Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023IR4650

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s – Verbetering van de sociale inclusie van kinderen door de tenuitvoerlegging van de Europese kindergarantie op lokaal en regionaal niveau (Initiatiefadvies)

    COR 2023/04650

    PB C, C/2024/3669, 26.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3669/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3669/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    C-serie


    C/2024/3669

    26.6.2024

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s – Verbetering van de sociale inclusie van kinderen door de tenuitvoerlegging van de Europese kindergarantie op lokaal en regionaal niveau

    (Initiatiefadvies)

    (C/2024/3669)

    Rapporteur

    :

    Enzo LATTUCA (IT/PSE), voorzitter van de provincieraad van Forlì-Cesena en burgemeester van Cesena

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR),

    Inleidende opmerkingen

    1.

    stelt bezorgd vast dat kinderarmoede een van de ernstigste sociale uitdagingen van onze tijd is. Kinderen maken ongeveer 20 % van de EU-bevolking uit; van hen loopt een kwart het risico op armoede en sociale uitsluiting. Zij vormen dan ook het meest kwetsbare segment waar armoede en sociale uitsluiting het vaakst voorkomen. Een en ander is nog verslechterd als gevolg van de economische impact van de pandemie en de gestegen kosten van levensonderhoud.

    2.

    Armoede in Europa houdt dus nauw verband met de leeftijd en gezinssamenstelling, waarbij de uitdagingen, kwetsbare groepen en indicatoren in de lidstaten en regio’s van de EU flink uiteenlopen. Er moet in ieder geval bijzondere aandacht worden besteed aan ondersteunend beleid voor gezinnen met kinderen en aan gecoördineerde maatregelen om recht te doen aan de in de Europese pijler van sociale rechten vastgestelde doelstellingen inzake armoedebestrijding.

    3.

    Binnen de lidstaten is sprake van wezenlijke verschillen in kinderarmoedecijfers, wat aantoont hoe complex de problemen zijn die in de verschillende regio’s en steden voorkomen. Daarom is een alomvattende en gediversifieerde beleidsrespons geboden. Zoals ook blijkt uit de meest recente Report Card 18 van UNICEF is de nationale rijkdom van een land geen garantie voor lage kinderarmoedecijfers, integendeel: in enkele van de rijkste landen is de kinderarmoede de afgelopen tien jaar juist aanzienlijk toegenomen.

    4.

    Het CvdR is verheugd over de toegenomen sociale investeringen in de Europese Unie en met name over de inspanningen om de aanleg van crèches en kinderopvangvoorzieningen in de hele EU te bevorderen. Deze investeringen verbeteren niet alleen de levenskwaliteit van de Europese burgers, maar hebben ook een positief effect op de economie, door bij te dragen tot het scheppen van banen, steun voor het ouderschap en het verminderen van genderongelijkheden.

    5.

    De kans is reëel dat de doelstelling van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten om het aantal kinderen dat in Europa in armoede leeft met 5 miljoen kinderen te verminderen, niet wordt gehaald. Daarom wordt ook gepleit voor een herziening van de belastingregels om de investeringen te stimuleren die nodig zijn om gezinnen en kinderen in precaire situaties te ondersteunen.

    6.

    De investeringen in de eerste levensjaren zijn van strategisch belang, met name in de eerste 1 000 levensdagen, om de basis te leggen voor de ontwikkeling van gezonde individuen en welvarende samenlevingen. De EU en de lidstaten moeten daartoe voor een adequate financiering en regelgeving zorgen. Kinderopvang is daarom geen uitgave, maar een investering, d.w.z. een strategische maatregel om de samenleving als geheel beter te ontwikkelen en gelijke kansen voor iedereen te creëren, de onderwijskloof tussen kinderen uit gezinnen met verschillende inkomensniveaus te overbruggen en gelijke onderwijskansen vanaf jonge leeftijd te bevorderen.

    7.

    Maatregelen ter bestrijding van kinderarmoede, met name voor de toegang tot voorzieningen voor opvang en onderwijs voor jongere kinderen, zijn ook van essentieel belang om genderongelijkheden aan te pakken en de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten, die vaak wordt belemmerd door ontoereikende kinderopvang.

    8.

