Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0703

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw

COM/2022/703 final

Brussel, 8.12.2022

COM(2022) 703 final

2022/0409(CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw

{SEC(2022) 433 final} - {SWD(2022) 393 final} - {SWD(2022) 394 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk, samen met een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft btw-regels voor het digitale tijdperk 1 , en het voorstel voor een uitvoeringsverordening van de Raad tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen 2 . In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 3 wordt de context van het volledige initiatief uitvoerig beschreven.

Onderhavige toelichting beschrijft de wijzigingen die in Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de btw moeten worden aangebracht naar aanleiding van de wijzigingen in de btw-richtlijn.

Het voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad vormt een belangrijk onderdeel van het pakket. Met het pakket inzake btw in het digitale tijdperk wordt de btw-rapportage van grensoverschrijdende transacties op de eengemaakte markt gemoderniseerd, teneinde met behulp van beproefde technologie de btw-fraude aan te pakken. De huidige werkwijze waarbij geaggregeerde gegevens via lijsten 4 worden verzameld en gegevens via het systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) worden uitgewisseld, dateert van de invoering van de eengemaakte markt in 1993. Gelet op het aantal grensoverschrijdende transacties en de omvang van de btw-fraude is zij echter niet meer bij de tijd. Met de wijziging van de btw-richtlijn worden de lijsten vervangen door nieuwe rapportageverplichtingen op transactiebasis. Als aanvulling hierop voorziet de gewijzigde verordening in de nodige praktische regels voor de uitwisseling van deze nieuw verzamelde gegevens tussen de lidstaten, de vereiste IT-infrastructuur en de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing zullen zijn op de nieuwe uitwisselingen. Een en ander moet ervoor zorgen dat de nieuwe regels vlot toepassing vinden en dat de nieuwe maatregelen de btw-fraude kunnen verminderen.

Aanknopend bij de structuur van het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk omvat het pakket de onderdelen die hieronder worden beschreven.

Het pakket heeft drie belangrijke doelstellingen:

(1)de btw-rapportageverplichtingen 5 moderniseren door de invoering van digitale rapportagevereisten, waardoor de gegevens die belastingplichtigen over elke transactie in een elektronisch formaat aan de belastingautoriteiten moeten verstrekken, worden gestandaardiseerd. Tegelijkertijd zal het gebruik van e-facturering voor grensoverschrijdende transacties verplicht worden;

(2)de uitdagingen van de platformeconomie 6 aanpakken door de btw-regels die op de platformeconomie van toepassing zijn, te actualiseren om een oplossing te bieden voor het probleem van de ongelijke behandeling, door de regels inzake de plaats van dienst die op deze transacties van toepassing zijn, te verduidelijken en door platforms een grotere rol te geven bij de inning van de btw wanneer zij de kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten faciliteren; en

(3)vermijden dat bedrijven zich in de EU meermaals voor de btw moeten registreren en ervoor zorgen dat het instrument dat is geïmplementeerd voor de aangifte en de betaling van de btw die verschuldigd is over afstandsverkopen van goederen 7 , beter functioneert door te voorzien in één btw-registratie (Single VAT Registration, kortweg SVR). Dit komt neer op een verbetering en uitbreiding van het bestaande éénloketsysteem (OSS) en éénloketsysteem voor invoer (IOSS) en van de verleggingsregeling, teneinde de gevallen waarin een belastingplichtige zich in een andere lidstaat moet registreren, zoveel mogelijk te beperken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 8 wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Deze verordening wijzigt Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad op basis van artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Krachtens dit artikel stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor het beheer, de inning en de controle van de btw. Bij btw-fraude is er echter vaak sprake van grensoverschrijdende transacties binnen de eengemaakte markt of zijn er bedrijven betrokken die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan de lidstaat waar de btw is verschuldigd. Btw-fraude ondergraaft de werking van de eengemaakte markt en leidt tot grote inkomstenderving voor de EU-begroting.

De EU-samenwerkingsinstrumenten die de uitwisseling van inlichtingen tussen belastingdiensten mogelijk maken, zijn onontbeerlijk om grensoverschrijdende transacties goed te controleren en btw-fraude te bestrijden.

Dit initiatief is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de doelstellingen ervan niet door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt. Het is dus zaak dat de Commissie, die de goede werking van de eengemaakte markt moet garanderen en het algemeen belang van de Europese Unie moet bevorderen, verbetermaatregelen voorstelt.

Deze maatregelen kunnen niet uitsluitend op het niveau van de lidstaten of via niet-wetgevende instrumenten worden genomen. Een optreden op EU-niveau met betrekking tot de instrumenten voor administratieve samenwerking zou een meerwaarde bieden die groter is dan wat op nationaal niveau kan worden bereikt, en vereist wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde.

Evenredigheid

Het voorstel is grotendeels gebaseerd op het huidige rechtskader voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw en voegt alleen elementen toe waar het kader moet worden versterkt. Alle voorgestelde maatregelen zijn opgetuigd om te voldoen aan de nieuwe digitale rapportagevereisten en de behoeften van de lidstaten. De nieuwe bepalingen zouden positief moeten uitwerken op de strijd tegen btw-fraude, zonder merkelijke extra kosten te veroorzaken voor bedrijven en overheden, behalve voor bepaalde IT-ontwikkelingen voor de belastingdiensten. Zelfs in die gevallen zouden de ontwikkelingskosten beperkt blijven.

Er zal een centraal elektronisch systeem voor btw-informatie (“het centrale VIES”) worden opgezet. Langs die weg zullen de lidstaten btw-informatie kunnen doorgeven die zij op nationaal niveau opslaan, wat bijdraagt tot een doeltreffende bestrijding van btw-fraude. Het centrale VIES zal informatie over grensoverschrijdende b2b-transacties die door de lidstaten wordt doorgegeven, per belastingplichtige kunnen aggregeren. Het zal ook de mogelijkheid bieden om de gerapporteerde intracommunautaire leveringen te vergelijken met de gegevens die zijn doorgegeven over intracommunautaire verwervingen. Daarnaast zal de door de lidstaten doorgegeven informatie kunnen worden verwerkt met andere btw-inlichtingen die op grond van Verordening (EU) nr. 904/2010 worden uitgewisseld, zoals douane- of betalingsgegevens; deze informatie zal slechts worden bewaard gedurende de periode die de belastingautoriteiten nodig hebben om btw-controles uit te voeren.

De informatie zal gedurende vijf jaar in het centrale VIES worden bewaard, zodat de lidstaten over een redelijke termijn beschikken om btw-controles uit te voeren. Daarna zullen de gegevens definitief worden gewist.

Het centrale VIES wordt alleen toegankelijk voor door de lidstaten gemachtigde ambtenaren, met het oog op de controle op de juiste toepassing van de btw-wetgeving en de bestrijding van btw-fraude. Het centrale VIES zal een passend beveiligingsniveau voor de informatieopslag bieden in overeenstemming met de regels voor de verwerking van persoonsgegevens door de EU-instellingen.

De inlichtingenuitwisseling tussen de nationale belastingautoriteiten en het centrale VIES zal via een beveiligd gemeenschappelijk communicatienetwerk lopen. Dit netwerk ondersteunt momenteel de inlichtingenuitwisseling tussen belasting- en douaneautoriteiten en heeft alle nodige beveiligingsfunctionaliteiten (waaronder versleuteling van informatie).

