Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0770

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad

    COM/2023/770 final

    Brussel, 7.12.2023

    COM(2023) 770 final

    2023/0448(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    {SEC(2023) 397 final} - {SWD(2023) 399 final} - {SWD(2023) 401 final} - {SWD(2023) 402 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Motivering

    In het kader van de “van boer tot bord”-strategie 1 kondigde de Commissie haar voornemen aan om de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn te herzien, ook inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Deze herziening maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2023 2 . De EU-wetgeving inzake dierenwelzijn werd sinds 1974 ontwikkeld met als doel het dierenwelzijn te verbeteren en voor een soepele werking van de interne markt te zorgen. De huidige wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer is in 2004 vastgesteld (Verordening (EG) nr. 1/2005 3 , “de vervoersverordening”).

    De Commissie heeft een geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn 4 uitgevoerd, die in 2022 is afgerond. Hieruit bleek dat er in de huidige regelgeving geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die door belangrijke wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen worden geboden, en ook niet met verschuivingen in maatschappelijke voorkeuren en met de toenemende uitdagingen op het gebied van duurzaamheid. Bovendien zijn de huidige regels moeilijk uit te voeren en te handhaven, wat tot een versnipperd en suboptimaal niveau van dierenwelzijn tijdens het vervoer en tot een ongelijk speelveld op de interne markt van de EU leidt. Uit de evaluatie door de Commissie van de EU-strategie voor dierenwelzijn (2012-2015) 5 is ook gebleken dat er nog steeds nalevingsrisico’s bestaan met betrekking tot het vervoer van dieren.

    In verschillende conclusies van de Raad is consequent gewezen op de noodzaak van strengere dierenwelzijnsnormen wanneer dieren in het kader van een economische activiteit worden vervoerd 6 . Met name in de conclusies over dierenwelzijn 7 van 16 december 2019 wordt benadrukt dat het dierenwelzijn tijdens grensoverschrijdend langeafstandsvervoer van levende dieren moet worden gewaarborgd, ook naar derde landen.

    In zijn resolutie over de “van boer tot bord”-strategie 8 benadrukte het Europees Parlement “dat rekening moet worden gehouden met de laatste ontwikkelingen in de kennis over dierenwelzijn en tegemoet moet worden gekomen aan de vraag van de bevolking, de politiek en de markt naar strengere normen inzake dierenwelzijn”. Bovendien heeft het Europees Parlement in 2022, naar aanleiding van het verslag van de onderzoekscommissie voor het vervoer van dieren (ANIT-commissie), zijn aanbeveling over de bescherming van dieren tijdens het vervoer vastgesteld, met aanbevelingen voor de herziening van de vervoersverordening 9 .

    In haar speciaal verslag van 2018 10 stelde de Europese Rekenkamer (ERK) vast dat er nog steeds tekortkomingen zijn tijdens het vervoer. In januari 2023 publiceerde de ERK een analyse van de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer 11 waarin soortgelijke bezorgdheden werden geuit.

    Doel

    Deze herziening heeft als doel een bijdrage te leveren tot een duurzame landbouw en voedselproductie door een hoger niveau van dierenwelzijn te garanderen en verstoringen op de interne markt te voorkomen, en zo bij te dragen tot de verschuiving naar een economisch, ecologisch en maatschappelijk duurzaam voedselsysteem, zoals uiteengezet in de “van boer tot bord”-strategie. Daarom worden met dit voorstel maatregelen ingevoerd waarmee het lokaal slachten van dieren de voorkeur krijgt, zodat het vervoer van levende dieren wordt vervangen door het vervoer van karkassen en vlees. Op die manier wordt met deze maatregelen het beginsel van korte toeleveringsketens versterkt en worden tegelijkertijd de dieren beschermd door lange transporten naar de slacht te voorkomen.

    Ook transporten voor andere doeleinden dan de slacht moeten worden beperkt, met de bedoeling om ze uiteindelijk zoveel mogelijk te vervangen door transporten van embryo’s, sperma en dergelijke, die veel efficiënter zijn wat het aantal dieren betreft dat wordt vervoerd, en ook milieuvriendelijk en goedkoper.

    De algemene doelen van het voorstel zijn:

    bijdragen tot duurzame landbouw en voedselproductie;

    een hoger niveau van dierenwelzijn garanderen;

    de eisen voor dierenwelzijn beter afstemmen op de nieuwste wetenschappelijke gegevens;

    tegemoetkomen aan maatschappelijke eisen;

    het makkelijker maken om de regels te handhaven (onder andere door digitalisering);

    voor een soepele werking van de interne markt zorgen, zowel voor landbouwhuisdieren als voor dieren die voor andere economische doeleinden worden vervoerd.

    De specifieke doelstellingen van deze herziening zijn onder andere:

    problemen met dierenwelzijn aanpakken die verband houden met lange transporten en het herhaaldelijk lossen en opnieuw laden in het kader van opeenvolgende rusttijden;

    ervoor zorgen dat dieren meer ruimte hebben tijdens het vervoer;

    de omstandigheden van het vervoer van kwetsbare dieren verbeteren;

    blootstelling van dieren aan extreme temperaturen vermijden;

    de handhaving van de EU-voorschriften betreffende de bescherming van dieren vergemakkelijken, onder andere door digitalisering;

    dieren die naar niet-EU-landen worden uitgevoerd, beter beschermen;

    katten en honden die in verband met een economische activiteit worden vervoerd, beter beschermen.

    Dit wetgevingsvoorstel wordt tegelijk vastgesteld met een wetgevingsvoorstel over het welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid. De twee voorstellen zijn op elkaar afgestemd.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het voorstel is in overeenstemming met de EU-regels inzake officiële controles in de agro-voedselketen 12 . Het voorstel is ook in overeenstemming met het voorstel van de Commissie om regels vast te stellen voor het welzijn van honden en katten die in inrichtingen worden gefokt en gehouden en om de traceerbaarheid te verbeteren van honden en katten die in de Unie op de markt worden gebracht of worden aangeboden.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie.

    Het is de bedoeling dat het voorstel in synergie werkt met andere EU-initiatieven en beleidsmaatregelen die van invloed zijn op zowel levende dieren als de vervoersector, met name het EU-beleid inzake diergezondheid 13 , de EU-voorschriften inzake rijtijden, onderbrekingen en rusttijden voor vrachtwagenbestuurders 14 , en de voorschriften betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt 15 .

    Ook het handelsbeleid van de EU speelt een rol bij de bevordering van hogere welzijnsnormen. Het voorstel bevat nieuwe en duidelijkere bepalingen inzake dierenwelzijnsvoorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van levende dieren uit een derde land naar de Unie, alsook bepalingen inzake dierenwelzijnsvoorschriften die van toepassing zijn op het vervoer van levende dieren vanuit de Unie naar een derde land van bestemming. In beide gevallen (invoer en uitvoer) moeten de exploitanten ervoor zorgen dat de EU-regels voor dierenwelzijn worden nageleefd vanaf het punt van vertrek tot op het punt van bestemming. In beide gevallen is voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar om exploitanten in staat te stellen zich aan te passen.

    Tot slot zijn de gegevensbeschermingsregels (met name de algemene verordening gegevensbescherming) van toepassing op de bepalingen inzake het traceren van voertuigen in real time.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), aangezien het noodzakelijk is de belemmeringen voor het vervoer van levende dieren weg te nemen die van invloed zijn op de interne markt voor producten van dierlijke oorsprong, zodat de marktordeningen voor dieren en producten van dierlijke oorsprong soepel kunnen functioneren en er tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van het dierenwelzijn wordt gewaarborgd.

    Het voorstel is ook gebaseerd op artikel 114 VWEU, aangezien het ook tot doel heeft de goede werking van de interne markt te garanderen, niet alleen voor dieren die onder het GLB vallen, maar ook voor andere dieren, zoals katten en honden, pelsdieren, bepaalde typen wilde dieren en dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, en het dus verder gaat dan landbouw en voedselproductie.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het vervoer van dieren heeft vaak een grensoverschrijdend karakter en elk jaar worden 1,4 miljard landdieren tussen de EU-lidstaten vervoerd. De vastgestelde dierenwelzijnsproblemen en de onderliggende oorzaken hiervan komen in de hele EU voor, zij het niet in dezelfde mate in alle lidstaten. Tot slot hebben de vastgestelde dierenwelzijnsproblemen grensoverschrijdende gevolgen, waaronder bedreigingen voor de volksgezondheid, zoals antimicrobiële resistentie. Zoals vastgesteld door de EFSA 16 , verhoogt het vervoer van dieren het risico dat bacteriën die resistent zijn tegen antimicrobiële stoffen tussen de dieren worden overgedragen (als gevolg van verschillende risicofactoren, zoals contact tussen dieren, de duur van het vervoer, overdracht via de lucht in het voertuig en ongunstige omgevingsomstandigheden zoals de temperatuur). Deze toegenomen verspreiding van antimicrobiële resistentie onder dieren heeft indirecte gevolgen voor dit fenomeen bij de mens.

    Maatregelen op nationaal niveau zullen naar verwachting niet leiden tot een aanzienlijke verbetering van het dierenwelzijn en zouden slechts gedeeltelijk tegemoetkomen aan de bezorgdheden van de burgers. Hoewel het onderwerp al wordt gereguleerd door Verordening (EG) nr. 1/2005, en de lidstaten dus slechts in beperkte mate nationale voorschriften kunnen vaststellen, bestaan er voor belangrijke aspecten nog grote verschillen in die nationale voorschriften (bv. de voorwaarden voor het vervoer van kwetsbare dieren binnen een lidstaat, de voorschriften voor de uitvoer van dieren, de voorschriften voor het vervoer van dieren over zee), wat een negatieve invloed heeft op de soepele werking van de interne markt en op het gelijke speelveld tussen de exploitanten. Verdere maatregelen op nationaal niveau zouden leiden tot een verdere versnippering van de voorschriften en tot grotere verschillen in het niveau van dierenwelzijn tussen de lidstaten. De lidstaten passen sommige bepalingen ook op een andere manier toe en handhaven de regels niet altijd op dezelfde wijze, waardoor ook belemmeringen ontstaan voor de soepele werking van de interne markt. Bovendien zijn nationale regels niet van toepassing op grensoverschrijdende transporten vanuit andere lidstaten, waardoor dergelijke transporten een belangrijke oorzaak van lagere dierenwelzijnsnormen zijn.

    Dierenwelzijnseisen in verband met het vervoer op EU-niveau vergen een geharmoniseerde aanpak en kunnen dus op doeltreffende wijze op EU-niveau worden geregeld. Met een homogene reeks regels zal dit voorstel leiden tot uniforme en duidelijkere eisen voor het vervoer van dieren en tot een beter gebruik van de beschikbare technologieën. Met de herziening wordt dus een gelijk speelveld voor de exploitanten op de interne markt gecreëerd, de handel in dieren binnen de EU vergemakkelijkt en efficiënter regelgevend toezicht tot stand gebracht.

    Op basis van deze elementen is een EU-optreden gerechtvaardigd, aangezien het een consistente aanpak zou verwezenlijken die op een doeltreffendere en efficiëntere manier tot stand komt dan wanneer de lidstaten individueel en autonoom zouden handelen.

    Evenredigheid

    Met de voorgestelde maatregelen wordt een evenwicht gezocht tussen een hoog niveau van dierenwelzijn en de gevolgen voor de betrokken exploitanten. Door middel van verdere voorwaarden voor de uitvoer van dieren naar derde landen wordt de naleving van de bepalingen van deze verordening gewaarborgd tot op de plaats van bestemming in het derde land, waardoor de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie op dit punt wordt gecodificeerd. Aangezien het alternatief, een verbod op de uitvoer van levende dieren naar landen buiten de EU, nadelige gevolgen zou hebben voor de sector, zijn de strengere uitvoervoorwaarden erop gericht het welzijn van de dieren te verbeteren en tegelijkertijd de activiteiten economisch haalbaar te houden. Op vergelijkbare wijze zijn de maatregelen inzake maximale transporttijden zo ontworpen dat zij de meeste vervoersactiviteiten ongemoeid laten.

    Door proportionele risicobeperkende maatregelen toe te passen tijdens het vervoer van dieren bij hoge of lage temperaturen, zal deze activiteit mogelijk zijn zonder het welzijn van de vervoerde dieren in gevaar te brengen.

    Dit voorstel voorziet in overgangsperioden om alle actoren de kans te geven zich geleidelijk aan te passen. Voor de nieuwe voorschriften inzake de maximale transporttijden (met inbegrip van de maximale transporttijden voor niet-gespeende kalveren), de beschikbare ruimte, de uitvoer, de invoer, de minimumleeftijd en het minimumgewicht van niet-gespeende kalveren, en het traceren in real time, is de overgangsperiode vastgesteld op vijf jaar. Voor de nieuwe regels inzake het vervoer van katten en honden geldt een overgangsperiode van drie jaar.

    Keuze van het instrument

    Aangezien de huidige bepalingen zijn neergelegd in een verordening, is een verordening ook het geschikte instrument om deze wijziging door te voeren.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    De EU-wetgeving inzake dierenwelzijn werd onderworpen aan een geschiktheidscontrole, ook wat betreft het vervoer van levende dieren.

    Uit de geschiktheidscontrole bleek dat het niveau van dierenwelzijn in de EU suboptimaal is en dat er bepaalde verstoringen van de interne markt bestaan voor veehouders en andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Er zijn nog steeds uitdagingen in verband met lange transporten, vervoer bij extreme temperaturen en het vervoer van kwetsbare dieren, zoals niet-gespeende kalveren en drachtige dieren. Daarnaast zijn er praktische problemen om de soortspecifieke transporttijden voor dieren in de vervoersverordening in overeenstemming te brengen met de rijtijden in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006 tot vaststelling van sociale voorschriften voor het wegvervoer 17 . Bovendien wordt in de huidige voorschriften onvoldoende rekening gehouden met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en toekomstige uitdagingen op het gebied van duurzaamheid.

    In mei 2022 gaf de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies over de geschiktheidscontrole, met een aantal aanbevelingen.

    Raadplegingen van belanghebbenden

    Overzicht van de raadplegingsactiviteiten

    De Commissie heeft in juli 2021 een aanvangseffectbeoordeling 18 gepubliceerd met de beleidsopties die in de effectbeoordeling aan bod moeten komen. Na analyse van de 983 ontvangen bijdragen werden vier campagnes geïnventariseerd en 525 individuele bijdragen relevant geacht voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

    Een openbare raadpleging 19 van oktober 2021 tot januari 2022 heeft bijna 60 000 reacties opgeleverd over de geschiktheid van de huidige voorschriften en over hoe deze zouden kunnen worden verbeterd.

    Daarnaast organiseerde de Commissie op 9 december 2021 een eendaagse conferentie voor belanghebbenden 20 over dierenwelzijn, met bijna 500 deelnemers.

    De aanvangseffectbeoordeling, de openbare raadpleging en de conferentie van belanghebbenden hadden betrekking op verschillende aspecten van de lopende herziening van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, waaronder de voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer.

    In het externe onderzoek ter ondersteuning van de effectbeoordeling zijn gerichte raadplegingsactiviteiten uitgevoerd, waaronder negen verkennende interviews, een gerichte enquête met 68 geanalyseerde antwoorden, 43 interviews voor casestudies en verdere bijdragen via twee focusgroepen en een workshop.

    Tot slot werd in het kader van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” een subgroep voor het vervoer van dieren opgericht, bestaande uit deskundigen uit de lidstaten, bedrijfsorganisaties, maatschappelijke organisaties en een onafhankelijke deskundige. De Commissie heeft tien bijeenkomsten georganiseerd om de belangrijkste beleidsopties te bespreken die in het kader van het voorstel worden overwogen. De notulen van deze bijeenkomsten zijn gepubliceerd op de website van de Commissie.

    Derde landen met ervaring in het vervoer van levende dieren hebben aan deze raadplegingen bijgedragen.

    Belangrijkste resultaten van de raadplegingen

    Burgers

    De burgers zijn voorstander van een beperking van de transporttijden en een verbod op de uitvoer naar derde landen, vooral als de dieren bestemd zijn voor de slacht. Wat kwetsbare dieren betreft, met name niet-gespeende, geven burgers er de voorkeur aan om het vervoer ervan te verbieden.

    Er is ook steun bij de burgers voor soortspecifieke voorschriften.

    Ngo’s voor dierenwelzijn

    Ook dierenwelzijnsorganisaties willen graag een beperking van de transporttijden en een verbod op de uitvoer naar derde landen. Sommige organisaties willen het vervoer helemaal verbieden. Volgens hen zouden kwetsbare dieren niet mogen worden vervoerd.

    Voor andere diercategorieën ondersteunen zij soortspecifieke voorschriften en een opwaardering van het gebruik van technologische middelen om tot een betere handhaving te komen. Dierenwelzijnsorganisaties willen ook een harmonisatie van de sancties.

    Bedrijfsexploitanten

    De minste steun voor het beperken van de transporttijden is te vinden bij de bedrijfsexploitanten (in het bijzonder de producenten). De meeste bedrijfsexploitanten zijn voorstander van soortspecifieke voorschriften in plaats van een verbod op het vervoer van bepaalde categorieën dieren.

    De exploitanten benadrukken de noodzaak van betere handhaving in plaats van nieuwe regels en ondersteunen het gebruik van nieuwe technologieën om dit te verwezenlijken.

    Nationale autoriteiten

    Over het algemeen zijn de nationale autoriteiten geen voorstander van een volledig verbod op de uitvoer van levende dieren, maar er is brede steun voor de invoering van strengere maatregelen met betrekking tot niet-gespeende en andere kwetsbare dieren, alsook voor de invoering van maximale transporttijden.

    Wat nieuwe technologieën betreft, zijn de nationale autoriteiten over het algemeen voorstander van de invoering van een digitale toepassing op EU-niveau om de administratieve kosten te verminderen en de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

    Beoordeling van de resultaten door de Commissie

    De resultaten van de raadplegingsactiviteiten zijn gebruikt om een beeld te krijgen van de uitvoeringsproblemen waarmee de verordening momenteel kampt. Daarnaast vormden deze resultaten de basis voor de ontwikkeling van de beleidsopties en de beoordeling van de bijbehorende effecten, bijvoorbeeld de impact op exploitanten of de mate waarin zij tegemoetkomen aan de bezorgdheden van de burgers.

    Het bewijsmateriaal dat bij de belanghebbenden is verzameld, heeft ook geholpen om de overgangsperioden te definiëren en de evenredigheid van de maatregelen te waarborgen.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Gebruikte methode

    De Commissie heeft een beroep gedaan op de expertise van de EFSA, die in 2022 vijf wetenschappelijke adviezen heeft uitgebracht (zie overweging 4 van het voorstel) over de bescherming van dieren tijdens het vervoer van paardachtigen, runderen, kleine herkauwers, varkens, als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen.

    In het voorstel is ook rekening gehouden met de internationale normen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer over zee, over de weg en door de lucht, die zijn goedgekeurd door de Wereldorganisatie voor diergezondheid 21 .

    Er werd rekening gehouden met alle relevante auditverslagen van de diensten van de Commissie en met relevante statistische bronnen of databanken (Eurostat, Trade Control and Expert System (Traces) enz.).

    Er is een extern onderzoek 22 uitgevoerd ter ondersteuning van de effectbeoordeling bij de herziening van de EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Tijdens dit onderzoek zijn gegevens en informatie verzameld over de effecten en kosten die de oorspronkelijk voorgestelde maatregelen en opties zouden hebben voor belanghebbenden.  

    Daarnaast is er een onderzoek 23 uitgevoerd naar de beoordeling van de cumulatieve effecten van de twee voorgestelde pakketten met maatregelen en opties. In dit onderzoek worden de resultaten van een analyse van de toeleveringsketen voorgesteld (uitgevoerd door een externe deskundige). Daarnaast wordt aan de hand van een modellering (uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie (JRC)) nagegaan welke effecten de in de analyse opgesomde wijzigingen in de productiekosten zouden hebben op de productieniveaus, de consumentenprijzen, de uitvoer en de invoer. Ook wordt aangegeven welke effecten de twee pakketten hebben op de voedselzekerheid en de betaalbaarheid van levensmiddelen (tevens uitgevoerd door het JRC).  

    Daarnaast werd gekeken naar de resultaten van twee proefprojecten, uitgevoerd in opdracht van de Commissie op verzoek van het Europees Parlement, met betrekking tot het vervoer van niet-gespeende melkkalveren 24 en van melkkoeien in de laatste levensfase 25 . Ook het onderzoek van de Rekenkamer over het vervoer van levende dieren in de EU 26 werd in overweging genomen.

    Tot slot heeft de Commissie in 2022 en 2023 de subgroep vervoer van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” geraadpleegd. De Commissie heeft ook een aantal raadplegingsbijeenkomsten gehouden met verschillende belanghebbenden voor wie de herziening gevolgen heeft.

    Ontvangen en gebruikte adviezen

    In het voorstel is rekening gehouden met de aanbevelingen van de EFSA, met name wat betreft:

    het beperken van de transporttijden;

    het verhogen van de beschikbare ruimte;

    het opleggen van een kritische maximumtemperatuur tijdens het vervoer.

    De aanbevelingen zijn in aangepaste vorm opgenomen in het voorstel om de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde wijzigingen te garanderen.

    Aan de hand van auditverslagen en raadplegingen met nationale contactpunten voor het vervoer van dieren zijn gegevens en beste praktijken verzameld.

    Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

    De EFSA-adviezen, internationale aanbevelingen, auditverslagen en notulen van gesprekken met nationale contactpunten en met de subgroep van de deskundigengroep “platform voor dierenwelzijn” zijn voor iedereen toegankelijk op het internet. De twee externe onderzoeken ter ondersteuning van de effectbeoordeling zijn tevens gepubliceerd door de Europese Commissie.

    Effectbeoordeling

    In de effectbeoordeling zijn zes maatregelen onderzocht: transporttijden en beschikbare ruimte, uitvoer naar derde landen, vervoer van kwetsbare dieren, vervoer bij hoge temperaturen, nieuwe technologieën voor monitoring en controles, en vervoer van katten en honden.

    De maatregelen voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, aangezien de uitvoering van alle gekozen maatregelen (beperking van de transporttijden met meer beschikbare ruimte voor dieren in vrachtwagens) al met al een verwaarloosbaar effect zou hebben op de uitstoot van broeikasgassen (BKG’s).

    Bovendien voldoet het voorstel aan het beginsel “digitaal als de norm”, aangezien het de certificaten en vergunningen wil digitaliseren die in het kader van de huidige verordening op papier worden afgehandeld.

    Maximale transporttijden en beschikbare ruimte tijdens het vervoer

    De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

    1.een maximale transporttijd van 12 uur voor alle dieren en een herziening van de voorschriften inzake de beschikbare ruimte in overeenstemming met de EFSA; of

    2.een maximale transporttijd van 9 uur voor slachtdieren en van 21 uur (met minimaal 1 uur rust na 10 uur) + 24 uur rust met lossen + 21 uur (met minimaal 1 uur rust na 10 uur) voor andere dieren, en herziening van de regels inzake de toegestane ruimte in overeenstemming met de EFSA.

    De conclusie van de effectbeoordeling is dat de tweede optie de voorkeur geniet. Deze optie sluit goed aan bij de EU-regels inzake de sociale rechten van bestuurders 27 . Het onderhavige voorstel gaat uit van deze voorkeursoptie en voorziet voor deze maatregelen in een overgangsperiode van vijf jaar.

    De beperking van de transporttijden zal een sterk positief effect hebben op het dierenwelzijn, zowel voor slachtdieren als voor dieren die om andere redenen worden vervoerd. De reden hiervoor is niet alleen de beperking van de transporttijd, maar ook de beperking van de frequentie van het lossen en opnieuw laden, wat in verband wordt gebracht met stress en welzijnsproblemen (terwijl er momenteel geen beperkingen zijn aan het aantal keren lossen voor een rustperiode van 24 uur, zullen de nieuwe regels dit niet toestaan in het geval van slachtdieren en slechts één dergelijke rustperiode met lossen toestaan voor dieren die voor andere doeleinden worden vervoerd). Jaarlijks worden 2,6 miljoen zoogdieren vervoerd voor de slacht met een verplaatsing van meer dan 9 uur, en 1 miljoen zoogdieren worden jaarlijks vervoerd voor andere doeleinden tussen de lidstaten met een verplaatsing van meer dan 42 uur.

    Wat slachtdieren betreft, zal de optie naar verwachting geen grote economische gevolgen hebben, aangezien er in de EU relatief weinig transporten van meer dan 9 uur plaatsvinden (tussen 0,3 % en 3,4 % van de slachtdieren die tussen de lidstaten worden vervoerd, afhankelijk van de soort).

    Binnen de EU zouden de voorgestelde transporttijden voor mest- en productiedieren gevolgen hebben voor 1,4 % van de runderen en 0,2 % van de varkens. De voorgestelde transporttijden voor dieren die voor fokdoeleinden worden vervoerd, zouden gevolgen hebben voor 9 % tot 16 % van de koeien, geiten, varkens en schapen die tussen de lidstaten worden vervoerd. Dit zal naar verwachting dan ook slechts beperkte economische gevolgen hebben voor de exploitanten.

    In combinatie met meer beschikbare ruimte in de vrachtwagens, in overeenstemming met het advies van de EFSA, zal dit naar verwachting aanzienlijke voordelen opleveren voor het dierenwelzijn, maar ook extra kosten met zich meebrengen voor de vervoerders vanwege de noodzaak om extra vrachtwagens aan te schaffen, aangezien de nieuwe regels naar verwachting zullen leiden tot een toename van de transporturen en de bijbehorende kosten.

    Op EU-niveau variëren de jaarlijkse totale nettokosten, afhankelijk van de vervoerde diersoort en -categorie, van 35 miljoen EUR voor het vervoer van legkippen tot 1 069 miljoen EUR voor het vervoer van rundvee. Het grootste deel van deze kosten komt door de grotere beschikbare ruimte en komt voor rekening van de vervoerders. Deze geaggregeerde gegevens houden verband met de grote hoeveelheden levensmiddelen van dierlijke oorsprong die in de EU worden geproduceerd (en dus met het grote aantal dieren dat wordt vervoerd). Gemiddeld komt dit overeen met een stijging van de productiekosten van 1,4 eurocent per geproduceerde kilo vlees, melk of eieren. Het effect op de consumentenprijzen, zoals hieronder beschreven onder “Algemene beoordeling”, komt overeen met een verbetering van de welzijnsomstandigheden van de dieren tijdens het vervoer, waarmee grotendeels tegemoet wordt gekomen aan de vraag van de burgers van de Unie, zoals blijkt uit de resultaten van de Eurobarometer 2023, waarin 83 % vroeg om een verbetering van de welzijnsomstandigheden.

    Wat de sociale gevolgen betreft, zou een toename van het aantal benodigde transporten de behoefte aan bestuurders doen toenemen. Wat de gevolgen voor het milieu betreft, leidt de kortere transporttijd weliswaar tot een vermindering van de uitstoot, maar leidt de toename van de beschikbare ruimte dan weer tot een toename van de uitstoot. Uit de effectbeoordeling blijkt dat het gecombineerde effect van deze maatregelen tot een marginale toename van de emissies zou leiden.

    Uitvoer van levende dieren

    De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

    1.een verbod op de uitvoer van herkauwers; of

    2.nieuwe, aangescherpte invoervoorschriften, waaronder voorschriften om ervoor te zorgen dat maatregelen inzake transporttijden en beschikbare ruimte worden toegepast tot de plaats van bestemming, een functionaris voor dierenwelzijn aan boord van schepen en de eis dat schepen onder een witte of grijze vlag varen volgens de regels voor maritieme veiligheid.

    De conclusie van de effectbeoordeling is dat de tweede optie de voorkeur geniet. Het onderhavige voorstel gaat uit van deze voorkeursoptie en voorziet voor deze maatregelen in een overgangsperiode van vijf jaar.

    Strengere uitvoervoorwaarden (waaronder regels inzake maximale transporttijden voor wegvervoer en strengere maritieme veiligheidseisen voor veeschepen) zouden het dierenwelzijn aanzienlijk verbeteren.

    Hoewel voor het wegvervoer het aantal afgelegde kilometers zal dalen, moeten vervoerders de vrachtwagens upgraden om de beschikbare ruimte te vergroten.

    Wat het vervoer over zee betreft, worden de gemiddelde kosten voor de opleiding van een functionaris voor dierenwelzijn geraamd op 241 EUR per persoon per jaar. Er kan een toename van de handhavingskosten worden verwacht in verband met de optie om de normen voor veeschepen aan te scherpen.

    De emissies van vrachtwagens en veeschepen zullen naar verwachting niet significant variëren, aangezien er geen significante wijziging wordt verwacht in het aantal vervoerde dieren.

    Vervoer van niet-gespeende kalveren

    De in de effectbeoordeling onderzochte optie bestaat uit twee maatregelen voor niet-gespeende kalveren:

    1.een maximale transporttijd van 19 uur voor niet-gespeende kalveren (9 uur + 1 uur rust + 9 uur), op voorwaarde dat er een efficiënt voedersysteem aanwezig is (overgangsperiode van 5 jaar); en

    2.een minimumleeftijd van 5 weken en een minimumgewicht van 50 kg voor het vervoer van niet-gespeende kalveren (overgangsperiode van 2 jaar).

    In de effectbeoordeling worden deze twee maatregelen in de voorkeursoptie bevestigd. Het onderhavige wetgevingsvoorstel wijkt van deze conclusie af wat de duur van de overgangsperiode voor de minimumleeftijd en het minimumgewicht van te vervoeren niet-gespeende kalveren betreft en voorziet ook in dit geval in een overgangsperiode van 5 jaar. Dit is om de gevolgen voor melkveehouders te verzachten, die zich zullen moeten aanpassen om de kalveren langer op het landbouwbedrijf te houden.

    Met een maximale transporttijd en een minimumleeftijd en -gewicht voor de vervoerde dieren zou het welzijn van niet-gespeende kalveren worden verbeterd. Zij worden beschouwd als kwetsbare dieren die tijdens het vervoer in het bijzonder worden blootgesteld aan welzijns- en gezondheidsrisico’s.

    De technologische ontwikkelingen wat betreft het aanbrengen van een doeltreffend systeem voor het voederen van kalveren in vrachtwagens zijn vergevorderd, maar worden nog niet algemeen ingezet, en zouden transporttijden voor kalveren tot 19 uur mogelijk maken (9 uur rijden, 1 uur rusten en voederen, 9 uur rijden). Dit zou de negatieve economische gevolgen van een maximale transporttijd van 8 uur zonder doeltreffend voedersysteem verzachten. Wel zouden de drie Baltische staten nog steeds worden getroffen, aangezien zij momenteel het vertrekpunt zijn van lange transporten met niet-gespeende kalveren van meer dan 19 uur. Er wordt een overgangsperiode van vijf jaar voorgesteld, omdat de lidstaten die door deze maatregel worden getroffen tijd nodig hebben om hun sector te herstructureren. Het drenken zou in alle gevallen met tussenpozen van 9 uur moeten plaatsvinden, maar wanneer kalveren per roroschip worden vervoerd (bv. van Ierland naar het vasteland), wordt het deel van de reis dat op het roroschip wordt doorgebracht niet meegerekend in de bovengenoemde maximale transporttijd.

    De kosten voor het installeren van een voedersysteem in een bestaande vrachtwagen worden op 25 000 tot 30 000 EUR geraamd, terwijl een nieuwe vrachtwagen met een dergelijk voersysteem naar schatting ongeveer 500 000 EUR kost. Door de hogere leeftijd van de kalveren zullen de huidige vrachtwagens met drie verdiepingen moeten worden omgebouwd tot vrachtwagens met twee verdiepingen, wat beperkte kosten met zich zal meebrengen voor de vervoerders.