    Het CvdR wijst op zorgwekkende noodsituaties. Dit betreft oorlogssituaties die rechtstreekse gevolgen hebben voor de economieën en samenlevingen van de lidstaten, zoals de crises in Oekraïne en het Midden-Oosten, en die kinderen verder blootstellen aan het risico van misbruik, uitbuiting en gebrek aan basiszorg, hetgeen gerichte en adequaat gefinancierde maatregelen des te dringender maakt.

    9.

    Europa heeft in het kader van de pijler van sociale rechten diverse maatregelen genomen. Het CvdR wijst met name op de aanbeveling van de Raad van 14 juni 2021 tot instelling van een Europese kindergarantie, die in de eerste plaats bedoeld is om de toegang van kinderen in nood tot basisvoorzieningen zoals onderwijs, passende huisvesting, goede voeding en gezondheidsbescherming uit te breiden, in het streven naar een alomvattende aanpak ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting van kinderen.

    10.

    Het CvdR is te spreken over zowel de derde proeffase van de kindergarantie (uitgevoerd met de steun en technische bijstand van Unicef) als de presentatie door alle lidstaten van nationale actieplannen voor de kindergarantie, die weliswaar sterk van elkaar verschillen maar waarin telkens een hoofdrol is weggelegd voor de lokale overheden. De lokale niveaus zijn van cruciaal belang voor het beheer van veel essentiële diensten, zoals voor- en vroegschoolse educatie en opvang of sociale en gezondheidszorg, alsook voor meetbare doelstellingen, de ontwikkeling en verzameling van gegevens, de uitwisseling van goede praktijken, monitoring, maar ook voor de deelname van kinderen en maatschappelijke organisaties aan de beleidsvorming.

    11.

    Helaas hebben sommige lidstaten hun nationale plan bijna twee jaar na de oorspronkelijke termijn ingediend en zijn in andere lidstaten na de indiening van het plan concrete uitvoeringsmaatregelen uitgebleven. Het CvdR hoopt ook dat de lokale overheden, samen met de Europese instellingen, de lidstaten ertoe kunnen aanzetten om door te gaan met de uitvoering van de plannen en dringt aan op een doeltreffende en doortastende monitoring door de Europese Commissie van de uitvoering van het beleid dat verband houdt met de kindergarantie, en met name van het doeltreffende en samenhangende gebruik van de middelen die in het kader van het ESF+ zijn uitgetrokken voor de bestrijding van kinderarmoede.

    12.

    Gezien de grote gevolgen van de COVID-19-pandemie en de oorlog in Oekraïne voor kinderen en gezinnen wordt de Commissie verzocht het aandeel van het ESF+ voor het initiatief te verhogen en steunpakketten voor kinderen in noodsituaties te blijven financieren, met name om de lokale autoriteiten te ondersteunen bij de crisisbeheersing.

    De rol van lokale overheden bij de bestrijding van kinderarmoede en de uitvoering van de kindergarantie

    13.

    Met het oog op de tweejaarlijkse monitoring door de Commissie van de uitvoering van de nationale kindergarantieplannen (maart 2024) moeten de Europese instellingen ervoor zorgen dat de lidstaten over de nodige middelen beschikken om hun kerntaak te kunnen vervullen, namelijk investeren in kinderen, en zich met name kunnen focussen op de uitvoeringsfase van de nationale kindergarantieplannen en de centrale rol van de lokale overheden hierin, met name gelet op de komende Europese verkiezingen.

    14.

    Lokale overheden vervullen een strategische rol, want zij begrijpen de specifieke territoriale factoren die kinderarmoede in hun gemeenschappen veroorzaken. Het CvdR verzoekt de Europese Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten en de lokale autoriteiten de uitvoering van lokale en regionale actieplannen voor de kindergarantie te ondersteunen die rekening houden met de specifieke kenmerken van elke regio en gemeenschap, de sociale inclusie van kinderen bevorderen en gericht zijn op de verstrekking van een minimumpakket essentiële diensten aan de meest kwetsbare kinderen, met inbegrip van opvang en onderwijs voor jongere kinderen, schoolmaaltijden, sociale zorg en gezondheid.

    15.

    Bestrijding van kinderarmoede vergt een begrip van de oorzaken ervan, die complex en gevarieerd zijn. Daarom moeten de maatregelen op verschillende niveaus worden uitgevoerd, ook buiten de lokale context. Het is derhalve van essentieel belang over gedetailleerde gegevens te beschikken over de incidentie van armoede in de verschillende gebieden, zowel om de middelen en de steun naar behoren te kunnen toewijzen als om de strategieën voor EU-maatregelen uit te voeren.