De waarborgen die in Verordening (EU) nr. 904/2010 en het Europees kader op het gebied van gegevensbescherming zijn vastgelegd, blijven in dit voorstel derhalve onverlet. Het algemene doel dat met de uitwisseling en analyse van deze voor de btw relevante informatie wordt beoogd, blijft het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving en het bestrijden van btw-fraude. De strijd tegen btw-fraude is een belangrijke doelstelling van algemeen belang van de EU en de lidstaten, zoals aangegeven in artikel 23, lid 1, punt e), van de algemene verordening gegevensbescherming en in artikel 20, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/1725. Om die belangrijke doelstelling te ondersteunen en de belastingautoriteiten te helpen haar doeltreffender te realiseren, zullen de beperkingen van artikel 55, lid 5, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van toepassing zijn op het centrale VIES.

De nieuwe bepalingen gaan niet verder dan wat strikt noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de instrumenten voor administratieve samenwerking bij de controle van grensoverschrijdende transacties en de strijd tegen btw-fraude te versterken in het licht van de voorgestelde digitale rapportagevereisten en andere wijzigingen die met het pakket inzake de btw in het digitale tijdperk zijn ingevoerd.

Keuze van het instrument

Er is een verordening van de Raad nodig om de huidige Verordening (EU) nr. 904/2010 te wijzigen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2017 is onderzocht hoe gebruik wordt gemaakt van het bestaande EU-kader voor administratieve samenwerking en bestrijding van btw-fraude dat met Verordening (EU) nr. 904/2010 is opgezet 9 . De lidstaten zijn over het algemeen positief over het juridische en praktische kader dat met Verordening (EU) nr. 904/2010 tot stand is gebracht.

Het rechtskader voor administratieve samenwerking moet worden gewijzigd naar aanleiding van de wijzigingen van de rapportagevereisten voor grensoverschrijdende transacties in de btw-richtlijn. Met de invoering van nieuwe digitale rapportagevereisten worden de omvang en de frequentie van de inlichtingenuitwisselingen tussen de lidstaten aanzienlijk verhoogd. Daarom wordt in hoofdstuk V een nieuw onderdeel in de verordening opgenomen: Opslag en uitwisseling van specifieke inlichtingen, dat deze uitwisselingen zal regelen via een nieuw elektronisch systeem, dat het centrale VIES wordt genoemd.

Raadpleging van belanghebbenden

In de toelichting bij het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is de raadpleging van belanghebbenden uitvoerig beschreven.

Er zijn twee Fiscalis-workshops georganiseerd om feedback van de lidstaten te verzamelen over de aanpassing van het kader voor administratieve samenwerking op btw-gebied ter ondersteuning van de nieuwe digitale rapportagevereisten. Op de eerste workshop in november 2021 zijn de standpunten van btw-fraudebestrijdingsdeskundigen en Eurofisc-verbindingsambtenaren verzameld. De tweede workshop in april 2022 was gericht op de leidinggevenden van de bevoegde verbindingsbureaus van de lidstaten. In beide gevallen onderstreepten de nationale vertegenwoordigers het belang van de nieuwe digitale rapportagevereisten, wanneer deze vergezeld gaan van een passend systeem voor de uitwisseling van btw-informatie. Er bleek duidelijk behoefte te zijn aan automatische kruiscontroles van DRR-gegevens, bv. van gegevens over leveringen met gegevens over verwervingen. Er heerste ook brede consensus over het feit dat een uniforme uitvoering van de kruiscontroles en interpretatie van de resultaten het best zou worden gewaarborgd door een centraal systeem dat de gezamenlijke verwerking en analyse van gegevens vergemakkelijkt.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid uitvoerig beschreven voor het volledige pakket.

Effectbeoordeling

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is een effectbeoordeling opgenomen voor het volledige pakket.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is een uitvoerige beschrijving opgenomen van de resultaatgerichtheid en vereenvoudiging.

Grondrechten

Dit voorstel zal naar verwachting leiden tot de uitwisseling en gezamenlijke verwerking van btw-inlichtingen, waaronder mogelijkerwijs ook persoonsgegevens. De gegevens die in het kader van de nieuwe digitale rapportagevereisten worden verzameld en vervolgens via het centrale VIES-systeem worden uitgewisseld, zouden echter beperkt blijven tot intracommunautaire transacties tussen ondernemingen (b2b) en geen transacties tussen ondernemingen en consumenten (b2c) omvatten. Ook het beginsel van minimale gegevensverwerking is toegepast. De verzamelde en vervolgens uitgewisselde gegevens hebben met andere woorden slechts betrekking op een deel van de factuurgegevens. Deze minimale gegevensset die nodig is voor het toezicht op de juiste toepassing van de btw en voor de bestrijding van btw-fraude, is nader omschreven in de wijziging van artikel 264 in het begeleidende voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG. De bescherming van persoonsgegevens en de naleving van de Verordeningen (EU) 2016/679 10 en (EU) 2018/1725 blijven echter van prioritair belang, ook al is de te verwerken informatie beperkt. Daarom zijn in het voorstel de volgende bepalingen opgenomen:

·De gegevens in het centrale VIES zullen slechts gedurende vijf jaar worden bewaard, wat de minimale periode is die de nationale belastingautoriteiten die belast zijn met de handhaving van de btw-verplichtingen, nodig hebben voor analyse en onderzoek (gegevensopslag).

·De gegevens in het centrale VIES zullen worden beschermd overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 904/2010.

·De gegevens in het centrale VIES zullen worden gebruikt voor welomschreven en beperkte doeleinden, met name om de btw-heffing correct te bepalen, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, en btw-fraude te bestrijden, zoals bepaald in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 904/2010. De gegevens zullen met name worden gebruikt om risicobeoordelingen uit te voeren om potentiële fraudeurs vroegtijdig op te sporen en frauduleuze netwerken die zijn opgezet om misbruik te maken van het btw-stelsel, op te rollen.

·De toegang tot de gegevens in het centrale VIES zal beperkt zijn tot daartoe gemachtigde ambtenaren van de lidstaten, met inachtneming van het “need-to-know”-beginsel.

·Het centrale VIES zal worden gehost, onderhouden en technisch beheerd door de Commissie, die over de operationele capaciteit en ervaring beschikt om te garanderen dat technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen voor de bescherming van persoonsgegevens worden genomen. De taken van de Commissie met betrekking tot het technische beheer van het centrale VIES zullen bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

·De rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie in hun hoedanigheid als verwerkingsverantwoordelijke en verwerker krachtens Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 zullen bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

Tot slot zijn deze maatregelen onderworpen aan artikel 8 van het Handvest van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG worden de gevolgen voor de begroting uitvoerig beschreven.

Het voorstel zal beperkte kosten voor de nationale overheden en de EU-begroting met zich meebrengen om het uitgebreide systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) op te zetten.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking (SCAC), dat bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad is opgericht, zal zich buigen over alle mogelijke aangelegenheden in verband met de administratieve samenwerking tussen de lidstaten, die voortvloeien uit de nieuwe regels voor de belastingheffing van het handelsverkeer binnen de EU. In het SCAC zal met name, samen met de lidstaten, een uitvoeringsplanning voor de noodzakelijke IT-wijzigingen 11 worden opgesteld, zodra de Raad de gewijzigde verordening heeft aangenomen.

