This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52022XC1114(03)
Publication of an application for approval of an amendment, which is not minor, to a product specification pursuant to Article 50(2)(a) of Regulation (EU) No 1151/2012 of the European Parliament and of the Council on quality schemes for agricultural products and foodstuffs 2022/C 431/08
Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen 2022/C 431/08
Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen 2022/C 431/08
C/2022/8071
PB C 431 van 14.11.2022, p. 26–34
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.11.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 431/26 |
Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2022/C 431/08)
Deze bekendmaking verleent het recht om binnen drie maanden na de datum van deze bekendmaking op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN
Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
“Emmental français est-central”
EU-nr.: PGI-FR-9180-AM01 — 16.4.2021
BOB ( ) BGA (X)
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
Syndicat des Fabricants et Affineurs d’Emmental Traditionnel (SFAET) |
26 rue Proudhon — 25000 Besançon |
Tel. +33 381834613
E-mail: emmentalgrandcru.labelrouge@gmail.com
De groepering bestaat uit alle melkproducenten en verwerkers van de beschermde geografische aanduiding “Emmental français est-central”. Zij heeft dan ook een rechtmatig belang om de aanvraag tot wijziging in te dienen.
2. Lidstaat of derde land
Frankrijk
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben
☐ |
Naam van het product |
☒ |
Beschrijving van het product |
☒ |
Geografisch gebied |
☒ |
Bewijs van oorsprong |
☒ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
☒ |
Verband |
☒ |
Etikettering |
☒ |
Overige: bijwerking van de gegevens van de bevoegde dienst van de lidstaat en de aanvragende groepering, gegevens van de controlestructuur, nationale eisen (belangrijkste te controleren punten). |
4. Aard van de wijziging(en)
☒ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd |
5. Wijziging(en)
5.1. Beschrijving van het product
Voor de geraspte aanbiedingsvorm wordt toegevoegd “in zakjes, de strengen geraspte kaas zijn zichtbaar duidelijk gescheiden en niet samengeklit.”. Deze zin staat in het huidige productdossier, maar in het hoofdstuk over de gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is, wat niet de geschikte plek is voor een onderdeel van de beschrijving van het product.
De alinea over de verschillende aanbiedingsvormen wordt eveneens gewijzigd in het enig document en verplaatst naar punt 3.5.
5.2. Geografisch gebied
Het geografisch gebied, dat in het huidige productdossier 13 departementen omvat, wordt beperkt tot zes departementen: Doubs, Haute-Marne, Haute-Saône, Jura, Territoire de Belfort en Vosges. De departementen Ain, Côte d’Or, Haute-Savoie, Isère, Rhône, Saône-et-Loire en Savoie maken niet langer deel uit van het geografisch gebied.
Deze beperking van het geografisch gebied maakt het mogelijk het verband met het gebied van de BGA te versterken. Het aldus ingeperkte geografische gebied wordt gekenmerkt door meer homogene klimatologische omstandigheden.
Sinds 2006 bevinden alle marktdeelnemers die erkend zijn voor de productie van de melk en de vervaardiging en de rijping van “Emmental français est-central” zich in het beperkte geografische gebied zoals gedefinieerd in het ontwerp van wijziging van het productdossier.
Deze wijziging wordt eveneens doorgevoerd in het enig document.
5.3. Bewijs van oorsprong
De zin “Elke marktdeelnemer die ten volle of gedeeltelijk wil deelnemen aan het productdossier moet zich identificeren bij de groepering met het oog op zijn bevoegdheidsverklaring, en dit voordat de productie wordt aangevat.” wordt toegevoegd aan het begin van het hoofdstuk om te herinneren aan de verplichting van alle marktdeelnemers om zich vóór het begin van de productie kenbaar te maken met het oog op controle door de controlestructuren. Deze toevoeging heeft geen betrekking op het enig document.
5.4. Werkwijze voor het verkrijgen van het product
5.4.1. Melkproductie — Voeding van de melkveestapel
5.4.1.1. Verboden voedermiddelen
In het huidige productdossier zijn bepaalde voedermiddelen verboden voor de voeding van de melkveestapel (melkgevende koeien en droogstaande koeien). Er wordt toegevoegd dat voedermiddelen die grondstoffen, additieven en technische hulpstoffen bevatten die uit genetisch gemodificeerde organismen zijn verkregen, verboden zijn. De aanwezigheid van uit genetisch gemodificeerde organismen verkregen grondstoffen en additieven in de voeding van de melkveestapel vormt immers een — direct of indirect — risico voor de gezondheid van de consumenten en het milieu.