    16.

    Het CvdR steunt een meerlagig en decentraal bestuursmodel, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de bevoegdheden op nationaal niveau, waarbij lokale overheden steeds actiever worden en meer beslissingsbevoegdheid krijgen bij het beheer van middelen en de planning van een doeltreffend sociaal beleid, met name om rechtstreeks in te spelen op de behoeften van kinderen.

    17.

    Het CvdR hoopt dat er op lokaal niveau meer samenwerking en partnerschappen ontstaan – met inbegrip van publiek-private partnerschappen, onder toezicht van een openbaar verantwoordingsplichtig orgaan – voor de verlening van openbare diensten, met als doel deze diensten toegankelijker te maken en beter af te stemmen op de behoeften van kinderen; het benadrukt dat permanente opleiding en ondersteuning moet worden geboden aan het personeel van lokale overheden om hun vaardigheden te verbeteren en de uitvoering van programma’s voor kinderen efficiënter te maken.

    18.

    De rechtstreekse toegang van lokale overheden tot Europese financiering voor kinderen zou vergemakkelijkt moeten worden door vereenvoudigde procedures en minder administratieve lasten. Daarbij is het van belang dat het lokale bestuursniveau betrokken wordt bij de bestemming van de uitgaven en bij de uitvoering van initiatieven, met bijzondere aandacht voor het Europees Sociaal Fonds+, maar ook voor het instrument voor technische ondersteuning en NextGenerationEU.

    19.

    Ook zou er meer technische bijstand moeten worden verleend aan lokale overheden op het gebied van kinderbeleid, zowel door de uitwisseling van lokale en regionale goede praktijken als door middel van capaciteitsopbouw en monitoring. De technische bijstand kan worden gefinancierd via het Europees Sociaal Fonds en moet in de eerste plaats gericht zijn op netwerken van Europese beste praktijken die “beschikbaar” zijn voor lokale overheden en regio’s met minder vaardigheden en competenties, maar die ook bereid zijn om middelen te investeren in kinderbeleid, met name in opvang en onderwijs voor jongere kinderen.

    20.

    In de Europese en nationale programma’s moet voortdurend aandacht worden besteed aan en worden gezorgd voor betere coördinatie van investeringen in de ontwikkeling en kwalificatie van diensten voor minderjarigen in het binnenland van de regio’s, met name in gebieden waar het risico op ontvolking het grootst is.

    Belangrijkste opgaven en acties

    21.

    In de Europese kindergarantie worden diverse diensten genoemd; het CvdR legt de nadruk op de diensten die lokale overheden rechtstreeks beheren, zoals kinderopvang en voorschools onderwijs (in sommige lidstaten rechtstreeks opgenomen in het onderwijsstelsel), voeding en gezondheid. De doelstelling waarbij lokale overheden een pakket van essentiële basisdiensten creëren (gegarandeerd en gratis, inclusief kinderopvang, betaalbare schoolmaaltijden van goede kwaliteit waarvoor kinderen uit kansarme milieus niets hoeven te betalen, en een adequaat gezondheidssysteem) is volgens ons de beste manier om in Europa woonachtige kinderen gelijke kansen te geven, maar dit heeft aanzienlijke financiële gevolgen.

    22.

    Van strategisch belang zijn met name de investeringen om onderwijsdiensten uit te breiden en gratis (of, als dit niet mogelijk is, betaalbaar) te maken voor alle in Europa woonachtige kinderen, teneinde de Barcelona-doelstelling van 50 % publieke dekking tegen 2030 te halen en met name de ongelijkheden op het gebied van toegang te verminderen, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare kinderen, en in het streven de onderwijsarmoede aan te pakken.

    23.

    Het is van groot belang om te zorgen voor gezonde, passende en hoogwaardige voeding via universele toegang tot schoolmaaltijden voor alle in Europa woonachtige kinderen, en om betaalbare schoolmaaltijden (of gratis schoolmaaltijden voor kinderen uit kansarme milieus) te erkennen als een fundamenteel en universeel recht in alle onderwijsinstellingen voor de leeftijdsgroep 0-6 jaar en in het basisonderwijs (6-11 jaar).

    24.