 

Overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt de toepassing van de verordening om de vijf jaar herzien. Overeenkomstig artikel 49 moeten de lidstaten de Commissie voorts alle beschikbare inlichtingen in verband met de toepassing van de verordening verstrekken (onder meer jaarlijkse statistieken over het gebruik van de samenwerkingsinstrumenten), zodat kan worden geëvalueerd hoe goed de administratieve samenwerking in de strijd tegen belastingontduiking en -ontwijking functioneert.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

1.Invoering van een centraal systeem voor de uitwisseling van btw-informatie

Een eerste reeks wijzigingen in het voorstel betreft de ontwikkeling van een nieuw centraal systeem voor de uitwisseling van btw-informatie tussen de belastingdiensten van de lidstaten op EU-niveau, dat is aangepast aan de specifieke structuur van de digitale rapportagevereisten. Aan hoofdstuk V van Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt afdeling 3 toegevoegd om met de artikelen 24 octies tot en met 24 quaterdecies het centrale VIES in te voeren, en wel als volgt:

·Artikel 24 octies creëert het centrale VIES-systeem: het belast de Commissie met de ontwikkeling, het onderhoud, de hosting en het technische beheer ervan, terwijl elke lidstaat de taak krijgt om een nationaal elektronisch systeem te ontwikkelen, te onderhouden, te hosten en technisch te beheren om verschillende inlichtingencategorieën automatisch naar het centrale VIES door te zenden. De informatie die via de DRR’s wordt verzameld, wordt het belangrijkste deel van de informatie die via het centrale VIES wordt uitgewisseld. De andere gegevens hebben tot doel de identiteit van de belastingplichtigen vast te stellen. Ten slotte wordt uitdrukkelijk vermeld dat de lidstaten de inlichtingen die zij automatisch naar het centrale VIES moeten doorzenden, kunnen opslaan in het nationale elektronische systeem dat zij voor het doorzenden van die inlichtingen gebruiken, met het oog op het hergebruik ervan in het kader van nationale controles.

·Artikel 24 nonies heeft betrekking op de kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens. Inlichtingenuitwisseling is slechts zinvol als de gegevens van voldoende kwaliteit zijn. Daarom moeten de lidstaten alle nodige updates uitvoeren en maatregelen treffen om te waarborgen dat de centrale VIES-gegevens actueel blijven en volledig en accuraat zijn. Om de informatie actueel te houden, moet nieuwe of bijgewerkte informatie onverwijld in het systeem worden ingevoerd. Deze onmiddellijke bijwerking van de informatie is met name van belang voor identificatiegegevens, die onlosmakelijk verbonden zijn met de controle van de geldigheid van btw-nummers. Wat de krachtens de DRR’s verzamelde meldingen van intracommunautaire transacties betreft, is één dag na de ontvangst ervan door de belastingdienst een aanvaardbare termijn voor de invoering in het centrale VIES. De kruiscontrole van door een leverancier/dienstverlener en zijn afnemer gerapporteerde informatie kan pas plaatsvinden nadat de informatie door beide partijen is gemeld en nadat elke autoriteit deze naar het centrale VIES heeft doorgezonden. Dit betekent dat de aanvaardbare termijn voor elke stap tot een paar dagen beperkt moet blijven, zodat op voldoende frequente basis analyses kunnen worden verricht. De informatie blijft gedurende vijf jaar na het einde van het jaar waarin de informatie aan het centrale VIES is doorgegeven, beschikbaar in het centrale VIES.

·In artikel 24 decies is bepaald wanneer een btw-identificatienummer in het centrale VIES als ongeldig wordt getoond als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze bepaling treedt in werking wanneer voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen hun economische activiteit hebben gestaakt, valse gegevens hebben opgegeven om een btw-identificatienummer te krijgen, of geen wijzigingen van hun gegevens hebben meegedeeld die ertoe zouden hebben geleid dat de belastingdienst, indien hij hiervan op de hoogte was geweest, het btw-identificatienummer zou hebben geweigerd of ingetrokken. Deze bepaling is van bijzonder groot belang voor de doelstelling om btw-fraude doeltreffend te bestrijden. Er zij op gewezen dat deze bepaling slechts inhoudt dat in een aantal gevallen wordt aangegeven dat het btw-identificatienummer ongeldig is. De lidstaten wordt niet voorgeschreven wanneer zij het btw-identificatienummer moeten intrekken.

·Artikel 24 undecies beschrijft de functionaliteiten die het centrale VIES moet bieden met betrekking tot de informatie die ernaar wordt doorgezonden: het moet de ontvangen informatie kunnen opslaan, vergelijken, aggregeren en verwerken. Voorts moet het de (ontvangen, vergeleken, geaggregeerde en verwerkte) informatie toegankelijk kunnen maken voor gemachtigde gebruikers en systemen. Het centrale VIES moet ook in staat zijn om informatie met alle andere inlichtingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad worden verstrekt of verzameld, voor controledoeleinden en voor de bestrijding van btw-fraude te verwerken. Een voorbeeld bij uitstek daarvan is het opschonen en verrijken van gegevens door deze te verwerken samen met gegevens van andere systemen, zoals die van het Surveillancesysteem, dat informatie bevat over van btw vrijgestelde invoer op basis van de douaneregelingen 42/63. Deze functionaliteit is noodzakelijk om synergieën tot stand te brengen tussen verschillende informatiesystemen die voor de btw relevante informatie bevatten, en om het effect van investeringen in dergelijke systemen te maximaliseren.

·Artikel 24 duodecies beschrijft welke ambtenaren en systemen geautomatiseerde toegang krijgen tot het centrale VIES. Daartoe behoren de ambtenaren van de lidstaten die nagaan of aan de voorwaarden voor de invoer van goederen met vrijstelling van btw is voldaan, Eurofisc-verbindingsambtenaren en alle andere ambtenaren die uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteit van hun lidstaat zijn gemachtigd. Ten slotte wordt de verzamelde en verwerkte informatie ook toegankelijk voor de nationale elektronische systemen die de informatie naar het centrale VIES doorzenden. Deze bepaling creëert de mogelijkheid van een beveiligd communicatiekanaal tussen machines, dat automatisering vergemakkelijkt en menselijke interventie overbodig maakt.

·Artikel 24 terdecies heeft betrekking op de kosten voor de ontwikkeling en het onderhoud van het centrale VIES. in dit artikel is bepaald dat de kosten voor de oprichting, de exploitatie en het onderhoud van het centrale VIES ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. Deze kosten omvatten onder andere de kosten voor de beveiligde verbinding tussen het centrale VIES en de in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde nationale elektronische systemen, alsmede de kosten van de diensten die nodig zijn om de in artikel 24 undecies opgesomde functionaliteiten te implementeren. Anderzijds draagt elke lidstaat de kosten van en is hij verantwoordelijk voor alle noodzakelijke ontwikkelingen in zijn nationale elektronische systemen om de uitwisseling van inlichtingen via het CCN-netwerk of een ander soortgelijk netwerk mogelijk te maken.

·Artikel 24 quaterdecies, ten slotte, betreft de beveiligings- en nalevingsvereisten met betrekking tot het centrale VIES-systeem. In de eerste alinea is bepaald dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om de naleving van artikel 55 van deze verordening te waarborgen. Artikel 55 bevat verplichtingen met betrekking tot de officiële geheimhouding, de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van de in het kader van de verordening opgeslagen, verwerkte of uitgewisselde informatie. De tweede alinea machtigt de Commissie om bij uitvoeringshandeling de taken van de Commissie voor het technische beheer van het centrale VIES vast te stellen, alsook de rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie met betrekking tot de functies van verwerkingsverantwoordelijke en verwerker krachtens Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad.