    De nieuwe vereisten zullen naar schatting de kosten voor melkveehouders verhogen omdat de dieren langer op het landbouwbedrijf moeten worden gehouden. De verkoopprijs van de kalveren zou echter hoger zijn omdat zij sterker zijn. Een betere gezondheid en minder kalversterfte bij aankomst door de verhoogde weerbaarheid is ook voordelig voor de mestbedrijven. Daarom wordt verwacht dat de impact voor de meeste veehouders positief zal zijn.

    De optie zou een positief milieueffect hebben, aangezien de kortere maximale transporttijden de vervoersgerelateerde broeikasgasemissies zouden verminderen.

    Vervoer bij warme temperaturen

    In de optie die in de effectbeoordeling is onderzocht, hangt de goedkeuring voor lange transporten af van de weersvoorspellingen. Als de weersvoorspelling tussen 25 °C en 30 °C aangeeft, zijn overdag alleen korte transporten (max. 9 uur) toegestaan, waarbij de dieren toegang tot water moeten hebben.  Als een hogere temperatuur dan 30 °C wordt voorspeld, is het vervoer van dieren alleen ‘s nachts toegestaan (d.w.z. tussen 21.00 en 10.00 uur). Er is een overgangsperiode van vijf jaar voorzien. De effectbeoordeling bevestigt dat dit de voorkeursoptie is, wat ook in dit voorstel tot uiting komt.

    Deze optie zou het welzijn van de dieren verbeteren omdat thermische belasting wordt vermeden.

    In navolging van enkele aanbevelingen van de Commissie geven veel lidstaten momenteel geen goedkeuring voor lange transporten wanneer temperaturen van meer dan 30 °C worden voorspeld. Daarom valt te verwachten dat de economische gevolgen van deze maatregel voornamelijk verband zullen houden met de logistieke uitdaging van het nachtelijke vervoer van dieren wanneer dagtemperaturen van meer dan 30 °C worden voorspeld, maar het zal voor uniforme regels voor dergelijke situaties zorgen in de hele EU. Vervoerders zullen hun kosten zien stijgen door hogere lonen voor nachtelijke ritten, maar ook door hogere administratieve kosten wanneer er ‘s nachts inspecties en controles moeten worden uitgevoerd. Ook voor veehouders en slachthuizen wordt een beperkte impact verwacht.

    Er zijn naar verwachting geen milieueffecten. Wat de sociale impact betreft, is het mogelijk dat de werknemers in deze sectoren, met name bestuurders, slachthuispersoneel en officiële dierenartsen, meer nachtdiensten moeten draaien, wat een extra impact kan hebben op de behoefte aan arbeidskrachten.

    Nieuwe technologieën

    In de effectbeoordeling zijn twee opties onderzocht. De eerste optie bestaat uit deze twee maatregelen:

    1.plaatsbepaling van vrachtwagens in real time; en

    2.een centrale databank en digitale toepassing.

    De tweede optie bestond uit controles achteraf op basis van tachografen, gecombineerd met de hierboven genoemde centrale databank en digitale toepassing.

    In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de eerste optie de voorkeursoptie is, wat in dit voorstel tot uiting komt. In deze optie is voorzien dat GPS-gegevens van vrachtwagens zullen communiceren met een geautomatiseerd systeem (de centrale databank van de EU), dat op zijn beurt verbonden is met Traces, zodat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot informatie over het tijdstip waarop de vrachtwagen bepaalde punten heeft bereikt (plaats van vertrek, controlepost, grensovergangen tussen lidstaten, plaats van bestemming), zodat zij op basis van die informatie officiële controles kunnen uitvoeren. Aangezien de verkorting van de maximale transporttijden een van de belangrijkste maatregelen is om de beleidsdoelstelling van het dierenwelzijn te verwezenlijken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen beschikken over instrumenten om de officiële controles doeltreffend te kunnen uitvoeren.

    Dankzij systemen voor tracering in real time zullen officiële controles doelgerichter en efficiënter kunnen worden uitgevoerd met ondersteuning van de centrale EU-databank, wat zal leiden tot een beter dierenwelzijn.

    Aangezien meer dan 77 % van de huidige transportvrachtwagens al is uitgerust met een traceersysteem, zouden de kosten voor de exploitanten om aan de nieuwe normen te voldoen marginaal zijn.

    De administratieve last voor de vervoerders zal naar verwachting aanzienlijk afnemen door het gebruik van een geautomatiseerd traceersysteem en IT-platform.

    De belangrijkste kosten voor de Commissie, hoewel die nog steeds beperkt zouden zijn, houden verband met de ontwikkeling van modules in het bestaande Traces-systeem (zie financieel memorandum). De overheidsdiensten van de lidstaten zouden beperkte kosten moeten maken voor de opleiding van personeel.

    Hoewel dankzij de digitalisering en de bijbehorende daling in het papierverbruik de broeikasgasemissies in verband met papier naar verwachting zullen dalen, wordt een kleine toename van de broeikasgasemissies vanwege het hogere energieverbruik verwacht.

    Er wordt een licht positief sociaal effect verwacht. Hoewel er misschien minder administratief personeel nodig is bij de bedrijfsexploitanten, zou het aantal personeelsleden dat bij de overheid nodig is voor de verwerking van de verzamelde gegevens kunnen toenemen. Voor de exploitanten leidt de vereenvoudiging dankzij de digitalisering tot betere werkomstandigheden.

    Betere bescherming van honden en katten die voor commerciële doeleinden worden vervoerd

    De volgende opties zijn in de effectbeoordeling in overweging genomen:

    1.bijgewerkte en specifiekere eisen voor het vervoer van katten en honden voor economische doeleinden, waaronder temperatuurvoorwaarden en een minimumleeftijd van 15 weken voor vervoer; of

    2.bijgewerkte en specifiekere eisen voor katten en honden, maar met een minimumleeftijd van 12 weken voor het vervoer.

    In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de tweede optie de voorkeur geniet en dit is ook zo opgenomen in het wetgevingsvoorstel, met een overgangsperiode van drie jaar.

    De maatregel zou het welzijn van katten en honden verbeteren die worden vervoerd in het kader van een economische activiteit, waarvoor momenteel over het algemeen geen specifieke bepalingen gelden. Zo zal een minimumleeftijd voor vervoer zorgen voor een betere ontwikkeling van de immuniteit tegen infectieziekten.

    Wat de economische gevolgen betreft, kunnen extra controles van de katten en honden door dierenartsen tussen de 10 en 40 EUR per dier kosten. De economische impact van de nieuwe eisen voor het voederen en drenken zal naar verwachting beperkt zijn, aangezien er al relatief vergelijkbare regels gelden. Er kunnen ook extra kosten voor vervoerders worden verwacht in verband met de verbetering of vervanging van hun huidige voertuigen om aan de nieuwe normen te voldoen. Een commercieel verkrijgbare nieuwe aanhangwagen voor honden zonder airconditioning, maar correct ontworpen, kost naar schatting tussen de 1 000 en 3 000 EUR voor twee tot vier honden.

    Er worden geen significante milieueffecten verwacht. Gezien de sociale gevolgen, waaronder de gevolgen voor de menselijke gezondheid, kunnen de extra vaccinatievereisten en de hogere leeftijd bij vervoer die in deze maatregel worden voorgesteld, ertoe leiden dat er minder zieke dieren bij aankomst zijn, wat ook een positief effect zou hebben op de menselijke gezondheid.

    Algemene beoordeling

    In het effectbeoordelingsverslag staan ook de verwachte cumulatieve effecten van twee pakketten met beleidsopties, alsook het effect ervan op het internationale concurrentievermogen, de voedselzekerheid, de betaalbaarheid van levensmiddelen en de verdelingseffecten. Hieruit bleek dat de maatregelen in het voorkeurspakket (pakket 2) inzake transporttijden, beschikbare ruimte, vervoer van niet-gespeende kalveren, hoge temperaturen en nieuwe technologieën op EU-niveau een cumulatieve impact op de productiekosten zouden hebben die overeenkomt met een gemiddelde stijging met 1,4 eurocent per kilo vlees, melk of eieren per jaar. Deze kostenstijging zal naar verwachting te zien zijn tijdens de overgangsperiode van vijf jaar. Uit de modellering bleek dat de gevolgen van deze beperkte stijging van de productiekosten voor de productieniveaus, de invoerniveaus, de uitvoerniveaus en de consumentenprijzen beperkt zijn. Bijgevolg wordt verwacht dat de maatregelen zeer beperkte gevolgen zullen hebben voor het internationale concurrentievermogen van de veehouderijsector in de EU. Er kon ook geen significant effect worden vastgesteld met betrekking tot de beschikbaarheid van levensmiddelen of de voedselzekerheid (met slechts een marginale vermindering van de pluimveeconsumptie). Wat de betaalbaarheid van levensmiddelen betreft, blijkt uit het model een effect op de consumentenprijzen tussen 0,06 % en 4,37 %, afhankelijk van het basisproduct. Dit vertegenwoordigt een extra uitgave van 2,81 tot 14,09 EUR per persoon per jaar, afhankelijk van de eetgewoonten en het inkomen.

    Uit de effectbeoordeling blijkt dat dit voorstel zal bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s): het zal bijdragen aan SDG 3 “Een goede gezondheid en welzijn”, aangezien het verbeteren van het dierenwelzijn tijdens het vervoer zal bijdragen aan de bestrijding van antimicrobiële resistentie bij mens en dier; het zal ook bijdragen aan SDG 12 “Verantwoorde consumptie en productie”, aangezien de productie van voedsel met hogere dierenwelzijnsnormen gelijk staat aan een verantwoordelijker productiesysteem.

    Advies van de Raad voor regelgevingstoetsing over de effectbeoordeling:

    De effectbeoordeling werd op 30 oktober 2023 ter goedkeuring ingediend bij de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 17 november 2023 een positief advies met voorbehoud uitbracht. In zijn advies vroeg de Raad voor regelgevingstoetsing om de analyse van kosten en baten duidelijker te presenteren, de analyse van de effecten op het concurrentievermogen en de verdelingseffecten in de toeleveringsketen aan te vullen en de vergelijking van de opties te verduidelijken. De effectbeoordeling werd herzien om rekening te houden met deze aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. In het bijzonder werd de analyse van de toeleveringsketen geactualiseerd om deze uit te breiden en de effecten op de producenten beter weer te geven, en werd de relatie tussen de analyse van de toeleveringsketen en de analyse van de effecten op het concurrentievermogen verduidelijkt.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Uniformere voorschriften — zoals gemeenschappelijke regels inzake maximale transporttijden — zorgen voor een vereenvoudiging voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten ten opzichte van de huidige regels, die per diersoort en -categorie verschillen. Bovendien zal de wetgeving efficiënter en makkelijker na te leven worden dankzij duidelijkere definities en minder gebruik van open normen, aangezien bedrijfsexploitanten niet langer hun eigen beoordeling hoeven te maken over welke grenswaarden zij hanteren voor de toepassing van verschillende bepalingen.

    Een versterkt gebruik van digitale hulpmiddelen zal de communicatie tussen bedrijven en overheidsinstanties vereenvoudigen. Door voertuigen in real time te traceren, kunnen alle officiële controles op diertransporten beter gepland, gericht en gestroomlijnd worden.

    Er is niet voorzien in afwijkingen voor kmo’s, aangezien zij bijna het totaal van de getroffen bedrijven vertegenwoordigen en er dus al rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken bij de keuze van de maatregelen en de vaststelling van de overgangsperioden.

    Grondrechten

    De bepalingen over de plaatsbepaling van voertuigen in real time zijn zodanig opgesteld dat de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd, in overeenstemming met de algemene verordening gegevensbescherming.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Dit voorstel heeft gevolgen voor de EU-begroting voor de periode 2022-2027 van het meerjarig financieel kader van de EU (MFK). Details worden verstrekt in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

    Personele middelen voor de uitvoering van het voorstel, de onderzoeken, audits, tertiaire wetgeving en internationale activiteiten: 6,5 voltijdequivalenten (VTE) per jaar vanaf 2026.

    Voor rubriek 1 “Bijdragen aan een hoog niveau van gezondheid en welzijn voor mensen, dieren en planten” van het meerjarig financieel kader: 2,4 miljoen EUR voor de periode 2024-2027.

    Dit omvat:

    Eenmalige kosten: onderzoek naar de modaliteiten voor het gebruik van nieuwe technologieën en digitalisering om de uitvoering en handhaving van de voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer te vergemakkelijken: 250 000 EUR.

    Eenmalige kosten: ontwikkeling van module in Traces: 1 400 000 EUR.

    Vaste kosten: onderhoud van Traces: 450 000 EUR per jaar.

    Eenmalige kosten: ontwikkeling van digitale app: 300 000 EUR.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    De Commissie voert regelmatig audits uit bij de lidstaten om na te gaan in hoeverre zij de EU-wetgeving naleven 28 . Dit voorstel bevat een artikel over het netwerk van verbindingsorganen in de lidstaten voor het dierenwelzijn tijdens het vervoer. Dit netwerk zal een belangrijke rol spelen bij de bevordering van een uniforme uitvoering van de nieuwe verordening in de hele Unie.

    De Commissie heeft EU-referentiecentra voor dierenwelzijn aangewezen om technische ondersteuning te bieden bij de uitvoering van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn, ook op het gebied van vervoer. De Commissie biedt ook ondersteuning voor bijscholing 29 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer in het kader van het programma “Betere opleiding voor veiliger voedsel”. De invoering van de nieuwe regels zal ook worden besproken op het EU-platform voor dierenwelzijn.

    Al deze activiteiten zullen bijdragen tot de uitvoering van deze herziening. Daarnaast zal de uitvoering zichtbaar worden door nieuwe eisen om indicatoren te monitoren en er verslag over uit te brengen, hoofdzakelijk met behulp van Traces-gegevens in real time, in aanvulling op verslagen van de bevoegde autoriteiten. Een dergelijk monitoringverslag over de toestand van het dierenwelzijn in de Unie met betrekking tot het vervoer wordt vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening ingediend, en daarna ten minste om de vijf jaar.

    Om na de overgangsperiode van vijf jaar degelijk bewijsmateriaal te kunnen verzamelen, moet tien jaar na de inwerkingtreding van de verordening een evaluatieverslag worden ingediend.

    Artikelsgewijze toelichting

    Hoofdstuk I: onderwerp, toepassingsgebied, definities en algemene bepalingen

    In dit hoofdstuk wordt het toepassingsgebied van het voorstel verduidelijkt. Het bevat tevens definities en algemene eisen die van toepassing zijn op alle vervoersactiviteiten.

    Hoofdstuk II: vergunningen voor organisatoren en vervoerders

    In dit hoofdstuk worden de regels en voorwaarden vastgesteld inzake vergunningen voor organisatoren om het vervoer van dieren te regelen en vergunningen voor vervoerders om dieren te vervoeren.

    Hoofdstuk III: vervoermiddelen

    Dit hoofdstuk bevat de voorwaarden voor de goedkeuring van wegvoertuigen voor het vervoer van dieren, die ook al zijn opgenomen in de huidige wetgeving. Vervoer door de lucht moet worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA.

    Hoofdstuk IV: verplichtingen voor vertrek

    Dit hoofdstuk legt de vereiste van journaals vast voor zowel lange als korte transporten. Het is de verantwoordelijkheid van de houders om ervoor te zorgen dat de dieren die worden geladen, geschikt zijn voor het vervoer.

    Hoofdstuk V: verplichtingen tijdens het vervoer en op de plaats van bestemming

    In dit hoofdstuk worden de verplichtingen voor vervoerders tijdens het transport behandeld. Ook verzamelcentra komen hier aan bod.

    Dit hoofdstuk voorziet in de verplichting tot tracering van wegvoertuigen in real time.

    Vervoerders zijn ook verplicht om informatie te verzamelen op basis van bepaalde indicatoren, deze te analyseren en corrigerende maatregelen te nemen om het welzijn van de vervoerde dieren te verbeteren.

    Hoofdstuk VI: voorwaarden voor het vervoer van landdieren

    Dit hoofdstuk voorziet in maximale transporttijden voor zowel slachtdieren als dieren die voor andere doeleinden worden vervoerd. Er worden ook specifieke maximale transporttijden vastgesteld voor het vervoer van niet-gespeende dieren.

    Transporten onder extreme temperaturen zijn beperkt in de tijd en moeten aan extra voorwaarden voldoen.

    Hoofdstuk VII: transport van en naar derde landen

    Dit hoofdstuk bevat nieuwe regels voor het vervoer van dieren naar derde landen, zoals de certificering van organisatoren, alsook attesten die door bevoegde autoriteiten van derde landen moeten worden ondertekend voorafgaand aan een transport per veeschip.

    Controleposten in derde landen moeten voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die in de Unie.

    Hoofdstuk VIII: plichten van bevoegde autoriteiten

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de opleidingen en getuigschriften van vakbekwaamheid voor exploitanten en de eis om plaatsen van uitgang aan te wijzen. Het bevat ook voorschriften inzake de nationale verbindingsorganen voor het vervoer van dieren en voor de analyse van gegevens die op basis van de in hoofdstuk V genoemde indicatoren zijn verzameld.

    Hoofdstuk IX: sancties

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over sancties voor inbreuken op de verordening, met name in geval van ernstige inbreuken.

    Hoofdstuk X: procedurele bepalingen

    Hoofdstuk XI: overige bepalingen

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over strengere nationale maatregelen, de oprichting van een digitale app om de uitvoering en handhaving van de verordening te vergemakkelijken, en een afwijking met betrekking tot bestaande nationale bepalingen betreffende ultraperifere regio’s.

    Hoofdstuk XII: overgangs- en slotbepalingen.

    Dit hoofdstuk wijzigt Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad inzake controleposten, waarin is bepaald dat deze posten adequaat moeten zijn uitgerust voor de betrokken diersoorten en -categorieën en dat de organisatoren over een reserveringssysteem moeten beschikken.

    2023/0448 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 114, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 30 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 31 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Bij Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad 32 zijn gemeenschappelijke minimumvoorschriften vastgesteld voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Sinds de vaststelling van die verordening hebben wetenschap en technologie zich ontwikkeld. Er is een beter inzicht in de vereisten inzake beschikbare vloeroppervlakte en in de behoeften van dieren tijdens het vervoer, met name die van nog niet-gespeende dieren en waterdieren. Er hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan wat betreft beschikbaarheid van digitale oplossingen voor de administratieve procedures in verband met het vervoer van dieren. Nu het bewustzijn en de bezorgdheid van de burgers met betrekking tot dierenwelzijn toeneemt en de trend zich in de richting van duurzamere productiemethoden beweegt, zijn veel lidstaten bezig met de herziening of vaststelling van nationale regels die verder gaan dan de minimumvereisten van de Unie. Bovendien is uit de geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn 33 gebleken dat er met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1/2005 problemen zijn bij de interpretatie, toepassing en naleving van sommige bepalingen, wat leidt tot een ongelijk speelveld voor de verschillende actoren. Daarom moeten de regels inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer worden herzien om ze in overeenstemming te brengen met de meest recente stand van de wetenschap en technologie, en om de toepassing en handhaving ervan te vergemakkelijken.

    (2)Dierenwelzijn is een in artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) neergelegde waarde van de Unie. Daarnaast zijn de Unie en verschillende lidstaten ondertekenende partijen bij de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer 34 .

    (3)Het vervoer van levende dieren is een belangrijk onderdeel van de voedselketen. De bescherming van dieren tijdens het vervoer is een kwestie van algemeen belang die de houding van consumenten ten opzichte van landbouwproducten beïnvloedt. Deze verordening heeft tot doel de procedures te vereenvoudigen, de administratieve lasten te verminderen, de handhaving van geharmoniseerde regels te vergemakkelijken en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van dieren tijdens het vervoer te waarborgen. Het waarborgen van de bescherming van dieren tijdens het vervoer heeft een positief effect op de gezondheid en het welzijn van de dieren en draagt bij tot een betere kwaliteit van dierlijke producten. 

    (4)Met deze verordening wordt beoogd de goede werking van de interne markt te waarborgen, ook voor dieren die niet voor de voedselproductie worden gebruikt, zoals katten en honden, pelsdieren, bepaalde typen wilde dieren en dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt.

    (5)In 2022 heeft het Europees Parlement aanbevelingen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer aangenomen op basis van het verslag van de Enquêtecommissie bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie (de commissie ANIT). In de aanbevelingen wordt de Commissie en de Raad verzocht de EU-wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer zorgvuldig te herzien op basis van een grondig wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van het vervoer voor dieren van alle soorten en leeftijden en van een grondige sociaaleconomische, milieu- en gezondheidseffectbeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de diversiteit van geografische situaties en specifieke kenmerken, en de landbouwmodellen in de Unie. In het verslag van de commissie ANIT werd ook gewezen op tekortkomingen in de bestaande uitvoering in de Unie en werden maatregelen aanbevolen, zoals het beperken van de transporttijden, het verbieden van vervoer bij extreme temperaturen en het waarborgen dat het vervoer van dieren naar derde landen plaatsvindt met inachtneming van de beginselen van bescherming van dieren tijdens het transport totdat zij hun bestemming in derde landen bereiken. Daarnaast heeft het Europees Parlement gewezen op de noodzaak om het vervoer van levende dieren te vervangen door een efficiënter ethisch systeem dat het vervoer van sperma of embryo’s bevoordeelt boven fokdieren, en karkassen en vlees boven dieren die voor de slacht worden vervoerd.

    (6)In september 2022 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) vijf wetenschappelijke adviezen gepubliceerd over diverse gevolgen en gevaren voor het welzijn van kleine herkauwers 35 (schapen en geiten), paardachtigen 36 (paarden en ezels), runderen 37 (runderen en kalveren), varkens 38 en dieren in containers 39 , met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden vogels (kippen, legkippen, kalkoenen enz.) en konijnen (“EFSA-adviezen”). In grote lijnen wordt in de EFSA-adviezen geconcludeerd dat er meer ruimte moet worden geboden, de maximumtemperaturen moeten worden verlaagd en de transporttijden tot een minimum moeten worden beperkt om de bescherming van dieren tijdens het vervoer te verbeteren. Daarom moet Verordening (EG) nr. 1/2005 worden vervangen door een nieuwe verordening die is afgestemd op de laatste ontwikkelingen van de wetenschappelijke en technische kennis op dit gebied en op de behoeften van de consument, waarbij tegelijkertijd belemmeringen voor de werking van de interne markt en de handel in levende dieren worden vermeden en de afdwingbaarheid van de nieuwe regels wordt gewaarborgd.

    (7)Om te zorgen voor een consequente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de hele Unie in het licht van het fundamentele beginsel dat dieren niet op zodanige wijze mogen worden vervoerd dat hen waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, moeten gedetailleerde bepalingen worden opgesteld die een oplossing bieden voor de specifieke behoeften van de verscheidene soorten in verband met de verschillende vormen van vervoer. Deze gedetailleerde bepalingen moeten worden uitgelegd en toegepast overeenkomstig bovengenoemd beginsel en moeten tijdig worden geactualiseerd, vooral met het oog op nieuwe wetenschappelijke kennis, rekening houdend met nieuwe adviezen van de EFSA.

    (8)De technologie voor navigatiesystemen en elektronische databanken is aanzienlijk verbeterd sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1/2005. Dit maakt het mogelijk de procedures te vereenvoudigen en de controles en inspecties op het gebied van de bescherming van dieren tijdens het vervoer te versterken, wat leidt tot een betere handhaving van de Unieregels. Daarom is het belangrijk gebruik te maken van nieuwe technologieën en de mogelijkheden uit te breiden die worden geboden door het Trade Control and Expert System (Traces-NT), het digitale certificerings- en beheerplatform voor alle sanitaire en fytosanitaire voorschriften, dat is opgenomen in het geïntegreerd informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) 40 .

    (9)Deze verordening voorziet in regels zodat de Traces-databank digitale vergunningen, certificaten van goedkeuring, getuigschriften van vakbekwaamheid, journalen, een realtimevolgsysteem van wegvoertuigen en informatie over temperatuur kan omvatten. Traces moet ook lijsten van controleposten in derde landen en plaatsen van uitgang uit de EU bevatten. Het maakt daarnaast een realistischere transportplanning, efficiënte traceerbaarheid, betere monitoring van activiteiten en indicatoren voor dierenwelzijn, tijdige noodmaatregelen en een volledige analyse van gegevens mogelijk, met als algemeen doel te zorgen voor een doeltreffendere toepassing en een betere handhaving van de Unieregels inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer, alsook voor een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten.

    (10)De verplichting voor exploitanten uit de Unie om dieren tijdens het vervoer te beschermen, eindigt niet aan de buitengrenzen van de Unie. Organisatoren van vervoer van dieren van de Unie naar een plaats van bestemming in een derde land moeten ervoor zorgen dat de voorschriften van de Unie inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer worden nageleefd, ook gedurende de fasen van het transport die buiten de Unie plaatsvinden en totdat de dieren op de eindbestemming in het derde land aankomen. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU in zaak C-424/13 41 . Deze verordening moet daarom van toepassing zijn op het vervoer van dieren waarvan de plaats van vertrek zich op het grondgebied van de Unie bevindt en ongeacht of de plaats van bestemming zich op het grondgebied van de Unie of in een derde land bevindt.

    (11)Het vervoer van levende dieren uit derde landen naar het grondgebied van de Unie betreft voornamelijk bepaalde diersoorten en vindt normaal gesproken via rechtstreekse routes plaats. Wanneer levende dieren in de Unie worden ingevoerd, moeten exploitanten die dergelijke dieren vanuit een derde land naar een plaats van bestemming in de Unie vervoeren, ervoor zorgen dat de dieren ten minste op gelijkwaardige wijze worden beschermd als dieren die binnen het grondgebied van de Unie worden vervoerd, en wel vanaf het moment waarop de dieren in het vervoermiddel in het derde land worden geladen tot aan de plaats van bestemming in de Unie. Dit is noodzakelijk in het licht van de bezorgdheid van de burgers van de Unie over het welzijn van dieren tijdens het vervoer, dat betrekking heeft op alle dieren die worden vervoerd naar, van of binnen de Unie. Deze verordening moet daarom van toepassing zijn op het vervoer van dieren waarvan de plaats van vertrek zich op het grondgebied van een derde land bevindt en de plaats van bestemming op het grondgebied van de Unie ligt. Om ervoor te zorgen dat de voorschriften voor dergelijk vervoer op de plaats van vertrek correct worden toegepast, moet de bevoegde autoriteit van het derde land de planning van het betrokken transport controleren en in het officiële gezondheidscertificaat voor de invoer van de dieren in de Unie en via haar goedkeuring van het journaal verklaren dat de planning van het transport overeenkomstig deze verordening of gelijkwaardige voorschriften is uitgevoerd. De vervoerder van de dieren moet ervoor zorgen dat deze planning wordt nageleefd tot aan de plaats van bestemming en moet voldoen aan de verplichting om het journaal in te vullen.

    (12)Voor de doorvoer van dieren uit een derde land naar een ander of hetzelfde derde land via het grondgebied van de Unie moeten de regels van de Unie van toepassing zijn tijdens het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt. Hoewel noch de plaats van herkomst, noch de plaats van bestemming van dat vervoer zich in de Unie bevindt, moet deze verordening ten behoeve van de dieren en gezien de bezorgdheid van de burgers van toepassing zijn op het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt. Vervoerders moeten ervoor zorgen dat de dieren worden vervoerd in omstandigheden die in overeenstemming zijn met deze verordening, met name wat betreft de beschikbare ruimte, het voederen en het drenken, aangezien deze essentieel zijn voor het welzijn van dieren die over het grondgebied van de Unie worden vervoerd. De naleving van regels inzake transporttijden mag in dergelijke gevallen echter niet verplicht worden gesteld, aangezien dit zou kunnen leiden tot nog langere transporten voor de betrokken dieren door exploitanten uit derde landen te verplichten het grondgebied van de Unie te omzeilen via langere routes, wat mogelijk ernstigere gevolgen zou hebben voor het dierenwelzijn.

    (13)De Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (WOAH) 42 bevat richtsnoeren waarin op mondiaal niveau minimumnormen worden vastgesteld met betrekking tot onder meer het diergedrag, de verantwoordelijkheden en competentieniveaus van de verschillende actoren die betrokken zijn bij het vervoer van dieren, de te verstrekken documentatie, de planning van het transport, het laden, en maatregelen in geval de dieren worden geweigerd. In deze verordening zijn die richtsnoeren in aanmerking genomen.

    (14)Uit de ervaring met de handhaving van Verordening (EG) nr. 1/2005 en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU, zoals in zaak C-301/14 43 , blijkt dat het begrip economische activiteit in verband met het vervoer van dieren ruim moet worden opgevat. Het vervoer van dieren in verband met een economische activiteit mag niet worden beschouwd als beperkt tot gevallen waarin sprake is van een onmiddellijke uitwisseling van geld, goederen of diensten of waarin het vervoer plaatsvindt met de bedoeling om winst te maken. Indien vervoer deel uitmaakt van het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt, moet het worden beschouwd als vervoer in verband met de economische activiteit.

    (15)De belangrijkste diersoorten die voor economische doeleinden binnen de Unie en vanuit de Unie naar derde landen worden vervoerd, zijn gewervelde dieren, met inbegrip van kleine herkauwers, paardachtigen, runderen, varkens, als landbouwhuisdier gehouden vogels, konijnen en waterdieren, te weten vissen, koppotigen en tienpotigen. Met het oog op evenredigheid moet het toepassingsgebied van deze verordening tot die soorten worden beperkt.

    (16)Siervissen worden gewoonlijk in kleine dozen vervoerd door koeriers, in zakken water die speciaal zijn aangepast aan hun behoeften, en de duur van het transport bedraagt doorgaans minder dan 24 uur. Het vervoer van siervissen vormt dan ook zelden een groot risico voor het dierenwelzijn en moet daarom van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

    (17)Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad 44 regelt de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Als gevolg van de strenge eisen inzake de kwaliteit van de dieren die nodig zijn voor onderzoek en tests, heeft elke aantasting van de gezondheid of het welzijn van dieren bij aankomst op de plaats van bestemming rechtstreekse gevolgen voor de mogelijkheid om ze voor die doeleinden te gebruiken. Bovendien kunnen wetenschappelijke procedures vereisen dat dieren worden gebruikt die overeenkomstig deze verordening mogelijk ongeschikt voor vervoer kunnen worden geacht, zoals sommige genetisch gemodificeerde dieren en dieren die chirurgische procedures hebben ondergaan met het oog op de projecten in overeenstemming met Richtlijn 2010/63/EU. Het vervoer van levende dieren voor wetenschappelijke doeleinden wordt uitgevoerd door gespecialiseerde exploitanten met speciaal ontworpen voertuigen die zijn uitgerust om de gezondheid en het welzijn van de dieren tijdens de geplande transporten te waarborgen. Hoewel een onderscheid kan worden gemaakt met betrekking tot het doel waarvoor deze dieren worden vervoerd, moet het welzijn ervan worden gewaarborgd. Het zou echter niet coherent noch aanvaardbaar zijn om ze volledig in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen. Om deze redenen mogen soortspecifieke voorschriften met betrekking tot geschiktheid voor vervoer, de tussenpozen voor het drenken en voederen en sommige bepalingen inzake transporttijden, temperatuur en rusttijden niet van toepassing zijn op het vervoer van dieren die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van een project waarvoor krachtens Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad toelating is verleend.

    (18)Uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2005 blijkt dat exploitanten transporten vaak langer dan de in de desbetreffende bepalingen vastgestelde limieten doen duren door dieren van een bedrijf achtereenvolgens naar meerdere verzamelcentra te vervoeren. De dieren worden met dieren uit andere bedrijven in deze verzamelcentra samengebracht en alleen het laatste verzamelcentrum wordt geregistreerd als plaats van vertrek. Daarom moet een verplicht verblijf van de dieren op zowel de plaats van vertrek als de plaats van bestemming worden opgelegd en mogen verzamelcentra alleen plaatsen van vertrek zijn als zij nabijgelegen zijn, teneinde praktijken van “assembly centre hopping” te voorkomen.