Ook wordt een verbod ingevoerd op “palm- en palmpitproducten in welke vorm dan ook”, aangezien die producten ongeschikt worden geacht vanwege de controverse die daaromtrent bestaat.
Om alle dubbelzinnigheid in de formulering weg te nemen, wordt voorts verduidelijkt dat de opgesomde voedermiddelen zowel verboden zijn in het basisvoeder als in de aanvullende voeders.
Al deze wijzigingen worden eveneens doorgevoerd in punt 3.3 van het enig document.
5.4.1.2. Basisvoeder
In het huidige productdossier is bepaald dat het basisvoeder van de melkveestapel gebaseerd is op gras en hooi. De dieren worden gehouden met inachtneming van de traditionele afwisselende cycli tussen de weide en de stal.
Er wordt toegevoegd dat het basisvoeder naast gras, hooi en nagras alle ruwvoedergewassen bevat die als groenvoer of als hooi worden toegediend. Het bevat ook plantenknollen en bieten. Het toegediende voeder mag evenwel niet op de lijst van verboden voedermiddelen voorkomen.
Deze wijziging wordt eveneens doorgevoerd in punt 3.3 van het enig document.
Er wordt verduidelijkt dat het aandeel van 50 % van het totale rantsoen dat wordt aangeleverd door gras en hooi moet worden begrepen als het minimumgehalte van de droge stof van het totale rantsoen dat wordt aangeleverd door het basisvoeder.
Deze wijziging wordt eveneens doorgevoerd in punt 3.3 van het enig document.
Voorts wordt toegevoegd dat de voedergewassen waaruit het basisvoeder van de melkkoeien bestaat, voor 100 % afkomstig zijn uit het geografische gebied van de BGA. Een van de belangrijkste doelstellingen van de aanvraag tot wijziging van het productdossier bestaat erin het verband tussen het product en het gebied te versterken. De organoleptische kenmerken worden beïnvloed door de microflora van de melk. De biodiversiteit van die microflora is op haar beurt afhankelijk van de aard van de weiden en de aan de dieren toegediende voedergewassen. De kenmerken van de melk uit de graslandgebieden van het geografische gebied onderscheiden zich door het eiwitgehalte dat hoger is dan het gemiddelde op het Franse grondgebied. Dit specifieke kenmerk wordt versterkt aangezien het volgens het productdossier verboden is om voedergewassen van buiten het geografische gebied aan te voeren.
Deze wijziging wordt doorgevoerd in punt 3.3 van het enig document.
De vermelding “stal” is voor interpretatie vatbaar. Zij wordt in het productdossier vervangen door “dierenverblijf”.
5.4.1.3. Beweiding
In het huidige productdossier wordt een minimale beweidingsduur van vijf maanden opgelegd. Deze vereiste wordt verlengd tot zes maanden. Voorts wordt eraan toegevoegd dat elk bedrijf tijdens de beweidingsperiode over minimaal 30 are hooiland per melkgevende koe beschikt, waarvan het gras vers wordt geconsumeerd en waarvan minimaal 20 are toegankelijk is vanaf de melkplaats en bestemd is voor beweiding.
De verplichte beweiding en de instandhouding van de weiden vormen immers een belangrijk element van het productdossier. De weiden worden gekenmerkt door een grote botanische en microbiële diversiteit. Het in acht nemen van de traditionele cycli voor begrazing en hooien draagt bij aan deze biodiversiteit van de weiden.
Deze wijzigingen worden doorgevoerd in punt 3.3 van het enig document.
5.4.1.4. Toediening van het voeder in kribben
Er wordt een bepaling aan het huidige productdossier toegevoegd (waarin wordt verduidelijkt dat wanneer andere dieren dan de melkkoeien in dezelfde stal (hetzelfde gebouw) aanwezig zijn die worden gevoederd met voedermiddelen die niet zijn toegestaan voor de melkkoeien, deze dieren in een afzonderlijke ruimte van de stal moeten worden gehouden).