2.Uitfasering van het bestaande oude systeem voor de uitwisseling van btw-informatie

Een tweede reeks wijzigingen in het voorstel betreft de uitfasering van het oude VIES. Het bestaande VIES-systeem, dat onder hoofdstuk V, afdeling 1, valt, moet nog gedurende twee jaar na de invoering van het centrale VIES-systeem worden gehandhaafd ter vergemakkelijking van de controles van transacties die, vóór de invoering van de digitale rapportagevereisten, via de lijsten zijn gerapporteerd. Dankzij het oude VIES zullen inlichtingen die volgens de oude rapportagevereisten voor deze periode zijn verstrekt, automatisch kunnen worden uitgewisseld. Na de uitfasering van het oude VIES zullen de lidstaten nog altijd inlichtingen, spontaan of op verzoek, kunnen uitwisselen via niet-geautomatiseerde instrumenten voor administratieve samenwerking. Het bestaande VIES zal als volgt worden uitgefaseerd:

·In de artikelen 17, 20, 21, 22 en 23 worden de verwijzingen naar het oude VIES geschrapt.

·Artikel 31, dat betrekking heeft op de informatieverstrekking aan belastingplichtigen wat betreft de geldigheid van btw-identificatienummers en de aan een nummer verbonden naam en adres van andere personen die bij intracommunautaire transacties betrokken zijn, wordt gewijzigd. In het gewijzigde artikel zal worden verwezen naar de informatie die in het centrale VIES wordt bijgehouden.

3.Andere wijzigingen

Met een derde reeks wijzigingen worden de nodige aanpassingen aangebracht voor de inlichtingenuitwisseling in verband met de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen, die bij Richtlijn 2006/112/EG is ingevoerd.

Op grond van artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten platformexploitanten een boekhouding bijhouden van goederen en diensten die bedrijven aan consumenten (b2c) via hun platform leveren. Om de toepassing van de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener die voor de kortetermijnverhuur van accommodatie en personenvervoersdiensten wordt ingevoerd, te vergemakkelijken, wordt deze boekhoudkundige verplichting uitgebreid tot b2b-prestaties. Er moet een standaardformaat worden vastgesteld om deze informatie door te zenden.

2022/0409 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 12 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 13 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Verordening (EU) nr. 904/2010 14 van de Raad zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten met de uitvoering van de wetgeving inzake de btw belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van die wetgeving te verzekeren. Deze voorwaarden behelzen onder andere de regels betreffende de opslag en de uitwisseling, langs elektronische weg, van inlichtingen met het oog op een juiste btw-heffing, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, met name bij intracommunautaire transacties, en btw-fraude te bestrijden.

(2)Bij Richtlijn (EU) XX/XXX 15 van de Raad [PB gelieve nummer en jaar in te voegen van de richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk die op dezelfde dag als deze verordening is vastgesteld] zijn in Richtlijn 2006/112/EG 16 van de Raad digitale rapportagevereisten (“DRR’s”) opgenomen. Krachtens deze vereisten moeten voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtigen de lidstaten inlichtingen verstrekken over elke intracommunautaire levering van goederen, elke intracommunautaire verwerving van goederen en elke dienst die belastbaar is in een andere lidstaat dan die waar de leverancier of dienstverlener is gevestigd. De lidstaten moeten die inlichtingen over intracommunautaire transacties uitwisselen en verwerken om toe te zien op de juiste toepassing van de btw en om fraude op te sporen.

(3)De bestaande samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten is gebaseerd op de uitwisseling van geaggregeerde informatie tussen nationale elektronische systemen. Met de invoering van de DRR’s wordt beoogd de belastingdiensten tijdig gegevens op transactiebasis te verstrekken ten behoeve van een betere inning van de belasting. Om die gegevens op efficiënte wijze ter beschikking te stellen van andere belastingdiensten en om een gemeenschappelijke uitvoering van analyses en kruiscontroles en een gemeenschappelijke interpretatie van die analyses en kruiscontroles te vergemakkelijken, is een centraal systeem nodig waarin btw-informatie wordt gedeeld.

(4)Om de lidstaten in staat te stellen btw-fraude doeltreffender te bestrijden, moet een centraal elektronisch systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (hierna het “centrale VIES” genoemd) worden opgezet om dergelijke informatie te delen. Dat systeem moet van de nationale elektronische systemen van de lidstaten informatie ontvangen over intracommunautaire transacties die zijn gemeld door de desbetreffende leveranciers of dienstverleners en afnemers in verschillende lidstaten. Dat systeem moet ook de btw-identificatiegegevens van belastingplichtigen die intracommunautaire transacties verrichten, van de lidstaten ontvangen. Voorts moeten, telkens wanneer gegevens worden gewijzigd, ook de metagegevens in het centrale VIES worden geüpload om het tijdstip van wijziging te traceren.

(5)De btw-identificatiegegevens van belastingplichtigen die intracommunautaire transacties verrichten, moeten onverwijld automatisch in het centrale VIES worden bijgewerkt telkens wanneer identificatiegegevens wijzigen, tenzij de lidstaten overeenkomen dat een dergelijke bijwerking niet relevant, essentieel of nuttig is. Dergelijke bijwerkingen zijn noodzakelijk omdat de geldigheid van de btw-identificatienummers van belastingplichtigen moet worden gecontroleerd om de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen waarin artikel 138 van Richtlijn 2006/112/EG voorziet, te kunnen verlenen. Om de belastingdiensten een redelijke mate van zekerheid over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van deze gegevens te bieden, moet informatie over intracommunautaire transacties automatisch in het centrale VIES worden bijgewerkt uiterlijk één dag nadat de lidstaat die informatie van de belastingplichtige heeft ontvangen.

(6)Wat de btw-identificatiegegevens in het centrale VIES betreft, moeten de lidstaten voorts maatregelen nemen om te waarborgen dat de gegevens die belastingplichtigen overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG met het oog op identificatie voor btw-doeleinden vertrekken, door de betrokken lidstaat volledig en accuraat worden bevonden. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat het btw-identificatienummer in het centrale VIES als ongeldig wordt getoond wanneer een belastingplichtige zijn verplichtingen om gegevens te verstrekken, niet nakomt of zijn economische activiteit heeft stopgezet.

(7)De informatie over intracommunautaire transacties die door leveranciers of dienstverleners en afnemers in verschillende lidstaten worden gerapporteerd, moet door elke lidstaat onmiddellijk na ontvangst ervan in het centrale VIES worden ingevoerd. De ontvangen informatie moet snel worden verwerkt, vanwege technische redenen die verband houden met de hoeveelheid gegevens, en ook om verdachte transacties en mogelijke gevallen van btw-fraude in een vroeg stadium op te sporen.

(8)Om de lidstaten bij te staan in hun strijd tegen btw-fraude en om fraudeurs op te sporen, moeten de btw-identificatiegegevens en de btw-informatie over intracommunautaire transacties gedurende vijf jaar worden bewaard. Dat is de termijn die de lidstaten minimaal nodig hebben om doeltreffende controles te kunnen uitvoeren en vermoedelijke gevallen van btw-fraude te onderzoeken of dergelijke fraude op te sporen. Die termijn is ook evenredig gezien de enorme hoeveelheid aan gegevens over intracommunautaire transacties en de gevoeligheid ervan als commerciële en persoonsgegevens.

(9)Om mismatches tijdig op te sporen en zo btw-fraude beter te kunnen bestrijden, moet het centrale VIES automatisch kruiscontroles kunnen verrichten van de informatie die zowel van leveranciers of dienstverleners als van afnemers wordt verzameld krachtens de DRR’s die zijn ingevoerd bij Richtlijn (EU) XX/XXX 17 [PB gelieve nummer en jaar in te voegen van de richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk die op dezelfde dag als deze verordening is vastgesteld]. De lidstaten moeten de resultaten van deze kruiscontroles krijgen om er een passende follow-up aan te geven.