    Het is van cruciaal belang dat er meer gerichte investeringen worden gedaan om de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen te ondersteunen, met programma’s die zich niet beperken tot gezondheid maar ook sport- en vrijetijdsactiviteiten omvatten, met name activiteiten die toegankelijk zijn voor kinderen met een handicap.

    25.

    Wat gezondheid betreft moet er prioriteit worden verleend aan inclusieve en gerichte benaderingen om de specifieke uitdagingen aan te gaan waarmee kinderen en gezinnen met een handicap worden geconfronteerd. De diensten, gezinsondersteuning, participatie en opleiding moeten met name toegankelijk zijn voor kinderen met een handicap en voor de lokale overheden waarop zij steeds meer een beroep doen en die vaak niet over de nodige instrumenten en middelen beschikken om essentiële rechten te waarborgen.

    26.

    Het is van belang bepaalde specifieke categorieën op te nemen en te ondersteunen, zoals kinderen zonder wettelijke status, kinderen die tot minderheden behoren, dakloze kinderen, kinderen in alternatieve zorginstellingen, kinderen met een handicap of vluchtelingenkinderen en kinderen met een migratieachtergrond, alsook gerichte maatregelen voor kwetsbare kinderen in grensoverschrijdende omgevingen en steun voor lokale overheden bij de coördinatie van opvangdiensten voor vluchtelingenkinderen.

    Participatie en betrokkenheid

    27.

    Het CvdR zou graag zien dat er meer instrumenten komen voor de participatie van kinderen en het brede publiek om hen bewuster te maken van de rechten van het kind en de inclusieve participatie van kinderen en jongeren aan het gemeenschapsleven en bij het vormgeven van beleid voor kinderen. Daarom moet de bredere dialoog tussen lokale overheden, onderwijsinstellingen, het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van kinderen en jongeren worden versterkt om ervoor te zorgen dat de stem van kinderen wordt gehoord in alle stadia van de besluitvorming die hen aangaat.

    28.

    Het CvdR onderschrijft het voorstel van het Europees Parlement om een Europese kinderhoofdstad in te stellen, naar het voorbeeld van de Culturele Hoofdstad van Europa, met speciale aandacht voor kinderen, hun rechten en mogelijkheden voor democratische participatie. Daarbij moet het belang worden erkend van het bevorderen van de rechten en het welzijn van kinderen op lokaal en regionaal niveau, alsook het succes van initiatieven zoals de Culturele Hoofdstad van Europa voor het stimuleren van culturele uitwisseling en ontwikkeling.

    29.

    Er moeten bewustmakingscampagnes en educatieve initiatieven over kinderrechten worden opgezet, met financiële en logistieke steun van de EU, waarbij de communicatie-inspanningen en -strategieën worden opgevoerd.

    30.

    Het CvdR erkent de complementariteit tussen de Europese kindergarantie en de jongerengarantie en dringt er bij de lidstaten op aan te zorgen voor samenhang en synergieën tussen het armoedebestrijdingsbeleid en het actieve arbeidsmarktbeleid, dat de hele levensloop van kinderen tot volwassenen bestrijkt.

    31.

    De lidstaten worden verzocht alle relevante belanghebbenden te betrekken bij de uitvoering van de nationale actieplannen. Lokale kindergarantieplannen moeten kunnen bogen op sterke lokale partnerschappen, waaronder dienstverlenende overheidsinstanties, samen met andere actoren uit de lokale gemeenschap, waaronder ouders, scholen en actoren uit de particuliere sector.

    32.

    De participatie van lokale actoren is essentieel, ook bij de analyse en monitoring van behoeften, aangezien enquêtes over armoede en sociale uitsluiting onder kinderen en de levenskwaliteit op nationaal en regionaal niveau mogelijk geen volledige gegevens opleveren over de situatie op lokaal niveau, onder meer vanwege de beperkte omvang van de steekproeven.

    33.

    Ter wille van een doeltreffender monitoring zouden de Europese Commissie en de lidstaten voortdurend updates moeten publiceren over de werkzaamheden en resultaten van het Comité voor sociale bescherming en zijn subgroep Indicatoren (ISG) wat betreft de vaststelling van monitoring- en evaluatie-indicatoren die specifiek betrekking hebben op de uitvoering van de kindergarantie.

    Brussel, 18 april 2024.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Vasco ALVES CORDEIRO


    ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/3669/oj

    ISSN 1977-0995 (electronic edition)


    Top