Het productdossier verbiedt immers verschillende grondstoffen voor de voeding van de melkveestapel, hetgeen veronderstelt dat de melkveestapel wordt gescheiden van andere veestapels in het landbouwbedrijf, in het bijzonder in de dierenverblijven. Met deze bepaling kan met name worden vermeden dat de voedermiddelen die worden toegediend aan de melkveestapel worden verontreinigd door voornoemde grondstoffen, in het bijzonder door gefermenteerde producten. Bovendien vergemakkelijkt zij de controle.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
5.4.1.5. Toedieningswijze van de voedermiddelen
In het productdossier is bepaald dat droogvoeder (hooi, nagrassen) voor de melkkoeien (met inbegrip van de droogstaande koeien) niet mag worden bevochtigd voor of tijdens het toedienen. Bij het toedienen van knollen of bieten aan de melkkoeien moeten de resten uiterlijk binnen 24 uur na het toedienen worden weggenomen.
Deze verduidelijking wordt eveneens toegevoegd aan punt 3.3 van het enig document.
5.4.1.6. Aanvullend voeder
Er wordt verduidelijkt dat het aanvullende voeder, met uitzondering van bietenmelasse en -vinasse, in gedehydrateerde of inerte vorm wordt toegediend.
Dit hoofdstuk bevat de lijst van toegelaten grondstoffen en additieven voor het aanvullende voeder van de melkveestapel. De indeling wordt gewijzigd overeenkomstig de nomenclatuur van de geldende Europese regelgeving (Verordening (EU) nr. 68/2013). De opschriften van de rubrieken worden dienovereenkomstig gewijzigd.
De voormalige rubriek met het opschrift “1 — Granen: (neven)producten daarvan” wordt vervangen door rubriek “1 — Granen en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur. Sorghum wordt toegevoegd aan de lijst van momenteel toegelaten grondstoffen. Sorghum is een alternatief voor mais en heeft geen contra-indicaties voor de voeding van de melkveestapel.
De voormalige rubriek met het opschrift “2 — Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en (neven)producten daarvan” wordt omgedoopt tot “2 — Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur. Palm wordt geschrapt van de lijst van momenteel toegelaten grondstoffen in de vorm van zaad, olie en perskoeken.
Er wordt verduidelijkt dat alle toegelaten grondstoffen mogen worden verwerkt in de vorm van oliën en vetten.
De voormalige rubriek met het opschrift “3 — Zaden van peulvruchten” wordt omgedoopt tot “3 — Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur.
De voormalige rubriek met het opschrift “4 — Producten van de suikerproductie” wordt omgedoopt tot “4 — Knollen en wortels en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur. De lijst van momenteel toegelaten grondstoffen wordt aangevuld met:
— |
vloeibare bietenvinasse; |
— |
gedehydreerde pulp (reeds toegelaten onder de rubriek “6 — Kunstmatig gedroogde voedergewassen” van het huidige productdossier) van bieten en knollen; |
— |
aardappeleiwitten. |
Aardappeleiwitten zijn al toegestaan in een andere rubriek van het huidige productdossier.
De grondstof “suikerriet” valt nu onder rubriek “7 — Overige planten, algen en daarvan afgeleide producten”.
De voormalige rubriek met het opschrift “5 — Kunstmatig gedroogde voedergewassen” wordt omgedoopt tot “6 — Voedergewassen en ruwvoedergewassen en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur. Kunstmatig gedroogde grassen en peulvruchten worden toegevoegd aan de lijst van momenteel toegelaten grondstoffen. Hooi van grassen en peulvruchten is volgens het huidige productdossier reeds toegelaten voor de voeding van de melkveestapel. De goedkeuring wordt uitgebreid tot diezelfde voedersoorten in kunstmatig gedroogde vorm of in de vorm van nevenproducten in eiwitconcentraten.
De voormalige rubriek met het opschrift “6 — Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten” wordt omgedoopt tot “7 — Overige planten, algen en daarvan afgeleide producten” overeenkomstig de geldende nomenclatuur.
