastgelegd in de in hoofdstuk I vermelde EU-wetgeving.

    Als gehouden varkens in dezelfde inrichting voor eigen consumptie worden geslacht, moeten de bemonstering en het testen op AVP ten minste in beperkingszones worden uitgevoerd volgens de instructies van de bevoegde autoriteit.

    Het verzamelen van monsters, evenals de technieken, de validering en de interpretatie van de diagnostische methoden moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (17) en, in voorkomend geval, in overeenstemming zijn met:

    de richtsnoeren die op de website van het EURL (18) ter beschikking worden gesteld; en

    het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals (Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (WOAH) (19).

    III.   IN HET WILD LEVENDE VARKENS

    1.   Algemeen

    De maatregelen die moeten worden genomen om AVP bij in het wild levende varkens te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien, zijn vastgelegd in de in hoofdstuk I vermelde EU-wetgeving.

    In het wild levende varkens spelen een belangrijke rol bij de verspreiding en instandhouding van AVP. Adequaat beheer (20) van in het wild levende varkens zoals aanbevolen in deze richtsnoeren moet plaatsvinden in:

    gebieden die niet door de ziekte zijn getroffen, waarbij de aandacht specifiek uitgaat naar de beste preventiepraktijken, vroegtijdige opsporing en paraatheid voor het mogelijke optreden van AVP; en

    gebieden die al door de ziekte zijn getroffen, met als doel de ziekte te bestrijden en uit te roeien.

    De dichtheid van de populatie in het wild levende varkens wordt beschouwd als de meest invloedrijke risicofactor voor het optreden van AVP bij deze dieren. Preventieve maatregelen om de populaties in het wild levende varkens terug te dringen en te stabiliseren voordat AVP optreedt, zijn gunstig voor zowel i) de vermindering van de kans op blootstelling van de populatie aan AVP; als ii) de inspanningen die nodig zijn voor mogelijke noodmaatregelen (d.w.z. minder karkasverwijdering) als er een AVP-uitbraak zou plaatsvinden.

    De lidstaten moeten op basis van de nationale actieplannen een langetermijnaanpak van het beheer van in het wild levende varkens overwegen.

    2.   Aanvullende maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens

    De AVP-richtsnoeren geven aanvullende aanwijzingen en een leidraad voor een betere toepassing van de maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens, waarmee in voorkomend geval rekening moet worden gehouden.

    De maatregelen met betrekking tot de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP kunnen verschillen (binnen de grenzen van de wetgeving, indien van toepassing) en moeten worden afgestemd op het betrokken gebied of de betrokken zone. Zij moeten gebaseerd zijn op:

    het tijdstip waarop de ziekte zich in een gebied of zone ontwikkelt (de verschillende fasen van de besmetting kunnen worden geïdentificeerd via een continu systeem van passieve bewaking voor de vroege opsporing van AVP bij in het wild levende varkens, gekoppeld aan het testen van afgeschoten wilde varkens);

    de dynamiek van de bestaande populatie, de verspreiding en de dichtheid van de populatie in het wild levende varkens;

    het bestaan van natuurlijke of kunstmatige barrières;

    milieu- en klimaatverschillen;

    landbouwpraktijken.

    De AVP-richtsnoeren hebben betrekking op de maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens, zoals beschreven in de punten 4.1 tot en met 4.14 van deze richtsnoeren. Deze maatregelen zijn samengevat in bijlage IV bij de AVP-richtsnoeren.

    2.1.   (Het uitleggen van) lokaas

    Lokaas mag niet worden gebruikt voor het voederen van in het wild levende varkens om hun populatie in stand te houden (bv. in de winter).

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan, na een risicobeoordeling van de mogelijke insleep of verspreiding van AVP en rekening houdend met de mogelijkheid om aanvullende risicobeperkende maatregelen toe te passen, een besluit nemen over de hoeveelheden voeder die als lokaas mogen worden gebruikt, waarbij zij rekening houdt met:

    de epidemiologische situatie van AVP in een lidstaat of zone;

    de kennis van de bestaande populatie in het wild levende varkens in een lidstaat of zone; en

    de jachtpraktijken in een lidstaat of zone.

    2.2.   Biobeveiligingsmaatregelen in getroffen gebieden en tijdens de jacht

    De biobeveiligingsmaatregelen met betrekking tot in het wild levende varkens moeten in de lidstaten worden versterkt en in overeenstemming zijn met de in het kader van het GF-TADs-initiatief ontwikkelde handleiding “African swine fever in wild boar — ecology and biosecurity”  (21) (Afrikaanse varkenspest bij wilde zwijnen — ecologie en biobeveiliging), en met name:

    hoofdstuk 5 “Biosecurity in affected forests” (Biobeveiliging in aangetaste bossen); en

    hoofdstuk 6 “Biosecurity during hunting” (Biobeveiliging tijdens de jacht).

    Bijlage II bij de AVP-richtsnoeren bevat ook minimale biobeveiligingseisen voor jagers en anderen die karkassen van wilde varkens opsporen en verwerken.

    2.3.   Verzamelen van de belangrijkste gegevens

    Het testen van in het wild levende varkens op AVP in de lidstaten levert waardevolle informatie op over de epidemiologische situatie van AVP en de ontwikkeling van de ziekte. Samen met andere relevante gegevens maakt dit het mogelijk om de concrete maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP zo nodig aan te passen.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten epidemiologische gegevens over AVP en andere relevante informatie over de ziekte verzamelen en zo nodig aan de EFSA verstrekken (22). Deze uitwisseling van informatie maakt het mogelijk om wetenschappelijke kennis op te bouwen over AVP (23) met het oog op een risicogebaseerde aanpak en beheersbeslissingen.

    2.4.   Samenwerking

    Het beheer van in het wild levende varkens vereist samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en belanghebbenden, zoals bosbeheerinstanties, milieuautoriteiten en jagers. Doeltreffende en efficiënte samenwerking is van essentieel belang voor de preventie, vroegtijdige opsporing, bestrijding en uitroeiing van AVP. De maatregelen die in het kader van deze richtsnoeren worden genomen, moeten verenigbaar zijn met de relevante Europese en/of nationale milieu-, jacht- en veterinaire wetgeving, met inbegrip van de vereisten inzake de bescherming van natuur en biodiversiteit, en moeten naar behoren worden beoordeeld op hun wetenschappelijke basis, effect en doeltreffendheid.

    Een verzameling relevant informatiemateriaal over AVP met beste praktijken die in verschillende landen wordt gebruikt, is ook beschikbaar op de website (24) van de PDG inzake AVP in Europa (GF-TADs-initiatief).

    2.5.   Ruiming

    Ruiming moet worden overwogen om de populatie in het wild levende varkens terug te dringen, vooral in nieuw besmette zones of risicogebieden.

    2.6.   Instelling van “witte zones”

    De bestrijding van AVP omvat maatregelen om de populatie in het wild levende varkens in afgebakende zones, de zogenaamde “witte zones (25) ”, terug te dringen, zoals het preventief ruimen van of zo nodig jagen op in het wild levende varkens. Eerdere ervaringen van bepaalde lidstaten bevestigen dat de instelling van dergelijke “witte zones” een doeltreffend middel kan zijn om de verspreiding van de ziekte onder de populatie in het wild levende varkens te beperken. Deze “witte zones” kunnen worden ingesteld in een gebied dat geografisch grenst aan of is gelegen binnen een relevante AVP-beperkingszone waar het AVPV circuleert onder in het wild levende varkens. Verschillende maatregelen (bv. omheiningen, intensieve en snelle ruiming van in het wild levende varkens enz.) moeten in “witte zones” gecombineerd worden toegepast om de verspreiding van AVP tegen te gaan.