    (19)Alleen organisatoren van het vervoer van dieren die over de middelen beschikken om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen, mogen dieren voor lange transporten vervoeren. Daarom is het passend om een vergunningensysteem voor organisatoren op te zetten. De organisatoren moeten ervoor zorgen dat de Unieregels vanaf de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming worden nageleefd. Zij mogen het vervoer van dieren uitbesteden aan een vervoerder en moeten verantwoordelijk blijven voor de naleving van de Unieregels door die vervoerder en alle andere personen die bij dat vervoer betrokken zijn. De organisator moet aan de bevoegde autoriteiten aantonen dat hij in staat is ervoor te zorgen dat de Unieregels inzake vervoer worden nageleefd totdat de dieren op de plaats van bestemming aankomen.

    (20)Vervoerders en hun personeel spelen een centrale rol bij het vervoer van dieren omdat zij de welzijnsomstandigheden van de vervoerde dieren aanzienlijk beïnvloeden. Het dagelijks gedrag van vervoerders heeft grote gevolgen voor het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Zij moeten over de nodige bekwaamheid beschikken om de naleving van deze verordening, de naleving door hun personeel en de noodzakelijke goedkeuring van het gebruikte vervoermiddel te waarborgen, evenals over noodplannen om noodsituaties aan te pakken. Daarom is het passend dat er een vergunningensysteem voor vervoerders komt. Zij moeten verantwoording afleggen en transparant zijn over hun status en activiteiten. Zij moeten met name eventuele moeilijkheden melden en nauwkeurige registers bijhouden van hun handelingen en de resultaten ervan.

    (21)De vervoermiddelen moeten zodanig zijn ontworpen dat letsel of lijden van de dieren wordt voorkomen. Daarom moeten technische voorschriften worden vastgesteld waaraan een goed te keuren vervoermiddel moet voldoen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de specifieke soorten en categorieën dieren aan boord.

    (22)Het vervoer van dieren door de lucht is aanzienlijk minder gebruikelijk dan vervoer over de weg en over zee. Vanwege de kosten die dit soort vervoer met zich meebrengt, zijn in de meeste gevallen dieren die door de lucht worden vervoerd huisdieren en dieren van hoge waarde die bestemd zijn voor fok- of sportactiviteiten. Het luchtvervoer van dieren wordt uitgevoerd in overeenstemming met de technische voorschriften van de Internationale Luchtvaartorganisatie (IATA) die zijn vastgesteld in de Live Animals Regulations (LAR), die zijn ontworpen en jaarlijks worden geactualiseerd door de Raad voor levende dieren en bederfelijke goederen (LAPB), om een evenwicht te vinden tussen de beginselen van de bescherming van het welzijn van dieren en de veiligheid aan boord van vliegtuigen, en rekening te houden met de specifieke kenmerken en beperkingen van het luchtvervoer. Vervoerders die lid zijn van IATA, zijn verplicht de normen van de betrokken regelgeving na te leven bij het uitvoeren van vervoersactiviteiten en bij het uitrusten van hun luchtvaartuigen. Het vervoer van dieren door de lucht mag daarom alleen worden toegelaten in vliegtuigen van vervoerders die lid zijn van IATA.

    (23)Zoals blijkt uit de audits van de Commissie en de inspecties van de bevoegde autoriteiten, voldoet een aanzienlijk aantal veeschepen die momenteel in de Unie actief zijn, niet aan de passende normen inzake maritieme veiligheid en vormen zij een risico voor zowel de dieren als de bemanning. Om ervoor te zorgen dat deze veeschepen aan de veiligheidsnormen voldoen en dat essentiële systemen zoals stroomopwekking, stabiliteit, ventilatie, waterontzilting en drainage goed functioneren, mogen alleen veeschepen die onder vlaggen varen die in het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs 45 als wit of grijs zijn aangemerkt, door de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaat worden goedgekeurd voor het vervoer van dieren. Bovendien mogen de bevoegde autoriteiten het laden van dieren in deze vaartuigen alleen toestaan als het risicoprofiel van het desbetreffende schip overeenkomstig het Memorandum van Parijs als een laag of standaardrisico is aangemerkt.

    (24)Registers voor de goedkeuring van veeschepen worden momenteel bijgehouden in het informatiesysteem ter ondersteuning van de nieuwe inspectieregeling die voortvloeit uit Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole 46 . Thetis (The Hybrid European Targeting and Inspection System) is een databank voor het vergemakkelijken van officiële controles van zeeschepen in de Unie, met inbegrip van veeschepen. Deze databank bevat een specifieke module voor officiële controles die gericht is op voorschriften voor de bescherming van dieren. Informatie over goedgekeurde veeschepen moet ook beschikbaar zijn in Traces, zodat de journalen in Traces digitaal kunnen worden aangemaakt, geactualiseerd en ingevuld. De bevoegde autoriteiten moeten verantwoordelijk zijn voor het regelmatig actualiseren van deze informatie.

    (25)Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2023/372 47 moet een officiële dierenarts de zending dieren na goedkeuring en vóór een eventuele verlenging van de goedkeuring van een veeschip vergezellen tijdens het eerste transport. Op deze wijze kan de dierenarts gedurende dat eerste transport officiële controles uitvoeren om na te gaan of de mechanische en beheersystemen van het veeschip het welzijn van de dieren aan boord tijdens het transport niet aantasten.

    (26)Journalen zijn belangrijke instrumenten waarmee alle actoren die betrokken zijn bij het vervoer van dieren en de bevoegde autoriteiten op de hoogte kunnen zijn van de geplande route en het geplande tijdstip van het transport en om te controleren of de geplande route in de praktijk wordt gevolgd, waardoor de handhaving wordt vergemakkelijkt. Specifieke elementen van het journaal moeten zodanig worden opgezet dat de normen inzake dierenwelzijn beter worden gehandhaafd, met name door de traceerbaarheid en transparantie van het vervoer te verbeteren. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten moeten journalen goedkeuren voor lange transporten binnen de Unie en naar derde landen, alsook voor korte transporten naar derde landen. Het gebruik van journalen moet volledig worden gedigitaliseerd door gebruik te maken van de mogelijkheden van Traces en deze uit te breiden. De digitalisering van het journaal zal de gegevensverzameling verbeteren en een betere analyse en risico-identificatie mogelijk maken.

    (27)Om ervoor te zorgen dat de transporten niet langer duren dan gepland en om de traceerbaarheid te verbeteren, moet een vereenvoudigd journaal voor korte transporten binnen de Unie worden ingevoerd. Deze journalen, die door de organisator worden ingevuld zonder dat zij door de bevoegde autoriteit moeten worden goedgekeurd, zullen de bevoegde autoriteiten tijdens inspecties en controles helpen bij het beoordelen van de prestaties van exploitanten. Bovendien kunnen op deze wijze zowel de bevoegde autoriteiten als de Commissie over informatie over alle vervoersactiviteiten beschikken.

    (28)Drachtige dieren zijn bijzonder kwetsbaar tijdens het vervoer. Aangezien het voor de vervoerder niet altijd mogelijk is om het stadium van de zwangerschap van deze dieren te beoordelen, moet de houder verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van informatie aan de vervoerder over het zwangerschapsstadium of, in voorkomend geval, de inseminatiedatum.

    (29)Het gebrek aan specifieke bepalingen in het Unierecht inzake het vervoer van honden en katten, met name puppy’s en jongen katten van verschillende rassen, en de uiteenlopende interpretatie en handhaving van de bestaande Unieregels door de lidstaten, hebben ertoe geleid dat deze dieren vaak worden vervoerd in omstandigheden die risico’s voor hun welzijn met zich meebrengen en tot een ongelijk speelveld voor exploitanten leiden. Daarom moeten specifieke regels inzake de minimumleeftijd van vervoerde katten en honden en de tussenpozen voor het voederen tijdens het transport beter worden gedefinieerd, moeten preventieve veterinaire behandelingen verplicht worden gesteld om stressgerelateerde en soortspecifieke ziekten te voorkomen, en moeten de specifieke en geharmoniseerde regels voor commercieel vervoer van katten en honden dus worden uitgebreid. Daartoe moeten regels worden vastgesteld, zoals voorschriften inzake temperatuur en vochtigheid en de noodzaak van een journaal voor lange transporten.

    (30) De WOAH-richtsnoeren inzake het welzijn van kweekvis tijdens het vervoer stellen de minimumnormen vast voor naleving op internationaal niveau en bevatten aanbevelingen met betrekking tot verantwoordelijkheden, planning, voertuigontwerp, uitrusting, hanteren, water, voorbereiding, soortspecifieke kwesties, noodplanning, documentatie, laden en lossen. Aan de hand van deze richtsnoeren moeten specifieke bepalingen voor waterdieren worden vastgesteld en geactualiseerd op basis van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen wanneer de desbetreffende EFSA-adviezen beschikbaar zijn. Een belangrijk element voor het welzijn van vervoerde dieren is de aan boord van het vervoermiddel toegewezen ruimte, die afhankelijk is van hun soort, categorie en grootte. In de EFSA-adviezen wordt aanbevolen dat dieren tijdens hun verblijf aan boord voldoende ruimte moeten hebben om van positie te veranderen, te drinken en te rusten. Daarom moeten de in Verordening (EG) nr. 1/2005 vastgestelde eisen inzake de beschikbare ruimte worden verhoogd in overeenstemming met de aanbevelingen van de EFSA.

    (31)De realtimeposities van vliegtuigen, zeeschepen en treinen zijn heden om redenen van veiligheid en informatie openbaar en toegankelijk. De meeste wegvoertuigen zijn al uitgerust met een satellietnavigatiesysteem dat de daadwerkelijke route en de duur van het transport registreert. Deze informatie is van cruciaal belang voor de bevoegde autoriteiten om hun officiële controles uit te voeren en beter af te stemmen op basis van risico’s. Deze informatie is echter voor wegvoertuigen niet beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten.

    (32)Het beperken van de duur van het transport speelt een fundamentele rol bij de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Er zijn aanwijzingen dat de in de oorspronkelijke planning geschatte duur van de transporttijd in de praktijk vaak wordt overschreden, wat ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor het welzijn van de vervoerde dieren. Momenteel beschikt de bevoegde autoriteit niet over de middelen om de locatie van zendingen tijdens het transport te controleren teneinde hun overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 uit te voeren controles en inspecties met betrekking tot transport- en rusttijden erop af te stemmen. Dit maakt het voor de bevoegde autoriteiten moeilijk om te controleren of de werkelijke duur van het transport overeenstemt met de opgegeven duur. Veel van deze problemen zouden worden opgelost door informatie te verzamelen via een informatiesysteem dat gebruikmaakt van instrumenten voor realtimeplaatsbepaling.

    (33)Toegang tot informatie over het tijdstip waarop wegvoertuigen bepaalde belangrijke punten in het transport bereiken, zoals controleposten of de plaats van bestemming, zou de bevoegde autoriteiten in staat stellen hun controles te versterken en beter te plannen en gerichter te maken. Zij zouden met name beter transporten kunnen opsporen die de maximale transporttijden overschrijden, en zo transporten kunnen identificeren die waarschijnlijker eindigen met dieren met een slechtere staat van welzijn. Daarom moeten alle wegvoertuigen beschikken over een realtimeplaatsbepalingssysteem waarmee hun locatie gedurende het hele transport en na afloop van de reis kan worden gecommuniceerd aan een informatiesysteem dat verbonden is met Traces.

    (34)Gegevens over de duur van het transport en de rusttijden moeten voor alle transporten worden geregistreerd en bewaard, uitsluitend met het oog op de verwerking van de informatie voor officiële controles en andere officiële activiteiten die verband houden met die officiële controles. De bewaartermijn van deze gegevens moet zes jaar zijn, zodat deze gegevens toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten, met name om na te gaan of de organisator of vervoerder voldoet aan de voorwaarden om een verlenging van een vergunning te verkrijgen na het verstrijken van de geldigheidsduur van vijf jaar. Plaatsbepalingsgegevens die zijn geregistreerd in het informatiesysteem dat verbonden is met Traces mogen alleen worden geregistreerd en bewaard ten behoeve van officiële controles en andere officiële activiteiten die verband houden met die controles. Ook de bewaringstermijn van deze gegevens moet zes jaar zijn.

    (35)Naast Verordening (EU) 2016/679 48 en Verordening (EU) 2018/1725 49 , en om specifieke passende waarborgen te bieden met betrekking tot gegevensbescherming, moeten de bepalingen betreffende de verwerking en controle van gegevens die zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 50 van toepassing zijn op de databank waarin deze gegevens zullen worden opgeslagen, van toepassing zijn.

    (36)Het is belangrijk dat de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek kennis kunnen nemen van de conditie van de dieren op het moment van aankomst op de plaats van bestemming. Zowel de bestuurders als, in voorkomend geval, de verzorgers en houders op de plaats van bestemming moeten de conditie van de dieren die op de plaats van bestemming aankomen in Traces aangeven, inclusief informatie over indicatoren voor dierenwelzijn. De elektronische versie van het journaal stelt de bevoegde autoriteiten op zowel de plaats van vertrek als de plaats van bestemming in staat deze informatie te ontvangen, zodat zij actie kunnen ondernemen wanneer de conditie van de dieren niet bevredigend is of wanneer er een discrepantie is tussen de door de houders, bestuurders of verzorgers verstrekte informatie.

    (37)Over het algemeen wijst wetenschappelijk bewijs erop dat langere transporten negatievere gevolgen voor het dierenwelzijn hebben dan kortere transporten. Gezien de huidige verspreiding van slachthuizen in de lidstaten, het meest recente wetenschappelijke advies over het welzijn van dieren tijdens het vervoer en teneinde de transporten zo kort mogelijk te houden, mogen transporten naar de slacht niet meer dan negen uur duren. In het algemeen zijn de momenteel in gebruik zijnde slachthuizen technologisch aangepast aan de soorten en categorieën dieren die zij slachten. Om te voorkomen dat slachting niet mogelijk zou zijn omdat er zich in het gebied geen adequaat uitgerust slachthuis bevindt dat binnen een transport van negen uur kan worden bereikt, moet worden voorzien in een vrijstelling van de limiet van negen uur om bij wijze van uitzondering lange transporten naar goed uitgeruste slachthuizen toe te staan, mits de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft verleend.

    (38)In de EFSA-adviezen werd bevestigd dat te veel stops met lossen en laden op controleposten tijdens het transport schadelijk zijn voor het dierenwelzijn, aangezien zij leiden tot het extra hanteren van de dieren, met daaruit voortvloeiende aanvullende stress en een verhoogd risico op blootstelling aan verwondingen en infecties. Lange transporten mogen daarom niet meer dan één rusttijd met lossen en laden hebben. Voor transporten over de weg of per spoor van meer dan negen uur voor andere doeleinden dan voor de slacht moeten, naast het meest recente wetenschappelijke advies van de EFSA, de maximale rijtijden en minimale rusttijden voor bestuurders van wegvoertuigen zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 561/2006 51 in aanmerking worden genomen om een betere coördinatie met de transport- en rusttijden van de vervoerde dieren te verkrijgen.

    (39)Niet-gespeende dieren zijn bijzonder kwetsbaar tijdens het vervoer en er moet voor worden gezorgd dat zij overeenkomstig hun behoeften aan boord worden gevoederd. Op grond van het wetenschappelijk advies van de EFSA moeten de minimumleeftijd en het minimumgewicht van deze dieren worden verhoogd voordat zij mogen worden vervoerd, zodat zij weerbaarder en geschikter voor vervoer zijn. Bovendien mogen deze dieren gedurende maximaal acht uur worden vervoerd, tenzij aan boord van het vervoermiddel in een systeem is voorzien waarmee niet-gespeende dieren onder de juiste omstandigheden daadwerkelijk met melk of melkvervangers op lichaamstemperatuur kunnen worden gevoederd.

    (40)Uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2005 is gebleken dat het moeilijk is om te voldoen aan het adequaat voederen van niet-gespeende dieren. Niet-gespeende dieren moeten met soortspecifieke melk of een passende melkvervanger op lichaamstemperatuur worden gevoederd onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de natuurlijke melkvoeding en met tussenpozen die langdurige honger voorkomen. Er moeten voedersystemen worden ontworpen om het verstrekken van melk of melkvervanging aan elk dier aan boord mogelijk te maken, waarbij de verzorgers of bestuurders zo weinig mogelijk moeten ingrijpen. Het onderhoud moet een passende reiniging en ontsmetting mogelijk maken om verontreiniging van de melk te voorkomen. Het voedersysteem moet worden aangepast aan de omstandigheden en de aard van het vervoer waarvoor het bestemd is. Met name wanneer dieren per roroschip worden vervoerd, moet rekening worden gehouden met de beperkte ruimte rond het vervoermiddel en met de beweging van het schip. Om de ontwikkeling van inconsistenties in de voedersystemen te voorkomen, moet de Commissie deze systemen goedkeuren op basis van wetenschappelijke en technische bewijzen voor de doeltreffendheid van het beoogde gebruik en de conformiteit met de voorschriften van deze verordening. Ook moet de Commissie bij deze taak worden bijgestaan door de EFSA.

    (41)Terwijl in de wetenschappelijke adviezen van de EFSA wordt gesteld dat bewegingsstress een belangrijk risico vormt voor het welzijn van dieren die in wegvoertuigen worden vervoerd, is deze conclusie niet getrokken wat betreft bewegingsstress in vervoermiddelen op zee. De transporttijden van weg- en spoorvervoer zijn beperkt en er zijn rusttijden nodig om de effecten van bewegingsstress op het welzijn van de vervoerde dieren te beperken. Dieren die over zee worden vervoerd, zijn niet blootgesteld aan hetzelfde type beweging als dieren die over de weg of per spoor worden vervoerd. Bewegingen op zeeschepen beïnvloeden de stabiliteit van de dieren niet op dezelfde manier als bewegingen op wegvoertuigen, waar zij te maken hebben met herhaalde en onverwachte plotselinge bewegingen. Bijgevolg is het effect van het zeevervoer op dieren minder schadelijk voor hun welzijn. Op voorwaarde dat dieren aan boord van zeeschepen, zoals veeschepen, containerschepen en roroschepen, voldoende ruimte hebben om te liggen en te rusten, voldoende voeder en water hebben in voldoende hoeveelheden en met passende tussenpozen, moet de op zee doorgebrachte tijd niet als transporttijd worden meegeteld.

    (42)De temperatuur die dieren tijdens het vervoer ervaren, is een belangrijke factor die van invloed is op hun welzijn. Het meten van de binnentemperaturen tijdens het wegvervoer is lastig gebleken en maakt het moeilijk om corrigerende maatregelen te nemen. Het handhaven van temperatuurgrenzen in een voertuig is moeilijk omdat dit afhankelijk is van tal van factoren, waaronder vochtigheid en ruimte aan boord. Het vervoer van dieren in vrachtwagens met airconditioning is duur en waarschijnlijk niet duurzaam. Daarom is het passend om de transporttijden bij extreme temperaturen te beperken zodat de blootstelling van de dieren daaraan wordt verminderd en, in zeer extreme gevallen, het vervoer van dieren alleen ’s nachts toe te staan. Daarnaast moeten er ook maatregelen worden genomen om mogelijke negatieve effecten van de temperatuur aan boord af te zwakken, zoals het inschakelen van de ventilatoren van de vrachtwagen en het zorgen voor meer ruimte voor de dieren.

    (43)Organisatoren die dieren naar een plaats van bestemming in een derde land vervoeren, moeten door een certificerende instantie een evaluatie van het eerste transport laten uitvoeren om te bepalen of de organisator in staat is de naleving van deze verordening te waarborgen tot het moment van aankomst van de dieren op de plaats van bestemming in het derde land. Wanneer niet aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, moet de bevoegde autoriteit de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen schorsen. De certificerende instantie moet door de organisator georganiseerde transporten naar derde landen regelmatig evalueren om na te gaan of deze nog steeds over de middelen beschikt om aan deze verordening te voldoen. De certificerende instanties moeten over de vereiste kennis en kwalificaties beschikken, waarborgen bieden voor hun voortdurende onafhankelijkheid ten aanzien van de organisatoren, vervoerders en andere personen of entiteiten die betrokken zijn bij het vervoer of de omgang met de dieren tijdens het vervoer, en moeten zijn geaccrediteerd door nationale accreditatie-instanties die zijn opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 52 .

    (44)Bij Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad 53 zijn eisen vastgesteld voor controleposten en voor het gebruik van deze controleposten in de Unie. Om ervoor te zorgen dat het vervoer van dieren van de Unie naar derde landen aan deze verordening voldoet, met name wat betreft de transport- en rusttijden en de voorwaarden voor het stallen van de dieren tijdens de rustperioden, moeten controleposten in derde landen voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in de wetgeving van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad.

    (45)Exploitanten van controleposten in derde landen of organisatoren kunnen verzoeken om hun opname in een door de Commissie vast te stellen lijst, mits zij aantonen dat zij voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1255/97. Daartoe kunnen controleposten in derde landen bewijs verstrekken dat een certificerende instantie heeft gecertificeerd dat zij voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in het Unierecht, met name Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad. De lijst van erkende controleposten in derde landen moet door de Commissie worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen.

    (46)Om te waarborgen dat controleposten voldoen aan de behoeften van de dieren die er rusten, moeten zij worden aangepast aan de desbetreffende soorten en categorieën. Er moet een boekingssysteem worden opgezet om vertragingen of overboeking van controleposten te voorkomen. Verordening (EG) nr. 1255/97 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (47)De ervaring leert dat de aanwijzing van een plaats van uitgang in de Unie van belang is voor een vlot vervoer van levende dieren van de Unie naar derde landen. De dieren moeten de Unie verlaten via aangewezen plaatsen van uitgang die voldoen aan de nodige voorschriften voor controles op het dierenwelzijn zoals bedoeld in artikel 21, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2017/625 54 en die in dit verband de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van de plaatsen van vertrek, de verzamelcentra, de controleposten en de inrichtingen van bestemming kunnen waarborgen. De bevoegde autoriteiten moeten dergelijke aanwijzingen registreren in Traces.

    (48)De ervaring heeft geleerd dat het risico bestaat dat zendingen dieren die over zee worden vervoerd, door het land van bestemming worden geweigerd op basis van de overgelegde documenten, bijvoorbeeld gezondheidscertificaten. In bepaalde gevallen kan dit van invloed zijn op het welzijn van de dieren, aangezien zij om diergezondheidsredenen niet naar de plaats van vertrek kunnen worden teruggezonden. De bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek mogen een journaal alleen goedkeuren wanneer zij van de exploitant een verklaring van aanvaarding van de documenten voor het internationale vervoer van levende dieren over zee ontvangen, ondertekend door de bevoegde autoriteit van de zeehaven in het land van eindbestemming. Bijgevolg is het passend om een modelverklaring op te stellen.

    (49)Lidstaten moeten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vaststellen voor inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat deze worden toegepast. Om een consistente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de hele Unie te waarborgen, moet worden voorkomen dat er verschillende handhavingsniveaus worden gehanteerd en dat de uiteenlopende zwaarte van de sancties die in verschillende lidstaten worden opgelegd voor niet-naleving van deze verordening, ertoe leidt dat vervoersactiviteiten worden gepland op basis van minder zware sancties die in bepaalde lidstaten worden opgelegd. Het is passend vast te stellen welke inbreuken op deze verordening aanzienlijke risico’s voor het dierenwelzijn inhouden en voor dergelijke gevallen te voorzien in minimumniveaus van financiële sancties die in verhouding staan tot de waarde van de zendingen dieren. Er moet ook rekening worden gehouden met de frequentie waarmee de inbreuk zich voordoet, en herhaalde inbreuken moeten als ernstiger worden beschouwd. Dit moet toekomstige inbreuken tegengaan en de handhaving van de verordening verbeteren. 

    (50)Uit de geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn is gebleken dat het moeilijk is om de doeltreffendheid van Verordening (EG) nr. 1/2005 voor de verbetering van het dierenwelzijn te beoordelen vanwege het ontbreken van indicatoren in die verordening. Het is passend een systeem op te zetten voor de monitoring van indicatoren voor dierenwelzijn.

    (51)Vervoerders en houders moeten worden verplicht om gegevens te verzamelen op basis van indicatoren voor dierenwelzijn die relevant zijn voor hun vervoersactiviteiten. Aan de hand van de analyse van de gegevens zullen vervoerders en houders tekortkomingen op het gebied van dierenwelzijn kunnen vaststellen en zo nodig passende corrigerende maatregelen nemen. Gegevens over de indicatoren moeten ook in Traces ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten en de Commissie.

    (52)Teneinde de technische voorschriften in de hoofdstukken I, II, V en VII van bijlage I en bijlage II te actualiseren en deze voorschriften aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke en technische kennis, wanneer deze beschikbaar is, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Met het oog op het vergemakkelijken van de correcte uitvoering van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om het model van het journaal in bijlage III en het model van de verklaring in bijlage IV te actualiseren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 55 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (53)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, met inbegrip van elementen van noodplannen en de modellen daarvan, technische voorschriften voor de goedkeuring van veeschepen, de technische elementen die nodig zijn voor het opzetten van het realtimevolgsysteem en de registratie van navigatiegegevens, de goedkeuring van voedersystemen voor niet-gespeende dieren aan boord, de inhoud van de evaluaties die nodig zijn voor de certificering van organisatoren die dieren naar derde landen vervoeren en de frequentie waarmee deze nodig zijn, de lijsten van controleposten die voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en de definities van indicatoren voor dierenwelzijn en de methoden om deze te monitoren, en technische voorschriften voor het gebruik van Traces, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 56 .

    (54)Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de nationale voorschriften door de lidstaten niet worden gebruikt op een manier die afbreuk doet aan de correcte toepassing van de bepalingen van deze verordening of de werking van de interne markt beïnvloedt. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van die nationale voorschriften. De Commissie moet deze nationale voorschriften aan de overige lidstaten meedelen. Indien nationale voorschriften binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad vallen, moeten zij overeenkomstig die richtlijn aan de Commissie worden meegedeeld.

    (55)Uit de effectbeoordeling die ter voorbereiding van deze verordening is uitgevoerd, blijkt dat sommige van de nieuwe voorschriften van deze verordening planning en investeringen vereisen van de exploitanten die er de gevolgen van ondervinden. Nieuwe regels betreffende de transporttijd en het voederen van niet-gespeende dieren tijdens het vervoer zullen veranderingen in de vervoerspatronen vereisen, alsook investeringen in nieuwe vrachtwagens om de dieren meer ruimte en mogelijk nieuwe voedersystemen te bieden. Deze verordening moet dan ook in adequate overgangsperioden voorzien in verband met de tijd die de exploitanten nodig hebben om zich aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening aan te passen.

    (56)Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van de bescherming van dieren tijdens het vervoer, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen, de complexiteit en het grensoverschrijdende en internationale karakter ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid zoals vastgesteld in hetzelfde artikel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

    (57)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op [DD/MM/JJJJ] een advies uitgebracht,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I
    ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer in verband met een economische activiteit.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.Deze verordening is van toepassing op het vervoer van dieren:

    binnen de Unie;

    vanaf een plaats van vertrek in een derde land naar een plaats van bestemming in de Unie;

    vanaf een plaats van vertrek in de Unie naar een plaats van bestemming in een derde land; en

    vanaf een grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie naar een plaats van uitgang uit de Unie, wanneer dieren over het grondgebied van de Unie worden vervoerd.

    2.Op het vervoer voor de volgende doeleinden is alleen artikel 4 van toepassing:

    a)het vervoer waarbij veehouders hun eigen dieren in hun eigen vervoermiddelen verplaatsen ten behoeve van seizoensgebonden verweiding;

    b)het vervoer waarbij veehouders hun eigen dieren in hun eigen vervoermiddelen verplaatsen voor andere doeleinden dan verweiding, over een afstand van maximaal 50 km vanaf het bedrijf waar zij worden gehouden;

    c)het vervoer van dieren met het oog op deelname aan trainingen, tentoonstellingen, wedstrijden, culturele evenementen, circussen, en paardensport en vrijetijdsbesteding.

    3.Deze verordening is niet van toepassing op de volgende soorten vervoer:

    a)het vervoer van dieren dat niet plaatsvindt in verband met een economische activiteit;

    b)het rechtstreekse vervoer van dieren van of naar dierenartspraktijken en veterinaire klinieken;

    c)het vervoer van beschermde diersoorten krachtens de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) 57 ;

    d)het vervoer van dieren tussen dierentuinen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 1999/22/EG van de Raad 58 ;

    e)het vervoer van siervissen;

    f)rechtstreekse leveringen van waterdieren aan levensmiddelenbedrijven die aan de eindgebruiker leveren.

    4.Artikel 4, lid 2, punt b), artikel 20 en artikel 26, hoofdstukken I en V van bijlage I en punt 4 van bijlage II zijn niet van toepassing op het vervoer van dieren voor de doeleinden van een krachtens Richtlijn 2010/63/EU 59 toegelaten project.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1.“dieren”: levende gewervelde dieren, koppotigen en tienpotigen;

    2.“plaats van vertrek”:

    a)de plaats waar een dier ten minste een week voor het vertrek is ondergebracht en waar het voor het eerst in een vervoermiddel wordt geladen, of

    b)een verzamelcentrum indien het dier afkomstig is van een plaats op maximaal 100 km afstand;

    3.“plaats van bestemming”: een slachthuis of elke andere plaats waar een dier wordt gelost uit een vervoermiddel en gedurende ten minste een week vóór een eventueel volgend vertrek wordt ondergebracht;

    4.“transport”: de verplaatsing van dieren door middel van een of meer vervoermiddelen, te beginnen met het laden van het eerste dier op het eerste vervoermiddel op de plaats van vertrek en eindigend met het lossen van het laatste dier op de plaats van bestemming, en de daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rusttijden en het overladen van het ene vervoermiddel naar het andere;

    5.“vervoermiddel”: een weg- of spoorvoertuig, vaartuig of luchtvaartuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van dieren;

    6.“waterdieren”: vissen, koppotigen en tienpotigen;

    7.“organisator”:

    a)een vervoerder die dieren vervoert of het vervoer van dieren heeft uitbesteed aan ten minste één andere vervoerder voor het hele transport of een deel daarvan, of

    b)een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het transport van dieren aan een vervoerder in opdracht heeft gegeven, of

    c)de persoon die afdeling 1 van het journaal in Traces zoals opgenomen in bijlage III heeft ondertekend;

    8.“lang transport”: een transport van meer dan negen uur;

    9.“bevoegde autoriteit”: bevoegde autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) 2017/625;

    10.“Traces”: het geautomatiseerde systeem voor de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten zoals bedoeld in artikel 133, lid 4), van Verordening (EU) 2017/625;

    11.“vervoerder”: een exploitant wiens economische activiteit bestaat uit het voor eigen rekening of voor rekening van een derde vervoeren van dieren;

    12.“kort transport”: een transport van maximaal negen uur;

    13.“verzorger”: een persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het welzijn van de vervoerde dieren en deze bij het weg- of spoorvervoer begeleidt;

    14.“voertuig”: een vervoermiddel op wielen dat wordt aangedreven of getrokken;

    15.“functionaris voor het dierenwelzijn”: een persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het welzijn van per veeschip vervoerde dieren gedurende het transport op zee;

    16.“veeschip”: een zeeschip dat gebouwd of aangepast is om te worden gebruikt voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen;

    17.“container”: een krat, bak, houder of andere stijve constructie die voor het vervoer van dieren gebruikt wordt en geen vervoermiddel is;

    18.“containerschip”: een schip dat andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen in verplaatsbare containers vervoert;

    19.“landdieren”: gehouden paardachtigen, en runderen, varkens, schapen, geiten, herten, konijnen en als landbouwhuisdier gehouden vogels, met inbegrip van pluimvee;

    20.“roroschip”: een vaartuig met voorzieningen voor het op- en afrijden van weg- of spoorvoertuigen;

    21.“container voor grote dieren”: een container die voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen wordt gebruikt op wegvoertuigen, spoorvoertuigen of containerschepen;

    22.“officiële dierenarts”: een officiële dierenarts zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 32, van Verordening (EU) 2017/625;

    23.“verzamelcentrum”: een overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 geregistreerde inrichting voor verzamelactiviteiten, waar runderen, schapen, geiten, paardachtigen of varkens afkomstig uit meer dan één bedrijf tijdelijk worden samengebracht om een zending te vormen;

    24.“controleposten”: controleposten zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/97;

    25.“transporttijd”: de tijd gedurende welke dieren met vervoermiddelen worden verplaatst, inclusief de tijd voor het laden en lossen van de dieren;

    26.“houder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van de vervoerder, die permanent of tijdelijk voor dieren verantwoordelijk is of ermee omgaat;

    27.“plaats van uitgang”: een plaats van uitgang zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 39, van Verordening (EU) 2017/625;

    28.“grenscontrolepost”: een grenscontrolepost zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 38, van Verordening (EU) 2017/625;

    29.“plaatsbepalingssystemen”: systemen van infrastructuren voor het aanbieden van wereldwijde, continue, nauwkeurige en gegarandeerde tijds- en plaatsbepalingsdiensten die zijn vereist voor de toepassing van deze verordening;

    30.“rusttijd”: een ononderbroken periode tijdens een transport tijdens welke de dieren niet worden verplaatst met behulp van een vervoermiddel;

    31.“biologisch veilig vervoer”: het vervoer van dieren voor de toepassing van Richtlijn 2010/63/EU dat voorziet in een fysieke barrière die de dieren beschermt tegen de overdracht van microbiële contaminanten en hun welzijn waarborgt door te zorgen voor voedsel, water en omgevingsomstandigheden die geschikt zijn voor de soort en het ontwikkelingsstadium van de dieren, met inbegrip van voldoende ruimte om te rusten en zich uit te strekken;

    32.“certificerende instantie”: een juridische entiteit die is geaccrediteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 en werkzaam is overeenkomstig ISO/IEC/17065 voor “Conformiteitsbeoordeling — Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten”;

    33.“niet-afgerichte paardachtigen”: paardachtigen die niet kunnen worden aangebonden of aan een halster kunnen worden geleid zonder dat dit vermijdbare opwinding of pijn of vermijdbaar lijden veroorzaakt.