Rubriek 7 en de tabel van toegelaten additieven in het huidige productdossier worden vervangen door drie nieuwe rubrieken om ze in overeenstemming te brengen met de geldende Europese nomenclatuur. Het betreft de volgende drie categorieën:
— |
categorie 11: mineralen en daarvan afgeleide producten; |
— |
categorie 12: (bij)producten van de fermentatie van micro-organismen — zie wijziging 13 voor vinasse; |
— |
diervoederadditieven en technische hulpstoffen (zie vereenvoudigde lijst van bij de Verordening (EG) nr. 1831/2003 en Verordening (EU) 2019/962 toegestane additieven). |
Deze wijzigingen waarbij de kenmerken van het product niet worden gewijzigd, zijn niet van invloed op het enig document.
5.4.1.7. Voederschema’s voor melkkoeien
De voederschema’s worden bijgewerkt met de hierboven toegelichte wijzigingen:
— |
verhoging van de minimale beweidingsduur van vijf naar zes maanden; |
— |
vervanging van de uitdrukking “gras en/of hooi en/of nagrassen” door “basisvoeder”. |
De bewoording “voor de instandhouding van de goede gezondheid van de dieren” wordt geschrapt omdat zij overbodig is.
Deze wijziging waarbij de kenmerken van het product niet worden gewijzigd, is niet van invloed op het enig document.
5.4.2. Kaasmakerijen — Opslag en ophaling van melk
De zin “De traceerbaarheid van de door de kaasmakerijen ingezamelde melk wordt verzekerd. De kaasmakerijen houden een inzamelingsboekje bij.” wordt geschrapt omdat zij niet thuishoort in dit hoofdstuk met als opschrift “Werkwijze voor het verkrijgen van het product”.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
5.4.3. Kaasmakerijen — Productieketen
De zin “De productiefaciliteiten zijn verplicht gevestigd in het geografische gebied zoals gedefinieerd in punt 3.” wordt geschrapt omdat het een herhaling betreft van een verplichting uit het hoofdstuk over de afbakening van het geografische gebied.
De zin “De melk die wordt gebruikt om de kaas te vervaardigen is afkomstig uit erkende bedrijven die het productdossier naleven.” wordt geschrapt omdat het een herhaling betreft van een verplichting uit het hoofdstuk over de gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is.
De alinea “Opdat zij op elk moment gecontroleerd kan worden, wordt de traceerbaarheid van de productie van “Emmental français est-central” verzekerd om de oorsprong van de gebruikte melk te kennen en het product in alle stadia van de vervaardiging te controleren. Het systeem moet het ook mogelijk maken de vervaardigde kazen op een later tijdstip te identificeren.” wordt geschrapt uit het hoofdstuk “Werkwijze voor het verkrijgen van het product” en wordt verplaatst naar het hoofdstuk over de gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is, wat passender lijkt.
Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het enig document.
5.4.4. Kaasmakerijen — Vervaardiging
Er wordt een verduidelijking opgenomen om te bevestigen dat andere conserveermiddelen dan zout verboden zijn.
Er wordt toegevoegd dat geen van de ingrediënten en technische hulpstoffen afkomstig mogen zijn van genetisch gemodificeerde organismen. Deze ontwikkeling wordt gerechtvaardigd door een nog steeds onvolledige beoordeling van de risico’s voor de consument en het milieu.
De maximale duur van het behoud van de temperatuur van de wrongel (90 minuten) wordt geschrapt aangezien die niets toevoegt uit technologisch of kwalitatief oogpunt.
De alinea “Alle voorschriften met betrekking tot de voorwaarden voor het ophalen van de melk, de ontvangst, de opslag van melk bij de kaasmakerij en de vervaardiging moeten door de productieverantwoordelijke worden beheerd en gecontroleerd. Alle productieregistratiebladen moeten gedurende drie jaar worden bewaard.” wordt geschrapt uit het hoofdstuk “Werkwijze voor het verkrijgen van het product” en wordt verplaatst naar het hoofdstuk over de gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is, wat passender lijkt.
Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het enig document.
5.4.5. Rijpingsplaatsen — Rijpingsduur van de kazen
De zin “De rijpingsplaatsen zijn verplicht gevestigd in het geografische gebied zoals gedefinieerd in punt 3.” wordt geschrapt omdat het een herhaling betreft van een verplichting uit het hoofdstuk over de afbakening van het geografische gebied.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
5.5. Verband
Het hoofdstuk “Bewijs van het verband met het geografische gebied” is volledig herschreven zodat dit verband beknopter wordt voorgesteld.