    2.7.   Omheining

    Omheiningen kunnen worden gebruikt om de populatie in het wild levende varkens waar nodig binnen een bepaald gebied te houden met het oog op preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP, in het bijzonder in de nieuw besmette zones (met als doel AVP uit te roeien). Omheiningen moeten worden geplaatst in een beperkt aantal besmette kerngebieden, om in het wild levende varkens in een afgebakende zone (“witte zone”) preventief te ruimen, om de verplaatsing van in het wild levende varkens uit nieuw besmette gebieden naar niet-besmette gebieden te beperken of te vertragen, en in combinatie met andere maatregelen (bv. jacht, “witte zones”, het zetten van vallen enz.) om de verspreiding van AVP een halt toe te roepen of te vertragen. Er kunnen verschillende soorten (bv. massieve of elektrische) omheiningen worden gebruikt, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en de epidemiologische situatie van AVP in een bepaald gebied en rekening houdend met het volgende (26):

    geen enkele soort elektrische afrastering kan in het wild levende varkens op grote schaal voor een langere periode 100 % tegenhouden;

    in het verleden heeft de EFSA geconcludeerd dat er geen bewijs was dat grote omheiningen effectief waren voor het isoleren van in het wild levende varkens. Niettemin kan rekening worden gehouden met nieuwe ervaringen van de lidstaten met het omheinen (als maatregel om de verspreiding van AVP te beperken of te stoppen) van beperkte besmette kerngebieden;

    verschillende onderzoeken naar het gebruik van op geur gebaseerde afweermiddelen om in het wild levende varkens af te schrikken, leverden uiteenlopende resultaten op (verschillende proeven die in het relevante EFSA-rapport worden genoemd, konden geen effect aantonen van het middel op het binnendringen van in het wild levende varkens of op gewasschade).

    Natuurlijke barrières zoals grote rivieren of zeestraten kunnen waar nodig worden gebruikt voor de afbakening van beperkingszones, aangezien zij in bepaalde situaties doeltreffend zijn gebleken om de verplaatsingen van in het wild levende varkens te beperken, maar niet volledig te belemmeren.

    2.8.   Jacht

    Jagers moeten in alle lidstaten worden opgeleid om zich bewust te worden van de risico’s van AVP en van de beste praktijken bij het vinden van dode wilde varkens of andere mogelijke gevallen van AVP.

    De jachtpraktijken moeten worden aangepast aan de epidemiologische evolutie van de ziekte vanwege de effecten op de populaties in het wild levende varkens. In overeenstemming met de EU- en nationale wetgeving mag aanvullende technische uitrusting voor de jacht worden gebruikt om de doelstellingen van deze AVP-richtsnoeren en de nationale actieplannen te bereiken.

    Er moet worden gezorgd voor de nodige nauwe samenwerking tussen de betrokken autoriteiten en belanghebbenden (27), met name wanneer het beheer van de jacht in de context van AVP niet onder de bevoegdheid van de bevoegde veterinaire autoriteit van de lidstaat valt.

    2.9.   Passieve bewaking, inclusief het opsporen van dode wilde varkens en de verwerking van karkassen (28)

    Passieve bewaking (ook ondersteund door het actief opsporen van dode wilde varkens) is het meest doeltreffende instrument om AVP op te sporen en de verspreiding ervan te monitoren. Daarom moet het bemonsteren en testen van karkassen van dode wilde varkens worden aangemoedigd. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vinden van karkassen in en in de nabijheid van nieuw besmette zones.

    De eerste karkassen die worden gevonden, zijn meestal niet noodzakelijk de eerste gevallen van de ziekte in dat gebied. Daarom moet de passieve bewaking (ook gericht op het identificeren en lokaliseren van de oudste karkassen) en het testen van alle karkassen worden verbeterd, met name in nieuw besmette zones en in de nabijheid van die zones.

    2.10.   Beperkte toegang tot besmette zones

    De toegang tot besmette zones (vooral in nieuw besmette zones, waar AVP zo snel mogelijk moet worden uitgeroeid) moet op passende wijze worden beperkt in verband met het risico van overdracht van AVP via mensen, apparatuur, voertuigen enz. De bevoegde autoriteit moet deze beperkingen beheren op basis van de risicobeoordeling en rekening houdend met de specifieke plaatselijke omstandigheden.

    2.11.   Beperken van langdurig voederen

    Het langdurig voederen van in het wild levende varkens moet in de lidstaten worden beperkt teneinde, naargelang van het geval, het overleven en de kunstmatige groei van de populatie in het wild levende varkens te beperken of terug te dringen.

    Voederplaatsen of voederinrichtingen voor andere in het wild levende diersoorten (bv. wilde herkauwers) mogen niet toegankelijk zijn voor in het wild levende varkens en het gebruikte voeder mag niet aantrekkelijk zijn voor in het wild levende varkens (bv. hooi).

    In specifieke situaties kan de bevoegde autoriteit na een risicobeoordeling overwegen om het langdurig voederen van in het wild levende varkens gedurende een beperkte periode toe te staan met als doel in het wild levende varkens in een nieuw besmette zone te houden wanneer het de bedoeling is AVP in die zone op korte tot middellange termijn uit te roeien.

    2.12.   Bemonstering en testen

    Het bemonsteren en testen van dood aangetroffen wilde varkens moet gebaseerd zijn op:

    de door de bevoegde autoriteit uitgevoerde risicobeoordeling; en

    passieve bewaking.

    Waar nodig moeten gevonden karkassen, geruimde (bijvoorbeeld in de nieuw besmette zone of in de “witte zone”) en zieke in het wild levende varkens met behulp van PCR worden getest op AVP. Monsters voor laboratoriumtests moeten zo snel mogelijk aan het laboratorium geleverd worden (uiterlijk binnen 72 uur na de bemonstering, behalve in zones waar al beperkingen gelden en waar het doel de bestrijding van AVP is).

    Hierbij moet met het volgende rekening worden houden:

    PCR(-virusdetectie) moet de test bij uitstek zijn in gebieden waar AVP niet voorkomt en in de AVP-beperkingszones;

    een positieve serologische test alleen is mogelijk geen indicatie van de viruscirculatie;

    het opsporen van antilichamen mag niet worden gebruikt voor de vroegtijdige detectie van het AVPV, maar eerder als een hulpmiddel (als aanvullende test op de PCR-test) om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de AVP-epidemiologie in bepaalde gebieden en/of specifieke situaties, zoals:

    i)

    het testen van in het wild levende varkens in beperkingszone I (die grenst aan besmette gebieden); een seropositief dier kan wijzen op een zich ontwikkelende ziektesituatie, zoals de verspreiding van het AVPV buiten beperkingszones II of III;

    ii)

    gebieden waar de ziekte al lange tijd aanwezig is.

    Bijlage III bij de AVP-richtsnoeren bevat aanvullende richtsnoeren voor de bemonstering van wilde varkens en de verwijdering van karkassen in de betrokken lidstaten (de lidstaten die zijn opgenomen in de lijst in bijlagen I en II bij de AVP-verordening of waarvan gebieden in die lijst zijn opgenomen).

    2.13.   Het zetten van vallen

    Het zetten van vallen moet worden beschouwd als een doeltreffende maatregel om de populatie in het wild levende varkens in de context van AVP in een beperkt gebied (bijvoorbeeld in een “witte zone”) te beperken of terug te dringen, in combinatie met andere maatregelen om AVP uit te roeien, met name in de nieuw besmette gebieden.

    3.   Toepassing van maatregelen in verschillende gebieden of beperkingszones

    De in hoofdstuk III, punt 2, vermelde aanvullende maatregelen voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens moeten worden gebaseerd op de epidemiologische situatie van AVP en worden afgestemd op de verschillende gebieden of beperkingszones (zoals omschreven in de AVP-verordening) die in de AVP-richtsnoeren als volgt zijn ingedeeld:

    3.1.

    Gebieden waar AVP niet voorkomt en die niet grenzen aan beperkingszones;

    3.2.

    Gebieden waar AVP niet voorkomt (met inbegrip van beperkingszone I) en die grenzen aan de beperkingszones die zijn vermeld in bijlage I (met uitzondering van beperkingszone I) en bijlage II bij de AVP-verordening;

    3.3.

    Kleinere beperkingszones die overeenkomen met nieuw besmette zones, waar AVP nog maar vrij kort bij in het wild levende varkens voorkomt (bv. rekening houdend met de epidemiologische ontwikkeling van de ziekte) en waar het hoofddoel in die zone de uitroeiing van AVP op korte tot middellange termijn is;

    3.4.

    Grote beperkingszones die overeenkomen met grote besmette zones (bijvoorbeeld het hele grondgebied of een aanzienlijk deel daarvan in de lidstaat), waar AVP al relatief lang bij in het wild levende varkens voorkomt en waar het hoofddoel in die zone de bestrijding van de ziekte is (aangezien de uitroeiing van AVP op korte tot middellange termijn mogelijk niet haalbaar is).

    De algemene aanbevelingen voor verschillende maatregelen met betrekking tot verschillende gebieden en beperkingszones zijn vermeld in de punten 3.1 tot en met 3.4 en zijn samengevat in bijlage IV.