    Artikel 4

    Algemene bepalingen inzake het vervoer van dieren

    1.Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren onnodig lijden berokkent of waarschijnlijk zal berokkenen.

    2.Elke persoon die dieren vervoert of dieren laat vervoeren, moet ervoor zorgen dat aan de volgende vereisten is voldaan:

    a)vooraf zijn alle nodige maatregelen getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken, zodat de meest voorkomende gevaren voor het dierenwelzijn, waaronder honger, dorst, vermoeidheid, letsel of thermisch ongemak, tot een minimum worden beperkt;

    b)de dieren zijn geschikt voor het gehele transport;

    c)het vervoermiddel is zodanig ontworpen en geconstrueerd, en wordt op zodanige wijze onderhouden en gebruikt, dat letsel en onnodig lijden worden voorkomen en de veiligheid van de dieren is gewaarborgd;

    d)de laad- en losvoorzieningen zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd, en worden op zodanige wijze onderhouden en gebruikt, dat letsel en onnodig lijden worden vermeden en de veiligheid van de dieren is gewaarborgd;

    e)elke natuurlijke persoon die in welk stadium van het vervoer ook verantwoordelijk is voor de dieren, beschikt over de vereiste bekwaamheid voor dit doel en voor de omgang met de vervoerde dieren, en verricht zijn/haar taken zonder gebruik te maken van geweld of methoden die de dieren letsel of onnodig lijden kunnen berokkenen;

    f)het vervoer wordt zonder onnodige vertraging uitgevoerd;

    g)het welzijn van de dieren wordt regelmatig gecontroleerd en op passende wijze in stand gehouden;

    h)het bodemoppervlak en de hoogte van het vervoermiddel en de laad- en losvoorzieningen zijn aangepast aan de soort, grootte en categorie van de betrokken dieren en aan het geplande transport;

    i)tijdens het transport worden op gezette tijden water, voeder en rust aan de dieren aangeboden die in kwaliteit en kwantiteit geschikt zijn voor de diersoort en zijn fysiologische behoeften;

    j)waterdieren worden voorzien van voldoende water van goede kwaliteit.

    HOOFDSTUK II
    VERGUNNINGEN VOOR ORGANISATOREN EN VERVOERDERS

    Artikel 5

    Aanvraag voor een vergunning van organisator voor lange transporten

    1.Organisatoren mogen alleen regelingen treffen voor het vervoer van dieren voor lange transporten als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 6 verleende vergunning.

    2.De organisator dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 1 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor lange transporten. In de aanvraag wordt vermeld of de organisator al dan niet voornemens is het vervoer van dieren naar derde landen te organiseren.

    3.Organisatoren mogen een vergunning slechts bij één bevoegde autoriteit in één lidstaat aanvragen.

    4.De in lid 2 bedoelde aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)de organisator is gevestigd, of, als het een organisator uit een derde land betreft, vertegenwoordigd in de lidstaat van de respectieve bevoegde autoriteit;

    b)de organisator is in staat om te voldoen aan de voorschriften van artikel 14.

    Artikel 6

    Verlening, verlenging, schorsing en intrekking van vergunningen van organisatoren

    1.De bevoegde autoriteit verleent de in artikel 5 bedoelde vergunning in Traces met behulp van het formulier in afdeling 1 van bijlage V, mits aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, is voldaan.

    2.In de in lid 1 bedoelde vergunning worden de diersoorten en -categorieën en het/de betrokken vervoerstype(n) vermeld, en wordt aangegeven of zij betrekking heeft op het vervoer van dieren naar derde landen.

    De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

    3.Een maand voor het verstrijken van de vergunning kan de organisator een aanvraag tot verlenging in Traces indienen. Een verlengingsaanvraag omvat bewijs waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, is voldaan, het in artikel 33 bedoelde certificaat indien van toepassing, en een gedocumenteerde analyse van de monitoring van de indicatoren gedurende de geldigheidsduur van de vorige vergunning en, in voorkomend geval, gedocumenteerd bewijs van de genomen maatregelen indien de waarden van de indicatoren de in artikel 26, lid 3, bedoelde drempelwaarden overschrijden. De bevoegde autoriteit verleent of verwerpt de verlengingsaanvraag en registreert de verlenging of afwijzing in Traces en, in geval van afwijzing, de redenen daarvoor.

    4.Indien de organisator niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, of artikel 33, lid 6, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van de vergunning overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing onverwijld in Traces. In voorkomend geval schorst de bevoegde autoriteit het deel van de vergunning dat betrekking heeft op het vervoer naar een derde land.

    De bevoegde autoriteit verstrekt de organisator een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen aan te pakken.

    De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de organisator aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van de vergunning is gebaseerd, heeft verholpen.

    Voor vervoer binnen de Unie trekt de bevoegde autoriteit, indien de organisator de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, de vergunning in.

    Voor vervoer naar een derde land trekt de bevoegde autoriteit, indien de organisator de tekortkomingen niet binnen drie maanden na de schorsing heeft verholpen, de vergunning in.

    Artikel 7

    Aanvraag voor een vergunning van vervoerder voor korte transporten

    1.Vervoerders mogen alleen dieren vervoeren voor korte transporten indien zij beschikken over:

    a)een vergunning voor korte transporten die overeenkomstig artikel 9, lid 1, voor de betrokken soorten en categorieën is verleend, of

    b)een vergunning voor lange transporten die overeenkomstig artikel 9, lid 1, voor de betrokken soorten en categorieën is verleend.

    2.De vervoerder dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 2 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor korte transporten. De aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)de vervoerder is gevestigd, of, als het een vervoerder uit een derde land betreft, vertegenwoordigd in de lidstaat van de respectieve bevoegde autoriteit;

    b)de vervoerder beschikt over voldoende en passend personeel en uitrusting en over schriftelijke instructies voor het personeel met betrekking tot het drenken, voederen en verzorgen van dieren en over operationele procedures om zijn personeel in staat te stellen aan deze verordening te voldoen;

    c)de bestuurders en verzorgers die in dienst zijn van of diensten verlenen aan de vervoerder hebben de desbetreffende opleidingen gevolgd en beschikken over getuigschriften van vakbekwaamheid zoals bedoeld in artikel 38;

    d)noch de vervoerder, noch zijn vertegenwoordiger in de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag een ernstige inbreuk zoals bedoeld in artikel 44 gepleegd.

    Voor de toepassing van punt d) tonen de vervoerder of zijn vertegenwoordigers, indien zij in die periode een ernstige inbreuk hebben gepleegd, ten genoegen van de bevoegde autoriteit aan dat zij alle nodige maatregelen hebben genomen om verdere inbreuken te voorkomen.

    Artikel 8

    Aanvraag voor een vergunning van vervoerder voor lange transporten

    1.Vervoerders mogen dieren alleen voor lange transporten vervoeren als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 9, lid 1, verleende vergunning. Dergelijke vergunningen zijn ook geldig voor korte transporten.

    2.De vervoerder dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 3 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor lange transporten. Vervoerders mogen een vergunning slechts bij één bevoegde autoriteit in één lidstaat aanvragen.

    3.De in lid 2 bedoelde aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)de vervoerder voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2, en

    b)de vervoerder beschikt over de volgende documenten:

    i.geldige certificaten van goedkeuring zoals bedoeld in artikel 12 of 13, voor de vervoermiddelen die tijdens het lange transport door de vervoerder zullen worden gebruikt;

    ii.een document met nadere informatie over de procedures aan de hand waarvan de vervoerder de verplaatsingen van de onder zijn verantwoordelijkheid vallende voertuigen en schepen kan volgen en registreren en de procedures met behulp waarvan tijdens lange transporten op elk moment contact met de betrokken bestuurders kan worden opgenomen;

    iii.een noodplan voor noodsituaties tijdens het voorgenomen vervoer.

    4.Om de eenvormige presentatie van de noodplannen voor noodsituaties tijdens lange transporten zoals bedoeld in punt b, iii), te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om minimumeisen vast te leggen voor de inhoud van het noodplan voor de verschillende soorten transporten en om standaardformulieren voor de indiening van die noodplannen vast te stellen en zo nodig te actualiseren.

    Artikel 9

    Verlening, verlenging, schorsing en intrekking van vergunningen van vervoerders

    1.De bevoegde autoriteit verleent een vervoerder een vergunning voor korte of lange transporten zoals vereist uit hoofde van artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1, in Traces met behulp van de formulieren in respectievelijk de afdelingen 2 en 3 van bijlage V, mits aan de voorwaarden van respectievelijk artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2, is voldaan.

    2.In de in lid 1 bedoelde vergunning worden de diersoorten en -categorieën en het/de betrokken vervoerstype(n) vermeld, en wordt aangegeven of zij betrekking heeft op lange of korte transporten.

    De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

    3.Een maand voor het verstrijken van de vergunning voor korte of lange transporten kan de vervoerder een aanvraag tot verlenging van de vergunning in Traces indienen. Een verlengingsaanvraag bevat de krachtens artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, vereiste documenten en de gedocumenteerde analyse van de monitoring van de indicatoren gedurende de geldigheidsduur van de vorige vergunning en, in voorkomend geval, gedocumenteerd bewijs van de genomen maatregelen indien de waarden van de indicatoren de in artikel 26, lid 3, bedoelde drempelwaarden overschrijden.

    4.De bevoegde autoriteit verleent of verwerpt de verlengingsaanvraag en registreert de verlenging of afwijzing in Traces en, in geval van afwijzing, de redenen daarvoor.

    5.De vervoerders stellen de betrokken bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen met betrekking tot de in artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, bedoelde documenten, en wel uiterlijk binnen vijf werkdagen na de datum waarop die wijziging zich heeft voorgedaan.

    6.Indien de vervoerder niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van de vergunning overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing onverwijld in Traces.

    De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen aan te pakken.

    De bevoegde autoriteit heft de schorsing op wanneer de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van de vergunning is gebaseerd, heeft verholpen.

    Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit de vergunning in.

    Artikel 10

    Opleiding van de bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn

    De vervoerder zorgt ervoor dat de bestuurders, de verzorgers en de in artikel 21 bedoelde functionarissen voor het dierenwelzijn een van de in artikel 37, lid 1, punt b), bedoelde erkende opleidingen inzake dierenwelzijn volgen. Deze opleiding moet relevant zijn voor hun taken, de soorten en categorieën dieren waarmee zij omgaan en de gebruikte vervoermiddelen.

    HOOFDSTUK III
    VERVOERMIDDELEN

    Artikel 11

    Algemene voorschriften voor vervoermiddelen

    1.Het weg- of spoorvervoer van dieren tijdens lange transporten is verboden, tenzij het vervoermiddel overeenkomstig artikel 12 is geïnspecteerd en goedgekeurd.

    2.Het vervoer van dieren per veeschip over meer dan 10 zeemijl vanuit een haven in de Unie is verboden, tenzij het veeschip overeenkomstig artikel 13 is geïnspecteerd en goedgekeurd.

    3.De leden 1 en 2 zijn van toepassing op containers die worden gebruikt voor het vervoer over de weg, per spoor of per containerschip van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen.

    4.    Dieren mogen alleen worden vervoerd met vliegtuigen van luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van de Internationale Luchtvaartorganisatie.

    5.    Dieren mogen alleen per roroschip worden vervoerd indien aan de voorschriften van hoofdstuk II, punt 3, van bijlage I is voldaan.

    Artikel 12

    Certificaat van goedkeuring van weg- of spoorvoertuigen en van containers voor grote dieren

    1.De vervoerder dient in Traces een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring van een weg- of spoorvoertuig voor het vervoer van dieren voor lange transporten of van containers voor grote dieren in bij de bevoegde autoriteit, met gebruikmaking van het formulier in afdeling 5 van bijlage V.

    2. De bevoegde autoriteit verleent de vervoerder een certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel in Traces met gebruikmaking van het formulier in afdeling 5 van bijlage V, op voorwaarde dat:

    a)voor het vervoermiddel geen aanvraag is ingediend bij, noch een certificaat van goedkeuring is verleend door, noch is besloten tot afwijzing van een aanvraag door een andere bevoegde autoriteit in dezelfde of een andere lidstaat;

    b)het vervoermiddel na inspectie door de bevoegde autoriteit blijkt te beantwoorden aan de eisen van de hoofdstukken II en VI van bijlage I ten aanzien van het ontwerp, de bouw en de staat van onderhoud van wegvervoermiddelen voor lange transporten.

    3.De bevoegde autoriteit registreert elke afwijzing van een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring in Traces, alsook de redenen voor haar besluit.

    De geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

    4.Een maand voor de vervaldatum van het in lid 2 bedoelde certificaat van goedkeuring kan de vervoerder in Traces een aanvraag tot verlenging indienen overeenkomstig de voorschriften van de leden 1 en 2.

    5.De vervoerder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen, aanpassingen of beschadigingen van het vervoermiddel die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de vervoerde dieren, en wel binnen vijf dagen nadat deze zich hebben voorgedaan.

    6.Indien een vervoermiddel niet langer aan de voorwaarden van lid 2 voldoet, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van het certificaat overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing in Traces.

    De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

    De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van zijn certificaat is gebaseerd, heeft verholpen.

    Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit het certificaat in.

    Artikel 13

    Certificaat van goedkeuring van veeschepen

    1.De vervoerder dient in Traces een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring van een veeschip voor het vervoer van dieren in bij de bevoegde autoriteit, met gebruikmaking van het formulier in afdeling 6 van bijlage V. De aanvraag bevat de volgende documenten:

    a)een document met de gegevens van de aanvrager en het veeschip, met inbegrip van de ombouwdatum, indien van toepassing, en een plattegrond van het schip met de indeling van de hokken, de verlichting en de waterafvoer-, brandblus- en ventilatiesystemen;

    b)een document waarin wordt beschreven hoe de in punt a) genoemde systemen werken en hoe de energiebronnen voldoende energie kunnen leveren om die systemen te ondersteunen.

    2.De bevoegde autoriteit verleent een certificaat van goedkeuring van het veeschip in Traces met gebruikmaking van het formulier in afdeling 6 van bijlage V, op voorwaarde dat:

    a)het schip zijn eerste transport zal uitvoeren vanuit de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend;

    b)voor het schip geen aanvraag is ingediend bij, noch een certificaat van goedkeuring is verleend door, noch is besloten tot afwijzing van een aanvraag door een andere bevoegde autoriteit in dezelfde of een andere lidstaat;

    c)het schip na inspectie door de bevoegde autoriteit blijkt te beantwoorden aan de eisen van de hoofdstukken II en IV van bijlage I ten aanzien van de bouw en uitrusting van veeschepen;

    d)het schip vaart onder de vlag van een vlaggenstaat die op basis van zijn prestaties is ingedeeld in de witte of grijze lijst overeenkomstig het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat.

    De goedkeuring van het veeschip wordt geschorst, tenzij een officiële dierenarts tijdens de gehele eerste reis van het schip officiële controles aan boord van het veeschip heeft uitgevoerd na de goedkeuring en vóór de verlenging van die goedkeuring, en uit die controles is gebleken dat de bouw en de uitrusting van het veeschip niet schadelijk zijn voor het welzijn van de dieren aan boord, of dat er doeltreffende corrigerende maatregelen zijn genomen.

    3.De bevoegde autoriteit registreert elke afwijzing van een aanvraag voor goedkeuring in Traces, alsook de redenen voor haar besluit.

    De geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

    4.Een maand voor de vervaldatum van het in lid 2 bedoelde certificaat van goedkeuring van het veeschip kan de vervoerder in Traces een aanvraag tot verlenging van het certificaat indienen overeenkomstig de voorschriften van de leden 1 en 2.

    5.De vervoerder stelt de betrokken bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen, aanpassingen of beschadigingen van het schip die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de vervoerde dieren, en wel binnen vijf dagen nadat deze zich hebben voorgedaan, of indien niet langer aan het voorschrift van lid 2, punt d), wordt voldaan.

    6.Indien het schip niet langer aan de voorwaarden van lid 2 voldoet, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van het certificaat overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing in Traces.

    De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

    De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van zijn certificaat is gebaseerd, heeft verholpen.

    Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit het certificaat in.

    7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:

    a)het opzetten van een elektronische databank voor de registratie van inspecties op veeschepen voor de toepassing van dit artikel en van de officiële controles die worden uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) 2017/625;

    b)de samenstelling van de teams van inspecteurs om de in lid 1 bedoelde inspecties uit te voeren;

    c)gedetailleerde voorschriften betreffende de aanwezigheid van een officiële dierenarts aan boord met het oog op de goedkeuring van een veeschip.

    HOOFDSTUK IV
    VERPLICHTINGEN VÓÓR HET VERTREK

    Artikel 14

    Verplichtingen voor organisatoren

    1.De organisatoren moeten ervoor zorgen dat het gehele transport van de plaats van vertrek naar de plaats van bestemming in de Unie of in een derde land aan deze verordening voldoet.

    2.De organisatoren zijn verantwoordelijk voor de planning van het transport van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming. De organisator moet voldoen aan de bepalingen met betrekking tot het journaal zoals bedoeld in artikel 15 en ondertekent afdeling 1 van het journaal in Traces overeenkomstig de punten 1 en 2 van bijlage III. 

    3.De organisatoren zorgen er bij elk transport voor dat:

    a)de te vervoeren dieren ten minste een week voor het vertrek op de plaats van vertrek worden ondergebracht;

    b)de verschillende trajecten van het transport worden gecoördineerd, met name wanneer deze door verschillende exploitanten worden uitgevoerd, zodat het welzijn van de dieren niet in het gedrang komt door onvoldoende coördinatie tussen de verschillende delen van het transport of verschillende exploitanten;

    c)bij de organisatie van het transport rekening wordt gehouden met de verwachte temperatuur wanneer dat relevant is voor de betrokken soorten en categorieën dieren, overeenkomstig artikel 31 en hoofdstuk V van bijlage I;

    d)een persoon wordt aangewezen om op elk gewenst moment informatie over de planning, uitvoering en voltooiing van het transport te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek, in verzamelcentra, op controleposten en in inrichtingen van bestemming.

    Artikel 15

    Journaal voor alle lange transporten en korte transporten naar derde landen

    1.Voor lange transporten en korte transporten naar derde landen vullen de organisatoren vóór het transport in Traces afdeling 1 van het journaal in, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.

    2.Wanneer het journaal betrekking heeft op een lang transport of een kort transport naar een derde land, legt de organisator het journaal ten minste twee dagen en ten vroegste vijf dagen voor de geplande vertrekdatum in Traces ter goedkeuring voor aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek. Het transport kan niet beginnen voordat de bevoegde autoriteit het journaal overeenkomstig lid 4 heeft goedgekeurd.

    3.Het journaal moet een bevestiging van een boeking bij een controlepost bevatten wanneer de transporttijd volgens de planning van het transport waarschijnlijk meer dan 21 uur zal bedragen.

    4.De bevoegde autoriteit keurt het journaal in Traces goed, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)het journaal is realistisch en geeft blijk van naleving van deze verordening;

    b)de in het journaal vermelde vervoerders zijn in het bezit van de vereiste vergunningen voor vervoerders, geldige certificaten van goedkeuring voor vervoermiddelen en geldige getuigschriften van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.

    5.Indien niet aan de voorwaarden van lid 4 is voldaan, verlangt de bevoegde autoriteit van de organisator dat hij de organisatie van het voorgenomen transport zodanig wijzigt dat het voldoet aan deze verordening.

    6.De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat journalen voor lange transporten en korte transporten naar derde landen gedurende maximaal zes jaar in Traces worden bewaard voor latere officiële controles overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/625.

    Artikel 16

    Journaal voor korte transporten binnen de Unie

    1.Voor korte transporten binnen de Unie vullen de organisatoren in Traces het journaal in zoals vermeld in punt 2 van bijlage III.

    2.Journalen voor korte transporten binnen de Unie worden gedurende zes jaar in Traces bewaard voor latere officiële controles overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/625.

    Artikel 17

    Verplichtingen voor houders vóór het transport

    1.De houders op de plaats van vertrek zien erop toe dat de dieren die in het vervoermiddel moeten worden geladen, geschikt zijn voor vervoer.

    Voor drachtige dieren vermeldt de houder op de plaats van vertrek in het journaal de datum van inseminatie of de vermoedelijke datum van natuurlijke dekking.

    2. Het laden van de dieren op vervoermiddelen gebeurt onder toezicht van een dierenarts.

    HOOFDSTUK V
    VERPLICHTINGEN TIJDENS HET VERVOER EN OP DE PLAATS VAN BESTEMMING

    Artikel 18

    Algemene verplichtingen voor vervoerders

    1.De vervoerder vervoert dieren overeenkomstig deze verordening, met name de relevante voorschriften voor de vervoerde soorten in bijlage I voor landdieren en in bijlage II voor waterdieren, tot de aankomst op de plaats van bestemming in de Unie of in een derde land.

    2.De vervoerder is verantwoordelijk voor de geschiktheid voor vervoer van de dieren vanaf het laden van de dieren op de plaats van vertrek tot het lossen van de dieren op de plaats van bestemming.

    3.Bij vervoer over de weg of per spoor laat de vervoerder alleen bestuurders en verzorgers met dieren omgaan die in het bezit zijn van het in artikel 38 bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid.

    4.Bij vervoer over de weg of per spoor zorgt de vervoerder ervoor dat alle zendingen dieren vergezeld worden door een verzorger, behalve in de volgende gevallen:

    a)de dieren worden vervoerd in afgesloten containers die voldoende worden geventileerd en die, zo nodig, voorzien zijn van voeder- en drinkautomaten die niet kunnen worden omgestoten en die voldoende voeder en water bevatten voor een transport dat dubbel zo lang duurt als het verwachte transport;

    b)de bestuurder treedt tevens op als verzorger.

    5.Bij vervoer over de weg of per spoor waarbij een traject van het transport met een roroschip plaatsvindt, zien de vervoerder en de persoon die verantwoordelijk is voor het op het schip laden van de voertuigen erop toe dat het schip voldoet aan de voorschriften van hoofdstuk II, punt 3, van bijlage I.

    Artikel 19

    Verplichtingen voor organisatoren, vervoerders, bestuurders en verzorgers tijdens het vervoer over de weg of per spoor

    1.De bestuurder of verzorger controleert de dieren ten minste om de 4,5 uur om hun welzijn en geschiktheid voor vervoer te beoordelen.

    2.De bestuurder en de verzorger stellen de vervoerder en de organisator overeenkomstig de procedures van het in artikel 8 bedoelde noodplan onmiddellijk in kennis van ieder ernstig voorval dat negatieve gevolgen kan hebben voor het welzijn van de dieren. De organisator geeft de informatie door aan de bevoegde autoriteit.

    3.De vervoerder is verantwoordelijk voor elk dier dat tijdens het transport ongeschikt wordt voor vervoer omdat de verzorger of bestuurder zijn of haar taken niet naar behoren uitvoert.

    4.Bij overladingen van het ene vervoermiddel in het andere ziet de bestuurder of verzorger erop toe dat de technische voorschriften van de hoofdstukken I en III van bijlage I met betrekking tot de vervoerde dieren worden nageleefd.

    Artikel 20

    Verplichtingen voor houders in verzamelcentra, op controleposten en op plaatsen van bestemming

    1.De houders van dieren die in verzamelcentra, op controleposten en op plaatsen van bestemming worden gehouden, zien erop toe dat de technische voorschriften van hoofdstuk I, punten 1 tot en met 3, van bijlage I, en in voorkomend geval van punt 4 van bijlage II, worden nageleefd.

    2.De houders in verzamelcentra of op controleposten registreren de toestand waarin de dieren zijn aangekomen en vullen in Traces afdeling 3 van het journaal in en ondertekenen dit, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.

    Artikel 21

    Functionaris voor het dierenwelzijn op veeschepen

    1.Voor een transport per veeschip wijst de vervoerder een functionaris voor het dierenwelzijn aan die is opgeleid en in het bezit is van een getuigschrift van vakbekwaamheid overeenkomstig artikel 38.

    2.De functionaris voor het dierenwelzijn rapporteert aan en werkt onder het rechtstreekse gezag van de vervoerder en rapporteert rechtstreeks aan hem en aan de organisator over zaken die verband houden met het welzijn van dieren.

    3.De functionaris voor het dierenwelzijn:

    a)verzorgt de dieren en controleert de dieren ten minste tweemaal per dag om hun welzijn en geschiktheid voor vervoer te beoordelen, en neemt passende maatregelen om hun welzijn in stand te houden;

    b)stelt de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek en de organisator overeenkomstig de procedures van het in artikel 8, lid 3, punt b), iii), bedoelde noodplan in kennis van ieder ernstig voorval dat negatieve gevolgen kan hebben voor het welzijn van de dieren;

    c)zorgt ervoor dat Verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt nageleefd wanneer dieren tijdens het transport op zee worden gedood om een einde te maken aan hun lijden.

    4.De organisator stelt de kapitein van het veeschip in kennis van de in lid 3 bedoelde verantwoordelijkheden van de functionaris voor het dierenwelzijn.

    Artikel 22

    Verzamelcentra

    1.De exploitanten van verzamelcentra verzorgen voor hun personeel opleidingen over de in punt 1 van de hoofdstukken I en III van bijlage I vastgestelde technische voorschriften.

    2.De exploitanten van verzamelcentra:

    a)mogen alleen personeel dat een opleiding met betrekking tot de desbetreffende technische voorschriften van bijlage I heeft afgerond, met de dieren laten omgaan;

    b)moeten personeelsleden en andere personen die toegang tot het verzamelcentrum hebben, regelmatig informeren over de krachtens deze verordening op hen rustende verplichtingen en over de straffen die op inbreuken op deze verordening staan;

    c)moeten de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waaraan eventuele inbreuken op deze verordening moeten worden gemeld, permanent ter beschikking houden van personeelsleden en andere personen die toegang tot het verzamelcentrum hebben;

    d)moeten in geval van een inbreuk op deze verordening door een persoon die in het verzamelcentrum aanwezig is, de nodige maatregelen nemen om een einde te maken aan de inbreuk en herhaling ervan te voorkomen, onverminderd eventuele maatregelen van de bevoegde autoriteit;

    e)moeten de nodige interne voorschriften vaststellen, controleren en handhaven om de naleving van de punten a) tot en met d) te garanderen.

    3.Een verzamelcentrum wordt niet als plaats van bestemming vermeld in het journaal zoals bedoeld in de artikelen 15 en 16.

    Artikel 23

    Oponthoud tijdens het vervoer

    1.De organisatoren en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit nemen de nodige maatregelen om oponthoud tijdens het vervoer te voorkomen of tot een minimum te beperken.

    2.De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat er op plaatsen van vertrek, in verzamelcentra, op controleposten, in inrichtingen van bestemming, op plaatsen van uitgang en op grenscontroleposten speciale regelingen worden getroffen om voorrang te geven aan dierentransporten, onder meer door te voorzien in snelle doorgangen zodat de dieren indien nodig zonder onnodig oponthoud worden geïnspecteerd.

    Artikel 24

    Plaatsbepalingssystemen voor vervoermiddelen

    1.Wegvervoermiddelen moeten zijn uitgerust met een plaatsbepalingssysteem dat communiceert met het in lid 3 bedoelde informatiesysteem op basis van de in lid 8 bedoelde technische voorschriften.

    2.Het in lid 1 bedoelde plaatsbepalingssysteem registreert de plaats van wegvoertuigen met korte tussenpozen en is operationeel tijdens het transport van de plaats van vertrek tot de aankomst op de plaats van bestemming.

    3.De gegevens van de plaatsbepalingssystemen van het vervoermiddel worden bewaard in een informatiesysteem dat voor Traces toegankelijk is en door de Commissie overeenkomstig lid 7 wordt opgezet.

    4. Bij het invullen van afdeling 1 van het journaal overeenkomstig punt 1 van bijlage III leggen de organisatoren de locaties van de volgende punten van het transport vast:

    a) plaats van vertrek;

    b) controleposten;

    c) plaats van uitgang uit de Unie en grensovergangen tussen lidstaten; en

    d) plaats van bestemming.

    5.Na het transport verzamelt Traces gegevens uit het in lid 3 bedoelde informatiesysteem over de aankomsttijd van het vervoermiddel op de in lid 4 bedoelde locaties. Deze informatie wordt in Traces opgeslagen met het oog op officiële controles, met inbegrip van de analyse van voltooide transporten.

    6.De Commissie mag de in lid 5 bedoelde informatie gebruiken om de in artikel 114 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde jaarverslagen op te stellen, na anonimisering van de persoonsgegevens, en om audits in de lidstaten te organiseren.

    7.Uiterlijk op [3 years from the date of entry into force of this Regulation] ontwikkelt de Commissie het in lid 3 bedoelde informatiesysteem.

    8.Uiterlijk op [3 years from the date of entry into force of this Regulation] stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de nodige technische protocollen vast om het mogelijk te maken dat de in lid 1 bedoelde plaatsbepalingssystemen de plaats van het voertuig met een bepaalde nauwkeurigheid van zijn geografische locatie doorgeven aan het in lid 3 bedoelde informatiesysteem met het oog op het gebruik van het informatiesysteem, alsook de protocollen voor het opvragen van de vereiste informatie uit het informatiesysteem via Traces.

    Artikel 25

    Verplichtingen op de plaats van bestemming

    1.De bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming registreren in Traces de datum en het tijdstip van aankomst van de dieren en hun toestand door afdeling 3 van het journaal in te vullen en te ondertekenen, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.