(10)Om met het centrale VIES dezelfde functionaliteiten te kunnen bieden als het bestaande systeem voor de uitwisseling van btw-informatie waarin artikel 17, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 904/2010 voorziet, moet dat systeem ook informatie kunnen aggregeren om een overzicht te geven van geleverde en ontvangen goederen en diensten die door in lidstaten gevestigde belastingplichtigen zijn gerapporteerd. Om te waarborgen dat de lidstaten via het centrale VIES elkaars informatie kunnen blijven raadplegen zoals die momenteel is gestructureerd in het bestaande systeem voor de uitwisseling van btw-informatie, moet het centrale VIES de aggregatie van gegevens ondersteunen.

(11)Om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te helpen de btw correct te heffen, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, btw-fraude te bestrijden en de synergieën te benutten tussen verschillende informatiesystemen die voor de btw relevante informatie bevatten, moet het centrale VIES inlichtingen die van de lidstaten zijn ontvangen, verwerken samen met alle andere overeenkomstig Verordening (EU) nr. 904/2010 meegedeelde of verzamelde inlichtingen.

(12)De toegang tot de informatie in het centrale VIES moet op “need-to-know”-basis worden verleend. Deze informatie mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het toezicht op de juiste toepassing van de btw en de bestrijding van btw-fraude. De in deze verordening vastgestelde geheimhoudingsregels moeten bindend zijn voor alle gebruikers.

(13)Om btw-fraude te bestrijden, moeten de Eurofisc-verbindingsambtenaren van de lidstaten als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 904/2010 toegang hebben tot en analyses kunnen verrichten van btw-informatie over intracommunautaire transacties. Om toe te zien op de juiste toepassing van de btw-wetgeving, moeten de ambtenaren van de lidstaten die nagaan of de btw-vrijstelling voor bepaalde ingevoerde goederen, zoals bepaald in artikel 143, lid 1, punt d), van Richtlijn 2006/112/EG, van toepassing is, ook toegang hebben tot de btw-identificatiegegevens die in het centrale VIES zijn opgeslagen. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om dezelfde redenen andere ambtenaren selecteren die rechtstreeks toegang moeten hebben tot het centrale VIES, en hen indien nodig die toegang verlenen. Ten slotte moeten naar behoren gemachtigde personen van de Commissie toegang hebben tot de informatie in het centrale VIES, maar alleen voor zover die toegang noodzakelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van dat systeem.

(14)Om vermoedelijke btw-fraude te onderzoeken en dergelijke fraude op te sporen, moeten de informatiesystemen die het Eurofisc-netwerk ondersteunen in de strijd tegen btw-fraude, met inbegrip van het systeem voor transactienetwerkanalyse en het centrale elektronische systeem van betalingsinlichtingen (“CESOP”), rechtstreeks toegang hebben tot het centrale VIES.

(15)De hoeveelheid gegevens en de frequentie waarmee gegevens naar het centrale VIES worden doorgezonden, vereisen dat de informatiestromen van het centrale VIES naar de nationale systemen worden geautomatiseerd. Een dergelijke automatisering moet ook een efficiënt en beveiligd communicatiekanaal tussen machines omvatten en menselijke interventie bij de toegang tot gedeelde gegevens overbodig maken. Nationale elektronische systemen die informatie doorzenden naar het centrale VIES, moeten daarom ook toegang hebben tot de in dat systeem opgeslagen informatie, met inbegrip van de informatie die voor btw-controledoeleinden en de bestrijding van btw-fraude is verwerkt en geaggregeerd.

(16)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 904/2010 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de door de Commissie uit te voeren taken voor het technische beheer van het centrale VIES, de technische details betreffende de identificatie en toegang van ambtenaren en elektronische systemen tot het centrale VIES, de technische details en het formaat van de informatie die naar het centrale VIES wordt doorgezonden, en de rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie wanneer zij optreden als verwerkingsverantwoordelijke en verwerker krachtens Verordeningen (EU) 2016/679 18 en (EU) 2018/1725 19 van het Europees Parlement en de Raad. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 20 van het Europees Parlement en de Raad.

(17)Btw-fraude is een gemeenschappelijk probleem voor alle lidstaten. De lidstaten alleen beschikken niet over de nodige informatie om de juiste toepassing van de btw-regels te garanderen en btw-fraude aan te pakken. Daar de doelstelling van Verordening (EU) nr. 904/2010 - de bestrijding van btw-fraude - niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt vanwege het grensoverschrijdende karakter van de interne markt, maar beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(18)Belastingplichtigen die leveringen van goederen of diensten faciliteren via het gebruik van een elektronische interface, kunnen van de lidstaat waar die prestaties belastbaar zijn als bedoeld in artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG, het verzoek krijgen om hun boekhouding ter beschikking te stellen. Om de administratieve lasten en nalevingskosten voor die belastingplichtigen te verminderen en dubbel werk te voorkomen, moet de lidstaat van identificatie dergelijke verzoeken zoveel mogelijk coördineren. Te dien einde moet een standaardformulier worden vastgesteld voor de elektronische toezending van deze informatie aan de lidstaten.

(19)In Richtlijn 2006/112/EG wordt een nieuwe vereenvoudigingsregeling in het éénloketsysteem (OSS) ingevoerd voor belastingplichtigen die bepaalde eigen goederen de grens overbrengen. Deze nieuwe regeling moet derhalve worden opgenomen in het algemene kader van de bijzondere btw-regelingen in het éénloketsysteem die zijn vastgesteld in hoofdstuk XI, afdeling 3, van Verordening (EU) nr. 904/2010. Met name de inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaat waaruit en de lidstaat waarnaar de goederen worden overgebracht, moet in dat kader worden opgenomen.

(20)Aangezien het nieuwe éénloketsysteem alomvattend is en ook grensoverschrijdende goederenbewegingen omvat die momenteel onder de regeling inzake voorraad op afroep overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn 2006/112/EG vallen, is die regeling uit Richtlijn 2006/112/EG geschrapt. Artikel 21 van Verordening (EU) nr. 904/2010 moet worden afgestemd op die wijziging van Richtlijn 2006/112/EG.

(21)Het misbruik van btw-identificatienummers in het éénloketsysteem voor invoer (IOSS) is door belanghebbenden als een potentieel risico aangemerkt. Om het correcte gebruik en het controleproces van IOSS-btw-identificatienummers beter te waarborgen, moet artikel 47 nonies van Verordening (EU) nr. 904/2010 worden uitgebreid om de douaneautoriteiten toegang te verlenen tot informatie over marktdeelnemers die voor het IOSS geregistreerd zijn, waardoor zij de risico’s beter zullen kunnen beheren en beheersen.

(22)Om de controles met betrekking tot de IOSS-regeling te versterken, moet aan artikel 17, lid 1, punt e), van Verordening (EU) nr. 904/2010 de totale waarde van in het kader van de IOSS-regeling ingevoerde goederen per IOSS-identificatienummer per lidstaat van verbruik worden toegevoegd.

(23)De technische details, inclusief gemeenschappelijke elektronische berichten, voor de beschikbaarstelling van de boekhouding door belastingplichtigen die prestaties faciliteren via het gebruik van een elektronische interface als bedoeld in artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG, moeten worden vastgesteld volgens de comitéprocedure waarin deze verordening voorziet.

(24)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt met deze verordening beoogd het in artikel 8 van het Handvest vastgelegde recht op bescherming van persoonsgegevens ten volle te respecteren. In dat verband wordt de hoeveelheid persoonsgegevens die aan de belastingautoriteiten beschikbaar zullen worden gesteld, door deze verordening sterk beperkt. De verwerking van inlichtingen over intracommunautaire transacties overeenkomstig deze verordening mag alleen plaatsvinden voor de toepassing van deze verordening.