    3.1.   Maatregelen die kunnen worden genomen in gebieden waar AVP niet voorkomt en die niet grenzen aan beperkingszones

    Met het oog op de preventie van AVP moet rekening worden gehouden met het volgende:

    a)

    het uitzetten van lokaas met beperkte hoeveelheden voeder mag alleen worden toegestaan om in het wild levende varkens aan te trekken om hen te bejagen, te vangen met behulp van vallen en waar nodig te ruimen;

    b)

    biobeveiligingsmaatregelen tijdens de jacht moeten worden bevorderd en toegepast;

    c)

    een hoge dichtheid van populaties in het wild levende varkens kan leiden tot een verhoogd risico op AVP en, als het AVPV wordt ingesleept, tot een snelle overdracht en een langdurige persistentie van AVP in getroffen gebieden. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, om efficiënt voorbereid te zijn op AVP, in de eerste plaats waar nodig (29) en passend streven naar een aanzienlijke vermindering van de populatie in het wild levende varkens. De jacht moet gericht zijn op een voortdurende vermindering van de populatie in het wild levende varkens. Gericht jagen op (of zo nodig het ruimen van) volwassen en opgroeiende vrouwelijke in het wild levende varkens moet daarom worden aangemoedigd. Het totale afschotcijfer moet gelijk zijn verdeeld over mannetjes en vrouwtjes (50 % van elke categorie);

    d)

    bewaking: de bemonstering moet gebaseerd zijn op passieve bewaking; gevonden karkassen en zieke in het wild levende varkens moeten met PCR worden getest op AVP;

    e)

    het langdurig voederen van in het wild levende varkens moet worden beperkt.

    3.2.   Maatregelen die kunnen worden genomen in gebieden waar AVP niet voorkomt (met inbegrip van beperkingszone I) en die grenzen aan de beperkingszones die zijn vermeld in de bijlagen I en II bij de AVP-verordening

    Naast de in punt 3.1 genoemde maatregelen moeten er, als gevolg van een verhoogd AVP-risico, aanvullende maatregelen worden genomen om de insleep van AVP te voorkomen, om waar nodig te zorgen voor een snelle opsporing van AVP en om efficiënt voorbereid te zijn op AVP:

    a)

    het uitzetten van lokaas met beperkte hoeveelheden voeder mag alleen worden toegestaan om in het wild levende varkens aan te trekken om hen te bejagen, te vangen met behulp van vallen en waar nodig te ruimen;

    b)

    er moet intensief worden gejaagd (drijfjacht en individuele jacht kunnen worden toegestaan) om de dichtheid van de populatie in het wild levende varkens te verminderen, zodat het AVPV na een mogelijke besmetting kan worden ingedamd of de verspreiding van AVP aanzienlijk kan worden vertraagd;

    c)

    de langetermijnstrategie voor het beheer van in het wild levende varkens moet worden aangepakt en ondersteund (met betrokkenheid van de publieke en private sector) om de doelstellingen voor populatievermindering te bereiken; jagers moeten worden beschouwd als onderdeel van die strategie;

    d)

    de bevoegde autoriteit moet het ruimen, bejagen en vangen van dieren beheren in samenwerking met andere relevante autoriteiten en belanghebbenden;

    e)

    waar nodig moet het gebruik van omheiningen worden overwogen door de bevoegde autoriteit in samenwerking met andere relevante autoriteiten en belanghebbenden;

    f)

    bewaking:

    i.

    waar nodig moet actief worden gezocht naar karkassen (bij voorkeur door opgeleid personeel), ter versterking van de passieve bewaking, met als doel AVP zo snel mogelijk op te sporen;

    ii.

    de bemonstering moet gebaseerd zijn op een risicobeoordeling en op versterkte passieve bewaking; gevonden karkassen en zieke in het wild levende varkens moeten waar nodig met PCR worden getest op AVP;

    g)

    alle dood aangetroffen wilde varkens moeten worden verwijderd volgens de voorschriften van de bevoegde autoriteit.

    3.3.   Maatregelen die in nieuw besmette zones kunnen worden genomen om AVP uit te roeien

    Bij de aanwezigheid van AVP is het belangrijkste doel de ziekte binnen een beperkt gebied te houden, te zorgen voor een precieze afbakening van een besmet gebied en maatregelen voor de uitroeiing van AVP zo snel mogelijk toe te passen.

    Er bestaan in de EU verschillende succesvolle voorbeelden (30) van de uitroeiing van AVP bij in het wild levende varkens en deze moeten worden gebruikt als basis voor de ontwikkeling van op maat gemaakte maatregelen om AVP uit te roeien. Hierbij moet met het volgende rekening worden houden:

    a)

    het uitzetten van lokaas mag alleen worden toegestaan voor het vangen en ruimen van dieren;

    b)

    bewaking:

    i.

    passieve bewaking moet worden gebruikt als basis om de epidemische fase van de ziekte vast te stellen (als er bijvoorbeeld minder karkassen van pas gestorven wilde varkens worden gevonden, kan dit wijzen op de afnemende epidemische fase van AVP);

    ii.

    om de passieve bewaking te versterken, moet er door opgeleid personeel, honden of met behulp van drones actief worden gezocht naar karkassen;

    iii.

    de bemonstering moet gebaseerd zijn op versterkte passieve bewaking: alle gevonden karkassen en zieke in het wild levende varkens moeten met PCR worden getest op AVP;

    iv.

    naast het testen van alle dood aangetroffen wilde varkens op het AVPV, moeten ook gejaagde of geruimde wilde varkens met PCR worden getest op het AVPV (inclusief waar nodig voor het opsporen van antilichamen);

    c)

    de bevoegde autoriteit moet waar nodig overwegen om de jacht (op alle diersoorten) en andere activiteiten in het bos ten minste totdat de epidemische fase is afgenomen te verbieden als maatregel om de verspreiding van AVP te voorkomen. De operationele groep van deskundigen (31) moet de bevoegde autoriteit bijstaan bij de beoordeling van de epidemiologische situatie en de vaststelling van het einde van de epidemische fase aan de hand van de resultaten van de voortdurende passieve bewaking;

    d)

    er mogen geen drijfjachten plaatsvinden, tenzij in naar behoren gemotiveerde situaties waarin relevante maatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van omheiningen) zijn genomen om te voorkomen dat in het wild levende varkens zich verplaatsen;

    e)

    bij het opsporen en verwerken van karkassen van wilde varkens moeten steeds biobeveiligingsmaatregelen worden genomen om mogelijke verontreiniging van voertuigen, erven en woningen te voorkomen;

    f)

    waar nodig moet de toegang tot de besmette zone worden beperkt, behalve voor bevoegd personeel of op basis van door de bevoegde autoriteit toegestane afwijkingen;

    g)

    jagers moeten een specifieke opleiding krijgen om de kans op verdere verspreiding van het virus in de omgeving en buiten de besmette zone te verkleinen;

    h)

    er moet worden gezorgd voor containers om de karkassen van wilde varkens in ieder geval binnen de besmette zone op te slaan, als er geen alternatief systeem is voor het verzamelen van dode dieren; in elke opslagplaats moeten reinigings- en ontsmettingsmiddelen beschikbaar zijn; alle dood aangetroffen wilde varkens moeten worden verwijderd volgens de voorschriften van de bevoegde autoriteit;

    i)

    het zetten van vallen voor het ruimen (en daarna testen) van dieren kan worden toegestaan;

    j)

    het ruimen door gekwalificeerde jagers zou kunnen worden toegestaan met als doel de populatie in het wild levende varkens uit te roeien (of op zijn minst aanzienlijk terug te dringen), maar alleen wanneer de endemische fase is bereikt (na de epidemische fase) of andere maatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van omheiningen) zijn uitgevoerd om te voorkomen dat in het wild levende varkens zich verplaatsen, en wanneer dit plaatsvindt onder toezicht van de bevoegde autoriteit;

    k)

    in het wild levende varkens mogen niet worden uitgeslacht (ze mogen niet van de ingewanden worden ontdaan); geschoten wilde varkens moeten in vloeistofdichte containers of zakken worden gedaan om het risico op verspreiding van de vloeistoffen van het dier te minimaliseren;

    l)

    omheiningen (32) kunnen de verplaatsingen van in het wild levende varkens beperken en zo bijdragen aan het indammen of op zijn minst het vertragen van de verspreiding van de ziekte. Omheiningen moeten worden geplaatst in afgebakende gebieden. Er moeten tijdig omheiningen worden geplaatst (en gecombineerd met andere maatregelen) om de verspreiding van het AVPV te vertragen en te anticiperen op de epidemische golf van de ziekte.