    In geval van een verschil van mening tussen de bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming over de toestand waarin de dieren op de plaats van bestemming zijn aangekomen, of wanneer uit het journaal blijkt dat de dieren bij aankomst in een slechte toestand verkeerden, registreren de houder en de bestuurder of de verzorger de geconstateerde onregelmatigheden in afdeling 5 van het journaal, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.

    2.In afwijking van lid 1 registreert de bestuurder of de verzorger die dieren vervoert ten behoeve van een krachtens Richtlijn 2010/63/EU toegelaten project alleen de datum en het tijdstip van aankomst in Traces.

    3.Het lossen gebeurt onder toezicht van een dierenarts.

    Artikel 26

    Monitoring van indicatoren

    1.Voor de toepassing van artikel 25, lid 1, beoordelen de bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming de toestand van landdieren bij aankomst aan de hand van de volgende indicatoren:

    a)het totaal aantal dieren;

    b)het aantal dode dieren bij aankomst in elke zending;

    c)het aantal tijdens het vervoer gewond geraakte dieren in elke zending;

    d)andere gezondheids- en fysieke problemen dan letsels, waaronder, in voorkomend geval, hitte- of koudestress, langdurige dorst en honger in een zending, die bij de dieren worden waargenomen.

    2.De houder registreert de bevindingen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde indicatoren in afdeling 3 van het journaal in Traces.

    3.De organisator en de vervoerder monitoren de in lid 1 bedoelde indicatoren en analyseren de verzamelde informatie na de voltooiing van het transport. Wanneer uit de resultaten van de analyse blijkt dat niet aan de eisen van artikel 4 is voldaan of wanneer de waarden van de indicatoren de door de Commissie overeenkomstig lid 5 vastgestelde drempelwaarden overschrijden, nemen zij corrigerende maatregelen.

    4.De Commissie stelt overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de gezondheids- en fysieke problemen die overeenkomstig lid 1, punt d), moeten worden gemonitord, en van de methoden die moeten worden gebruikt bij de kwantificering van de in lid 1 bedoelde indicatoren.

    5.De Commissie kan, op basis van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vaststellen ter bepaling van de drempelwaarden voor corrigerende maatregelen.

    HOOFDSTUK VI
    VOORWAARDEN VOOR HET VERVOER VAN LANDDIEREN

    Artikel 27

    Transporttijden, rusttijden en tussenpozen voor het voederen en drenken tijdens het vervoer van volwassen landdieren over de weg en per spoor voor lange transporten

    1.Onverminderd strengere voorschriften inzake transporttijden in dit hoofdstuk en in hoofdstuk V van bijlage I, moeten lange transporten voor het vervoer over de weg of per spoor van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen, voor andere doeleinden dan de slacht, voldoen aan de volgende voorwaarden:

    a)het transport bestaat uit maximaal twee delen, die elk niet langer dan 21 uur duren, waarna de dieren de plaats van bestemming moeten bereiken;

    b)na de eerste 21 uur vanaf het begin van het transport en indien de dieren nog niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen, worden zij voor een rusttijd van ten minste 24 uur op een controlepost gelost voordat het vervoer mag worden voortgezet;

    c)beide in punt a) bedoelde delen van het transport omvatten rusttijden van ten minste 1 uur na maximaal 10 uur; tijdens de rusttijd moeten de dieren op het stilstaande vervoermiddel blijven.

    2.Voor lange transporten zijn de voorschriften van hoofdstuk VI van bijlage I van toepassing.

    3.Voor het vervoer over de weg van als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen voor andere doeleinden dan de slacht gelden de specifieke voorschriften van hoofdstuk V, punt 2, van bijlage I.

    4.Landdieren, met uitzondering van als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen, moeten met regelmatige tussenpozen worden gedrenkt en gevoederd, zoals bepaald in hoofdstuk V van bijlage I.

    5.Voor vervoer per spoor is lid 1, punt c), niet van toepassing.

    6.De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op dieren die in biologisch veilig vervoer worden vervoerd ten behoeve van een toegelaten project of de fok krachtens Richtlijn 2010/63/EU.

    Artikel 28

    Transport- en rusttijden voor het vervoer van landdieren naar de slacht over de weg of per spoor

    1.Het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen naar de slacht mag alleen plaatsvinden in korte transporten.

    2.Wanneer het binnen de Unie niet mogelijk is om vanaf een specifieke plaats van vertrek met een kort transport een slachthuis te bereiken dat geschikt is voor de slacht van de in lid 1 bedoelde soorten en categorieën dieren, kunnen de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek een vergunning verlenen voor een lang transport naar het dichtstbijzijnde slachthuis dat geschikt is voor de vervoerde soort.

    3.Voor het vervoer van konijnen en pluimvee naar de slacht gelden de specifieke voorschriften voor deze soorten die zijn vastgesteld in hoofdstuk V, punt 2, van bijlage I.

    Artikel 29

    Transporttijden, rusttijden, voederen en drenken van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens

    1.De transporttijd voor het vervoer over de weg van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens mag niet meer dan 8 uur bedragen.

    2.In afwijking van lid 1 en mits het vervoermiddel is uitgerust met een overeenkomstig lid 5 goedgekeurd voedersysteem, mogen niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens gedurende ten hoogste 9 uur worden vervoerd, waarna een rusttijd van ten minste een uur moet plaatsvinden zonder dat de dieren worden gelost, voordat het transport wordt hervat voor ten hoogste nog eens 9 uur.

    3.Wanneer een deel van een transport voor het vervoer van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens over zee plaatsvindt, wordt dat deel van het transport niet meegeteld bij de berekening van de transporttijd.

    4.Niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens worden ad libitum gedrenkt en worden met tussenpozen van 9 uur, gerekend vanaf het begin van het transport en ongeacht het vervoermiddel waarin zij worden vervoerd, gevoederd met soortspecifieke melk of een passende melkvervanger.

    5.Een fabrikant van een in lid 2 bedoeld voedersysteem die gevestigd is in de Unie of die, indien gevestigd in een derde land, vertegenwoordigd is in de Unie, kan bij de Commissie een aanvraag tot goedkeuring van het voedersysteem indienen.

    6.De Commissie keurt door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 het in lid 2 bedoelde voedersysteem goed, mits er wetenschappelijk en technisch bewijs is dat met het voedersysteem alle niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens aan boord tijdens het transport kunnen worden gevoederd met melk of melkvervangers op lichaamstemperatuur en met een passende mate van hygiëne.

    Artikel 30

    Transporten over de weg van en naar veeschepen en roroschepen voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen

    1.De transporttijden voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen waarbij een deel van het transport over zee plaatsvindt en zendingen vanuit verschillende plaatsen van oorsprong worden vervoerd, worden berekend vanaf het laden van de dieren op de plaats van vertrek die in rijtijd het verst van de haven van lading verwijderd is. De berekening van de transporttijd wordt tijdelijk onderbroken vanaf het moment waarop het laatste dier op het vaartuig wordt geladen tot het moment waarop het eerste dier in de haven van aankomst wordt gelost.

    2.Voor de voedertijden aan boord gelden de specifieke voorschriften van hoofdstuk V, punt 1, van bijlage I.

    Artikel 31

    Transporttijden en voorwaarden voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen over de weg en per spoor bij extreme temperaturen

    1.De organisator houdt, bij het indienen van het journaal in Traces, evenals de bevoegde autoriteit bij de goedkeuring van het journaal, rekening met de verwachte temperatuur op de plaats van vertrek, de plaats van bestemming en, in voorkomend geval, de plaats van de controlepost op het tijdstip waarop de dieren naar verwachting op die plaatsen zullen zijn. Voor zendingen die naar derde landen worden vervoerd, houdt de organisator ook rekening met de verwachte temperatuur op de plaats van uitgang of de grenscontrolepost van het derde land.

    2.Voor het wegvervoer van landdieren, met uitzondering van honden en katten, geldt:

    a)wanneer temperaturen van minder dan 0 °C worden verwacht, moeten wegvoertuigen worden afgedekt en moet de luchtcirculatie in het dierencompartiment worden gecontroleerd om de dieren tijdens het transport te beschermen tegen blootstelling aan windverkilling;

    b)wanneer temperaturen van minder dan -5 °C worden verwacht, mag de transporttijd, onverminderd de maatregelen in punt a), niet meer dan 9 uur bedragen;

    c)wanneer temperaturen tussen 25 en 30 °C worden verwacht, mag de transporttijd in de periode tussen 10.00 en 21.00 uur niet meer dan 9 uur bedragen;

    d)wanneer temperaturen van meer dan 30 °C worden verwacht, zijn alleen transporten toegestaan die volledig tussen 21.00 en 10.00 uur plaatsvinden;

    e)wanneer tussen 21.00 en 10.00 uur temperaturen van meer dan 30 °C worden verwacht, wordt de beschikbare ruimte voor de dieren met 20 % vergroot.

    3.Honden en katten worden vervoerd in een compartiment met een omgevingstemperatuur tussen 20 en 25 °C en een luchtvochtigheid tussen 30 en 70 %.

    4.De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op dieren die in biologisch veilig vervoer worden vervoerd ten behoeve van een toegelaten project of de fok krachtens Richtlijn 2010/63/EU.

    5.Voor de toepassing van lid 1 nemen de lidstaten uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening de link naar hun aangewezen instantie voor temperatuurverwachtingen in Traces op om de temperatuurverwachting met alle bevoegde autoriteiten en exploitanten te delen.

    Voor het vervoer van dieren naar een derde land worden de verwachte temperaturen op locaties in derde landen bepaald aan de hand van de aangewezen instantie voor temperatuurverwachtingen van de plaats van vertrek.

    HOOFDSTUK VII
    VERVOER VAN EN NAAR DERDE LANDEN

    Artikel 32

    Verplichtingen met betrekking tot het vervoer van dieren naar derde landen

    1.Organisatoren mogen alleen regelingen treffen voor het vervoer van dieren naar derde landen als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 5 verleende vergunning.

    2.De organisatoren vullen overeenkomstig artikel 15 voor zowel korte als lange transporten afdeling 1 van het journaal in zoals vermeld in punt 1 van bijlage III, en zorgen ervoor dat vervoerders en houders op de plaats van bestemming de afdelingen van het journaal invullen die hen betreffen.

    3.Voor transporten die vervoer per veeschip omvatten, verzekert de organisator zich ervan dat de bevoegde autoriteit van het derde land van bestemming de in bijlage IV opgenomen verklaring heeft ingevuld, ondertekend en afgestempeld en aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek heeft toegezonden. De bevoegde autoriteit keurt het journaal niet goed indien deze verklaring niet is verstrekt.

    4.Zendingen dieren mogen het douanegebied van de Unie alleen verlaten via aangewezen plaatsen van uitgang zoals bedoeld in artikel 39.

    Artikel 33

    Certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen

    1.De organisator zorgt ervoor dat een certificerende instantie het eerste door de organisator georganiseerde transport naar een plaats van bestemming in een derde land beoordeelt.

    2.De certificerende instantie beoordeelt of tijdens het in lid 1 bedoelde eerste transport aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)de voertuigen en vaartuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van bijlage I;

    b)de in deze verordening vastgestelde maximale transporttijden, bijzondere voorwaarden voor vervoer bij extreme temperaturen en rusttijden worden in acht genomen zoals aangegeven in het journaal;

    c)de beschikbare ruimte is in overeenstemming met hoofdstuk VII van bijlage I;

    d)de dieren verblijven ten minste zeven dagen op de opgegeven plaats van bestemming of worden geslacht;

    e)het doel van het transport stemt overeen met het in het journaal aangegeven doel;

    f)bij transporten met een traject per veeschip komen de dieren in goede staat aan in de haven van aankomst;

    g)de dieren worden behandeld overeenkomstig deze verordening;

    h)in voorkomend geval zijn de gebruikte controleposten opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 34, lid 3;

    i)bij het vervoer van waterdieren voldoen de voertuigen en vervoersactiviteiten aan de voorschriften van bijlage II.

    3.Indien aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, geeft de certificerende instantie een certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen af aan de organisator. Het certificaat is vijf jaar geldig.

    4.De organisator zendt het certificaat door aan de bevoegde autoriteit die de in artikel 5 bedoelde vergunning heeft verleend.

    5.De bevoegde autoriteiten registreren gecertificeerde organisatoren in Traces.

    6.Indien niet aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, deelt de certificerende instantie dit mee aan de organisator en aan de bevoegde autoriteit, die de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen schorst overeenkomstig artikel 6, lid 4.

    7.Certificerende instanties verrichten binnen de vijf jaar dat het certificaat geldig is ten minste tweemaal een onaangekondigde beoordeling van door de organisator uitgevoerde transporten om de naleving van de in lid 2 genoemde voorwaarden te verifiëren.

    8.De certificerende instantie zendt de verslagen van de onaangekondigde beoordelingen toe aan de organisator en de bevoegde autoriteit en stelt hen in kennis van ernstige gevallen van niet-naleving na onaangekondigde inspecties. In dergelijke gevallen schorst de bevoegde autoriteit de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen overeenkomstig artikel 6, lid 4. Deze onaangekondigde beoordelingen laten officiële controles uit hoofde van Verordening (EU) 2017/625 onverlet.

    9.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om nader te bepalen welke elementen tijdens de beoordelingen moeten worden geverifieerd en met welke frequentie beoordelingen moeten plaatsvinden.

    Artikel 34

    Controleposten in derde landen

    1.Rusttijden voor dieren in derde landen mogen alleen plaatsvinden op controleposten die voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97, en die zijn opgenomen in de in lid 3 bedoelde lijst.

    2.Controleposten in derde landen worden alleen in de in lid 3 bedoelde lijst opgenomen indien zij door een certificerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij over de middelen beschikken om te voldoen aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. Het certificaat is vijf jaar geldig. De exploitant van de controlepost of de organisator kan de Commissie verzoeken de controlepost op te nemen in de in lid 3 bedoelde lijst.

    3.De Commissie hecht door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 haar goedkeuring aan een lijst van controleposten die voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. Deze lijst wordt in Traces beschikbaar gesteld.

    4.De Commissie schrapt een controlepost van de in lid 3 bedoelde lijst wanneer er na een beoordeling door de certificerende instantie of een audit van de Commissie aanwijzingen zijn dat de controlepost niet langer voldoet aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. De in artikel 49 bedoelde procedure is dan van toepassing.

    Artikel 35

    Dieren die de Unie binnenkomen

    1.Vervoerders die dieren naar de Unie vervoeren:

    a)zien erop toe dat de dieren van de plaats van vertrek in het derde land tot de plaats van bestemming in de Unie worden vervoerd in overeenstemming met deze verordening of onder voorwaarden die door de Unie als gelijkwaardig aan die van deze verordening zijn aangemerkt;

    b)vullen het journaal in Traces in, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III, waarbij met name de plaats, de datum en het tijdstip van vertrek in het derde land worden vastgelegd.

    2.Het officiële gezondheidscertificaat waarvan dieren die uit derde landen en gebieden de Unie binnenkomen, vergezeld gaan, bevat een verklaring van de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek dat de planning van het transport voldoet aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van deze verordening.

    3.Voor lange transporten beoordeelt de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek in het derde land het journaal vóór vertrek in Traces en keurt dit goed.

    Artikel 36

    Dieren die over het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd

    Wanneer dieren van een plaats van oorsprong in een derde land naar een plaats van bestemming in hetzelfde of een ander derde land worden vervoerd en over het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd, zien de exploitanten erop toe dat de voorschriften van deze verordening worden nageleefd tijdens het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt, met uitzondering van de bepalingen inzake maximale transporttijden van artikel 27, leden 1, 2 en 3, artikel 28, artikel 29, leden 1 en 2, en hoofdstuk V, punt 2.2, van bijlage I.

    HOOFDSTUK VIII
    VERPLICHTINGEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

    Artikel 37

    Opleidingen

    1.Voor de toepassing van artikel 10 wijzen de lidstaten een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor:

    a)het waarborgen van de beschikbaarheid van opleidingen voor bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn die betrokken zijn bij het vervoer van dieren met betrekking tot de betreffende soorten en categorieën dieren;

    b)het bijhouden van een lijst van goedgekeurde opleidingen voor bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn die verantwoordelijk zijn voor het dierenwelzijn tijdens het vervoer;

    c)het organiseren van een onafhankelijk afsluitend examen om de kennis van de bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn te testen, waarvan de inhoud verband houdt met de betreffende categorieën dieren en in overeenstemming is met het betreffende stadium van het vervoer;

    d)het verstrekken van getuigschriften van vakbekwaamheid als bewijs dat het onafhankelijke afsluitende examen met goed gevolg is afgelegd;

    e)het bepalen van de inhoud van de in punt a) bedoelde opleidingen en de uitvoeringsvoorwaarden van het in punt b) bedoelde examen.

    2.De in lid 1 bedoelde opleidingen hebben ten minste betrekking op de volgende competenties, kennis en vaardigheden:

    a)de verplichtingen inzake dierenwelzijn, met name die welke zijn opgenomen in de bijlagen I en II;

    b)het soortspecifieke gedrag van de dieren en hun fysiologische en ethologische behoeften tijdens een transport;

    c)manieren om de risico’s voor het dierenwelzijn tijdens een transport tot een minimum te beperken;

    d)het herkennen van uitingen van positieve en negatieve emoties van dieren, met inbegrip van tekenen van lijden tijdens een transport;

    e)het gebruik en onderhoud van uitrusting die wordt gebruikt voor dieren die in het vervoermiddel zijn ondergebracht;

    f)methoden voor het monitoren van indicatoren overeenkomstig artikel 26, en

    g)de noodplannen zoals bedoeld in artikel 8.

    Artikel 38

    Getuigschrift van vakbekwaamheid

    1.De bevoegde autoriteit geeft een getuigschrift van vakbekwaamheid af in Traces, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)de aanvrager is geslaagd voor het in artikel 37, lid 1, punt c), bedoelde afsluitende examen;

    b)de aanvrager heeft een schriftelijke verklaring overgelegd dat hij/zij zich in de drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van dat getuigschrift niet schuldig heeft gemaakt aan ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 44.

    2.De bevoegde autoriteit geeft het getuigschrift van vakbekwaamheid niet af indien een andere bevoegde autoriteit de aanvrager een verbod heeft opgelegd om met dieren om te gaan.

    3.Het getuigschrift van vakbekwaamheid bevat de in afdeling 4 van bijlage V vermelde informatie. Het is geldig voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.

    4.De lidstaten erkennen geldige getuigschriften van vakbekwaamheid die in een andere lidstaat zijn afgegeven.

    5.Voor de toepassing van deze verordening kunnen de lidstaten kwalificaties die voor andere doeleinden zijn verkregen, als gelijkwaardig aan getuigschriften van vakbekwaamheid erkennen, mits die kwalificaties zijn verkregen op voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden van dit artikel. De bevoegde autoriteiten maken via internet een lijst bekend van kwalificaties die worden erkend als zijnde gelijkwaardig aan het getuigschrift van vakbekwaamheid, en houden deze lijst actueel.

    6.De bevoegde autoriteiten trekken een krachtens deze verordening afgegeven getuigschrift van vakbekwaamheid in Traces in wanneer de houder van dat getuigschrift blijk geeft van onvoldoende vaardigheden, kennis of besef met betrekking tot zijn/haar taken.

    Artikel 39

    Aanwijzing van plaatsen van uitgang

    De lidstaten:

    a)wijzen de plaatsen van uitgang aan via welke dieren naar derde landen mogen worden vervoerd;

    b)registreren de aangewezen plaatsen van uitgang op hun grondgebied in Traces en werken deze informatie regelmatig bij.

    Deze informatie wordt in Traces openbaar gemaakt.

    Artikel 40

    Inspectie van veeschepen bij het laden en lossen

    1.Voordat dieren in een veeschip worden geladen, inspecteert de bevoegde autoriteit het vaartuig om met name te controleren of:

    a)het veeschip is gebouwd en uitgerust voor het aantal en het type te vervoeren dieren;

    b)de ruimen waar de dieren zullen worden ondergebracht, in goede staat van onderhoud verkeren;

    c)de in hoofdstuk IV van bijlage I bedoelde uitrusting in goede staat verkeert;

    d)het veeschip volgens het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat een normaal of laag risicoprofiel heeft.

    2.Voordat dieren in een veeschip worden geladen of uit een veeschip worden gelost, inspecteert de bevoegde autoriteit het vaartuig om te controleren of:

    a)de conditie van de dieren goed genoeg is om het transport voort te zetten;

    b)het laden/lossen geschiedt overeenkomstig hoofdstuk III, punt 2, van bijlage I;

    c)de voeder- en watervoorzieningen voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk IV, punt 2, van bijlage I.

    Artikel 41

    Verbindingsorganen voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer

    1.De overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer hebben, naast de taken en verantwoordelijkheden krachtens Verordening (EU) 2017/625, de volgende taken:

    a)het verlenen van wederzijdse bijstand met het oog op een vlotte toepassing van deze verordening, onder meer bij oponthoud tijdens het vervoer of afwijzing door derde landen van zendingen van dieren die over de weg, per spoor of per vaartuig worden vervoerd;

    b)de uitwisseling van advies en beste praktijken met betrekking tot de naleving van deze verordening.

    2.De Commissie organiseert regelmatig vergaderingen van het netwerk van de in lid 1 bedoelde verbindingsorganen om een uniforme handhaving van deze verordening in de Unie te vergemakkelijken.

    HOOFDSTUK IX
    SANCTIES

    Artikel 42

    Maatregelen en sancties om naleving te waarborgen

    Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2017/625 stellen de lidstaten de regels vast inzake de maatregelen en sancties tegen de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, een inbreuk op deze verordening. De lidstaten moeten met name systematisch:

    a)vermoedelijke inbreuken onderzoeken om dat vermoeden te bevestigen of weg te nemen;

    b)passende maatregelen nemen wanneer een inbreuk wordt geconstateerd, waaronder maatregelen om een einde te maken aan de inbreuk, en

    c)overeenkomstig dit hoofdstuk en Verordening (EU) 2017/625 sancties opleggen aan de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of aan de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, de inbreuk op deze verordening.

    Artikel 43

    Sancties bij inbreuken op deze verordening

    1.Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2017/625 zien de lidstaten erop toe dat een natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, een inbreuk op deze verordening, administratieve sancties opgelegd krijgt overeenkomstig deze verordening en het nationale recht. Als alternatief kunnen de lidstaten strafrechtelijke sancties opleggen.

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat de sancties die overeenkomstig deze verordening en de desbetreffende bepalingen van het nationale recht worden toegepast, in verhouding staan tot de ernst van de inbreuken en streng genoeg zijn om deze doeltreffend te bestraffen en verdere inbreuken te ontmoedigen.

    3.Bij de vaststelling van sancties, met inbegrip van de vaststelling van de hoogte van geldelijke sancties overeenkomstig lid 5, houden de lidstaten rekening met de aard, de ernst en de omvang van de inbreuk, waaronder de schade aan het welzijn van de betrokken dieren, hun aantal, soort, leeftijd of kwetsbaarheid, de duur van de inbreuk, het aantal keren dat deze is begaan en de accumulatie van gelijktijdige inbreuken en met het feit of de inbreuk opzettelijk dan wel door nalatigheid is gemaakt.

    4.Als verzwarende omstandigheden worden beschouwd:

    a)inbreuken die zijn gemaakt door frauduleuze of misleidende praktijken, of met behulp van documenten/certificaten die vervalst zijn of waarvan bekend is dat zij ongeldig zijn;

    b)het opzettelijk afleggen van valse of misleidende verklaringen in journalen.

    5.In geval van een ernstige inbreuk zorgen de lidstaten ervoor dat deze strafbaar is met een administratieve financiële sanctie van ten minste de waarde van de zending. Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van drie jaar zorgen de lidstaten ervoor dat deze strafbaar is met een administratieve financiële sanctie van ten minste tweemaal de waarde van de zending.

    De lidstaten kunnen rekening houden met de economische situatie van de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan of de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor de inbreuk, teneinde de afschrikkende werking van sancties te verzekeren. Daartoe kunnen de lidstaten overeenkomstig het nationale recht een systeem toepassen waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd die wordt berekend als een percentage van de omzet van de exploitant die aansprakelijk wordt geacht voor de inbreuk.

    Artikel 44

    Ernstige inbreuken

    De volgende inbreuken worden als ernstig beschouwd wanneer zij opzettelijk of door nalatigheid worden begaan:

    a)er worden dieren vervoerd met ernstige open wonden, een prolaps of gebroken ledematen;

    b)er worden dieren vervoerd die nog niet oud genoeg zijn om te mogen worden vervoerd;

    c)de verticale hoogte voor de vervoerde dieren bedraagt minder dan 80 % van de in hoofdstuk III, punt 6, van bijlage I vastgestelde eisen inzake de verticale hoogte;

    d)de beschikbare ruimte voor de vervoerde dieren bedraagt minder dan 80 % van de in hoofdstuk VII van bijlage I vastgestelde eisen inzake de beschikbare ruimte;

    e)de transporttijd overschrijdt de maximale transporttijd met 30 %, rusttijden niet meegerekend;

    f)waterdieren worden vervoerd zonder dat de waterparameters worden gemonitord overeenkomstig bijlage II;

    g)dieren worden voor lange transporten vervoerd zonder vergunning van de organisator, vergunning van de vervoerder, certificaat van goedkeuring voor een vervoermiddel of getuigschrift van vakbekwaamheid van de bestuurder of verzorger;

    h)dieren worden voor lange transporten vervoerd zonder dat de bevoegde autoriteit het journaal heeft goedgekeurd;

    i)dieren worden vervoerd met een bestemming in een derde land zonder geldig certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen overeenkomstig artikel 33.

    Artikel 45

    Andere sancties

    1.De sancties waarin dit hoofdstuk voorziet, doen geen afbreuk aan andere sancties die de bevoegde autoriteiten kunnen opleggen wanneer een inbreuk is geconstateerd, met name:

    a)de stillegging van het bij de inbreuk betrokken voertuig of veeschip;

    b)de inbeslagneming van het voertuig of veeschip of de vervoerde dieren;

    c)de schorsing of intrekking van de vergunning van de organisator of de vervoerder;

    d)de opschorting of stopzetting van alle of een deel van de economische activiteiten van de exploitant die verband houden met het vervoer van dieren.

    2.De lidstaten stellen de duur van de in lid 1 bedoelde sancties vast.

    HOOFDSTUK X
    PROCEDURELE BEPALINGEN

    Artikel 46

    Verslag over de toestand van het dierenwelzijn in het vervoer

    1.Op basis van de overeenkomstig artikel 26 in Traces geregistreerde gegevens en alle andere relevante gegevens publiceert de Commissie uiterlijk op [5 years after the date of entry into force of this Regulation] en vervolgens om de vijf jaar een monitoringverslag over de toestand van het dierenwelzijn met betrekking tot het vervoer in de Unie.

    2.Met het oog op de in lid 1 bedoelde verslaglegging verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.

    Artikel 47

    Wijziging van de bijlagen

    1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische voorschriften in de hoofdstukken I, II, V en VII van bijlage I en in bijlage II bij te werken teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen, indien beschikbaar, met inbegrip van wetenschappelijke adviezen van de EFSA, en met sociale, economische en milieueffecten, met betrekking tot:

    a)het ontwerp en onderhoud van vervoermiddelen;

    b)de behandelingsapparatuur;

    c)de eisen inzake water, met inbegrip van maximumwaarden voor waterparameters, en eisen inzake de watermonitoring;

    d)eisen inzake het voederen;

    e)geschiktheid voor vervoer;

    f)laad- en lospraktijken;

    g)behandeling tijdens en na het vervoer;

    h)omstandigheden aan boord van roroschepen en tijdens vervoer door de lucht;

    i)vervoerspraktijken;

    j)eisen inzake de beschikbare ruimte en de bezettingsdichtheid.

    2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om de modellen voor journalen in bijlage III en het model van de verklaring in bijlage IV bij te werken.

    Artikel 48

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.Een overeenkomstig lid 2 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 49

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 50

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot documenten

    De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 regels vaststellen voor de uniforme toepassing van de artikelen 6, 9, 12, 13 en 38 betreffende regels voor de afgifte van elektronische vergunningen, certificaten en journalen en voor het gebruik van elektronische handtekeningen.

    HOOFDSTUK XI
    OVERIGE BEPALINGEN

    Artikel 51

    Gegevensbescherming in het kader van vergunningen, journalen, realtimeplaatsbepalingssystemen en certificaten

    1. Voor de in hoofdstuk II bedoelde vergunningen, de in hoofdstuk IV bedoelde journalen en de in hoofdstuk VIII bedoelde certificaten zijn de Commissie en de lidstaten de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 en artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679, ingevolge artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715.

    2.Voor de toepassing van de in artikel 24 bedoelde realtimeplaatsbepalingssystemen is de Commissie de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

    3.De in het in artikel 24, lid 3, bedoelde informatiesysteem geregistreerde gegevens zijn alleen toegankelijk voor de Commissie met het oog op het opvragen van de in artikel 24, lid 5, bedoelde informatie in Traces.

    4.Naast de categorieën gegevens die overeenkomstig artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 worden verwerkt, mogen de door middel van het in artikel 24 bedoelde realtimeplaatsbepalingssysteem verzamelde gegevens en de gegevens in het journaal met betrekking tot de naam en het telefoonnummer van de bestuurder uitsluitend worden verwerkt met het oog op de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2017/625.

    5.De met korte tussenpozen geregistreerde plaatsgegevens worden gedurende zes jaar in het in artikel 24, lid 3, bedoelde informatiesysteem bewaard.

    6.De persoonsgegevens met betrekking tot de in hoofdstuk II bedoelde vergunningen en de in hoofdstuk VIII bedoelde certificaten worden in Traces bewaard gedurende de gehele geldigheidsduur van die vergunningen en certificaten en gedurende een periode van zes jaar na de vervaldatum of de intrekking ervan.

    Artikel 52

    Striktere nationale maatregelen

    Deze verordening belet de lidstaten niet strengere nationale maatregelen vast te stellen ter verbetering van de bescherming van dieren tijdens vervoer dat volledig op het grondgebied van een lidstaat plaatsvindt, of tijdens vervoer dat uitsluitend plaatsvindt tussen een plaats van vertrek op het grondgebied van een lidstaat en een plaats van bestemming in een derde land, mits die maatregelen de goede werking van de interne markt niet belemmeren.

    De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke nationale regels in kennis voordat zij worden vastgesteld. De Commissie brengt de maatregelen ter kennis van de andere lidstaten.

    Artikel 53

    Mobiele applicatie

    1.    Uiterlijk op [5 years from the date of entry into force of this Regulation] ontwikkelt de Commissie een mobiele applicatie voor de uitvoering van administratieve taken in verband met het vervoer van dieren en stelt zij deze ter beschikking van exploitanten en bevoegde autoriteiten. De applicatie heeft ten minste de volgende functionaliteiten die gekoppeld zijn aan Traces:

    a)het aanmaken en bijwerken van afdelingen van een journaal door geregistreerde Traces-gebruikers;

    b)het ter goedkeuring indienen van een journaal;

    c)het berekenen van de vereiste beschikbare ruimte;

    d)instrumenten om de geschiktheid voor vervoer te controleren;

    e)instrumenten om de weersverwachting te controleren.

    2.Uiterlijk op [5 years after the date of entry into force of this Regulation] stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 gedetailleerde specificaties vast voor de ontwikkeling van de in lid 1 bedoelde applicatie.

    Artikel 54

    Verslaglegging en evaluatie

    1.Uiterlijk op [10 years after the date of entry into force of this Regulation] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

    2.Met het oog op de in lid 1 bedoelde verslaglegging verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.

    Artikel 55

    Afwijking

    In afwijking van deze verordening mogen de lidstaten de huidige nationale bepalingen blijven toepassen betreffende het vervoer van dieren binnen, vanuit of naar hun ultraperifere gebieden. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.

    HOOFDSTUK XII
    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 56

    Intrekking

    1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad wordt ingetrokken.