Een inleidende zin: “Het verband tussen de “Emmental français est-central” en het geografische gebied berust op de bijzondere kwaliteit.” wordt toegevoegd.
De verwijzing naar het Alpenmassief is geschrapt omdat dit massief niet langer deel uitmaakt van het afgebakende geografische gebied.
De specifieke aard van het product omvat de elementen die zijn beschreven in het hoofdstuk “Beschrijving van het product”.
Deze herformulering, die niets verandert aan het verband, heeft eveneens betrekking op het enig document.
5.6. Etikettering
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt toegevoegd dat de naam van het product en het Europese symbool in hetzelfde gezichtsveld moeten staan. Daartoe vervangt de zin: “Naast de informatie die is voorgeschreven in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen, vermeldt het etiket ook de geregistreerde benaming van het product en bevat het het BGA-logo van de Europese Unie binnen hetzelfde gezichtsveld.” de zin “De benaming “Emmental français est-central” en het BGA-logo van de EU moeten worden aangebracht op het etiket van kazen die voor verkoop aan de consument zijn bestemd.”
Deze precisering wordt opgenomen in het enig document.
5.7. Overig
De contactgegevens van de bevoegde dienst van de lidstaat en die van de aanvragende groepering worden bijgewerkt. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
Controlestructuren:
Krachtens de op nationaal niveau geldende instructies die tot doel hebben de opstelling van productdossiers te harmoniseren, zijn de naam en gegevens van de certificeringsinstantie geschrapt.
In deze rubriek worden voortaan alleen de gegevens vermeld van de bevoegde Franse autoriteiten op het gebied van controle: Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes (DGCCRF).
De naam en de gegevens van de certificeringsinstantie zijn te raadplegen op de website van het INAO en in de databank van de Europese Commissie.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
In de nationale voorschriften wordt de tabel met de belangrijkste te controleren punten aangevuld met de nieuwe beweidingsverplichtingen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
ENIG DOCUMENT
“Emmental français est-central”
EU-nr.: PGI-FR-9180-AM01 — 16.4.2021
BOB ( ) BGA (X)
1. Naam:
“Emmental français est-central”
2. Lidstaat of derde land:
Frankrijk
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:
3.1. Productcategorie
Categorie 1.3: Kaas
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:
Kaas van rauwe koemelk, met geperst, gekookt en gezouten zuivel dat gaten bevat die de grootte van een kers tot de grootte van een noot kunnen hebben, met een minimaal vetgehalte van 45 % in de droge stof en een drogestofgehalte van minimaal 62 g per 100 g kaas. Het zuivel is soepel en smelt in de mond. De harde, droge korst is goudgeel tot lichtbruin van kleur. De kaas rijpt gedurende minstens twaalf weken, te rekenen vanaf de dag van zijn bereiding tot de dag dat hij de rijpingskelder verlaat.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):
Het basisvoeder van de melkveestapel bestaat uit grassen, hooi en nagrassen, alsook alle ruwvoedergewassen die niet in de lijst van verboden diervoeders zijn opgenomen.
Minimaal 50 % van de droge stof van het totale rantsoen wordt aangeleverd door het basisvoeder, ook tijdens het weiden.
Beweiding is verplicht gedurende ten minste zes maanden, teneinde het verband met grasland in het geografische gebied te behouden.
De voedergewassen waaruit het basisvoeder van de melkkoeien bestaat, zijn voor 100 % afkomstig uit het geografische gebied.
Elk bedrijf beschikt tijdens de beweidingsperiode over minimaal 30 are hooiland per melkgevende koe, waarvan het gras vers wordt geconsumeerd en waarvan minimaal 20 are toegankelijk is vanaf de melkplaats en bestemd is voor beweiding.
De dichtheid van het melkveebestand van het bedrijf is beperkt tot 1,6 GVE/ha van het voederareaal dat aan het melkveebeslag is toegewezen, met inbegrip van de granen voor eigen verbruik.
Gegiste producten zijn niet toegestaan zodat besmetting met boterzuurkiemen die de kenmerken van de kaas zouden kunnen wijzigen, wordt voorkomen.