    3.4.   Maatregelen die in uitgestrekte besmette zones kunnen worden genomen om AVP te bestrijden

    Het belangrijkste doel is AVP in de zone te bestrijden, ervoor te zorgen dat de ziekte zich niet verder verspreidt naar gebieden waar AVP niet aanwezig is of, als dit niet haalbaar is, de verspreiding van het AVPV naar andere gebieden zo veel mogelijk te vertragen.

    Wegens de langdurige aanwezigheid van het AVPV in besmette zones (33) en in een groot en uitgestrekt gebied, moeten de volgende maatregelen voor de bestrijding van AVP worden overwogen:

    a)

    het uitzetten van lokaas met beperkte hoeveelheden voeder mag alleen worden toegestaan om in het wild levende varkens te lokken om hen te bejagen, te vangen met behulp van vallen en waar nodig te ruimen;

    b)

    bewaking:

    i.

    de bemonstering moet gebaseerd zijn op versterkte passieve bewaking: alle gevonden karkassen en zieke in het wild levende varkens moeten met PCR worden getest op AVP; gejaagde of geruimde wilde varkens moeten worden getest volgens de instructies van de bevoegde autoriteit op basis van de specifieke epidemiologische situatie en rekening houdend met de relevante EU-wetgeving (zoals de artikelen 51 en 52 van de AVP-verordening);

    ii.

    om de passieve bewaking te versterken moet er door opgeleid personeel actief worden gezocht naar karkassen;

    c)

    het bejagen en vangen van dieren moet gericht zijn op het verzamelen van monsters voor testen;

    d)

    tijdens het bejagen en vangen van dieren en het verwijderen van karkassen moeten minimale biobeveiligingseisen worden toegepast;

    e)

    in het wild levende varkens moeten worden geruimd door gekwalificeerde jagers;

    f)

    alle dood aangetroffen wilde varkens en karkassen van gevangen of gejaagde wilde varkens die positief op AVP zijn getest, moeten worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde autoriteit;

    g)

    in het algemeen zou niet mogen worden overwogen om omheiningen te plaatsen in uitgestrekte gebieden (34). In specifieke situaties kan er echter op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteit voor worden gekozen om strategische omheiningen te plaatsen.

    IV.   BEGINSELEN EN CRITERIA VOOR DE GEOGRAFISCHE VASTSTELLING VAN EEN REGIONALISERING IN VERBAND MET AVP IN DE EU

    De AVP-verordening bevat regels voor de opname op het niveau van de Unie in de lijst in de bijlagen I of II van beperkingszones naar aanleiding van AVP-uitbraken. Deze beperkingszones moeten worden opgenomen in de lijst in de bijlagen I en II bij de AVP-verordening, waarbij rekening moet worden gehouden met de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verstrekte informatie over de ziektesituatie en deze richtsnoeren, alsmede met het risiconiveau ten aanzien van de verspreiding van AVP en met de algemene epidemiologische situatie van AVP in de betrokken lidstaat en, in voorkomend geval, in naburige lidstaten of derde landen (zoals staat te lezen in overweging 5 van de AVP-verordening).

    1.

    EU-wetgeving. De voorschriften voor de opname in de lijst van beperkingszones naar aanleiding van AVP-uitbraken en de maatregelen die in de betrokken beperkingszones van toepassing zijn, zijn vastgelegd in de EU-wetgeving waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk I van de AVP-richtsnoeren. De AVP-verordening bevat bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen voor AVP die gekoppeld zijn aan de in de bijlagen I en II vermelde beperkingszones. De AVP-verordening voorziet ook in een regionaliseringsaanpak, die van toepassing is in aanvulling op de in Verordening (EU) 2016/429 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 vastgestelde ziektebestrijdingsmaatregelen. De AVP-verordening bevat een lijst van de beperkingszones van de lidstaten die getroffen zijn door uitbraken van AVP of die vanwege de nabijheid van dergelijke uitbraken risico lopen.

    2.

    Criteria voor de geografische afbakening van AVP-beperkingszones teneinde die zones in de lijst van bijlage I of II bij de AVP-verordening op te nemen of te wijzigen of uit die lijst te schrappen. AVP-beperkingszones worden gedifferentieerd op basis van de epidemiologische situatie van AVP en het verspreidingsrisico. Zij worden ingedeeld als i) beperkingszones I, II en III, waarbij beperkingszone III de gebieden met het hoogste risiconiveau ten aanzien van de verspreiding van AVP en met de meest dynamische ziektesituatie bij gehouden varkens omvat, en, na een uitbraak van AVP in een voorheen ziektevrije lidstaat of zone, als ii) de beperkingszones, die beschermings- en bewakingszones omvatten (in het geval van een uitbraak van AVP bij gehouden varkens) en de besmette zones (in het geval van een uitbraak van die ziekte bij in het wild levende varkens). Bovendien moeten deze beperkingszones in de lijst in bijlage I of II bij de AVP-verordening worden opgenomen of gewijzigd of uit die lijst worden geschrapt, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met:

    2.1.

    de door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verstrekte informatie en motiveringen met betrekking tot de ziektesituatie en de genomen maatregelen;

    2.2.

    wetenschappelijk gefundeerde beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van een regionalisering ten aanzien van AVP, en deze AVP-richtsnoeren;

    2.3.

    het bestaande toezicht en de resultaten ervan;

    2.4.

    het risiconiveau ten aanzien van de verspreiding van AVP;

    2.5.

    de algemene epidemiologische situatie van AVP, de ontwikkeling ervan en bijkomende risicofactoren in de betrokken lidstaat en in naburige lidstaten of derde landen;

    2.6.

    de historische en recente aanwezigheid van AVP bij zowel gehouden als in het wild levende varkens, zoals blijkt uit effectieve bewaking;

    2.7.

    de grootte van de betrokken epidemiologische eenheid, de territoriale en geografische continuïteit met aangrenzende gebieden, de typologie van de aanwezige biotopen;

    2.8.

    geografische aspecten in verband met de locatie van de uitbraken;

    2.9.

    ecologische factoren (bv. waterwegen, bossen) en het bestaan van natuurlijke en kunstmatige barrières (bv. afgerasterde snelwegen of spoorwegen of “witte zones”);

    2.10.

    de aanwezigheid en verspreiding van in het wild levende varkens;

    2.11.

    de epidemiologie van de ziekte;

    2.12.

    resultaten van specifieke epidemiologische beoordelingen door de EFSA of door de bevoegde autoriteiten;

    2.13.

    historische ervaring met de verspreiding van AVP;

    2.14.

    bestuurlijke indelingen, territoriale continuïteit;

    2.15.

    de afdwingbaarheid van de bestrijdingsmaatregelen;

    2.16.

    de spreiding en het profiel (bv. productietype (zoals activiteiten in de open lucht)) van inrichtingen waar varkens worden gehouden en het bestaan van beschermings- en bewakingszones;

    2.17.

    jachtpraktijken en andere overwegingen met betrekking tot wildbeheer.

    3.

    Op basis van een analyse van de epidemiologische gegevens van lidstaten die getroffen zijn door AVP-virusgenotype II, heeft de EFSA in haar verslagen (35) over AVP de volgende vaststellingen gedaan die relevant zijn voor regionalisering:

    3.1.

    de besmetting bleef zich traag verspreiden in de populaties in het wild levende varkens (de mediaansnelheid van de verspreiding van AVP-besmetting in bepaalde gebieden werd geschat op 8 tot 17 km/jaar (36));

    3.2.

    AVP is in verschillende EU-lidstaten ingesleept via twee verschillende verspreidingsprocessen:

    3.2.1.

    relatief trage en voortdurende verspreiding door populaties in het wild levende varkens en metapopulaties;

    3.2.2.

    door mensen veroorzaakte translocaties die leiden tot het ontstaan van nieuwe AVP-clusters ver van gebieden waar AVP eerder voorkwam.

    4.

    Duur van beperkingen. De gebieden die zijn opgenomen in de lijst in bijlage I of II bij de AVP-verordening moeten aan beperkingen onderworpen blijven totdat de epidemiologische situatie voldoet aan de criteria om de AVP-beperkingszones te wijzigen of van de lijst te verwijderen. De beginselen van de Terrestrial Animal Health Code (Gezondheidscode voor landdieren) van de WOAH (37) bieden, samen met epidemiologische overwegingen over de ziekte, een leidraad voor het tijdschema en de criteria waaraan moet worden voldaan om de ziektevrije status van een gebied waarvoor wegens de aanwezigheid van AVP beperkingen gelden, te herstellen.