    2.Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

    Artikel 57

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad

    Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

    Aan artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:

    “e)zijn uitgerust voor de soorten en categorieën dieren die er worden ondergebracht;

    f)groot genoeg zijn om plaats te bieden aan ten minste een vrachtwagenlading dieren, met inachtneming van de in de Richtlijnen 2008/119/EG 60 en 2008/120/EG 61 van de Raad vastgestelde beschikbare ruimte.”.

    Aan artikel 5 wordt het volgende punt toegevoegd:

    “j)een boekingssysteem in Traces bij te houden waarmee organisatoren beschikbare slots kunnen zien en boeken.”.

    Artikel 58

    Overgangsbepaling

    Hoofdstuk I, punt 2, e), van bijlage I, hoofdstuk V van bijlage I, hoofdstuk VI, punt 3.1, van bijlage I en hoofdstuk VII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad blijven van toepassing tot de datum van toepassing van hoofdstuk I, punt 1, h), van bijlage I, de artikelen 27 tot en met 30 en hoofdstuk VII van bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 59

    Inwerkingtreding en toepassing

    1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.Zij is van toepassing met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, tenzij in de leden 3 en 4 anders is bepaald.

    3.Artikel 13, lid 2, punt d), artikel 44, lid 5, artikel 44, hoofdstuk I, punt 10, van bijlage I, hoofdstuk II, punt 2.5, van bijlage I en hoofdstuk V, punt 3.3, van bijlage I zijn van toepassing met ingang van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    4.Artikel 24, leden 1 tot en met 4, artikel 51, de artikelen 27 tot en met 30, hoofdstuk VII, hoofdstuk I, punt 1, h), van bijlage I, en hoofdstuk VII van bijlage I zijn van toepassing met ingang van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

    3.2.5.Bijdragen van derden

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

    Rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

     een nieuwe actie 

     een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 62  

     de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    Het voorstel heeft tot doel de bescherming van dieren tijdens het vervoer te verbeteren, waardoor wordt bijgedragen tot een hoger welzijn en een duurzamere voedselproductie.

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    Specifieke doelstelling nr.

    De huidige voorwaarden voor het vervoer van dieren actualiseren in het licht van de meest recente wetenschappelijke en technologische vooruitgang, teneinde een hoger niveau van welzijn en een betere kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong te waarborgen.

    Bijdragen tot een betere en geharmoniseerde handhaving van de regels voor het vervoer van dieren op EU-niveau door de officiële controles in verband met de bescherming van dieren tijdens het vervoer te versterken en het hele proces voor het vervoer van dieren te digitaliseren om de administratieve lasten voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten te verminderen.

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    Specifieke doelstelling 1

    — Kortere transporttijden

    — Beter geharmoniseerde en uniforme aanpak voor de berekening van de transporttijden voor slachtdieren en de vijf belangrijkste soorten landbouwhuisdieren

    — Uitbreiding van de beschikbare ruimte

    CleareCCDuidelijkere en specifiekere voorwaarden voor verschillende diersoorten en -categorieën

    — Betere omstandigheden voor het vervoer van kwetsbare categorieën dieren, zoals drachtige dieren, niet-gespeende kalveren of uitgelegde hennen;

    — Verbetering van de omstandigheden op veeschepen

    — Externe certificering inzake de naleving buiten de grenzen van de Unie

    — Strengere voorwaarden voor de uitvoer van dieren uit de EU naar derde landen

    — Nieuwe en specifiekere voorschriften voor het vervoer van honden, katten en waterdieren

    — Duidelijkere regels om de blootstelling van dieren tijdens het vervoer aan extreme temperaturen (d.w.z. zeer lage of extreem hoge temperaturen) te verminderen

    Specifieke doelstelling 2

    — Minder verstoringen van de interne markt

    — Modernisering van de instrumenten voor informatie-uitwisseling

    — Digitalisering van het hele proces en vermindering van het papierwerk en de administratieve lasten

    — Geharmoniseerde aanpak van het sanctiesysteem en gemeenschappelijke interpretatie van de ernst van de gevallen van niet-naleving

    — Realtimevolgsysteem waardoor beter kan worden gereageerd op incidenten tijdens het vervoer

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

    Specifieke doelstelling 1:

    — Duur van het transport

    — Aantal en percentage tijdens het vervoer gewond geraakte dieren

    — Aantal en percentage dieren met gezondheids- en fysieke problemen (hitte- of koudestress, langdurige dorst en honger)

    — Aantal en percentage dieren die dood zijn bij aankomst

    — Aantal transporten van dieren

    — Minder gevallen van niet-naleving

    Specifieke doelstelling 2:

    — Gebruik van een te ontwikkelen digitale app op basis van Traces

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    Het voorstel heeft tot doel het dierenwelzijn te verbeteren en een geharmoniseerd niveau van handhaving en naleving te bevorderen. Het voorstel voorziet in de actualisering van de regels inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer overeenkomstig de meest recente wetenschappelijke en technologische vooruitgang, teneinde het welzijn van dieren te verbeteren en eerlijke concurrentie voor exploitanten van bedrijven te waarborgen. Traces zal verder worden ontwikkeld om alle certificeringen, vergunningen en goedkeuringen elektronisch af te handelen, zodat alle bevoegde autoriteiten in de EU toegang hebben tot de relevante gegevens voor het vervoer van dieren. Daarnaast zullen wegvoertuigen in real time kunnen worden gevolgd in Traces, zodat beter kan worden gecontroleerd of de transporttijden in acht worden genomen.

    De behoefte aan financiële middelen begint in 2024 met een studie over de modaliteiten voor het gebruik van nieuwe technologieën en digitalisering om de uitvoering en handhaving van de regels inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer te vergemakkelijken. De jaren daarna zullen worden gewijd aan het ontwerp en het onderhoud van deze instrumenten.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    Sinds de vaststelling van de vervoersverordening heeft de wetenschap zich ontwikkeld, maakt technologie een efficiëntere uitvoering van de regels mogelijk en besteden de EU-burgers steeds meer aandacht aan dierenwelzijn. De lidstaten hebben vaak problemen met de interpretatie van dezelfde bepalingen, wat veelvuldig leidt tot een verschillend niveau van handhaving van de vervoersregels in de lidstaten. Daarnaast hebben de lidstaten hun eigen welzijnsregels vastgesteld om hun nieuwe eisen af te stemmen op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Dit leidt tot verstoringen op de interne markt en gaat ten koste van het gelijke speelveld voor alle betrokken actoren.

    Dit voorstel omvat het meest recente wetenschappelijke advies over vervoer, draagt bij tot zowel de handel in dieren als in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, met inachtneming van een gelijk speelveld, en tot verbetering van het dierenwelzijn in de hele EU. De werking van de interne markt zal worden verbeterd en de hoge waarden van de EU op het gebied van dierenwelzijn zullen op mondiaal niveau gemakkelijker kunnen worden bevorderd.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    Uit de geschiktheidscontrole (evaluatie) van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn blijkt dat belangrijke ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie, nieuwe maatschappelijke trends en duurzaamheidsuitdagingen niet volledig tot uiting komen in de huidige verordening. De lidstaten hebben deze verschillen op het gebied van wetenschap aangepakt door middel van nationale wetgeving, wat heeft bijgedragen tot een ongelijk speelveld in de Unie.

    Bovendien is gebleken dat de huidige vervoersregels moeilijk uit te voeren en te handhaven zijn, wat heeft geleid tot een variërend niveau van dierenwelzijn en een ongelijk speelveld op de EU-markt.

    Uit uitwisselingen met bevoegde autoriteiten van de lidstaten, verschillende belanghebbenden, resultaten van audits van de Commissie en door nationale deskundigen in kaart gebrachte betere praktijken blijkt dat duidelijkere regels en verantwoordelijkheden nodig zijn om een geharmoniseerde uitvoering en handhaving in de hele Unie te vergemakkelijken.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    De verordening zal deel uitmaken van het onderdeel “Voedselketen” van het programma voor de interne markt en zal in synergie met het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden toegepast. Terwijl met dit voorstel wordt beoogd het dierenwelzijn te bevorderen via de vraag van de consument, beschikt het GLB over verschillende instrumenten om het dierenwelzijn van voedselproducerende dieren te verbeteren door middel van subsidies aan producenten (ecoregelingen, plattelandsontwikkelingsmaatregelen op het gebied van dierenwelzijn, investeringen, opleiding, adviesdiensten, kwaliteitsregelingen enz.).

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    De kosten zullen worden ondersteund in het kader van het onderdeel “Voedselketen” van het programma voor de interne markt, aangezien de doelstellingen van deze verordening bijdragen tot een van de hoofddoelstellingen van het programma, namelijk een duurzame en veerkrachtige voedselproductie, en tot de “van boer tot bord” -doelstellingen van de EU.

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

    beperkte geldigheidsduur

       van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

       financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten

    onbeperkte geldigheidsduur

    uitvoering met een opstartperiode vanaf 2024 tot en met 2027,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 63   

     Direct beheer door de Commissie

    door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

       door de uitvoerende agentschappen;

     Gedeeld beheer met de lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

    derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

    Opmerkingen

    […]

    […]

    2.BEHEERSMAATREGELEN 

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    De verordening bevat bepalingen voor het verzamelen van gegevens en jaarlijkse indicatoren voor dierenwelzijn.

    Op grond van de verordening moeten de lidstaten en de exploitanten alle informatie in Traces invoeren en moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten jaarlijks gegevens aan de Commissie meedelen voor monitoring- en evaluatiedoeleinden.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    Overeenkomstig de governanceverklaring van de Europese Commissie voert DG Gezondheid en Voedselveiligheid (SANTE) zijn activiteiten uit in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving, werkt het op open en transparante wijze en voldoet het aan de verwachte hoge professionele en ethische normen.

    De acties ter verbetering van de bescherming van dieren tijdens het vervoer zullen worden uitgevoerd onder direct beheer, met gebruikmaking van de uitvoeringswijzen van het Financieel Reglement: dankzij direct beheer kunnen subsidieovereenkomsten/contracten worden afgesloten met begunstigden/contractanten die rechtstreeks zijn betrokken bij activiteiten ter bevordering van het beleid van de Unie. De Commissie zorgt voor rechtstreekse monitoring van de resultaten van de gefinancierde acties. De betalingsvoorwaarden van de gefinancierde acties zullen worden aangepast aan de risico’s van de financiële transacties.

    Met het oog op de doeltreffendheid, doelmatigheid en zuinigheid van de controles van de Commissie zal de strategie streven naar een evenwicht tussen controles vooraf en achteraf en zich toespitsen op drie belangrijke fasen van de uitvoering van subsidieverleningen/contracten, conform het Financieel Reglement:

    de selectie van voorstellen/inschrijvingen die aan de beleidsdoelstellingen van de verordening beantwoorden;

    operationele controles, monitoringcontroles en controles vooraf van de uitvoering van projecten, overheidsopdrachten, voorschotten, tussentijdse en saldobetalingen;

    ook zullen er controles achteraf bij de begunstigden ter plekke worden uitgevoerd, doorgaans op basis van een op risico gebaseerde steekproef van verrichtingen om redenen van efficiëntie.

    Het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid (DG SANTE) is onderworpen aan administratieve controles, waaronder begrotingscontrole, jaarverslagen van de Europese Rekenkamer en de dienst Interne Audit van de Commissie, jaarlijkse kwijting voor de uitvoering van de EU-begroting en mogelijke onderzoeken door OLAF om na te gaan of de toegewezen middelen naar behoren zijn aangewend.

    Overeenkomstig het kader voor interne controle 64 van de Commissie heeft DG SANTE een internecontrolestrategie uitgewerkt die gericht is op financieel beheer en de naleving van het Financieel Reglement, met name wat betreft de vijf controledoelstellingen 65 en de belangrijkste beginselen van kostenefficiënte en doeltreffende controles en fraudebestrijdingsmaatregelen. De strategie is een document in ontwikkeling dat regelmatig wordt bijgewerkt, en wordt door de raad van bestuur van DG SANTE goedgekeurd.

    De directeur belast met risicobeheer en interne controle (RMIC) van DG SANTE is verantwoordelijk voor de coördinatie van het opstellen en bijwerken van de controlestrategie en het meedelen ervan aan alle betrokken personeelsleden. Daartoe organiseert de directeur elk jaar een beoordeling van het internecontrolesysteem, die wordt verwerkt in het jaarlijkse activiteitenverslag van DG SANTE.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Risicobeheer is volledig geïntegreerd in de plannings- en controlecyclus van DG SANTE. De belangrijkste risico’s worden in kaart gebracht bij de jaarlijkse risicobeoordeling. De nadruk ligt op de blootstelling aan restrisico’s, rekening houdend met alle maatregelen die reeds zijn genomen om het risico te beperken. De beoordeling wordt afgesloten met besprekingen op het niveau van het hogere management onder voorzitterschap van de directeur-generaal. De zogenoemde “kritieke risico’s” worden aan het Commissielid gemeld, samen met een actieplan om ze tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Om de uitvoering van de actieplannen te monitoren, wordt een voortgangsverslag opgesteld en aan het Commissielid meegedeeld in het kader van het tussentijdse verslag.

    DG SANTE heeft risicobeheer geïntegreerd in zijn procedures voor de uitvoering van de begroting. In elke stap van het proces van financieel beheer worden potentiële risico’s, kwesties of problemen vastgesteld.

    De uitvoering van de nieuwe verordening spitst zich toe op het sluiten van aanbestedingsovereenkomsten voor overheidsopdrachten en op een aantal subsidies voor specifieke activiteiten en organisaties.

    De aanbestedingsovereenkomsten zullen voornamelijk worden gesloten op gebieden als de ontwikkeling van IT-producten, ondersteuning en studies.

    De belangrijkste risico’s zijn:

    • onvolledige verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening door onvoldoende toepassing of kwaliteit/vertragingen bij de uitvoering van de geselecteerde projecten of contracten;

    • inefficiënt of niet-economisch gebruik van de toegekende middelen, zowel voor subsidies (complexiteit van de financieringsvoorschriften) als aanbestedingen (een beperkt aantal economische actoren met de vereiste gespecialiseerde kennis, waardoor in sommige sectoren onvoldoende mogelijkheden bestaan om prijsoffertes te vergelijken);

    • reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten worden ontdekt; de internecontrolesystemen van derden bieden slechts gedeeltelijke zekerheid, aangezien contractanten en begunstigden elk hun eigen controlesysteem hanteren.

    De Commissie heeft voor interne procedures gezorgd om de bovenstaande risico’s aan te pakken. De interne procedures zijn volledig in overeenstemming met het Financieel Reglement en omvatten kosten-batenoverwegingen en fraudebestrijdingsmaatregelen. Binnen dit kader blijft de Commissie mogelijkheden verkennen om het beheer te verbeteren en efficiëntiewinst te boeken. De voornaamste kenmerken van het controlekader zijn:

    Controles vóór en tijdens de uitvoering van de projecten:

    • Er zal een passend projectbeheersysteem worden opgezet, waarin de nadruk wordt gelegd op de bijdrage van die projecten en contracten aan de beleidsdoelstellingen, dat zorgt voor een systematische betrokkenheid van alle actoren, een regelmatige verslaglegging over het projectbeheer, van geval tot geval aangevuld met bezoeken ter plekke, met inbegrip van risicoverslagen aan het hogere management, en dat de nodige budgettaire flexibiliteit waarborgt.

    • De gebruikte modelsubsidieovereenkomsten en modeldienstencontracten worden door de Commissie ontwikkeld. Zij bevatten een aantal controlevoorzieningen zoals auditcertificaten, financiële garanties, audits ter plekke en inspecties door OLAF. De regels inzake de subsidiabiliteit van kosten worden vereenvoudigd, bijvoorbeeld door gebruik te maken van eenheidskosten, vaste bedragen, niet aan de kosten gekoppelde bijdragen en andere mogelijkheden waarin het Financieel Reglement voorziet. Hierdoor worden de kosten van controles verminderd en komt de nadruk te liggen op controles op gebieden met een hoog risico.

    • Al het personeel ondertekent de code van goed administratief gedrag. Personeelsleden die bij de selectieprocedure of bij het beheer van subsidieovereenkomsten/-contracten betrokken zijn, ondertekenen (ook) een verklaring inzake de afwezigheid van belangenconflicten. Het personeel wordt regelmatig bijgeschoold en gebruikt netwerken om beste praktijken uit te wisselen.

    • De technische uitvoering van een project wordt geregeld aan de hand van documenten gecontroleerd op basis van de technische voortgangsverslagen van de contractanten en begunstigden; bovendien vinden per geval vergaderingen met de contractanten/begunstigden en bezoeken ter plekke plaats.

    Controles aan het einde van het project: er worden controles achteraf uitgevoerd op een steekproef van transacties om de subsidiabiliteit van kostenclaims ter plekke te verifiëren. Het doel van deze controles is materiële fouten in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële transacties te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Om een groot controle-effect te bewerkstelligen, kan bij de selectie van de aan een audit te onderwerpen begunstigden een risicogebaseerde selectie worden gecombineerd met een aselecte steekproef. Tijdens de audit ter plekke zal zoveel mogelijk aandacht worden besteed aan de operationele aspecten.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

    In de strategieën voor interne controle van de Commissie en DG SANTE wordt rekening gehouden met de belangrijkste kostenfactoren en met de inspanningen die al meerdere jaren worden geleverd om de kosten van controles te verlagen, zonder dat de doeltreffendheid van de controles in het gedrang komt. De huidige controlesystemen zijn in staat gebleken fouten en/of onregelmatigheden te voorkomen en/of op te sporen en te corrigeren.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Volgens artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de EU en de lidstaten fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de EU kunnen worden geschaad, bestrijden. Overeenkomstig artikel 317 VWEU en artikel 36 van het Financieel Reglement 66 voert de Europese Commissie de EU-begroting uit met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer en past zij doeltreffende en efficiënte interne controle 67 toe, met inbegrip van preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden.

    Met betrekking tot haar activiteiten onder direct beheer neemt de Commissie passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Europese Unie worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Daartoe heeft de Commissie een fraudebestrijdingsstrategie vastgesteld, laatstelijk bijgewerkt in april 2019 (COM (2019) 196 final) met het herziene actieplan van juli 2023 (COM(2023) 405 final). DG’s en uitvoerende agentschappen hebben hun eigen fraudebestrijdingsstrategie ontwikkeld en toegepast op basis van de door OLAF verstrekte methodologie. In het algemeen worden deze om de drie jaar geactualiseerd en is de uitvoering ervan regelmatig onderwerp van monitoring en verslaglegging aan het management.

    Voor de uitvoering van de begroting onder direct beheer voert de Commissie ook een reeks maatregelen uit, zoals:

    — besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van de verordening zullen de Commissie, inclusief OLAF, en de Rekenkamer uitdrukkelijk machtigen tot uitvoering van audits, controles ter plaatse en inspecties en tot terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties;

    — tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van voorstellen/aanbesteding wordt aan de hand van verklaringen en het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) gecontroleerd of de bekendgemaakte uitsluitingscriteria niet op de aanvragers en de inschrijvers van toepassing zijn;

    — de regels voor de subsidiabiliteit van de kosten zullen worden vereenvoudigd overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement;

    — alle personeelsleden die betrokken zijn bij het contractbeheer, alsook auditors en controleurs die de verklaringen van de begunstigden ter plaatse onderzoeken, krijgen geregeld opleiding en voorlichting over thema’s die verband houden met fraude en onregelmatigheden.

    Het proces van zekerheid opbouwen door de gedelegeerd ordonnateur is gebaseerd op de capaciteit van de bestaande controlesystemen om significante en/of herhaalde tekortkomingen op te sporen. De controlesystemen bestaan uit verschillende elementen: toezicht op en verificatie van verrichtingen, verificaties vooraf, controles achteraf en audits van de dienst Interne Audit en de Europese Rekenkamer, alsook de gezondheids- en levensmiddelenaudits van DG SANTE in EU-lidstaten en derde landen. Alle betrokken actoren spelen een essentiële rol bij de preventie en opsporing van fraude.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort  
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer

    GK/NGK 68

    van EVA-landen 69

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 70

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    03.02.06 — Bijdragen aan een hoog niveau van gezondheid en welzijn voor mensen, dieren en planten

    GK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig financieel  
    kader

    Nummer

    1

    Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

    DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

    Jaar 
    2024

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 
    2027 e.v.

    TOTAAL

    □ Beleidskredieten

    03.02.06 — Bijdragen aan een hoog niveau van gezondheid en welzijn voor mensen, dieren en planten

    Vastleggingen

    (1a)

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    (1b)

    0,050

    0,245

    0,490

    1,615

    2,400

    Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

    Begrotingsonderdeel

    (3)

    0

    0

    0

    0

    0

    TOTAAL kredieten 
    voor DG SANTE

    Vastleggingen

    =1a+3

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    =1b

    +3

    0,050

    0,245

    0,490

    1,615

    2,400



    TOTAAL beleidskredieten

    Vastleggingen

    -4

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    -5

    0,050

    0,245

    0,490

    1,615

    2,400

    □ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

    -6

    TOTAAL kredieten  
    voor RUBRIEK 1 
    van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    =4+6

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    =5+6

    0,050

    0,850

    0,490

    1,615

    2,400

    TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

    Vastleggingen

    (4)

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    (5)

    0,050

    0,245

    0,490

    1,615

    2,400

    TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

    (6)

    TOTAAL kredieten  
    onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 
    van het meerjarig financieel kader

    (referentiebedrag)

    Vastleggingen

    =4+6

    0,250

    0,850

    0,800

    0,500

    2,400

    Betalingen

    =5+6

    0,050

    0,245

    0,490

    1,615

    2,400





    Rubriek van het meerjarig financieel  
    kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Jaar

    2024

    Jaar

    2025

    Jaar

    2026

    Jaar

    2027 e.v.

    TOTAAL

    DG SANTE

    □ Personele middelen

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    □ Andere administratieve uitgaven

    0,000

    0,000

    0,000

    0,000

    0,000

    TOTAAL DG SANTE

    Kredieten

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    TOTAAL kredieten 
    voor RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader
     

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Jaar

    2024

    Jaar

    2025

    Jaar

    2026

    Jaar

    2027 e.v.

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten  
    onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
    van het meerjarig financieel kader
     

    Vastleggingen

    0,849

    1,460

    1,980

    1,752

    6,040

    Betalingen

    0,649

    0,855

    1,670

    2,867

    6,040

    3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

    Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs

     

     

    Jaar

    Jaar

    Jaar

    Jaar

    TOTAAL

     

    2024

    2025

    2026

    2027 e.v.

    OUTPUTS

     

    Soort [1]

    Gem. kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Totaal aantal

    Totale kosten

     

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2

     

    — Output

    Studie over de modaliteiten voor het gebruik van nieuwe technologieën en digitalisering om de uitvoering en handhaving van de regels inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer te vergemakkelijken.

     

     

    0,250

     

     

     

     

     

     

     

    0,250

    — Output

    Ontwikkeling van het systeem in Traces

     

     

     

     

    0,800

     

    0,600

     

     

     

    1,400

    — Output

    Onderhoud van Traces

     

     

     

     

     0,050

     

    0,200 

     

    0,200

     

    0,450

    — Output

    Ontwikkeling van digitale app

     

     

     

     

     

     

     

     

    0,300

     

    0,300

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

     

    0,250

     

    0,850

     

    0,800

     

    0,500

     

    2,400

    Totaal

     

     

    0,250

     

    0,850

     

    0,800

     

    0,500

     

    2,400

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

     

    Jaar

    Jaar

    Jaar

    Jaar

    TOTAAL

    2024

    2025

    2026

    2027 e.v.

    RUBRIEK 7

     

     

     

     

     

    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen 71

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    Andere administratieve uitgaven

    0

    0,000

    0,000

    0,000

    0

    Subtotaal RUBRIEK 7

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    van het meerjarig financieel kader

    Buiten RUBRIEK 7[2]

     

     

     

     

     

    van het meerjarig financieel kader

     

    Personele middelen

     

     

     

     

     

    Andere administratieve

     

     

     

     

     

    uitgaven

    Subtotaal

     

     

     

     

     

    buiten RUBRIEK 7

    van het meerjarig financieel kader

    TOTAAL

    0,599

    0,610

    1,180

    1,252

    3,640

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen deels worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    Jaar 
    2024

    Jaar 
    2025

    Jaar 2026

    Jaar 2027 e.v.

    □ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    3,5

    3,5

    6,5

    6,5

    20 01 02 03 (delegaties)

    01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

    01 01 01 11 (eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 72

    20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    XX 01 xx yy zz   73

    — centrale diensten

    — delegaties

    01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek onder contract)

    01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    TOTAAL

    3,5

    3,5

    6,5

    6,5

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    Voor de benodigde personele middelen zal deels een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    AD’s zullen alle taken uitvoeren die betrekking hebben op contacten met de lidstaten, referentiecentra, belanghebbenden en de voorbereiding van wetgeving.

    Extern personeel

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

    Het voorstel/initiatief:

       kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

    2,400 miljoen EUR aan operationele uitgaven onder begrotingsonderdeel 03.02.06 in de jaren 2024 tot en met 2027 zal worden gedekt door een interne herschikking binnen het begrotingsonderdeel.

       hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

       hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    Het voorstel/initiatief:

       voorziet niet in medefinanciering door derden.

       voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Jaar 
    N 74

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Totaal

    Medefinancieringsbron 

    TOTAAL medegefinancierde kredieten

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor overige ontvangsten

    geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 75

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel ………….

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    […]

    Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

    […]

    (1)     Mededeling van de Commissie, “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” (COM(2020381 final).  
    (2)    Europese Commissie, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Werkprogramma van de Commissie 2023 — Een standvastige en eendrachtige Unie” ( COM(2022548 final ).
    (3)    Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
    (4)    Europese Commissie, werkdocument van de diensten van de Commissie, “Fitness Check of the EU Animal Welfare Legislation” (geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn) ( SWD(2022328 final ).
    (5)     SWD(202177 final .
    (6)    Raad van de Europese Unie, Conclusies van de Raad over een EU-breed dierenwelzijnskeurmerk , 15 december 2020 (ref. 14047/20); Raad van de Europese Unie, Conclusies van de Raad over dierenwelzijn tijdens het langeafstandsvervoer over zee naar derde landen , 28 juni 2021 (ref. 10235/21).
    (7)     Conclusies van de Raad over dierenwelzijn — integraal onderdeel van een duurzame dierlijke productie — Conclusies van de Raad (16 december 2019) .
    (8)     Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2021 over een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (2020/2260(INI)).
    (9)     Aanbeveling van het Europees Parlement van 20 januari 2022 aan de Raad en de Commissie naar aanleiding van het onderzoek van vermeende inbreuken op of gevallen van wanbeheer bij de toepassing van het Unierecht in verband met de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie (2021/2736(RSP)).
    (10)     Dierenwelzijn in de EU: het dichten van de kloof tussen ambitieuze doelstellingen en praktische uitvoering, Europese Rekenkamer, 2018.
    (11)     Vervoer van levende dieren in de EU: uitdagingen en kansen, Europese Rekenkamer, 2023.
    (12)    Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen (verordening officiële controles), PB 95 van 7.4.2017, blz. 1.
    (13)    Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid, PB 84 van 31.3.2016, blz. 1.
    (14)    Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.
    (15)    Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.
    (16)    EFSA-panel voor biologische gevaren (Biohaz), Koutsoumanis, K. et al., “Transmission of antimicrobial resistance (AMR) during animal transport”, EFSA Journal, jaargang 20, nummer 10 (e07586), Wiley, 2022, blz. 1-93, 10.2903/j.efsa.2022.7586.
    (17)    Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.
    (18)    Beschikbaar op het platform “Geef uw mening” van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12950-Dierenwelzijn-herziening-EU-wetgeving_nl  
    (19)    Beschikbaar op het platform “Geef uw mening” van de Europese Commissie: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12950-Animal-welfare-revision-of-EU-legislation/public-consultation_nl  
    (20)    Dierenwelzijn in de EU vandaag en morgen, een gelegenheid voor belanghebbenden om de voorlopige bevindingen van de geschiktheidscontrole van de huidige EU-wetgeving inzake dierenwelzijn te valideren. https://commission.europa.eu/events/eu-animal-welfare-today-tomorrow-2021-12-09_en  
    (21)     Wereldhandelsorganisatie voor diergezondheid, dierenwelzijnsnormen tijdens het vervoer .
    (22)    Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Study supporting the Impact Assessment accompanying the revision of the EU legislation on the welfare of animals during transport, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2023, punt 5.2.1, doi: 10.2875/110728 (Onderzoek naar vervoer).
    (23)    Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Modelling of policy options to support the Impact Assessment accompanying the revision of the EU legislation on the welfare of animals during transport, 2023, doi: 10.2875/061480.
    (24)    Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Study on shifting from transport of unweaned male dairy calves over long distance to local rearing and fattening: final report, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022.
    (25)    Europese Commissie, directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Study on economic models to prevent the transport of unfit end-of-career dairy cows: final report, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2022.
    (26)    Europese Rekenkamer, analyse 03/2023 “Vervoer van levende dieren in de EU: uitdagingen en kansen”. https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/RV-2023-03/RV-2023-03_NL.pdf
    (27)    De maatregel van een maximale transporttijd van 9 uur voor slachtdieren is in overeenstemming met de EU-regels inzake de sociale rechten van bestuurders, waarin een maximale transporttijd van 9 uur is vastgelegd wanneer er slechts één bestuurder is. De maatregel met betrekking tot dieren die voor andere doeleinden worden vervoerd, maakt ook afstemming mogelijk op de EU-wetgeving inzake de sociale rechten van bestuurders, in het geval er twee bestuurders zijn. Voor twee bestuurders voorziet de EU-wetgeving inzake de sociale rechten van bestuurders immers in een maximale rijtijd van 19 uur. Aangezien het laden en lossen van de dieren in de transporttijden in dit voorstel is inbegrepen (en er telkens 1 uur tijd wordt gerekend voor het laden en lossen van de dieren), komt dit overeen met een maximale transporttijd van 21 uur.
    (28)    Audits kunnen worden geraadpleegd op: https://ec.europa.eu/food/audits-analysis/audit-report
    (29)     https://food.ec.europa.eu/horizontal-topics/official-controls-and-enforcement/legislation-official controls/better-training-safer-food_en
    (30)    PB C  van , blz. .
    (31)    PB C  van , blz. .
    (32)    Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
    (33)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Fitness Check of the EU Animal Welfare legislation”, SWD(2022328 final van 4.10.2022.
    (34)    De Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer, Raad van Europa, Chisinau, 6.XI.2003, European Treaty Series No. 193.
    (35)    EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare), Scientific Opinion on the welfare of small ruminants during transport. EFSA Journal 2022; 20(9):7404, blz. 101.
    (36)    EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare), Scientific Opinion on the welfare of equidae during transport. EFSA Journal 2022; 20(9):7444, blz. 113.
    (37)    EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare), Scientific Opinion on the welfare of small ruminants during transport. EFSA Journal 2022; 20(9):7404, blz. 101.
    (38)    EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare), Scientific Opinion on the welfare of pigs during transport. EFSA Journal 2022; 20(9):7445, blz. 108.
    (39)    EFSA AHAW Panel (EFSA Panel on Animal Health and Welfare), Scientific Opinion on the welfare of domestic birds and rabbits transported in containers. EFSA Journal 2022; 20(9):7441, blz. 188.
    (40)    Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”) (C/2019/7005) (PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37).
    (41)    Arrest van 23 april 2015, Zuchtvieh-Export GmbH, C-424/13, ECLI:EU:C:2015:259, punt 56.
    (42)

       WOAH Gezondheidscode voor landdieren, 2023, Terrestrial Code Online Access — WOAH — World Organisation for Animal Health .