(25)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op […] een advies uitgebracht.

(26)Aangezien de implementatie van het centrale VIES-systeem nieuwe technologische ontwikkelingen vereist, moet de toepassing van de bepalingen betreffende het centrale VIES worden uitgesteld om de lidstaten en de Commissie in de gelegenheid te stellen deze technologieën te ontwikkelen.

(27)Geautomatiseerde toegang tot informatie over intracommunautaire transacties die via lijsten zijn gerapporteerd, heeft rechtstreeks uitwerking op de doeltreffendheid van de btw-controles. Daarom moet het huidige systeem voor de uitwisseling van btw-informatie als bedoeld in artikel 17, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 904/2010 gedurende bepaalde tijd worden gehandhaafd na de afschaffing van die lijsten. Na die tijd moeten de desbetreffende bepalingen van het huidige systeem voor de uitwisseling van btw-informatie worden geschrapt en moet de via lijsten verstrekte informatie toegankelijk blijven op verzoek.

(28)Verordening (EU) nr. 904/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2025

Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In artikel 1 wordt lid 4 vervangen door:

“4.    Bij deze verordening worden tevens regels en procedures vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen inzake de btw over leveringen van goederen, diensten en overbrengingen van goederen overeenkomstig de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG, alsmede voor eventuele daarop aansluitende uitwisselingen van inlichtingen en, wat de onder die bijzondere regelingen vallende goederen en diensten betreft, voor de overdracht van geldmiddelen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.”.

(2)In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

“2.    De in de artikelen 358, 358 bis, 369 bis, 369 terdecies en 369 quinvicies bis van Richtlijn 2006/112/EG opgenomen definities ten behoeve van de respectieve bijzondere regeling zijn ook van toepassing in het kader van deze verordening.”.

(3)In artikel 17, lid 1, worden de punten d) en e) vervangen door:

“d) de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364, 365, 369 quater, 369 septies, 369 octies, 369 sexdecies, 369 septdecies, 369 vicies, 369 unvicies, 369 quinvicies quater, 369 quinvicies septies en 369 quinvicies octies van Richtlijn 2006/112/EG vergaart;

e) gegevens over de btw-identificatienummers die hij overeenkomstig artikel 369 octodecies van Richtlijn 2006/112/EG heeft toegekend, en, voor elk btw-identificatienummer dat door een lidstaat is toegekend, de totale waarde van de op grond van artikel 143, lid 1, punt c bis), vrijgestelde ingevoerde goederen voor elke maand en elke lidstaat van verbruik als omschreven in artikel 369 terdecies, punt 4, van die richtlijn;”.

(4)Artikel 47 ter wordt vervangen door:

“Artikel 47 ter

1.    De lidstaten bepalen dat belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van Richtlijn 2006/112/EG, de lidstaat van identificatie langs elektronische weg de in artikel 361 van die richtlijn bedoelde inlichtingen verstrekken. Belastingplichtigen die gebruikmaken van de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 3 en 5, van Richtlijn 2006/112/EG, verstrekken de lidstaat van identificatie langs elektronische weg gegevens voor hun identificatie bij aanvang van hun activiteiten overeenkomstig de artikelen 369 quater en 369 quinvicies quater van die richtlijn. Alle wijzigingen in de overeenkomstig artikel 361, lid 2, artikel 369 quater en artikel 369 quinvicies quater van Richtlijn 2006/112/EG verstrekte inlichtingen worden ook langs elektronische weg meegedeeld.

2.    De lidstaat van identificatie zendt de in lid 1 bedoelde inlichtingen langs elektronische weg door naar de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de inlichtingen van de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2, 3 en 5, van Richtlijn 2006/112/EG, zijn ontvangen. De lidstaat van identificatie stelt op dezelfde wijze de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van de in die afdelingen 2, 3 en 5 bedoelde btw-identificatienummers.

3.     Indien een belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2, 3 en 5, van Richtlijn 2006/112/EG, van die bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld en langs elektronische weg in kennis.”.

(5)Artikel 47 quinquies wordt vervangen door:

“Artikel 47 quinquies

1.    De lidstaten bepalen dat de btw-aangifte met de in de artikelen 365, 369 octies, 369 unvicies en 369 quinvicies octies van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde gegevens langs elektronische weg wordt ingediend.

2.    De lidstaat van identificatie zendt de in lid 1 bedoelde gegevens uiterlijk 20 dagen na het einde van de maand waarin de aangifte moest zijn ingediend, langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verbruik of de lidstaten waaruit en waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.”.

(6)Aan artikel 47 nonies wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Voor de toepassing van de eerste alinea verlenen de lidstaten de bevoegde autoriteiten toegang tot de in artikel 369 septdecies, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde gegevens.”.

(7)Artikel 47 decies wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.    Om de boekhouding te verkrijgen die een belastingplichtige of tussenpersoon overeenkomstig de artikelen 369, 369 duodecies, 369 quinvicies en 369 quinvicies duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bijhoudt, dient de lidstaat van verbruik of de lidstaat waaruit of waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, eerst langs elektronische weg een verzoek daartoe in bij de lidstaat van identificatie.”;

(b)de leden 4 en 5 worden vervangen door:

“4.    De lidstaat van identificatie zendt de verkregen boekhouding onverwijld langs elektronische weg door naar de verzoekende lidstaat van verbruik of lidstaat waaruit of waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.

5.    Wanneer de verzoekende lidstaat van verbruik of lidstaat waaruit of waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, de boekhouding niet binnen 30 dagen na de datum van het verzoek ontvangt, kan die lidstaat in overeenstemming met zijn nationale wetgeving maatregelen nemen om die boekhouding te verkrijgen.”.

(8)In artikel 47 undecies wordt lid 2 vervangen door:

“2. Onverminderd artikel 7, lid 4, raadpleegt de lidstaat van verbruik of de lidstaat waaruit of waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, indien hij besluit dat een administratief onderzoek nodig is, eerst de lidstaat van identificatie over de noodzaak van een dergelijk onderzoek.”.

(9)In artikel 47 terdecies wordt punt a) vervangen door:

“a)de technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, voor het verstrekken van de in artikel 47 ter, lid 1, artikel 47 quater, lid 1, en artikel 47 quinquies, lid 1, bedoelde inlichtingen en het in artikel 47 decies, lid 3, bedoelde standaardformulier;”.

(10)Het volgende hoofdstuk XI bis wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK XI bis

BEPALINGEN BETREFFENDE BOEKHOUDKUNDIGE VERPLICHTINGEN VOOR ELEKTRONISCHE INTERFACES DIE LEVERINGEN VAN GOEDEREN OF DIENSTEN FACILITEREN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 242 BIS VAN RICHTLIJN 2006/112/EG

Artikel 47 terdecies bis

1.    Om de boekhouding te verkrijgen die een belastingplichtige overeenkomstig artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG bijhoudt, dient de lidstaat waar die prestaties belastbaar zijn, eerst langs elektronische weg een verzoek daartoe in bij de lidstaat waar de belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd.

2.    Indien de lidstaat waar een belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, een verzoek als bedoeld in lid 1 ontvangt, zendt die lidstaat het verzoek langs elektronische weg onverwijld door naar de belastingplichtige.

3.    De lidstaten bepalen dat een belastingplichtige, indien hij daarom wordt verzocht, de gevraagde boekhouding langs elektronische weg indient bij de lidstaat waar de belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd. De lidstaten aanvaarden dat de boekhouding door middel van een standaardformulier kan worden ingediend.