    5.

    Belangrijkste algemene criteria voor de afbakening van AVP-beperkingszones die zijn opgenomen in de lijst in bijlage I of II bij de AVP-verordening. Om te voorkomen dat AVP zich verspreidt en om de interne markt van de EU en de internationale handel te beschermen, moet een voorzichtige en wetenschappelijk gefundeerde aanpak worden gevolgd voor het wijzigen van de in de lijst opgenomen beperkingszones. Uitgaande van de Terrestrial Animal Health Code van de WOAH en de beste beschikbare kennis, moet rekening worden gehouden met het volgende voordat de beperkingszones in de lijst in bijlage I of II bij de AVP-verordening worden gewijzigd:

    5.1.

    de in de lijst opgenomen beschermingszones I en II mogen niet worden verkleind of volledig uit de lijst worden geschrapt tijdens:

    5.1.1.

    de door de EFSA beschreven seizoensgebonden pieken van perioden met een grotere ziekteverspreiding;

    5.1.2.

    andere perioden met een grotere ziekteverspreiding in de nabijheid van relevante beperkingszones;

    5.1.3.

    een negatieve algemene epidemiologische situatie van AVP in de betrokken lidstaat.

    De positieve algemene epidemiologische situatie van AVP in de lidstaat en de door de bevoegde veterinaire autoriteit verstrekte motiveringen kunnen echter in aanmerking worden genomen om de in de lijst opgenomen beperkingszones ook tijdens de in punt 5.1.1 bedoelde seizoensgebonden pieken te verkleinen of volledig uit de lijst te schrappen;

    5.2.

    in de betrokken beperkingszone en de omliggende gebieden op het grondgebied van de lidstaat moet gedurende een voor de epidemiologie van AVP relevante periode passende bewaking van AVP met gunstige resultaten zijn uitgevoerd;

    5.3.

    de algemene epidemiologische situatie van AVP in het land, de door de bevoegde autoriteit verstrekte motiveringen en in voorkomend geval de bevindingen van de controles van de Commissie;

    5.4.

    de bevoegde autoriteit moet de uit de wijziging van beperkingszones voortvloeiende risico’s beoordelen en uit de beoordeling moet blijken dat het risico op verspreiding van AVP voor de betrokken beperkingszone te verwaarlozen is.

    6.

    Belangrijkste specifieke criteria voor de verkleining of volledige schrapping van een in de lijst opgenomen beperkingszone III en, in voorkomend geval, de terugschakeling naar beperkingszone II (in het geval van de aanwezigheid van het AVPV bij in het wild levende varkens in die zone) of beperkingszone I (in het geval van de aanwezigheid van het AVPV in de onmiddellijke nabijheid, hetzij bij gehouden, hetzij bij in het wild levende varkens) of naar een gebied waarvoor geen beperkingen gelden:

    6.1.

    de afgelopen drie jaar heeft zich in die zone geen enkel geval van besmetting met het AVPV voorgedaan; deze periode kan worden teruggebracht tot twaalf maanden als uit de bewaking in een land of een zone of uit een wetenschappelijke beoordeling op EU- of nationaal niveau is gebleken dat er geen Ornithodoros-teken aanwezig zijn of een rol spelen bij de besmettingen;

    6.2.

    in het geval van één enkele of een beperkte uitbraak van AVP die in ruimte en tijd geclusterd is (gedurende een periode van dertig dagen vanaf de eerste uitbraak in die zone) in inrichtingen voor gehouden varkens in een voldoende groot gebied waar zich in de laatste twaalf maanden geen enkele uitbraak van AVP bij gehouden varkens heeft voorgedaan, kan de in punt 6.1 bedoelde periode van drie jaar of twaalf maanden worden teruggebracht tot drie maanden, mits:

    6.2.1.

    de voorlopige reiniging en ontsmetting en, in voorkomend geval, de bestrijding van insecten en knaagdieren, in alle getroffen inrichtingen zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 (onmiddellijk na de voltooiing van de in artikel 12 en, waar van toepassing, artikel 14 van die verordening bedoelde maatregelen);

    6.2.2.

    de maatregelen als bedoeld in de artikelen 26 en 41 (bezoeken door officiële dierenartsen en klinische en zo nodig laboratoriumonderzoeken) van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 zijn uitgevoerd; en

    6.2.3.

    wanneer uit de bewaking in een land of een zone of uit een wetenschappelijke beoordeling op EU- of nationaal niveau is gebleken dat er geen bewijs is dat er Ornithodoros-teken aanwezig zijn of een rol spelen bij de besmettingen.

    7.

    Belangrijkste specifieke criteria voor de verkleining of volledige schrapping van een in de lijst opgenomen beperkingszone II en de terugkeer naar beperkingszone I of naar een gebied waarvoor geen beperkingen gelden:

    7.1.

    de afgelopen twaalf maanden zijn er geen uitbraken van AVP bij in het wild levende varkens geweest;

    7.2.

    specifieke situaties (38) in verband met de in punt 7.1 bedoelde verkorting van de periode van twaalf maanden kunnen in aanmerking worden genomen op basis van een algemene epidemiologische situatie van AVP in de lidstaat en van door de betrokken bevoegde autoriteit verstrekte motiveringen;

    7.3.

    in het geval van een algemene gunstige epidemiologische situatie in een betrokken lidstaat is aangetoond dat het AVPV in een bepaalde geografische context niet circuleert, hetgeen wordt ondersteund door de gunstige conclusies van de uitvoering van de EFSA-exitstrategie (39) (tweefasenaanpak: combinatie van een voldoende lange monitoringperiode in de “screeningfase” gevolgd door een voldoende lange “bevestigingsfase”).

    8.

    De verkleining of volledige schrapping van een in de lijst opgenomen beperkingszone I moet gebaseerd zijn op:

    8.1.

    de evaluatie van de risico’s met betrekking tot AVP;

    8.2.

    het feit dat er geen uitbraken van AVP bij gehouden of in het wild levende varkens zijn geweest in de afgelopen:

    8.2.1.

    twaalf maanden;

    8.2.2.

    of drie maanden, indien het criterium van punt 6.2 wordt gebruikt om van beperkingszone III terug te schakelen naar de betrokken beperkingszone I;

    8.3.

    alle epidemiologische gegevens in een ruimere geografische en temporele context, met inbegrip van de epidemiologische situatie van AVP in de aangrenzende beperkingszones II en/of III;

    8.4.

    de epidemische fase van AVP in de betrokken zone en, in voorkomend geval, in de hele lidstaat; beperkingszone I mag niet in een vroeg stadium van de epidemie uit de lijst worden geschrapt.


    (1)   PB L 129 van 15.4.2021, blz. 1.

    (2)  https://asf-referencelab.info/asf/en/

    (3)  https://food.ec.europa.eu/animals/animal-diseases/veterinary-emergency-team_en

    (4)   EFSA Journal 2018;16(11):5494.

    (5)  https://www.woah.org/en/what-we-do/standards/codes-and-manuals/

    (6)  https://www.efsa.europa.eu/en/topics/topic/african-swine-fever

    (7)   PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

    (8)  https://food.ec.europa.eu/animals/animal-health/animal-health-law/delegated-and-implementing-acts_en

    (9)   PB L 174 van 3.6.2020, blz. 64.

    (10)   PB L 79 van 17.3.2023, blz. 65.

    (11)  https://rr-europe.woah.org/en/Projects/gf-tads-europe/standing-groups-of-experts-on-african-swine-fever-in-europe/depository-on-african-swine-fever/

    (12)  Bijvoorbeeld de artikelen 10, 55, 65 enz.

    (13)   EFSA Journal 2021;19(6):6639.

    (14)   EFSA Journal 2021;19(4):6558.

    (15)  Afkomstig uit gebieden waar AVP is gemeld.

    (16)  Afkomstig uit gebieden waar AVP is gemeld.

    (17)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

    (18)  https://asf-referencelab.info/asf/en/

    (19)  https://www.woah.org/en/what-we-do/standards/codes-and-manuals/

    (20)   EFSA Journal 2018;16(11):5494.

    (21)  https://www.woah.org/app/uploads/2022/07/asf-in-wild-boar-ecology-and-biosecurity-2nd-ed.pdf

    (22)  Op basis van verzoeken van de EFSA.