    (43)    Arrest van 3 december 2015.
    (44)    Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.
    (45)    https://www.parismou.org/
    (46)    Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (herschikking) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
    (47)    Uitvoeringsverordening (EU) 2023/372 van de Commissie van 17 februari 2023 tot vaststelling van regels betreffende het registreren, opslaan en delen van schriftelijke gegevens van officiële controles van veeschepen, betreffende noodplannen voor veeschepen, betreffende de goedkeuring van veeschepen en betreffende minimumeisen voor plaatsen van uitgang (PB L 51 van 20.2.2023, blz. 32).
    (48)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
    (49)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
    (50)    Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (de Imsoc-verordening) (C/2019/7005) (PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37).
    (51)    Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).
    (52)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
    (53)    Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1).
    (54)    Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1). 
    (55)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
    (56)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
    (57)    Besluit (EU) 2015/451 van de Raad van 6 maart 2015 betreffende de toetreding van de Europese Unie tot de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) (PB L 75 van 19.3.2015, blz. 1).
    (58)    Richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24).
    (59)    Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
    (60)    Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PB L 10 van 15.1.2009, blz. 7).
    (61)    Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PB L 47 van 18.2.2009, blz. 5).
    (62)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (63)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
    (64)    C(2017) 2373 final van 19.4.2017.
    (65)    Volgens het COSO-model dat is goedgekeurd door het kader voor interne controle van de Commissie in de meest recente versie ervan: C(2017) 2373 final van 19.4.2017 3 Mededeling aan de Commissie over de herziening van het kader voor interne controle (C(2017) 2373 final van 19.4.2017) dat de in SEC(2001) 2037 definitief vastgestelde en bij SEC(2007) 1341 definitief herziene internecontrolenormen vervangt.
    (66)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
    (67)    Mededeling aan de Commissie over de herziening van het kader voor interne controle C(20172373, goedgekeurd op 19.4.2017 (beginsel 8, kenmerk 8.2).
    (68)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (69)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (70)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (71)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (72)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (73)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (74)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    Top

    Brussel, 7.12.2023

    COM(2023) 770 final

    BIJLAGEN

    bij

    Voorstel voor een
    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad

    {SEC(2023) 397 final} - {SWD(2023) 399 final} - {SWD(2023) 401 final} - {SWD(2023) 402 final}


    BIJLAGE I

    TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR LANDDIEREN

    zoals bedoeld in de artikelen 2, 12, 13, 18, 19, 20, 22, 27, 28, 30, 33, 40, 44 en 47

    HOOFDSTUK I
    GESCHIKTHEID VOOR VERVOER

    1.Landdieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd:

    a)wanneer zij gewond of ziek zijn;

    b)wanneer zij fysiologische zwakte of pathologische processen vertonen;

    c)wanneer zij niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen;

    d)wanneer zij cachectisch of ernstig uitgedroogd zijn;

    e)wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen;

    f)wanneer het drachtige dieren betreft waarvan de verwachte draagtijd reeds voor 80 % of meer is gevorderd, of dieren die in de zeven dagen ervoor hebben geworpen;

    g)wanneer het pasgeboren zoogdieren betreft waarvan de navel nog niet volledig is geheeld;

    h)wanneer het kalveren jonger dan vijf weken en lichter dan 50 kg of biggen, lammeren of jonge geiten jonger dan drie weken betreft, tenzij zij over minder dan 100 km worden vervoerd;

    i)wanneer het honden en katten jonger dan twaalf weken betreft;

    j)wanneer het konijnen jonger dan 48 uur betreft;

    k)wanneer het herten met een bastgewei betreft.

    2.De volgende dieren worden niet geschikt geacht voor lange transporten, tenzij zij vergezeld gaan van hun moeder:

    a)paardachtigen, wanneer zij jonger zijn dan vier maanden;

    b)biggen, wanneer hun lichaamsgewicht lager is dan 10 kg.

    3.In afwijking van punt 1, a) en b), kunnen dieren in staat worden geacht te worden vervoerd:

    a)wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt;

    b)wanneer zij onder veterinair toezicht worden vervoerd ten behoeve van of ingevolge een veterinaire behandeling of diagnose en het de dieren geen onnodig leed berokkent en zij niet worden mishandeld;

    c)wanneer zij veterinaire chirurgische ingrepen hebben ondergaan, op voorwaarde dat de wonden niet bloeden en dat er maatregelen worden getroffen om fysiek contact met de wond tot een minimum te beperken.

    Voor de toepassing van punt a) wordt bij twijfel het advies van de dierenarts ingewonnen.

    4.Niet-afgerichte paardachtigen worden niet geschikt geacht voor lange transporten.

    7.Wanneer dieren tijdens het vervoer ziek worden of gewond raken, moeten zij van de andere dieren worden gescheiden en moeten zij zo spoedig mogelijk eerste hulp krijgen. Zij moeten onmiddellijk een passende veterinaire behandeling krijgen en zo nodig een noodslachting ondergaan of gedood worden op een wijze die geen onnodig lijden veroorzaakt.

    8.Aan te vervoeren dieren mogen alleen kalmerende middelen worden verstrekt als dat voor het welzijn van de dieren en de veiligheid van de exploitanten strikt noodzakelijk is; deze middelen mogen alleen worden gebruikt onder toezicht van een dierenarts.

    9.Zogende koeien, ooien en geiten die niet vergezeld worden door hun jongen, moeten minimaal om de twaalf uur gemolken worden.

    10.Honden en katten worden geschikt geacht voor vervoer wanneer zij de nodige preventieve veterinaire behandelingen hebben ondergaan om stressgerelateerde en soortspecifieke ziekten te voorkomen.

    HOOFDSTUK II
    VERVOERMIDDELEN

    1.Bepalingen voor alle vervoermiddelen en containers

    1.1.De vervoermiddelen, de containers en het toebehoren moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd, en op zodanige wijze worden onderhouden en gebruikt dat:

    a)letsel en lijden van de dieren wordt voorkomen en hun veiligheid is gegarandeerd;

    b)zij de dieren bescherming bieden tegen slechte weersomstandigheden, extreme temperaturen en ongunstige klimaatveranderingen;

    c)zij gereinigd en ontsmet kunnen worden;

    d)de dieren niet kunnen ontsnappen of eruit kunnen vallen, en zij de bewegingsbelasting kunnen weerstaan;

    e)steeds een aan de vervoerde diersoort aangepaste luchtkwaliteit en -hoeveelheid gewaarborgd is;

    f)de dieren toegankelijk zijn zodat ze gecontroleerd, gevoederd en verzorgd kunnen worden;

    g)zij voorzien zijn van een antislipvloer;

    h)het weglekken van urine en uitwerpselen tot een minimum beperkt is wanneer dat relevant is voor de vervoerde soort;

    i)er voldoende verlichting aanwezig is om te dieren tijdens het vervoer te kunnen controleren en verzorgen.

    1.2.In het dierencompartiment en op de verschillende laadvloeren moet voldoende ruimte zijn om voor doeltreffende ventilatie boven de dieren te zorgen wanneer deze in hun natuurlijke houding rechtop staan of zitten, zonder dat zij gehinderd worden in hun natuurlijke bewegingen.

    1.3.Bij wilde dieren gaan de dieren vergezeld van de volgende documenten:

    a)een waarschuwing dat het om wilde, schuwe of gevaarlijke dieren gaat;

    b)schriftelijke instructies betreffende het voederen, het drenken en eventueel vereiste speciale verzorging.

    1.4.Tussenschotten moeten sterk genoeg zijn om het gewicht van de dieren te weerstaan. De uitrusting moet zo ontworpen zijn dat zij snel en gemakkelijk kan worden bediend.

    1.5.Biggen lichter dan 10 kg, lammeren lichter dan 20 kg, kalveren jonger dan zes maanden en veulens jonger dan vier maanden moeten de beschikking hebben over strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is en is afgestemd op de vervoerde diersoort, het aantal vervoerde dieren, de transporttijd en de weersomstandigheden. Dit materiaal moet een adequate absorptie van de urine en de uitwerpselen garanderen, zodat de dieren tijdens het hele transport schoon en droog blijven.

    2.Aanvullende bepalingen voor het vervoer van paardachtigen, runderen, schapen, geiten en varkens over de weg of per spoor

    2.1.Voertuigen waarin dieren worden vervoerd, moeten op duidelijk zichtbare wijze voorzien zijn van een merkteken waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt, tenzij de dieren worden vervoerd in containers die overeenkomstig punt 4.1 zijn gemerkt.

    2.2.Wegvoertuigen moeten voorzien zijn van geschikte uitrusting voor het laden en lossen van de dieren.

    2.3.Bij het samenstellen van treinen en bij andere rangeermanoeuvres van wagons moeten de nodige voorzorgen worden genomen om schoksgewijze verplaatsingen van wagons waarin zich dieren bevinden, te voorkomen.

    2.4.Wanneer het vervoer per trein meer dan drie uur zal duren, moet een voor de diersoort geschikt middel om de dieren te doden beschikbaar zijn, met schriftelijke instructies om het te gebruiken voor de vervoerde dieren, in een taal die de verzorgers begrijpen.

    2.5.Voertuigen die honden en katten vervoeren, moeten zijn uitgerust met functionerende temperatuur- en vochtigheidssensoren.

    3.Aanvullende bepalingen voor het vervoer met roroschepen

    3.1.Voordat de dieren aan boord van een roroschip gaan, ziet de kapitein erop toe:

    a)dat de gesloten dekken van het schip zijn uitgerust met systemen voor geforceerde ventilatie, een alarmsysteem en een noodaggregaat;

    b)dat voertuigen alleen op gesloten dekken worden geladen indien de systemen voor geforceerde ventilatie en het alarmsysteem goed functioneren;

    c)dat er op open dekken voldoende bescherming tegen zeewater wordt geboden.

    3.2.Wegvoertuigen en spoorwagons mogen alleen op een schip worden geladen indien zij zijn voorzien van een toereikend aantal adequaat ontworpen, goed geplaatste en goed onderhouden bevestigingspunten waarmee zij stevig aan het schip kunnen worden vastgesjord. Wegvoertuigen en spoorwagons moeten voor de afvaart aan het schip worden vastgesjord zodat zij niet door de beweging van het schip kunnen gaan schuiven.

    3.3.De kapitein ziet erop toe dat:

    a)voertuigen zodanig worden geladen dat er aan beide zijden van het voertuig ten minste 1 m vrije ruimte wordt gehouden;

    b)bestuurders en verzorgers toegang hebben tot het voertuigdek om de dieren te controleren, te voederen en te verzorgen.

    4.Aanvullende bepalingen voor het vervoer in containers

    4.1.Containers waarin dieren worden vervoerd, moeten op duidelijk zichtbare wijze voorzien zijn van een merkteken waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt, en van een teken ter aanduiding van de bovenkant van de container.

    4.2.Tijdens het vervoer en de hantering moeten de containers steeds rechtop blijven, en moeten schokken en heftige stoten zo veel mogelijk worden vermeden. Containers moeten voor de aanvang van het transport worden vastgesjord zodat zij niet door de bewegingen van het vervoermiddel kunnen gaan schuiven.

    4.3.Containers van meer dan 50 kg moeten voorzien zijn van een toereikend aantal adequaat ontworpen, goed geplaatste en goed onderhouden bevestigingspunten waarmee zij stevig aan het vervoermiddel waarop zij zullen worden geladen, kunnen worden vastgesjord.

    HOOFDSTUK III
    VERVOERMETHODEN

    1.Algemene bepalingen

    1.1.Er moet passende aandacht worden besteed aan de behoeften van bepaalde categorieën dieren, zoals wilde dieren, zodat zij vóór het voorgenomen transport aan de wijze van vervoer kunnen wennen.

    1.2.Indien het laden of lossen meer dan vier uur duurt, moeten er, behalve in het geval van pluimvee, voorzieningen aanwezig zijn waar de dieren zich, niet aangebonden, buiten het vervoermiddel kunnen ophouden, en kunnen eten en drinken.

    2.Laden en lossen

    2.1.De voorzieningen voor het laden en lossen, met inbegrip van de vloeren, moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd, en op zodanige wijze worden onderhouden en gebruikt dat:

    a)tijdens de verplaatsing van de dieren letsel en lijden worden voorkomen en opwinding en angst tot een minimum worden beperkt, en dat de veiligheid van de dieren wordt gewaarborgd;

    b)de vloeren niet glad zijn en dat er beschermende zijkanten aanwezig zijn om ontsnappen van de dieren te voorkomen;

    c)zij gereinigd en ontsmet kunnen worden.

    2.2.Laadbruggen mogen niet steiler zijn dan:

    a)20 graden (oftewel 36,4 %) voor varkens, kalveren en paarden;

    b)26 graden 35 minuten (oftewel 50 %) voor schapen, geiten en runderen, kalveren uitgezonderd.

    Laadbruggen moeten zijn voorzien van een stroef loopvlak, dwarslatten en een bescherming aan de zijkanten.

    2.3.Hefplatforms en verdiepingen moeten voorzien zijn van veiligheidshekken die voorkomen dat dieren er tijdens het laden of lossen af vallen of ontsnappen.

    2.4.Goederen die in hetzelfde vervoermiddel als de dieren worden vervoerd, moeten op zodanige wijze worden gestuwd dat zij de dieren geen lijden berokkenen.

    2.5.Tijdens het laden en lossen moet passende verlichting aanwezig zijn om te voorkomen dat de dieren tegenstribbelen en zodat de verzorgers kunnen zien of er sprake is van eventuele dierenwelzijnsproblemen zoals kreupelheid, verwondingen, dieren die uitglijden of vallen, of defecte apparatuur.

    2.6.Wanneer containers met dieren op het vervoermiddel op elkaar worden gestapeld, moeten de nodige voorzorgen worden genomen om:

    a)te voorkomen, of, in het geval van pluimvee, konijnen en pelsdieren, zoveel mogelijk te verhinderen, dat urine en uitwerpselen op de dieren eronder vallen;

    b)de stabiliteit van de containers te waarborgen;

    c)ervoor te zorgen dat de ventilatie niet wordt belemmerd.

    3.Behandeling

    3.1.Het is verboden:

    a)de dieren te slaan of te schoppen;

    b)op een deel van het lichaam op zodanige wijze druk uit te oefenen dat het de dieren onnodig lijden berokkent;

    c)de dieren met mechanische middelen in een hangende positie te houden;

    d)de dieren bij de poten (met uitzondering van pluimvee en konijnen), kop, oren, horens, staart of vacht op te tillen of voort te trekken;

    e)prikstokken of andere puntige voorwerpen te gebruiken;

    f)dieren te hinderen die gedreven of geleid worden door een gedeelte waar doorstroming nodig is.

    3.2.Het gebruik van apparaten waarmee elektrische schokken worden toegediend, is verboden wanneer dieren zich in een groep verplaatsen. Dit is alleen toegestaan:

    a)bij runderen of varkens van meer dan 80 kg, en

    b)wanneer een dier zonder zichtbare redenen weigert zich te verplaatsen.

    De schokken mogen niet meer dan tweemaal worden toegediend, mogen niet langer duren dan één seconde en mogen uitsluitend op de spieren van de achterpoten worden toegediend.

    3.3.Verzamelcentra en controleposten moeten zo nodig voorzieningen verstrekken voor het aanbinden van de dieren. Dieren die dit niet gewend zijn, mogen niet worden aangebonden.

    3.4.Dieren mogen in geen geval aan de horens, het gewei, de neusringen of met samengebonden poten worden aangebonden. Kalveren en honden mogen niet worden gemuilkorfd. Paardachtigen ouder dan acht maanden moeten tijdens het vervoer een halster dragen, niet-afgerichte paardachtigen uitgezonderd.

    3.5.Wanneer de dieren moeten worden aangebonden, moeten touwen, tuiers of andere middelen worden gebruikt:

    a)die zo sterk zijn dat ze onder normale vervoersomstandigheden niet breken;

    b)waarmee de dieren eventueel kunnen gaan liggen, eten en drinken;

    c)die zo ontworpen zijn dat ieder risico van wurging of verwonding is uitgesloten en dat de dieren snel kunnen worden losgemaakt;

    d)die lang genoeg zijn en zodanig worden gebruikt dat paardachtigen hun hoofd tot onder de schofthoogte kunnen laten zakken.

    3.6.Bij het laden of lossen van vogels moeten voorzieningen worden getroffen om de periode dat vogels ondersteboven worden gehouden, te verkorten.

    3.7.Vogels en konijnen moeten worden gevangen, opgetild en gedragen aan twee poten, waarbij glijplankjes in kooien of het been van de exploitant worden gebruikt om de borst van de vogel te ondersteunen. Er mogen maximaal drie vogels in één hand worden gedragen.

    4.Scheiding

    4.1.De volgende dieren worden gescheiden behandeld en vervoerd:

    a)dieren van verschillende soorten;

    b)dieren van beduidend verschillende grootte of leeftijd;

    c)volwassen fokberen en fokhengsten;

    d)geslachtsrijpe mannelijke en vrouwelijke dieren;

    e)dieren met en dieren zonder horens;

    f)dieren die elkaar vijandig gezind zijn;

    g)aangebonden en niet-aangebonden dieren.

    4.2.Het bepaalde in punt 4.1, a), b), c) en e), is niet van toepassing als de dieren in bij elkaar passende groepen zijn opgefokt of aan elkaar gewend zijn, als de scheiding leed veroorzaakt of als vrouwelijke dieren vergezeld gaan van jongen die van hen afhankelijk zijn.

    5.Tijdens het vervoer

    5.1.De beschikbare ruimte moet ten minste overeenstemmen met de in hoofdstuk VII voor de diersoorten en vervoermiddelen vermelde waarden.

    5.2.Paardachtigen mogen niet in voertuigen met meerdere laadvloeren worden vervoerd, tenzij de dieren op de onderste laadvloer worden geladen en de hogere laadvloeren leeg blijven.

    5.3.Niet-afgerichte paardachtigen mogen niet in groepen van meer dan vier dieren worden vervoerd.

    5.4.Er moet voor voldoende ventilatie worden gezorgd zodat volledig aan de behoeften van de dieren wordt voldaan, met name rekening houdend met het aantal en het type te vervoeren dieren en de verwachte weersomstandigheden tijdens het transport. Containers moeten zodanig worden gestuwd dat de ventilatie niet wordt belemmerd.

    5.5.De dieren moeten met passende tussenpozen, en met name met inachtneming van de voorschriften in hoofdstuk V, gedrenkt en gevoederd worden en de gelegenheid krijgen om te rusten, op een wijze die bij hun soort en leeftijd past.

    6.Minimale verticale hoogte

    6.1.Voor runderen en niet-gespeende kalveren moet de minimale verticale hoogte tijdens het vervoer voldoen aan de volgende formule:

    H = W × 1,17 + 20

    waarbij H = minimale verticale hoogte, en W = schofthoogte van het grootste dier in het compartiment.

    6.2.Voor schapen moet de ruimte boven het hoogste punt van het grootste dier ten minste 15 cm bedragen in voertuigen met mechanische ventilatie en 30 cm in voertuigen met natuurlijke ventilatie.

    6.3.Voor paardachtigen moet de inwendige hoogte van een compartiment ten minste 75 cm hoger zijn dan de schofthoogte van het grootste dier.

    6.4.Voor als landbouwhuisdier gehouden vogels moet de hoogte van de container zodanig zijn dat de kam of kop het plafond niet raakt wanneer de vogels met hun kop en nek in een natuurlijke houding zitten of wanneer zij van plaats veranderen.

    6.5.Voor slachtkonijnen moet de container hoog genoeg zijn zodat de konijnen met hun oren omhoog kunnen zitten.

    HOOFDSTUK IV
    AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR VEESCHEPEN EN CONTAINERSCHEPEN

    1.Constructie- en uitrustingsvoorschriften voor veeschepen

    1.1.De sterkte van de latten van hokken en van dekken moet aangepast zijn aan de vervoerde dieren. De sterkteberekeningen voor de latten van hokken en van dekken moeten tijdens de constructie van of de ombouw tot veeschepen worden gecontroleerd door een door de bevoegde autoriteit erkend classificatiebureau.

    1.2.De ruimen waarin de dieren zullen worden vervoerd, moeten voorzien zijn van geforceerde ventilatie met voldoende vermogen om de lucht als volgt volledig te verversen:

    a)40 luchtverversingen per uur indien het ruim volledig omsloten is en de vrije hoogte maximaal 2,30 meter bedraagt;

    b)30 luchtverversingen per uur indien het ruim volledig omsloten is en de vrije hoogte meer dan 2,30 meter bedraagt;

    c)75 % van bovengenoemde capaciteit, indien het ruim gedeeltelijk omsloten is.

    1.3.De opslag- of productiecapaciteit voor drinkwater moet beantwoorden aan de in hoofdstuk VI vastgestelde voorschriften met betrekking tot de behoefte aan water, rekening houdend met het maximumaantal en het type dieren dat vervoerd zal worden, en met de maximumduur van de voorgenomen transporten.

    1.4.Het drinkwatersysteem moet erop berekend zijn dat elk dierenruim continu van drinkwater kan worden voorzien, en er moeten voldoende drinkautomaten aanwezig zijn zodat alle dieren gemakkelijk en permanent toegang hebben tot drinkwater. Er moet een alternatief pompsysteem voorhanden zijn om de watervoorziening te waarborgen voor het geval het hoofdpompsysteem uitvalt.

    1.5.Het afvoersysteem moet voldoende capaciteit hebben om vloeistoffen uit hokken en dekken in alle omstandigheden af te voeren. De vloeistoffen moeten via afvoerpijpen en goten in putten of tanks worden verzameld, vanwaar zij door middel van pompen of ejectors worden geloosd. Er moet een alternatief pompsysteem voorhanden zijn om de afvoer te waarborgen voor het geval het hoofdpompsysteem uitvalt.

    1.6.De dierenruimen, drijfgangen en loopbruggen moeten voldoende verlicht zijn. Er moet noodverlichting voorhanden zijn voor het geval het hoofdstroomaggregaat uitvalt. Er moeten voldoende draaglampen aanwezig zijn om de verzorger in staat te stellen de dieren naar behoren te controleren en te verzorgen.

    1.7.Alle dierenruimen moeten voorzien zijn van een geschikte brandblusinstallatie en de brandblussers in de dierenruimen moeten beantwoorden aan de meest recente normen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas) met betrekking tot brandbeveiliging, -detectie en -bestrijding.

    1.8.De volgende systemen in de dierenruimen moeten aangesloten zijn op een bewakings-, controle- en alarmsysteem in de stuurhut:

    a)ventilatie;

    b)drinkwatervoorziening en afvoersysteem;

    c)verlichting;

    d)drinkwaterproductie, indien van toepassing.

    1.9.Het hoofdstroomaggregaat moet berekend zijn op de continue stroomvoorziening van de in de punten 1.2, 1.4, 1.5 en 1.6 bedoelde systemen onder normale bedrijfsomstandigheden van het veeschip. Er moet een hulpaggregaat voorhanden zijn dat in staat is het hoofdaggregaat gedurende drie opeenvolgende dagen te vervangen.

    1.10.Op veeschepen moet een voor de vervoerde diersoort geschikt middel om de dieren te doden beschikbaar zijn met schriftelijke instructies in een taal die de verzorgers begrijpen.

    2.    Voeder- en watervoorziening op veeschepen en schepen die containers voor grote dieren vervoeren

    Veeschepen en schepen die dieren vervoeren in containers voor grote dieren, moeten vanaf het tijdstip van vertrek voldoende strooisel, voeder en water meevoeren om het voor het voorgenomen transport in tabel 1 vermelde minimumdagrantsoen aan voeder en water te dekken, plus een extra voorraad strooisel, voeder en water voor ten minste zeven dagen.

    Tabel

    Minimumdagrantsoen aan voeder en water op veeschepen en containerschepen

    Categorie

    Voeder

    (in % levend gewicht)

    Drinkwater

    (in % levend gewicht)

    Foerage

    Krachtvoer

    Runderen en paardachtigen

    2

    1,6

    10

    Schapen

    2

    1,8

    Varkens

    3

    Foerage mag door krachtvoer worden vervangen en omgekeerd. Bij het veranderen van voeder moet echter terdege rekening worden gehouden met de stofwisseling van bepaalde categorieën dieren.

    HOOFDSTUK V
    TRANSPORTTIJDEN, TEMPERATUUR, RUSTTIJDEN EN TUSSENPOZEN VOOR HET DRENKEN EN HET VOEDEREN

    1.Paardachtigen, runderen, schapen, geiten en varkens

    1.1.Verzorgers of bestuurders moeten paardachtigen ad libitum of ten minste met regelmatige tussenpozen van niet langer dan 4,5 uur gedurende een periode van 30 minuten voederen en drenken terwijl het voertuig stilstaat. Tijdens vervoer over zee moet hetzelfde regime voor het drenken en het voederen worden gehandhaafd.

    1.2.Verzorgers of bestuurders moeten runderen, schapen, geiten en varkens ad libitum drenken tijdens het transport of tijdens de rusttijden die zijn vastgelegd in artikel 27. De dieren moeten worden gevoederd tijdens de rustperioden terwijl het voertuig stilstaat en bij het lossen van de dieren. Tijdens vervoer over zee moet hetzelfde regime voor het drenken en het voederen worden gehandhaafd.

    2.Als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen die in containers worden vervoerd

    2.1.Voor als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen moeten passend voeder en water in voldoende hoeveelheden voorhanden zijn.

    2.2.De maximale transporttijden zijn als volgt:

    a)12 uur, met inbegrip van de laad- en lostijd, ook voor transporten naar een slachthuis, of

    b)24 uur voor kuikens van alle als landbouwhuisdier gehouden vogelsoorten, mits het transport binnen 48 uur na het uitkomen van de kuikens wordt voltooid;

    c)24 uur voor volwassen fokkonijnen indien zij permanent toegang hebben tot voeder en hydratatie;

    d)10 uur voor uitgelegde hennen, met inbegrip van de laad- en lostijd.

    2.3.Voor thermisch comfort wordt als volgt gezorgd:

    a)wanneer de verwachte temperatuur op de plaats van vertrek en op de plaats van bestemming op het tijdstip waarop de dieren naar verwachting op die plaatsen zullen zijn, lager is dan 10 °C, mogen konijnen en als landbouwhuisdier gehouden vogels, met uitzondering van uitgelegde hennen, alleen worden vervoerd in voertuigen met bescherming tegen windverkilling;

    b)uitgelegde hennen mogen niet worden vervoerd indien niet kan worden gewaarborgd dat de temperatuur in het voertuig ten minste 15 °C bedraagt.

    3.Honden en katten

    3.1.Volwassen honden en katten moeten tijdens het vervoer met tussenpozen van niet langer dan 24 uur worden gevoederd. Puppy’s en kittens jonger dan zes maanden moeten met tussenpozen van niet langer dan 8 uur worden gevoederd. Water moet ad libitum of met tussenpozen van niet langer dan 4 uur beschikbaar zijn.

    3.2.Er moeten schriftelijke instructies over het voederen en drenken beschikbaar zijn aan boord, in een taal die de verzorger begrijpt.

    3.3.De temperatuur moet worden aangepast in geval van vervoer van brachycefale rassen of typen en van honden en katten met een extreme vacht, zoals in het geval van rassen met een dikke ondervacht en kale rassen.

    4.Andere soorten

    Andere dan de in de punten 1 tot en met 3 bedoelde diersoorten moeten worden vervoerd overeenkomstig schriftelijke instructies omtrent voederen en drenken, en rekening houdend met de eventueel vereiste speciale verzorging.

    HOOFDSTUK VI
    AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR LANGE TRANSPORTEN VAN ALS LANDBOUWHUISDIER GEHOUDEN PAARDACHTIGEN, RUNDEREN, SCHAPEN, GEITEN EN VARKENS, EN HONDEN EN KATTEN

    1.Dak

    Het vervoermiddel moet zijn uitgerust met een dak in een lichte kleur en moet goed geïsoleerd zijn.

    2.Vloer en strooisel

    De dieren moeten beschikken over passend strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is, en is afgestemd op de vervoerde diersoorten, het aantal vervoerde dieren, de transporttijd en de weersomstandigheden. Dit materiaal moet de absorptie van de urine en de uitwerpselen garanderen, zodat de dieren tijdens het hele transport schoon en droog blijven.

    3.Voeder

    3.1.Het vervoermiddel moet een voldoende hoeveelheid geschikt voeder meevoeren, zodat de dieren geen tekenen van honger of vermoeidheid vertonen. Het voeder moet tegen weersinvloeden en verontreinigingen als stof, brandstof, uitlaatgassen, urine en mest beschermd zijn.

    3.2.Als de dieren met speciale apparatuur moeten worden gevoederd, moet die apparatuur in het vervoermiddel worden meegevoerd.

    3.3.Indien in punt 3.2 bedoelde voederapparatuur wordt gebruikt, moet die op zodanige wijze ontworpen zijn dat zij zo nodig aan het vervoermiddel kan worden bevestigd om het omstoten of omvallen ervan te voorkomen. Als het vervoermiddel in beweging is en de apparatuur niet in gebruik is, moet deze op een van de dieren gescheiden plaats worden ondergebracht.

    4.Tussenschotten

    4.1.Het vervoermiddel moet zijn voorzien van tussenschotten, zodat er gescheiden compartimenten kunnen worden gecreëerd waarbij alle dieren toch vrije toegang tot water hebben.

    4.2.De tussenschotten moeten zodanig zijn geconstrueerd dat zij zo geplaatst kunnen worden dat de afmetingen van het compartiment op de specifieke eisen en op het type, de grootte en het aantal van de dieren zijn afgestemd.

    5.Watervoorziening bij vervoer over de weg, per spoor of in containers voor grote dieren

    5.1.Het vervoermiddel en de containers voor grote dieren moeten voorzien zijn van een watervoorzieningssysteem dat de verzorger tijdens het transport te allen tijde onmiddellijk kan navullen zodat elk dier toegang heeft tot water.

    5.2.De drinkautomaten moeten in goede staat verkeren en zodanig ontworpen en geplaatst zijn dat ze voor de aan boord van het voertuig te drenken categorieën dieren toegankelijk zijn.

    5.3.De totale capaciteit van de watertanks op elk vervoermiddel moet ten minste gelijk zijn aan 1,5 % van het netto laadvermogen. De watertanks moeten zodanig ontworpen zijn dat zij na elk transport kunnen worden geleegd en gereinigd, en moeten voorzien zijn van een systeem voor de controle van het waterpeil. Zij moeten aangesloten zijn op de drinkautomaten in de compartimenten en in goede staat worden gehouden.

    5.4.Van punt 5.3 mag worden afgeweken voor containers voor grote dieren die uitsluitend worden gebruikt op schepen die het water leveren uit eigen tanks.

    6.Ventilatiesystemen voor wegvervoermiddelen

    6.1.De ventilatiesystemen op wegvervoermiddelen moeten zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en onderhouden dat zij op elk moment tijdens het transport, ongeacht of het vervoermiddel stilstaat of in beweging is, gedurende ten minste 6 uur kunnen werken.

    6.2.De ventilatiesystemen moeten een gelijkmatige verdeling van de lucht over het gehele voertuig kunnen garanderen.

    HOOFDSTUK VII
    RUIMTE VOOR DE DIEREN BIJ VERVOER OVER DE WEG, PER SPOOR OF OVER ZEE

    1.De ruimte voor de dieren bij vervoer over de weg, per spoor of over zee, met inbegrip van het vervoer in containers, wordt berekend met de volgende allometrische vergelijking:

    A = kW(2/3)

    waarbij: A = oppervlakte per dier [m² of cm² voor vervoer van vogels en konijnen in containers], W = levend gewicht [kg], k = k-waarde (specifiek voor de soort/categorie, zoals vastgesteld in onderstaande tabellen).