Voor melkkoeien bestemd droogvoeder mag niet worden bevochtigd voor of tijdens het toedienen.
Bij het toedienen van knollen of bieten aan de melkkoeien moeten de resten uiterlijk binnen 24 uur na het toedienen worden weggenomen.
Het bijmengingsgehalte van aanvullend voeder in het totale rantsoen dat aan de melkkoeien wordt toegediend mag niet meer dan 50 % van de droge stof van het totale rantsoen bedragen.
In het diervoeder zijn de volgende producten het hele jaar door verboden (zowel in het basisvoeder als in de aanvullende voeders):
— |
kuilproducten van gegist voeder en voeder in balen waardoor anaerobe omstandigheden ontstaan; |
— |
voeder dat een ongunstige invloed heeft op de geur van de melk; |
— |
vloeibare wei; |
— |
niet kunstmatig gedroogde draf, vruchten, bostel en pulp; |
— |
palm- en palmpitproducten in welke vorm dan ook; |
— |
hooibewaarmiddelen met uitzondering van natriumchloride; |
— |
voedermiddelen die grondstoffen, additieven en technische hulpstoffen bevatten die uit genetisch gemodificeerde organismen zijn verkregen. |
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:
De productie van de melk, de verwerking tot kaas en de rijping van de kaas moeten plaatsvinden in het geografische gebied.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst:
De kaas wordt aangeboden:
— |
in de vorm van hele kaaswielen (met een gewicht van 60 kg tot 130 kg, een diameter van 0,70 m tot 1 m en een opstaande zijde van minstens 14 centimeter) of punten (1/4de kaaswiel, 1/8ste kaaswiel, …), blokken en sneden van kaaswielen, of |
— |
in de vorm van porties en blokjes, of |
— |
in de vorm van miniporties, of |
— |
in de vorm van geraspte kaas (in zakjes, de strengen geraspte kaas zijn zichtbaar duidelijk gescheiden en niet samengeklit). |
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst:
Naast de informatie die is voorgeschreven in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen, vermeldt het etiket ook de geregistreerde benaming van het product en bevat het het BGA-logo van de Europese Unie binnen hetzelfde gezichtsveld.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:
Het afgebakende geografische gebied omvat de volgende departementen: Doubs, Haute-Marne, Haute-Saône, Jura, Territoire de Belfort, Vosges.
5. Verband met het geografische gebied:
Het verband tussen de “Emmental français est-central” en het geografische gebied berust op de bijzondere kwaliteit.
Het traditionele productiegebied van “Emmental français est-central” strekt zich uit tussen twee bergachtige gebieden (de Vogezen en de Jura) die de zogeheten regio “est-central” vormen.
Deze bergmassieven worden gekenmerkt door lange, strenge winters, warme, vrij droge zomers en overvloedige neerslag met een groot aantal regenachtige dagen. Dat klimaat is bijzonder gunstig voor de productie van kwaliteitsvolle grassen en hooi (rijk aan eiwitten en vetzuren).
Kenmerkend voor de melk uit de graslandgebieden van “l’est-central” is de grote plantkundige en microbiële diversiteit.
Dankzij de landbouwkundige praktijken van de melkproducenten, en met name het behoud van de traditionele cycli van het weiden en het hooien, wordt deze diversiteit in stand gehouden.
De moeilijke geografische en klimatologische omstandigheden maakten de regio geschikt om zuivel te produceren van koemelk, waarbij de voederproductie van de weilanden een grote rol speelt.
De techniek waarmee grote kaaswielen worden geproduceerd, zorgde in de middeleeuwen voor een oplossing om het zomerse melkoverschot voor de winter te bewaren.
Omdat de fabricage van deze kazen grote hoeveelheden melk vereist (tot 900 liter melk voor een kaaswiel) hebben de producenten zich tot coöperaties georganiseerd en hun melk samengevoegd. De regio “est-central” is de regio van de kaascoöperaties.
De kaasmakerijen vormen wegens hun nauwe band met het terroir een integrerend onderdeel van het regionale patrimonium en dragen bij aan de handhaving van een economische en sociale activiteit in de plattelandsgemeenschappen van het centraal-oostelijke deel van Frankrijk.