4.    De lidstaat waar die belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, zendt de verkregen boekhouding onverwijld langs elektronische weg door naar de verzoekende lidstaat waar die prestaties belastbaar zijn.

5.    Wanneer de verzoekende lidstaat waar die prestaties belastbaar zijn, de boekhouding niet binnen 30 dagen na de datum van het verzoek ontvangt, kan die lidstaat in overeenstemming met zijn nationale wetgeving maatregelen nemen om die boekhouding te verkrijgen.

Artikel 47 terdecies ter

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen:

(a)de technische details van het standaardformulier als bedoeld in artikel 47 terdecies bis, lid 3;

(b)de technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, voor het verstrekken van de in artikel 47 terdecies bis, leden 1, 2 en 4, bedoelde informatie, alsook de technische middelen voor de verzending van deze informatie.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2026

Verordening (EU) 904/2021 wordt als volgt gewijzigd:

(1)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)punt c) wordt vervangen door:

“c) de btw-identificatienummers van de personen die de in punt b) bedoelde leveringen van goederen en diensten hebben verricht;”;

ii)in punt e) wordt de inleidende zin vervangen door:

“de totale waarde van de in punt b) bedoelde leveringen van goederen en diensten die door elk van de in punt c) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon aan wie een btw-identificatienummer door een andere lidstaat is toegekend, onder de volgende voorwaarden:”.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028

Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In artikel 2, lid 1, worden de punten g) en h), vervangen door:

“g)“intracommunautaire goederenlevering”: een levering van goederen waarvan de gegevens moeten worden ingediend overeenkomstig artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;

h)“intracommunautaire dienst”: een dienst waarvan de gegevens moeten worden ingediend overeenkomstig artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;”.

(2)In artikel 17, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

“a) de inlichtingen die hij overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2022/890 van de Raad*, verzamelt;

* Richtlijn (EU) 2022/890 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de verlenging van de toepassingsperiode van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (PB L 155 van 8.6.2022, blz. 1).”.

(3)In hoofdstuk V wordt na artikel 24 septies de volgende afdeling 3 ingevoegd:

“AFDELING 3
Centraal elektronisch systeem voor de uitwisseling van btw-informatie

Artikel 24 octies

1. De Commissie verzorgt de ontwikkeling, het onderhoud, de hosting en het technische beheer van een centraal elektronisch systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (“centraal VIES”) voor de in artikel 1 bedoelde doeleinden.

2.Elke lidstaat verzorgt de ontwikkeling, het onderhoud, de hosting en het technische beheer van een nationaal elektronisch systeem om de volgende informatie automatisch door te zenden naar het centrale VIES:

(a)de inlichtingen die hij overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 6, afdeling 1, van Richtlijn 2006/112/EG verzamelt;

(b)de uit hoofde van artikel 213 van Richtlijn 2006/112/EG verzamelde informatie met betrekking tot de identiteit, de activiteit, de rechtsvorm en het adres van de personen aan wie hij een btw-identificatienummer heeft toegekend, en de datum van toekenning van dat nummer;

(c)de btw-identificatienummers die hij heeft toegekend en die niet meer geldig zijn, onder vermelding van de datum waarop zij ongeldig zijn geworden;

(d)de datum en het tijdstip waarop de in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens zijn gewijzigd.

De in punt a) bedoelde inlichtingen moeten voldoen aan de Europese norm voor elektronische facturering en de lijst van syntaxen die zijn vastgesteld in Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad.*

De Commissie bepaalt door middel van een uitvoeringshandeling de details en het formaat van de in dit lid genoemde informatie. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.Elke lidstaat mag de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie en de in artikel 24 undecies, punten b), c) en d), bedoelde inlichtingen opslaan in het in lid 2 van dit artikel bedoelde nationale elektronische systeem.

Artikel 24 nonies

1.De lidstaten dragen er zorg voor dat de in het centrale VIES beschikbare informatie actueel blijft en volledig en accuraat is.

De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling de criteria vast om te bepalen welke wijzigingen niet relevant, essentieel of nuttig genoeg zijn om te worden doorgezonden naar het centrale VIES. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de gegevens die door belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen met het oog op hun identificatie voor btw-doeleinden overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG worden verstrekt, naar hun oordeel volledig en accuraat zijn voordat deze naar het centrale VIES worden doorgezonden.

De lidstaten passen de op grond van de uitkomst van hun risicobeoordeling geboden procedures voor het controleren van deze gegevens toe. De controles worden in beginsel uitgevoerd vóór de identificatie, of, indien voorafgaand aan de identificatie louter voorlopige controles worden verricht, binnen een periode van niet meer dan zes maanden na de identificatie.

3.De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de maatregelen die zij op nationaal niveau hebben toegepast om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de inlichtingen overeenkomstig lid 2 te waarborgen.

4.De lidstaten voeren de in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde informatie onverwijld in het centrale VIES in.

De details over de aanvaardbare technische vertragingen worden in een uitvoeringshandeling vastgesteld. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.In afwijking van lid 4 van dit artikel worden de in artikel 24 octies, lid 2, punt a), bedoelde inlichtingen in het centrale VIES opgenomen uiterlijk één dag nadat de door de belastingplichtige aan de bevoegde autoriteiten verstrekte inlichtingen zijn verzameld.

6.De in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde informatie blijft in het centrale VIES beschikbaar gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het jaar waarin die informatie naar dat systeem is doorgezonden.

Artikel 24 decies

1.De lidstaten werken het centrale VIES automatisch bij om ervoor te zorgen dat het in artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde btw-identificatienummer in het centrale VIES als ongeldig wordt getoond in de volgende situaties:

(a)een voor btw-doeleinden geïdentificeerde persoon verklaart dat hij niet langer een economische activiteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG verricht, of de bevoegde autoriteit is van oordeel dat hij niet langer een economische activiteit verricht;

(b)een persoon heeft met het oog op het verkrijgen van een btw-identificatie valse gegevens verstrekt en, mocht de belastingdienst daarvan op de hoogte geweest zijn, dan zou deze de identificatie voor btw-doeleinden hebben geweigerd of het btw-identificatienummer hebben ingetrokken;

(c)een persoon heeft nagelaten wijzigingen in zijn gegevens mee te delen en, mocht de belastingdienst daarvan op de hoogte geweest zijn, dan zou deze de identificatie voor btw-doeleinden hebben geweigerd of het btw-identificatienummer hebben ingetrokken.

De in dit lid genoemde situaties doen geen afbreuk aan eventuele nationale voorschriften die in andere situaties voorzien.

2. Voor de toepassing van lid 1, punt a), merkt de bevoegde autoriteit een economische activiteit aan als beëindigd in ten minste de volgende situaties:

(a)de voor btw-doeleinden geïdentificeerde persoon heeft, hoewel hij daartoe gehouden was, geen btw-aangifte ingediend gedurende één jaar na het verstrijken van de indieningstermijn voor de eerste ontbrekende aangifte;

(b)de voor btw-doeleinden geïdentificeerde persoon heeft, hoewel hij daartoe gehouden was, geen gegevens over zijn intracommunautaire leveringen van goederen of diensten verstrekt gedurende zes maanden na het verstrijken van de indieningstermijn voor die gegevens.

De in dit lid genoemde situaties doen geen afbreuk aan eventuele nationale voorschriften die in andere situaties voorzien.