    2.De beschikbare ruimte per dier [m²] tijdens het vervoer over de weg, per spoor of over zee moet ten minste overeenstemmen met de onderstaande waarden:

     

    A

    B

    C

    D

    Gemiddeld

    Varkens

    Paardachtigen

    Runderen

    Schapen en geiten

    levend gewicht [kg]

    k = 0,027

    k = 0,029

    k = 0,034

    k = 0,037

    25

    0,23

     

    0,32

    50

    0,37

    0,40

    0,46

    0,50

    75

    0,48

    0,52

    0,60

    0,66

    100

    0,58

    0,63

    0,73

    0,80

    125

    0,68

    0,73

    0,85

     

    150

    0,76

    0,82

    0,96

    175

    0,84

    0,91

    1,06

    200

    0,92

    1,00

    1,16

    225

    1,00

    1,08

    1,26

    250

    1,07

    1,16

    1,35

    275

    1,14

    1,23

    1,44

    300

    1,21

    1,31

    1,52

    325

    1,28

    1,38

    1,61

    350

    1,34

    1,45

    1,69

    375

    1,40

    1,52

    1,77

    400

    1,47

    1,59

    1,85

    450

     

    1,71

    2,00

    500

    1,84

    2,14

    550

    1,96

    2,28

    600

    2,08

    2,42

    650

    2,19

    2,55

    700

    2,30

    2,68

    750

    2,41

    2,81

    800

    2,52

    2,93

    850

     

    3,05

    900

    3,17

    950

    3,29

    1000

    3,40

    3.De beschikbare ruimte per dier [cm²] voor pluimvee en konijnen die in containers worden vervoerd, moet ten minste overeenstemmen met de onderstaande waarden:

     

    E

    F

    Geschat

    Pluimvee

    Konijnen

    levend gewicht

    k = 290

    k = 270

    1

    290

    270

    1,5

    380

    354

    2

    460

    429

    2,5

    534

    497

    3

    603

    562

    3,5

    669

    622

    4

    731

    680

    4,5

    790

    736

    5

    848

    789

    4.Andere paardachtigen dan niet-afgerichte paarden en merries met hun veulen moeten in individuele standen worden vervoerd.

    De individuele stand moet ten minste 40 cm langer zijn dan de lengte van de paardachtige, gemeten van de staart tot de neus met de hals evenwijdig aan de grond, en nog eens 50 cm langer als er tijdens het vervoer een hooinet met voeder aanwezig is.

    De individuele stand moet in totaal ten minste 40 cm breder zijn dan de breedte van het dier op het breedste punt.

    BIJLAGE II

    SPECIFIEKE VOORWAARDEN VOOR HET VERVOER VAN WATERDIEREN

    zoals bedoeld in de artikelen 2, 18, 33, 44 en 47

    1.Ontwerp en onderhoud van vervoermiddelen

    1.1.Vervoermiddelen en containers die voor het vervoer van waterdieren worden gebruikt, moeten zijn afgestemd op de soort, de grootte, het gewicht en het aantal van de te vervoeren dieren.

    1.2.Vervoermiddelen en containers moeten in goede mechanische en bouwkundige staat worden gehouden om te voorkomen dat aan het voertuig schade ontstaat die direct of indirect gevolgen kan hebben voor het welzijn van de vervoerde waterdieren.

    1.3.In vervoermiddelen en containers moeten voldoende watercirculatie en de nodige apparatuur voor zuurstoftoevoer aanwezig zijn om te kunnen inspelen op veranderingen in de omstandigheden tijdens het transport en te voldoen aan de behoeften van de vervoerde dieren, met inbegrip van het sluiten van kleppen in een schip met leeftank om bioveiligheidsredenen.

    1.4.De waterdieren moeten tijdens het transport toegankelijk zijn voor inspecties, zodat hun welzijn kan worden beoordeeld.

    1.5.In de vervoermiddelen en de containers moeten de relevante parameters kunnen worden geïnspecteerd en gemonitord, en zo nodig corrigerende maatregelen worden genomen.

    2.Behandeling

    2.1.Waterdieren mogen niet aan hun kieuwen worden opgetild.

    2.2.De behandelingsapparatuur moet zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en onderhouden dat lichamelijk letsel tot een minimum wordt beperkt.

    3.Water

    3.1.De exploitanten zorgen ervoor dat de waterkwaliteit geschikt is voor de vervoerde diersoorten en de wijze van vervoer.

    3.2.De exploitanten zorgen ervoor dat de volgende waterparameters tijdens het hele transport worden gemonitord en binnen de grenswaarden blijven overeenkomstig de soortspecifieke behoeften:

    a)zuurstof;

    b)koolstofdioxide;

    c)ammoniakgehalte;

    d)temperatuur.

    4.Geschiktheid voor vervoer

    4.1.De bestendigheid van de waterdieren tegen de stress van het vervoer wordt beoordeeld op basis van de gezondheidstoestand, de eerdere behandeling en het recente vervoersverleden.

    4.2.De belangrijkste redenen om waterdieren als ongeschikt voor vervoer te beschouwen, zijn:

    a)klinische ziektesymptomen;

    b)aanzienlijk lichamelijk letsel of afwijkend gedrag;

    c)recente blootstelling aan stressoren die het gedrag of de fysiologische toestand nadelig beïnvloeden (bijvoorbeeld extreme temperaturen, chemische agentia);

    d)onvoldoende of buitensporig lang vasten.

    5.Laadpraktijken

    5.1.De exploitanten moeten de nodige maatregelen nemen om letsel en onnodige stress bij waterdieren tijdens het laden te voorkomen.

    5.2.Bij het laden moeten de volgende elementen worden beoordeeld:

    a)de procedure voor het samendrijven voorafgaand aan het laden;

    b)ondeugdelijk geconstrueerde of bediende apparatuur;

    c)significante veranderingen in de waterkwaliteit, zoals verschillende temperaturen of andere waterparameters.

    5.3.De exploitanten moeten ervoor zorgen dat de dichtheid van de waterdieren in een voertuig en/of container binnen de toepasselijke grenzen blijft, rekening houdend met de soortspecifieke behoeften en de beschikbare wetenschappelijke gegevens.

    5.4.Het laden moet worden uitgevoerd door exploitanten met kennis van en ervaring met het gedrag en andere kenmerken van de waterdieren, zodat hun welzijn wordt gewaarborgd.

    6.Tijdens het vervoer

    6.1.Tijdens het vervoer moeten periodieke inspecties plaatsvinden om na te gaan of er sprake is van een aanvaardbaar welzijn.

    6.2.De bestuurders of verzorgers moeten de waterkwaliteit monitoren en de nodige aanpassingen doen om ervoor te zorgen dat de in punt 3.2 genoemde parameters binnen de toepasselijke grenzen blijven, rekening houdend met de soortspecifieke behoeften.

    6.3.De bestuurders moeten de lading op zodanige wijze vervoeren dat ongecontroleerde bewegingen van de waterdieren die tot stress en letsel kunnen leiden, tot een minimum worden beperkt.

    6.4.Als zich tijdens het vervoer een noodsituatie op het gebied van de gezondheid voordoet, stelt de bestuurder of een verzorger het noodplan in werking.

    6.5.Als het tijdens het vervoer noodzakelijk is om waterdieren te doden, moet de bestuurder of de verzorger opgeleid zijn en het doden met voorafgaande bedwelming kunnen uitvoeren, zodat de dieren bewusteloos blijven tot de dood intreedt.

    7.Lospraktijken

    7.1.De beginselen van een goede behandeling tijdens het laden zijn eveneens van toepassing tijdens het lossen.

    7.2.De exploitanten moeten de waterdieren zo spoedig mogelijk na aankomst op de plaats van bestemming lossen, waarbij voldoende tijd wordt genomen om schade aan de dieren te voorkomen.

    7.3.De exploitanten moeten bepaalde soorten voldoende tijd gunnen om te acclimatiseren, afhankelijk van hun behoeften, alvorens de dieren te lossen in water van een sterk verschillende kwaliteit (bijvoorbeeld wat betreft temperatuur, zoutgehalte, pH).

    7.4.De exploitanten moeten stervende of ernstig gewonde waterdieren verwijderen en doden middels een passende methode die geschikt is voor de soort en de grootte van het dier en waarmee onnodig lijden wordt voorkomen.

    8.Praktijken na het vervoer

    8.1.De exploitant die verantwoordelijk is voor de ontvangst van de waterdieren, moet deze in de periode na het vervoer nauwlettend in de gaten houden en de nodige gegevens bijhouden.

    8.2.Waterdieren die abnormale klinische symptomen vertonen, moeten worden geïsoleerd en worden onderzocht door een dierenarts, die een behandeling kan aanbevelen, of worden gedood middels een methode die geschikt is voor de soort en de grootte van het dier en waarmee onnodig lijden wordt voorkomen.

    8.3.De exploitanten evalueren belangrijke problemen in verband met het vervoer en nemen risicobeperkende maatregelen om herhaling te voorkomen.

    BIJLAGE III

    Modellen zoals bedoeld in de artikelen 14, 15, 16, 20, 25, 32, 38 en 47

    1.Model voor het journaal voor alle lange transporten en voor korte transporten naar plaatsen van bestemming in een derde land

    AFDELING 1 — PLANNING

    1. ORGANISATOR(1) 

    1.1. Nummer van de vergunning van de organisator

    1.2. Naam en adres

    1.3. Naam van de voor het transport verantwoordelijke persoon

    1.4. Telefoon

    1.5. E‐mailadres

    2. VERVOERDER(S)(1)

    2.1. Wegvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.2. Zeevervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.3. Spoorvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.4. Luchtvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    3. TRANSPORTSCHEMA(1)

    3.1. Plaats en land van VERTREK

    3.4. Plaats en land van BESTEMMING

    3.2. Datum

    3.5. Datum

    3.3. Tijdstip

    3.6. Tijdstip

    3.7. Verwachte totale duur (uren/dagen)

    3.8. Diersoort/aantal

    3.9. Categorieën/aantal

    Niet-gespeende dieren

    Gewicht:

    Leeftijd:

    Drachtige dieren

    Stadium van de dracht:

    Datum van inseminatie:

    Andere:

    Totaal aantal dieren

    3.11. Nummer(s) van het (de) veterinaire certificaat (certificaten):

    3.12. Geschat totaalgewicht van de zending (in kg):

    3.13. Voor de zending voorziene totale vloeroppervlakte (in m2):

    3.14. LIJST VAN GEPLANDE RUSTPLAATSEN, OVERLAADPLAATSEN EN PLAATSEN VAN UITGANG

    3.14.1. Verzamelcentrum

    Adres

    Verwachte datum / verwacht tijdstip van aankomst

    Duur (in uren)

    3.14.2. Controlepost

    Adres

    Verwachte datum / verwacht tijdstip van aankomst

    Duur (in uren)

    3.14.3 Plaats van uitgang

    Adres

    Verwacht tijdstip van aankomst

    Duur (in uren)

    3.14.4. Waterverversing voor het vervoer van waterdieren

    4. VERKLARING VAN DE ORGANISATOR

    Ondergetekende, organisator, verklaart hierbij dat hij/zij verantwoordelijk is voor de organisatie van bovenvermeld transport en dat hij/zij passende voorzieningen heeft getroffen ter bescherming van het welzijn van de dieren gedurende het hele transport overeenkomstig Verordening (EU) 2023/XX.

    Validatie door de organisator

    5. AUTORITEIT DIE HET JOURNAAL GOEDKEURT(2)

    5.1. Naam en adres

    5.2. Telefoon

    5.3. E-mail

    5.4. Officieel stempel

    5.5. Naam en handtekening van de ambtenaar

    6. BESLUIT(2)

    □ GOEDGEKEURD        Datum

    □ AFGEWEZEN            Datum                Motivering

    (1) In te vullen door de organisator.

    (2) In te vullen door de bevoegde autoriteit.

    AFDELING 2 — PLAATS VAN VERTREK

    1.HOUDER OP DE PLAATS VAN VERTREK(3)

    1.1.Naam en adres

    1.2.Naam van de verantwoordelijke

    1.3.Telefoon

    1.4.E‐mailadres

    2.LADEN(3)

    2.1. Plaats en lidstaat/land van vertrek

    2.2. Datum en tijdstip waarop het eerste dier is geladen

    2.3. Aantal geladen dieren per diersoort

    2.4. Aantal geladen dieren per categorie:

       Drachtige dieren            Stadium van de dracht/datum van inseminatie

       Niet-gespeende dieren

    2.5. Totaal aantal dieren

    3.VERKLARING VAN DE HOUDER

    3.1. Ondergetekende, houder van de dieren op de plaats van vertrek, verklaart hierbij dat hij/zij bij het laden van de dieren aanwezig is geweest. Voor zover hem/haar bekend, waren bovengenoemde dieren ten tijde van het laden geschikt voor vervoer en waren de voorzieningen en procedures voor de behandeling van de dieren in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/XX betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten.

    Validatie door de houder op de plaats van vertrek(3)

    4.VERKLARING VAN DE BESTUURDER

    4.1. Ondergetekende, bestuurder van het vervoermiddel van de dieren, verklaart hierbij dat hij/zij bij het laden van de dieren aanwezig is geweest. Voor zover hem/haar bekend, was geen van de in het vervoermiddel geladen dieren ten tijde van het laden zichtbaar ongeschikt voor vervoer en waren de voorzieningen en procedures voor de behandeling van de dieren in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/XX betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten.

    Validatie door de bestuurder op de plaats van vertrek(4)

    (3) In te vullen door de houder op de plaats van vertrek.

    (4) In te vullen door de bestuurder.

    AFDELING 3 — PLAATS VAN BESTEMMING

    1. HOUDER OP DE PLAATS VAN BESTEMMING(5)

    1.1.Naam en adres

    1.2.Naam van de verantwoordelijke

    1.3.Telefoon

    1.4.E‐mailadres

    2. BESTUURDER/VERZORGER(4)

    3. OFFICIËLE DIERENARTS (indien aanwezig)(6)

    4. DATUM EN TIJDSTIP VAN AANKOMST(4)(5)

    5. VERRICHTE CONTROLES(5)(6)

    Controles

    Controleresultaten

    Conform

    Niet conform

    Nummer van de vergunning van de vervoerder

    Bestuurder

    Nummer getuigschrift van vakbekwaamheid

    Identificatie vervoermiddel

    Beschikbare ruimte Gemiddelde oppervlakte/dier in m²

    Aantekeningen in het journaal en transporttijdlimieten

    5. INDICATOREN(4)(5)

    5.1. Totaal aantal dieren

    5.3. Totaal aantal tijdens het vervoer gewond geraakte dieren

    5.2. Totaal aantal dode dieren bij aankomst

    5.4. Aanwezigheid van hitte-/koudestress, honger of dorst    ja/nee

    6. VERKLARING VAN DE HOUDER

    Ondergetekende, houder van de dieren op de plaats van bestemming, verklaart hierbij dat hij/zij deze zending dieren heeft gecontroleerd. Voor zover hem/haar bekend werden bij de controle bovenvermelde resultaten geconstateerd.

    Validatie door de houder op de plaats van vertrek(5)

    7. VERKLARING VAN DE BESTUURDER

    Ondergetekende, bestuurder van het vervoermiddel van de dieren, verklaart hierbij dat hij/zij bij het lossen van de dieren aanwezig is geweest. Hij/zij is het eens met de in deze afdeling van het journaal vermelde resultaten van de beoordeling van de toestand van de dieren.

    Validatie door de bestuurder op de plaats van vertrek(4)

    (5) In te vullen door de houder op de plaats van bestemming.

    (6) In te vullen door een officiële dierenarts, indien aanwezig op de locatie.

    AFDELING 4 — VERKLARING VAN DE VERVOERDER(4)

    Feitelijke route — rustplaatsen, overlaadplaatsen en plaatsen van uitgang

    Plaats en adres

    Aankomst

    Vertrek

    Duur van de pauze

    Reden

    Datum

    Tijdstip

    Datum

    Tijdstip

    AFDELING 5 — FORMULIER VOOR HET MELDEN VAN ONREGELMATIGHEDEN(4)(5)(6)

    in te vullen door bestuurders/verzorgers, houders of officiële dierenartsen — meerdere verslagen mogelijk

    1. DECLARANT Naam, functie en adres

    2. Plaats en lidstaat waar de onregelmatigheid is geconstateerd

    3. Datum en tijdstip waarop de onregelmatigheid is geconstateerd

    4. SOORT ONREGELMATIGHEID/-HEDEN volgens Verordening (EU) 2023/XX

    4.1. Geschiktheid voor vervoer (1)

       4.1.2 kreupele dieren die niet in staat zijn zich op eigen kracht te bewegen

       4.1.3 gewonde dieren

       4.1.4 drachtige dieren waarvan de draagtijd voor meer dan 80 % is gevorderd

       4.1.5 pasgeboren dieren waarvan de navel nog niet volledig is geheeld

       4.1.6 varkens jonger dan drie weken

       4.1.7 lammeren jonger dan tien dagen

       4.1.8 niet-gespeende kalveren jonger dan vijf weken

       4.1.9 niet-gespeende kalveren lichter dan 50 kg

       4.1.10 honden en katten jonger dan twaalf weken

       4.1.11 herten met een bastgewei

       4.1.12 andere (geef aan)

    4.2. Vervoermiddelen

    4.3. Vervoermethoden

    4.4. Transporttijdlimieten

    4.5. Rusttijden

    4.6. Beschikbare ruimte

    4.7. Vergunning van de vervoerder

    4.8. Getuigschrift van vakbekwaamheid van de bestuurder

    4.9. Journaalaantekeningen

    4.10. Aanvullende bepalingen voor lange transporten

    4.10. Andere

    4.11. Opmerkingen:

    5. Ondergetekende verklaart hierbij dat hij/zij de bovengenoemde zending dieren heeft gecontroleerd en het in dit verslag beschreven voorbehoud ten aanzien van de naleving van Verordening (EU) 2023/XX betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten heeft gemaakt.

    7. Validatie van de declarant

    2.Model voor het journaal voor korte transporten

    JOURNAAL VOOR KORTE TRANSPORTEN

    1.ORGANISATOR

    1.1. Naam en adres(a), (b)

    1.2. Naam van de voor het transport verantwoordelijke persoon

    1.3. Telefoon

    1.4. E‐mailadres

    2.VERVOERDER(S)

    2.1. Wegvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.2. Zeevervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.3. Spoorvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    2.4. Luchtvervoer

    Naam

    Naam van de verantwoordelijke

    Adres

    Telefoon

    E-mail

    Nummer vergunning

    3.TRANSPORTSCHEMA

    3.1. Plaats en land van VERTREK

    3.4. Plaats en land van BESTEMMING

    ÿSlachthuis

    ÿAndere

    3.2. Datum

    3.5. Datum

    3.3. Tijdstip

    3.6. Tijdstip

    3.7. Verwachte totale duur (uren)

    3.8. Diersoort/aantal

    3.9. Categorieën/aantal

    Niet-gespeende dieren

    Gewicht:

    Leeftijd:

    Drachtige dieren

    Stadium van de dracht:

    Datum van inseminatie:

    Andere:

    Totaal aantal dieren

    3.11. Nummer(s) van het (de) veterinaire certificaat (certificaten)

    3.12. Geschat totaalgewicht van de zending (in kg):

    3.13. Voor de zending voorziene totale vloeroppervlakte (in m2):

    4.VERKLARING VAN DE ORGANISATOR

    Ondergetekende, organisator, verklaart hierbij dat hij/zij verantwoordelijk is voor de organisatie van bovenvermeld transport en dat hij/zij passende voorzieningen heeft getroffen ter bescherming van het welzijn van de dieren gedurende het hele transport overeenkomstig Verordening (EU) 2023/XX.

    Validatie van de organisator

    BIJLAGE IV

    Modelverklaring zoals bedoeld in de artikelen 32 en 47

    Verklaring betreffende de ontvangst van de stukken voor het vervoer van dieren naar een derde land

    1. Autoriteit die de verklaring ondertekent (naam van de bevoegde autoriteit en het land):

    Identificatie van het vervoermiddel

    Land van goedkeuring/verlenging van de goedkeuring:

    Datum van goedkeuring/verlenging van de goedkeuring:

    Naam van de kapitein/bestuurder:

    Nummer certificaat van goedkeuring:

    2. Vertrek en bestemming

    2.1. Plaats van uitgang en land van VERTREK:

    2.2. Plaats en land van BESTEMMING:

    2.1.1. Datum

    2.1.2. Tijdstip

    2.2.1. Datum

    2.2.1. Tijdstip

    2.1.3. Soorten en categorieën

    2.1.4. Aantal dieren per diersoort

    3. Verklaring

    Ondergetekende, officiële dierenarts van de bevoegde autoriteit in de zeehaven van bestemming, verklaart dat de door de EU-organisator overgelegde stukken, met inbegrip van met name:

    — een model van het (de) diergezondheidscertifica(a)t(en) waarvan de zendingen vergezeld moeten gaan;

    — alle aanvullende gegevens betreffende de diergezondheidsverklaringen die zullen worden verstrekt in het (de) definitieve diergezondheidscertifica(a)t(en) waarvan de zendingen vergezeld gaan (zoals de resultaten van tests op bepaalde ziekten, de gegevens over de regio waaruit de dieren afkomstig zijn);

    — indien van toepassing, een kopie van de invoervergunning;

    — documentatie met daarin de naam van de exporteur, de naam van het schip, de haven van lading, de haven van bestemming, de vermoedelijke datum van aankomst in de haven van bestemming, het aantal dieren dat in het veeschip zal worden vervoerd, de soorten dieren, hun geslacht en het beoogde doel;

    adequate garanties ten aanzien van de diergezondheid en het dierenwelzijn bieden en voldoen aan de [invoer]voorschriften die van toepassing zijn op de invoer in het bovengenoemde land van bestemming.

     

    4. Autoriteit

    4.1. Naam van de autoriteit

    4.2. Adres van de autoriteit

    4.3. Telefoonnummer van de autoriteit

    4.4. E-mailadres van de autoriteit

    4.5. Datum

    4.6. Plaats

    4.8. Stempel

    BIJLAGE V

    Formulieren zoals bedoeld in de artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 12 en 13

    1.Afdeling 1: Vergunning voor organisatoren zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6

    1. NUMMER VAN DE VERGUNNING VAN DE ORGANISATOR(1)

    2. GEGEVENS OVER DE ORGANISATOR(2)

    2.1. Naam van het bedrijf, indien van toepassing

    2.2. Naam van de verantwoordelijke

    2.2. Adres

    2.3. Plaats

    2.4. Postcode

    2.5. Lidstaat

    2.6. Telefoon

    2.8. E-mail

    3. REIKWIJDTE VAN DE VERGUNNING(2) 

    Diersoorten:

    Categorieën dieren:

    Soort vervoer: weg — spoor — zee — lucht

    Vervoer naar: EU — niet-EU-landen

    4. AUTORITEIT DIE DE VERGUNNING AFGEEFT(1)

    4.1. Naam en adres

    4.2. Telefoon

    4.4. E-mail

    4.5. Officieel stempel

    4.8. Naam en handtekening van de ambtenaar

    5. BESLUIT(1)

    5.1. Vergunning

    □ Verleend            Datum vergunning        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    5.2. Certificering voor vervoer naar niet-EU-landen

    □ Gecertificeerd            Datum                Vervaldatum

    Certificaatnummer:                        Certificerende instantie:

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    (1) Afdelingen 1, 4 en 5 in te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (2) Afdelingen 2 en 3 in te vullen door de aanvrager.

    2.Afdeling 2: Vergunning voor vervoerders zoals bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9

    1. NUMMER VAN DE VERGUNNING VAN DE VERVOERDER(3)

    TYPE 1: NIET GELDIG VOOR LANGE TRANSPORTEN

    2. GEGEVENS OVER DE VERVOERDER(4)

    2.1. Naam van het bedrijf

    2.2. Naam van de verantwoordelijke

    2.2. Adres

    2.3. Plaats

    2.4. Postcode

    2.5. Lidstaat

    2.6. Telefoon

    2.8. E-mail

    3. REIKWIJDTE VAN DE VERGUNNING(4)

    Diersoorten:

    Categorieën dieren:

    Soort vervoer: weg — spoor — zee — lucht

    4. AUTORITEIT DIE DE VERGUNNING AFGEEFT(3)

    4.1. Naam en adres

    4.2. Telefoon

    4.4. E-mail

    4.5. Officieel stempel

    4.8. Naam en handtekening van de ambtenaar

    5. BESLUIT(3)

    5.1. Vergunning

    □ Verleend            Datum vergunning        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    (3) Afdelingen 1, 4 en 5 in te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (4) Afdelingen 2 en 3 in te vullen door de aanvrager.

    3.Afdeling 3: Vergunning voor vervoerders zoals bedoeld in de artikelen 8 en 9

    1. NUMMER VAN DE VERGUNNING VAN DE VERVOERDER(5)

    TYPE 2: GELDIG VOOR ALLE SOORTEN TRANSPORTEN

    2. GEGEVENS OVER DE VERVOERDER(6)

    2.1. Naam van het bedrijf

    2.2. Naam van de verantwoordelijke

    2.3. Adres

    2.4. Plaats

    2.5. Postcode

    2.6. Lidstaat

    2.7. Telefoon

    2.8. E-mail

    3. REIKWIJDTE VAN DE VERGUNNING(6)

    3.1. Diersoorten:

    3.2. Categorieën dieren:

    3.3. Soort vervoer: weg — spoor — zee — lucht

    4. AUTORITEIT DIE DE VERGUNNING AFGEEFT(5)

    4.1. Naam en adres

    4.2. Telefoon

    4.4. E-mail

    4.5. Officieel stempel

    4.8. Naam en handtekening van de ambtenaar

    5. BESLUIT(5)

    5.1. Vergunning

    □ Verleend            Datum vergunning        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    (5) Afdelingen 1, 4 en 5 in te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (6) Afdelingen 2 en 3 in te vullen door de aanvrager.

    4.Afdeling 4: Getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn zoals bedoeld in artikel 38(7)

    1. GEGEVENS OVER DE BESTUURDER/VERZORGER

    1.1.Achternaam/-namen

    1.2.Voornaam/-namen

    1.3.Geboortedatum

    1.4.Geboorteplaats en -land

    1.5.Nationaliteit

    2. AUTORITEIT DIE HET CERTIFICAAT AFGEEFT

    2.1. Naam en adres

    2.2. Telefoon

    2.3. E-mail

    3.4. Naam en handtekening van de ambtenaar

    3.5. Officieel stempel

    4. EXAMEN

    4.1. Beperkingen: Soorten/categorieën dieren

    4.2. Examendatum

    4.3. Geslaagd / niet geslaagd

    5. VERGUNNING

    □ Verleend            Datum vergunning        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    (7) In te vullen door de bevoegde autoriteit.

    5.Afdeling 5: Certificaat van goedkeuring van het wegvervoermiddel voor lange transporten zoals bedoeld in artikel 12

    1. NUMMER CERTIFICAAT VAN GOEDKEURING(8)

    2. GEGEVENS OVER DE EIGENAAR(9)

    2.1. Naam van het bedrijf

    2.2. Naam van de verantwoordelijke

    2.3. Adres

    2.4. Plaats

    2.5. Postcode

    2.6. Lidstaat/land

    2.7. Telefoon

    2.8. E-mail

    3. VOERTUIGIDENTIFICATIE(9)

    3.1. Voertuigidentificatienummer

    3.2. Nummer van de kentekenplaat

    3.4. Maximaal aantal laadvloeren

    3.5. Maximale oppervlakte

    3.6. Fabrikant

    3.7. Te vervoeren soorten/categorieën

    4. AUTORITEIT DIE HET CERTIFICAAT AFGEEFT(8)

    4.1. Naam en adres

    4.2. Telefoon

    4.4. E-mail

    4.5. Officieel stempel

    5. INSPECTIE VAN HET VERVOERMIDDEL(8)

    Datum:                            Instantie die de inspectie verricht:

    Vervoermiddel conform: JA / NEE

    6. BESLUIT(8)

    6.1. Certificaat van goedkeuring

    □ Verleend            Datum certificaat        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    6.2. Beperkingen van de goedkeuring

    (8) Afdelingen 1, 4, 5 en 6 in te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (9) Afdelingen 2 en 3 in te vullen door de aanvrager.

    6.Afdeling 6: Certificaat van goedkeuring van veeschepen zoals bedoeld in artikel 13

    1. NUMMER CERTIFICAAT VAN GOEDKEURING(10)

    2. GEGEVENS OVER DE EIGENAAR(11)

    2.1. Naam van het bedrijf

    2.2. Naam van de verantwoordelijke

    2.3. Adres

    2.4. Plaats

    2.5. Postcode

    2.6. Lidstaat/land

    2.7. Telefoon

    2.8. E-mail

    3. IDENTIFICATIE VAN HET VAARTUIG(11)

    3.1. IMO-nummer

    3.2. Vlaggenstaat

    3.4. Maximaal aantal dekken

    3.5. Maximale oppervlakte

    3.6. Identificatienummer in Thetis

    3.7. Te vervoeren soorten/categorieën

    4. AUTORITEIT DIE HET CERTIFICAAT AFGEEFT(10)

    4.1. Naam en adres

    4.2. Telefoon

    4.4. E-mail

    4.5. Officieel stempel

    5. INSPECTIE VAN HET VAARTUIG(11)

    Datum:                            Instantie die de inspectie verricht:

    Vaartuig conform: JA / NEE

    6. BESLUIT(11)

    6.1. Certificaat van goedkeuring

    □ Verleend            Datum certificaat        Vervaldatum

    □ Afgewezen            Datum                Motivering

    □ Geschorst            Datum                Motivering

    □ Ingetrokken            Datum                Motivering

    (10) Afdelingen 1, 4, 5 en 6 in te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (11) Afdelingen 2 en 3 in te vullen door de aanvrager.

    BIJLAGE VI

    Zoals bedoeld in artikel 56

    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EG) nr. 1/2005

    Verordening (EG) nr. 1/2005

    Deze verordening

    Artikel 1, lid 1

    Artikel 2, lid 1

    Artikel 1, lid 2

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 1, lid 3

    Artikel 47

    Artikel 1, lid 4

    Artikel 2, lid 6

    Artikel 1, lid 5

    Artikel 2, lid 3, punten a) en b)

    Artikel 2

    Artikel 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 5, lid 1

    Artikel 5, lid 2

    Artikel 5, lid 3, punten a) en b)

    Artikel 14, lid 3, punten b) en d)

    Artikel 5, lid 4

    Artikel 15

    Artikel 6, lid 1

    Artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1

    Artikel 6, lid 2

    Artikel 9, lid 5

    Artikel 6, lid 3

    Artikel 18, lid 1

    Artikel 6, lid 4

    Artikel 10 en artikel 18, lid 3

    Artikel 6, lid 5

    Artikel 18, lid 3

    Artikel 6, lid 6

    Artikel 18, lid 4

    Artikel 6, lid 7

    Artikel 6, lid 9

    Artikel 24

    Artikel 7

    Artikel 110

    Artikel 8

    Artikelen 17, 20 en 25

    Artikel 9

    Artikel 22

    Artikel 10

    Artikel 8

    Artikel 11, leden 1 en 3

    Artikel 9

    Artikel 11, lid 2

    Artikel 24

    Artikel 12

    Artikel 8, lid 2

    Artikel 13

    Artikel 9

    Artikel 17

    Artikelen 10, 22 en 37

    Artikel 18

    Artikel 12

    Artikel 19

    Artikel 13

    Artikel 20

    Artikel 40

    Artikel 22

    Artikel 23

    Artikel 25

    Artikelen 42 tot en met 45

    Artikel 29

    Artikel 30, lid 1

    Artikelen 47 en 48

    Artikel 30, lid 2

    Artikel 13, lid 8

    Artikel 30, lid 3

    Artikel 30, lid 4

    Artikel 30, lid 5

    Artikel 30, lid 6

    Artikel 30, lid 7

    Artikel 55

    Artikel 30, lid 8

    Artikel 31

    Artikel 49

    Artikel 32

    Artikel 54

    Bijlage I

    Bijlage I

    Bijlage II

    Artikel 15 en bijlage III

    Bijlage III

    Bijlage V

    Bijlage IV

    Artikel 37

    Bijlage V

    Bijlage VI

    Artikel 11, lid 4

    Top