De “Emmental français est-central” is een kaas van rauwe koemelk, met geperst, gekookt zuivel dat gaten bevat die de grootte van een kers tot de grootte van een noot kunnen hebben. Het zuivel is soepel en smelt in de mond. De harde, droge korst is goudgeel tot lichtbruin van kleur. De kaas rijpt gedurende minstens twaalf weken, te rekenen vanaf de dag van zijn bereiding tot de dag dat hij de rijpingskelder verlaat. Het gaat om grote kaaswielen (met een gewicht van 60 kg tot 130 kg, een diameter van 0,70 m tot 1 m en een opstaande zijde van minstens 14 centimeter).
Dit zijn de kenmerken waarnaar de kaasrijpers op zoek gaan bij hun laatste selectie in overeenstemming met de traditionele knowhow.
De specifieke kwaliteit van de “Emmental français est-central” is het gevolg van het voeder dat het melkvee krijgt en van de verplichte beweiding (minstens zes maanden), factoren die zorgen voor een sterk verband tussen deze kaas en de diverse terroirs van de regio “est-central”.
Het basisvoeder van het melkvee is uitsluitend van oorsprong uit het productiegebied: grassen gedurende de zomer, en hooi en ruwvoeder tijdens de winter. Het lokale voeder dat aan de koeien wordt gegeven en dat hoofdzakelijk wordt geproduceerd volgens de traditionele cycli van het weiden en het hooien, draagt zo bij aan de handhaving van de biodiversiteit van de weilanden maar ook aan de handhaving van de microbiële diversiteit in de melk.
De flora op de weiden en vooral de in de melk aanwezige microflora beïnvloeden de organoleptische kenmerken van de “Emmental français est-central”, die verplicht met rauwe melk moet zijn bereid. Kenmerkend voor de melk uit de graslandgebieden van de regio “est-central” is dus het hoge eiwitgehalte, een kenmerk dat van essentieel belang is om de melk geschikt te maken voor verwerking tot kaas.
Dankzij het verbod om gegist voeder (kuilvoer, rond verpakt baalvoer) en krachtvoer op basis van aromatische planten (kruisbloemenfamilie, …) te gebruiken, kunnen bovendien boterzuurgisting en dus zuurheid in de melk en in de kazen en voor de consument onaangename aroma’s en geuren worden vermeden.
De afwezigheid van boterzuurgisting en de beperkte vetafbraak die respectievelijk aan de melkkwaliteit en aan de wijze van conserveren van de opgehaalde melk te danken zijn, zijn dus factoren die het mogelijk maken de kaas langer te laten rijpen en beter te bewaren.
Deze voorzorgsmaatregelen zijn van essentieel belang om de uit de verwerking van rauwe melk tot grote geperste en gekookte kaaswielen voortkomende kazen traditiegetrouw langdurig in kelders te kunnen laten rijpen (ten minste twaalf weken terwijl dat bij een standaard Franse emmentaler slechts zes weken is).
Het rijpingsproces bestaat uit drie fasen waaronder een tussenfase in de warme kelder waarin de kenmerkende gaten in het zuivel ontstaan: los van elkaar, rond tot ovaal van vorm, goed verdeeld, regelmatig en zuiver, met de grootte van een kers tot de grootte van een noot.
De intensere proteolyse die te danken is aan de langere rijping van de kaas, verklaart de typische uitgesproken en fruitige smaak van het zuivel.
Na het rijpingsproces is het aan de kaasrijper om de kazen te selecteren op basis van verschillende schalen voor de organoleptische kenmerken van de BGA “Emmental français est-central” zoals de gaten, het zuivel, de smaak en de geur.
De rijping van twaalf weken en de intrinsieke kenmerken van de gebruikte melk zijn de belangrijkste factoren die de kenmerken van de “Emmental français est-central” bepalen. De beheersing van de drie rijpingsfasen in combinatie met een fijne selectie van de kazen door de kaasrijpers aan het einde van deze fase draagt bij tot de typische kenmerken van het product, dat hoofdzakelijk wordt gekenmerkt door een harde, droge goudgele tot lichtbruine korst, een soepel zuivel dat smelt in de mond en gaten ter grootte van een kers tot die van een noot.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-17d4b020-03b3-42af-88ee-d9124b73b41b