    (23)  https://www.efsa.europa.eu/en/topics/topic/african-swine-fever

    (24)  https://rr-europe.woah.org/en/Projects/gf-tads-europe/standing-groups-of-experts-on-african-swine-fever-in-europe/depository-on-african-swine-fever/

    (25)   EFSA Journal 2021;18(5):EN-6573.

    (26)   EFSA Journal 2018;16(7):5344.

    (27)   EFSA Journal 2018;16(11):5494.

    (28)  In het kader van de AVP-richtsnoeren heeft de term “karkas” betrekking op zowel i) dood aangetroffen wilde varkens (inclusief wilde varkens die zijn gedood op de weg), als ii) afgeschoten wilde varkens.

    (29)  In de nieuw besmette gebieden moet zorgvuldig worden nagedacht over het beheer van in het wild levende varkens om verdere verspreiding van AVP te voorkomen.

    (30)  Tsjechië: https://ec.europa.eu/food/system/files/2019-02/ad_control-measures_asf_presentation-wild-boar-czech-rep.pdf; België: https://ec.europa.eu/food/system/files/2020-11/ad_control-measures_asf_erad-eu-bel.pdf

    (31)  Zoals bedoeld in artikel 43 van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 66 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687.

    (32)  Wetenschappelijk verslag van de EFSA: “Epidemiological analyses of African swine fever in the European Union (November 2017 until November 2018)” (Epidemiologisch onderzoek naar Afrikaanse varkenspest in de Europese Unie (november 2017 tot november 2018)).

    (33)  Gedurende meer dan 24-36 maanden, rekening houdend met de specifieke situatie in die zone.

    (34)  Momenteel is er geen bewijs dat grote omheiningen effectief zijn om wilde zwijnen tegen te houden (EFSA, doi: 10.2903/j.efsa.2018.5344).

    (35)  https://www.efsa.europa.eu/en/topics/topic/african-swine-fever

    (36)  De mediaansnelheid van de besmetting in België, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen en Tsjechië, zoals geschat met behulp van de netwerkanalyse, lag tussen 2,9 en 11,7 km/jaar, “Epidemiological analyses of African swine fever in the European Union (November 2018 to October 2019)” (Epidemiologisch onderzoek naar Afrikaanse varkenspest in de Europese Unie (november 2018 tot oktober 2019), EFSA Journal, Volume 18, Issue 1, januari 2020.

    (37)  https://www.woah.org/en/what-we-do/standards/codes-and-manuals/terrestrial-code-online-access/?id=169&L=1&htmfile=chapitre_asf.htm

    (38)  Bijvoorbeeld wanneer het laatste bevestigde AVP-geval wordt toegeschreven aan een in staat van ontbinding verkerend of uit skeletten bestaand karkas van een wild varken dat PCR-positief is, wat erop wijst dat dat dier maanden voor de testdatum is gestorven.

    (39)   EFSA Journal 2021, Volume 19, Issue 3, maart 2021.


    BIJLAGE I

    — Kernboodschappen voor bewustmakingscampagnes in de lidstaten

    De bewustmakingscampagnes moeten alle belanghebbenden informeren, voorlichten en motiveren om de bewaking en de rapportage te verbeteren, de preventiepraktijken te versterken en de verdere verspreiding en insleep van AVP in nieuwe gebieden te voorkomen. Deze campagnes moeten benadrukken dat:

    AVP dodelijk is voor zowel: gehouden als in het wild levende varkens;

    AVP het levensonderhoud van boeren in gevaar kan brengen;

    AVP ertoe kan leiden dat de lokale populatie van in het wild levende varkens aanzienlijk afneemt (of zelfs verdwijnt);

    AVP een aanzienlijke impact kan hebben op de jacht in getroffen gebieden.

    Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de redenen en voordelen voor de belanghebbenden om actie te ondernemen, en aan de nadelen als er geen maatregelen tegen AVP worden ondernomen. Bewustmakingscampagnes moeten worden afgestemd op de beoogde doelgroep. Er moet frequent worden gecommuniceerd en er moeten meerdere passende communicatiekanalen worden gekozen. Er moeten mogelijkheden voor feedback en evaluatie door het publiek worden gecreëerd.

    Waar nodig kunnen beste praktijken en voorbeelden uit andere landen (1) ,  (2) worden gebruikt.

    De bewustmakingscampagnes moeten periodiek worden herzien om rekening te houden met nieuwe informatie.

    Relevantie van de ziekte

    AVP is een verwoestende, meestal dodelijke, infectieziekte bij gehouden en in het wild levende varkens (zogenaamde “als landbouwhuisdier gehouden varkens” en “wilde zwijnen”); de ziekte vormt een ernstige bedreiging voor varkenshouders wereldwijd; de ziekte heeft geen effect op mensen of andere diersoorten, maar er is geen behandeling of vaccin voor AVP. De ziekte kan de gezondheid op boerderijen ernstig schaden, de internationale handel in dieren en dierlijke producten verstoren en enorme economische verliezen veroorzaken.

    De varkenssector is een van de belangrijkste economische landbouwsectoren in de EU:

    hij vertegenwoordigt 8,2 % van de totale output van de landbouwindustrie in de EU, het hoogste percentage vergeleken met andere vleessectoren (jaar 2022, bron: DG AGRI);

    varkensvlees is goed voor 52 % van de totale vleesproductie in de EU (jaar 2022, bron: DG AGRI);

    van alle vleessoorten die in de EU worden geproduceerd, is varkensvlees het meest uitgevoerde vlees: het vertegenwoordigt 61 % van de totale vleesexport van de EU (jaar 2022, bron: DG AGRI).

    Tijdens de planning van bewustmakingscampagnes moet het belang van de varkenssector op lokaal niveau en niet alleen op EU-niveau worden benadrukt.

    Kernboodschappen en voorgestelde communicatiemiddelen voor de belangrijkste doelgroepen

    1.   Dierenartsen (in overheidsdienst en particulier)

    Waarom moet AVP worden gestopt?

    AVP vormt een ernstige bedreiging voor de varkenshouderij;

    Er bestaan geen behandelingen of commercieel beschikbare doeltreffende vaccins tegen AVP;

    De ziekte kan enorme economische verliezen veroorzaken op lokaal, nationaal en EU-niveau;

    De ziekte veroorzaakt veel leed onder zowel gehouden als in het wild levende varkens.

    Wat moeten veterinaire diensten doen om AVP te stoppen?

    Bewaking uitvoeren;

    Zorgen voor een transparante en snelle melding van verdachte gevallen;

    Bijdragen aan bewustmakingscampagnes en het effect ervan monitoren;

    Biobeveiligingsmaatregelen toepassen tussen en tijdens de bezoeken aan inrichtingen;

    Zorgen voor en advies geven over een betere biobeveiliging in inrichtingen.

    Voorgestelde communicatiemiddelen:

    persmateriaal, artikelen, media enz. in gespecialiseerde tijdschriften en regionale/lokale media;

    drukwerk: posters, folders, informatiebladen enz. kunnen gericht naar verenigingen van dierenartsen worden gestuurd;

    voor het bereiken van deze doelstelling kunnen evenementen, seminars, opleidingen, conferenties enz. worden georganiseerd;

    internet en sociale media;

    korte video’s en animaties verspreiden onder doelgroepen.

    2.   Landbouwers

    Waarom moet AVP worden gestopt?

    AVP vormt een ernstige bedreiging voor de varkenshouderij;

    De ziekte kan enorme economische verliezen veroorzaken (direct en indirect);

    AVP kan het levensonderhoud van landbouwers in gevaar brengen.

    Wat moeten landbouwers doen om AVP te stoppen?

    Klinische tekenen en symptomen van AVP of abnormale sterfte rapporteren;

    Deelnemen aan vrijwillige screeningsprogramma’s;

    Ervoor zorgen dat al het overgebleven voedsel in afgesloten afvalcontainers wordt gedaan en niet wordt gevoerd aan gehouden of in het wild levende varkens;

    De biobeveiliging op boerderijen waarborgen en verbeteren, zoals overeengekomen met de bevoegde autoriteit.

    Voorgestelde communicatiemiddelen:

    persmateriaal, artikelen, media enz. in gespecialiseerde tijdschriften en regionale/lokale media en, in voorkomend geval, landbouwadviesdiensten;

    drukwerk: posters, folders, informatiebladen enz. kunnen gericht naar verenigingen van landbouwers worden gestuurd;

    voor het bereiken van deze doelstelling kunnen evenementen, seminars, opleidingen, conferenties enz. worden georganiseerd;

    internet en sociale media;

    korte video’s en animaties verspreiden onder doelgroepen.