Artikel 24 undecies

Het centrale VIES biedt de volgende functionaliteiten met betrekking tot overeenkomstig artikel 24 octies, lid 2, van deze verordening ontvangen informatie:

(a)het bewaren van de in de punten b), c) en d) van dit artikel en artikel 24 octies, lid 2, van deze verordening bedoelde informatie;

(b)het verrichten van kruiscontroles op de overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 6, afdeling 1, van Richtlijn 2006/112/EG verzamelde gegevens over intracommunautaire leveringen van goederen en diensten en intracommunautaire verwervingen;

(c)het aggregeren van overeenkomstig artikel 213 van Richtlijn 2006/112/EG verzamelde informatie over personen aan wie een btw-identificatienummer is toegekend, en het toegankelijk maken van de volgende gegevens voor de in artikel 24 duodecies bedoelde ambtenaren of elektronische systemen:

i)de totale waarde van alle intracommunautaire goederenleveringen en de totale waarde van alle intracommunautaire diensten die verricht zijn ten behoeve van personen met een btw-identificatienummer dat is toegekend door een lidstaat, door alle handelaren die voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn in elke andere lidstaat;

ii)de btw-identificatienummers van de personen die de in punt i) bedoelde leveringen van goederen of diensten hebben verricht;

iii)de totale waarde van de in punt i) bedoelde leveringen van goederen en diensten die door elk van de in punt ii) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon met een btw-identificatienummer dat is toegekend door een lidstaat;

iv)de totale waarde van de in punt i) bedoelde leveringen van goederen en diensten die door elk van de in punt ii) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon met een btw-identificatienummer dat is toegekend door een andere lidstaat;

(d)het verwerken van informatie, samen met alle andere informatie die overeenkomstig deze verordening is meegedeeld of verzameld;

(e)het toegankelijk maken van de in artikel 24 octies, lid 2, en in de punten b), c) en d) van dit artikel bedoelde informatie voor de in artikel 24 duodecies bedoelde ambtenaren of elektronische systemen.

Artikel 24 duodecies

1.Elke lidstaat verleent geautomatiseerde toegang tot het centrale VIES aan:

(a)ambtenaren die door de bevoegde autoriteit van die lidstaat zijn gemachtigd om rechtstreeks toegang te krijgen tot informatie in het centrale VIES;

(b)Eurofisc-verbindingsambtenaren als bedoeld in artikel 36, lid 1, die beschikken over een persoonlijke gebruikersidentificatie voor het centrale VIES, wanneer die toegang verband houdt met een onderzoek naar vermoedelijke btw-fraude of het opsporen van btw-fraude;

(c)ambtenaren van die lidstaat die nagaan of aan de voorwaarden van artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG is voldaan.

2. Elke lidstaat verleent geautomatiseerde toegang tot het centrale VIES aan:

(a)nationale elektronische systemen van die lidstaat die nagaan of aan de voorwaarden van artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG is voldaan;

(b)nationale elektronische systemen als bedoeld in artikel 24 octies, lid 2, voor de in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van deze verordening bedoelde doeleinden;

(c)het in artikel 24 bis bedoelde centrale elektronische systeem van betalingsinlichtingen (“CESOP”);

(d)de elektronische systemen voor de snelle uitwisseling, verwerking en analyse van doelgerichte inlichtingen over grensoverschrijdende fraude door Eurofisc.

3.    De Commissie bepaalt door middel van een uitvoeringshandeling:

(a)de praktische regeling voor de identificatie van de in de leden 1 en 2 bedoelde ambtenaren en elektronische systemen;

(b)de technische details betreffende de toegang van de in de leden 1 en 2 bedoelde ambtenaren en elektronische systemen tot de in artikel 24 undecies, punten a) tot en met d), bedoelde informatie.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 24 terdecies

1.    De kosten voor het opzetten, exploiteren en onderhouden van het centrale VIES vallen ten laste van de algemene begroting van de Unie. Deze kosten omvatten de kosten voor de beveiligde verbinding tussen het centrale VIES en de in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde nationale elektronische systemen, alsmede de kosten van de diensten die nodig zijn om de in artikel 24 undecies opgesomde functionaliteiten te implementeren.

2.    Elke lidstaat draagt de kosten van en is verantwoordelijk voor alle noodzakelijke ontwikkelingen in zijn in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde nationale elektronische systeem om de uitwisseling van inlichtingen via het CCN-netwerk of een ander soortgelijk beveiligd netwerk mogelijk te maken.

Artikel 24 quaterdecies

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen:

(a)de door de Commissie uit te voeren taken voor het technische beheer van het centrale VIES;

(b)de rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten als verwerkingsverantwoordelijke en van de Commissie als verwerker krachtens Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

* Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 1).

± Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).”.

Artikel 4

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2030

Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In artikel 17, lid 1, worden de punten a), b) en c) geschrapt.

(2)Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt geschrapt;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

“3. In afwijking van lid 1 van dit artikel moeten, ingeval inlichtingen in het elektronische systeem dienen te worden verbeterd of toegevoegd overeenkomstig artikel 19, die inlichtingen worden opgenomen uiterlijk één maand na het tijdvak waarin die inlichtingen zijn verzameld.”.

(3)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3.De Commissie legt door middel van uitvoeringshandelingen de praktische details vast met betrekking tot de in lid 2 bis, punt d), van dit artikel bedoelde voorwaarden, zodat de lidstaat die de inlichtingen verschaft, kan bepalen welke Eurofisc-verbindingsambtenaar toegang heeft tot de inlichtingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;

(b)de leden 1 en 2 worden geschrapt.

(4)De artikelen 22 en 23 worden geschrapt.

(5)In artikel 31 wordt lid 1 vervangen door:

“1.    De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat zorgen ervoor dat personen die bij intracommunautaire goederenleveringen of diensten betrokken zijn, alsmede niet-gevestigde belastingplichtigen die diensten verrichten, ten behoeve van dat soort handelingen langs elektronische weg bevestiging kunnen krijgen van de geldigheid van het aan een welbepaalde persoon toegekende btw-identificatienummer alsook van zijn naam en adres. Die inlichtingen moeten overeenstemmen met de in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde gegevens.”.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 2 is van toepassing met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 3 is van toepassing met ingang van 1 januari 2028.

Artikel 4 is van toepassing met ingang van 1 januari 2030.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Gelieve een verwijzing op te nemen wanneer deze beschikbaar is.
(2)    Gelieve een verwijzing op te nemen wanneer deze beschikbaar is.
(3)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(4)    Een lijst is een eenvoudig formulier dat een bedrijf maandelijks/driemaandelijks indient, naast zijn btw-aangifte, om opgaaf te doen van de goederen en diensten die het heeft geleverd aan bedrijven in andere lidstaten, waarbij het btw-nummer van de afnemers en de totale waarde van de prestaties per afnemer in een bepaald tijdvak worden vermeld.
(5)    Met btw-rapportageverplichtingen wordt verwezen naar de verplichting van voor de btw geregistreerde bedrijven om hun transacties periodiek bij de belastingautoriteit aan te geven zodat deze kan toezien op de inning van de btw.
(6)    In dit verband heeft de term “platformeconomie” betrekking op diensten die via een platform worden verleend.
(7)     https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/vat/vat-e-commerce_en
(8)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(9)    Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 428 final.
(10)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
(11)    Strategische keuzes inzake IT-ontwikkeling en -aanbesteding vereisen voorafgaande goedkeuring van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie.
(12)    PB C van , blz. .
(13)    PB C van , blz. .
(14)    Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
(15)    Richtlijn (EU) XXX/XXXX van de Raad van... (PB L [...] van dd/mm/jj, blz. X). [PB Gelieve volledige referentie in te voegen.]
(16)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(17)    Richtlijn (EU) XXX/XXXX van de Raad van... (PB L [...] van dd/mm/jj, blz. X).
(18)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(19)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(20)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Top