    3.   Jagers

    Waarom moet AVP worden gestopt?

    Om jachtbeperkingen of -verboden, beperkingen voor het jachttoerisme en aanzienlijke economische verliezen voor de jachtsector in besmette zones en/of aangrenzende gebieden te voorkomen;

    AVP kan ertoe leiden dat de populaties in het wild levende varkens aanzienlijk afnemen of zelfs verdwijnen;

    Besmette in het wild levende varkens besmetten de omgeving waardoor secundaire uitbraken bij gehouden varkens waarschijnlijker worden;

    Als AVP niet wordt ingeperkt in een beperkt gebied, kan het virus lange tijd in de omgeving aanwezig blijven en zeer moeilijk worden uitgeroeid.

    Wat moeten jagers doen om AVP te stoppen?

    Samenwerken met de bevoegde autoriteit bij het vinden, snel rapporteren en veilig verwijderen uit het milieu van karkassen van wilde varkens;

    Uitrusting, kleding, voertuigen en trofeeën ter plaatse reinigen en desinfecteren vóór het verlaten van de beperkingszone;

    Geschoten wilde varkens in voorkomend geval van de ingewanden ontdoen in de daarvoor bestemde uitslachtruimte van het jachtgebied;

    Bijdragen aan de geleidelijke vermindering van de populaties in het wild levende varkens door de dichtheid van de populaties van deze dieren in de nog niet door de ziekte getroffen gebieden te verminderen (inclusief gerichte jacht op volwassen en opgroeiende vrouwtjes);

    In het wild levende varkens niet het hele jaar door voederen;

    Jachtreizen vermijden naar gebieden waarvan bekend is dat ze getroffen zijn door AVP bij in het wild levende varkens.

    Voorgestelde communicatiemiddelen:

    persmateriaal, artikelen en media in gespecialiseerde tijdschriften en regionale/lokale media;

    drukwerk: posters, folders, informatiebladen enz. kunnen gericht naar jagersverenigingen worden gestuurd, maar ook worden verspreid op luchthavens, treinstations en andere vervoersfaciliteiten, inclusief aan de grenzen en naast de leefgebieden van in het wild levende varkens (bv. openbare parken);

    voor het bereiken van deze doelstelling kunnen evenementen, seminars, opleidingen en conferenties worden georganiseerd;

    internet en sociale media;

    korte video’s en animaties verspreiden onder doelgroepen.

    4.   Het grote publiek (inclusief reizigers en vervoerders van diervoeder/voedsel)

    Waarom moet AVP worden gestopt?

    Om de diergezondheid en het levensonderhoud van varkenshouders te beschermen;

    Om te voorkomen dat AVP enorme economische verliezen veroorzaakt;

    Om te voldoen aan de wetgeving.

    Wat moet het grote publiek doen om AVP te stoppen?

    Geen levende varkens of producten (vers varkensvlees, gekoeld of bevroren varkensvlees, worst, ham, gezouten vlees, varkensvet) daarvan binnenbrengen vanuit gebieden buiten de EU;

    Geen varkensvlees en andere varkensproducten vervoeren uit AVP-beperkingszones als de wetgeving dit verbiedt;

    Geen voedsel of voedselresten achterlaten op plaatsen die toegankelijk zijn voor gehouden of in het wild levende varkens.

    Voorgestelde communicatiemiddelen:

    internet en sociale media;

    korte video’s en animaties: deze kunnen worden getoond op plekken waar veel reizigers komen, zoals op luchthavens, treinstations en andere vervoersfaciliteiten, inclusief aan de grenzen; naast de leefgebieden van in het wild levende varkens (bv. openbare parken);

    persmateriaal, artikelen en media in reis-, voedings- of milieutijdschriften;

    drukwerk: posters, folders, informatiebladen: deze kunnen worden verspreid in vervoersvoorzieningen, supermarkten of natuurparken.


    (1)  https://rr-europe.woah.org/en/Projects/gf-tads-europe/standing-groups-of-experts-on-african-swine-fever-in-europe/depository-on-african-swine-fever/awareness-material-on-asf/

    (2)  https://ec.europa.eu/food/animals/health/regulatory_committee/presentations_en


    BIJLAGE II

    — Biobeveiligingsmaatregelen voor jagers en voor al het personeel dat karkassen van wilde varkens opspoort en verwerkt

    De autoriteit die bevoegd is voor de jacht op wilde varkens of de verwerking van karkassen daarvan in beperkingszones of andere gebieden moet de onderstaande biobeveiligingsmaatregelen in overweging nemen (als die bevoegde autoriteit van oordeel is dat er een risico op AVP bestaat).

    a)

    Er moeten voldoende voorzieningen voor het uitslachten van karkassen beschikbaar zijn. Waar mogelijk moet er voor elk jachtgebied ten minste één speciale en erkende uitslachtfaciliteit beschikbaar zijn. Als er geen uitslachtruimte aanwezig is in het jachtgebied, moet het dichtstbijzijnde jachtgebied met een uitslachtfaciliteit worden gebruikt. De uitslachtruimte moet worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang door mensen en dieren, voorzien zijn van water, er moeten voldoende effectieve ontsmettingsmiddelen beschikbaar zijn en de ruimte moet beschikken over afvalverzamelapparatuur.

    b)

    Voor elk jachtgebied moet een faciliteit/voorziening uitgerust zijn met een koelkast (of procedures die gelijkwaardige resultaten opleveren wat betreft het bewaren van het karkas tot de laboratoriumresultaten beschikbaar zijn).

    c)

    Gejaagde wilde varkens moeten in de voorziening van het jachtgebied blijven totdat ze zijn getest; alleen karkassen die negatief zijn getest mogen worden vrijgegeven. Om dit te bereiken is individuele identificatie van de karkassen vereist.

    d)

    Slachtafval van gejaagde wilde varkens mag niet in het veld uit het dier worden verwijderd; geschoten wilde varkens moeten naar speciale erkende uitslachtfaciliteiten worden gebracht om het verlies van lichaamsvloeistoffen (waaronder bloed) te beperken.

    e)

    Na het uitslachten van het wilde varken moeten de gebruikte plaats en uitrusting (inclusief de vervoermiddelen) worden gewassen en ontsmet met doeltreffende ontsmettingsmiddelen.

    f)

    Dierlijke bijproducten moeten worden verzameld en verwerkt in overeenstemming met de relevante EU-wetgeving (1).

    g)

    Bij het opsporen en verwerken van karkassen van wilde varkens moeten biobeveiligingsmaatregelen worden toegepast om mogelijke besmetting van vervoermiddelen, erven en woningen te voorkomen.


    (1)  https://ec.europa.eu/food/food/animal-products/eu-rules_en


    BIJLAGE III

    — Bemonstering van in het wild levende varkens en verwijdering van karkassen van wilde varkens in de betrokken lidstaten (1)

    1.    Bemonstering van in het wild levende varkens.

    a)

    Passieve bewaking.

    Het beginsel van bemonstering in het hele land (beperkingszones en gebieden waarvoor geen beperkingen gelden van dezelfde betrokken lidstaat) moet gebaseerd zijn op versterkte passieve bewaking. Op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteit moeten alle gevonden dode en zieke wilde varkens in voorkomend geval met PCR op AVP worden getest. In de beperkingszones II en III kan de bemonstering in het geval van een groep wilde varkens die tegelijkertijd dood worden aangetroffen op dezelfde plek, worden samengevoegd voor de PCR-test van een representatief monster van de groep, zoals bepaald in het EURL.

    b)

    Actieve bewaking.

    Aanvullende bemonstering op basis van actieve bewaking van gejaagde wilde varkens kan worden uitgevoerd op basis van instructies van de bevoegde autoriteit. In beperkingszones moeten alle gejaagde, geruimde en gevonden dode/zieke wilde varkens worden bemonsterd (100 % bemonstering en testen met PCR). De in beperkingszones gejaagde wilde varkens kunnen indien nodig volgens de instructies van de bevoegde autoriteit extra worden getest op antilichamen tegen het AVPV.

    c)

    Van gejaagde wilde varkens worden alleen bloedmonsters gevraagd (als er geen bloedmonsters beschikbaar zijn, kunnen organen voor bemonstering worden gebruikt), zoals bepaald in het EURL.

    2.    Verwijdering van karkassen van wilde varkens.

    a)

    Het opsporen en veilig verwijderen van karkassen moet ten minste plaatsvinden in beperkingszones en in elk door de bevoegde autoriteit gedefinieerd risicogebied. De besmette karkassen moeten zo snel mogelijk worden opgespoord en veilig verwijderd, met als doel de ziekte tot een beperkt gebied in te perken en onmiddellijk te beginnen met de toepassing van relevante maatregelen voor de bestrijding en uitroeiing van AVP.

    b)

    Als AVP wordt ontdekt in niet-getroffen gebieden, moet naast het op passieve wijze aantreffen van karkassen ook actief door professionals naar karkassen worden gezocht op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde plaatsen (“hotspots”).

    c)

    Karkassen moeten worden verwijderd door ze in overeenstemming met de relevante EU-wetgeving naar het destructiebedrijf te brengen, diep te begraven of te verbranden (onder toezicht van de bevoegde autoriteiten).

    d)

    Desinfectie moet waar nodig worden uitgevoerd.


    (1)  De lidstaten die beperkingszones I, II of III hebben die zijn opgenomen in de lijst in bijlage I en beperkingszones die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594.


    BIJLAGE IV

    — Samenvatting van aanbevelingen met betrekking tot in het wild levende varkens zoals beschreven in hoofdstuk III

    Maatregelen

    Epidemiologische situatie

    Geen AVP (paraatheid)

    Geen AVP (paraatheid)

    Aanwezigheid van AVP (uitroeiing)

    AVP endemisch (bestrijding)

    Gebieden en beperkingszones die in de richtsnoeren in categorieën zijn ingedeeld

    5.1.

    Gebieden waar AVP niet voorkomt en die niet grenzen aan beperkingszones

    5.2.

    Gebieden waar AVP niet voorkomt (met inbegrip van beperkingszone I) en die grenzen aan beperkingszones

    5.3.

    Kleinere beperkingszones die overeenkomen met nieuw besmette zones

    5.4.

    Grote beperkingszones die overeenkomen met grote besmette zones

    4.1.

    (Het uitleggen van) lokaas

    Beperkt, om dieren te bejagen, te vangen en waar nodig te ruimen

    Beperkt, om dieren te vangen en te ruimen

    Beperkt, om dieren te bejagen, te vangen en waar nodig te ruimen

    4.2.

    Biobeveiligingsmaatregelen

    Biobeveiligingsmaatregelen tijdens het bejagen, vangen en ruimen van in het wild levende varkens moeten worden verbeterd, bevorderd en ondersteund

    4.3.

    Verzamelen van de belangrijkste gegevens

    Dood aangetroffen wilde varkens bemonsteren en testen

    Op basis van de risicobeoordeling: dood aangetroffen wilde varkens bemonsteren en testen en gejaagde wilde varkens testen op het AVPV. Alle karkassen testen als het risico hoog wordt ingeschat

    Alle geruimde dood aangetroffen wilde varkens: bemonsteren en testen

    Alle gejaagde wilde varkens testen

    Alle geruimde dood aangetroffen wilde varkens: bemonsteren en testen

    Gejaagde wilde varkens testen op basis van de risicobeoordeling en in overeenstemming met de AVP-verordening

    4.4.

    Samenwerking

    Doeltreffende en efficiënte samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en belanghebbenden (zoals bosbeheerinstanties, milieuautoriteiten en jagers) is essentieel voor de preventie, vroegtijdige opsporing, bestrijding en uitroeiing van AVP

    4.5.

    Ruiming

    Verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit; ruiming moet worden overwogen om de populatie in het wild levende varkens terug te dringen

    Verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit; ruiming moet worden overwogen en gestimuleerd om de populatie in het wild levende varkens terug te dringen

    Als de endemische fase is bereikt (na de epidemische fase) moet ruiming onder toezicht van de bevoegde autoriteit worden overwogen om AVP uit te roeien. In de praktijk mogen geen acties worden ondernomen totdat de afname van de epidemiecurve is geconsolideerd en geïdentificeerd via een continu systeem van passieve bewaking of andere maatregelen om de verplaatsing van in het wild levende varkens te voorkomen, zijn uitgevoerd

    Verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit; ruiming moet worden overwogen en gestimuleerd om de populatie in het wild levende varkens terug te dringen

    4.6.

    Instelling van “witte zones”

    Niet relevant

    Kan worden overwogen op basis van de risicobeoordeling in combinatie met andere maatregelen

    Niet relevant, maar kan worden overwogen in specifieke situaties, op basis van een risicobeoordeling en in combinatie met andere maatregelen

    4.7.

    Omheining

    Niet relevant

    Niet relevant, maar kan worden overwogen voor het creëren van kleine afgebakende gebieden om preventiemaatregelen te vergemakkelijken

    Relevant voor de uitroeiing van AVP in kleine besmette kerngebieden, mits tijdig en strategisch geplaatst om de verspreiding van de ziekte te vertragen

    Niet relevant, maar kan worden overwogen voor het creëren van kleine afgebakende gebieden om bestrijdingsmaatregelen te vergemakkelijken

    4.8.

    Jacht

    Doel

    De jacht intensiveren om de populatie terug te dringen

    Intensieve jacht (maximale jachtinspanning)

    Aanbeveling van een totaalverbod op de jacht op alle diersoorten totdat de epidemische fase is afgenomen

    Mag alleen plaatsvinden onder strikte biobeveiligingsmaatregelen, indien van toepassing (bv. voor particulier huishoudelijk gebruik van jagers, om monsters te verzamelen voor testen, met als doel de totale populatie in het wild levende varkens terug te dringen)

    Mate van inspanning

    De jachtquota verhogen (kwantitatieve inspanning)

    Drijfjacht en individuele jacht

    Ruimen pas nadat de epidemische fase is afgenomen

    Ruimen door gekwalificeerde jagers

    Methoden

    Jagen op vrouwtjes en opgroeiende dieren (kwalitatieve inspanning) met gebruikelijke jachtmethoden

    Zo intensief mogelijk jagen in dat gebied Particuliere/publieke betrokkenheid om de doelstelling van populatievermindering te bereiken

    Geen drijfjacht

    Nadat de epidemiefase is afgenomen, zo intensief mogelijk jagen in dat gebied. Particuliere/publieke betrokkenheid om de doelstelling van populatievermindering te bereiken

    Jagen onder strikte biobeveiligingsmaatregelen om monsters te verzamelen voor testen

    4.9.

    Passieve bewaking

    Versterkte passieve bewaking; dood aangetroffen wilde varkens bemonsteren en testen op basis van een risicobeoordeling

    Versterkte passieve bewaking; actief zoeken naar dode wilde varkens om die te testen

    Versterkte passieve bewaking; actief zoeken naar dode wilde varkens om die te testen en het karkas te verwijderen/vernietigen

    Versterkte passieve bewaking; actief zoeken naar dode wilde varkens om die te testen en het karkas te verwijderen/vernietigen

    4.10.

    Beperkte toegang

    Niet relevant

    Niet relevant

    De toegang tot besmette gebieden moet zo veel mogelijk worden beperkt vanwege het risico op overdracht van AVP via mensen, apparatuur, voertuigen enz.

    Niet relevant, maar kan worden overwogen in specifieke situaties

    4.11.

    Beperken van langdurig voederen

    Moet worden beperkt en mag niet plaatsvinden

    In specifieke situaties kan de bevoegde autoriteit na een risicobeoordeling overwegen om het langdurig voederen van in het wild levende varkens gedurende een beperkte periode toe te staan met als doel in het wild levende varkens in een nieuw besmette zone te houden wanneer het de bedoeling is AVP in die zone op korte termijn uit te roeien

    Moet worden beperkt en mag niet plaatsvinden

    4.12.

    Bemonstering en testen

    PCR-tests

    PCR-tests

    Antilichamen kunnen worden opgespoord in specifieke situaties, zoals het testen van in het wild levende varkens in beperkingszone I (een seropositief dier kan wijzen op een zich ontwikkelende ziektesituatie, zoals de verspreiding van AVP buiten beperkingszone II of III)

    PCR-tests

    PCR-tests

    Antilichamen kunnen worden opgespoord in specifieke situaties in gebieden waar AVP al lange tijd aanwezig is

    4.13.

    Het zetten van vallen

    Jagen en testen

    Jagen en testen

    Ruimen en testen

    Het zetten van vallen moet worden beschouwd als een doeltreffende maatregel om de populatie in het wild levende varkens in de context van AVP in een beperkt gebied (bijvoorbeeld in een “witte zone”) te beperken of terug te dringen, in combinatie met andere maatregelen om AVP uit te roeien, met name in de nieuw besmette gebieden

    Ruimen en testen


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1504/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top