Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0231

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, Verordening (EU) 2021/2115, Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814

    COM/2022/231 final

    Brussel, 18.5.2022

    COM(2022) 231 final

    2022/0164(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, Verordening (EU) 2021/2115, Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

     Motivering en doel van het voorstel

    Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de RRF-verordening”) hebben ongeziene geopolitieke en economische gebeurtenissen ingrijpende gevolgen gehad voor de samenleving en de economie van de Unie. De argumenten voor een snelle transitie naar schone energie, in lijn met de EU-klimaatdoelstellingen voor 2030 en de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050, zijn na de Russische invasie van Oekraïne nooit sterker geweest. De EU importeert 90 % van het gas dat zij verbruikt; 40 % daarvan komt uit Rusland. Rusland is ook goed voor 27 % van de olie en 46 % van de steenkool die de EU invoert.

    Tegen deze achtergrond hebben de Europese leiders de Europese Commissie opgeroepen om met een doelgericht en doeltreffend antwoord te komen. In hun verklaring van Versailles van 10 en 11 maart 2022 hebben de Europese staatshoofden en regeringsleiders de Commissie uitdrukkelijk opdracht gegeven om uiterlijk eind mei een voorstel voor een REPowerEU-plan in te dienen, met als centrale doelstelling een vermindering van de energieafhankelijkheid van de Unie. Met name bevat die verklaring een akkoord om de afhankelijkheid van de invoer van gas, olie en steenkool uit Rusland zo snel mogelijk uit te faseren. De toezeggingen uit de verklaring van Versailles zijn nadien herhaald in de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart, die ook de klemtoon legden op de steeds nadeligere gevolgen voor burgers en bedrijven van de aanhoudend hoge energieprijzen, die nog worden verergerd door de Russische militaire agressie tegen Oekraïne.

    Nadat NextGenerationEU in 2020 van start is gegaan, is in de Europese economie het pad geëffend voor een versnelling van de groene en de digitale transitie. Deze dubbele transitie vindt nu echter plaats binnen een verstoorde mondiale context, met nieuwe bronnen van onzekerheid. Zoals de Europese leiders hebben aangestipt, is het nu duidelijker dan ooit dat de energievoorzieningszekerheid van de Unie en de afbouw van de EU-afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland van cruciaal belang zijn voor een succesvol en duurzaam herstel na de COVID-19-crisis.

    Hoge energieprijzen en risico’s op verstoring van de energievoorziening, nog aangescherpt door de onverwachte externe factoren, dreigen voor alle lidstaten de economische vooruitzichten te doen verslechteren en de sociale en territoriale cohesie te verzwakken. Meer bepaald dreigen volatiele energieprijzen het concurrentievermogen van bedrijven, en met name de industriële basis ervan, aan te tasten en de ongelijkheid en energiearmoede te verergeren, zeker voor kwetsbare huishoudens en huishoudens met een laag tot middeninkomen.

    De herstel- en veerkrachtfaciliteit (“RRF”) is de hoeksteen van de toekomstgerichte groeistrategie van de Europese Unie na de COVID-19-crisis. In nationale herstel- en veerkrachtplannen is immers de investerings- en hervormingsagenda voor de komende jaren vastgelegd. Een groot aantal maatregelen uit de herstel- en veerkrachtplannen zou de energievoorziening van de Unie nu al aanzienlijk veerkrachtiger moeten maken, de afhankelijkheid van energie-invoer verminderen en rechtvaardige transities ondersteunen, zodat geen regio’s of mensen buiten de boot vallen. De herstel- en veerkrachtplannen met de investeringen en hervormingen die al zijn vastgelegd om de groene en de digitale transitie waar te maken, blijven van essentieel belang. Tegelijkertijd zorgen de recente geopolitieke en economische ontwikkelingen voor een nog groter besef dat voortvarend moet worden gehandeld, en pleiten zij voor een nog steiler ambitieniveau om voor een succesvol herstel na de COVID-19-crisis te zorgen. Op dit punt moeten hervormingen en investeringen worden versneld en verdiept, zowel op EU-niveau als in de lidstaten.

    De EU-afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit Rusland kan en moet ruim vóór 2030 worden afgebouwd. Daartoe flankeert REPowerEU de acties ten behoeve van de zekerheid van de energievoorziening en -opslag met een reeks maatregelen om energie te besparen, de bevoorrading te diversifiëren en de transitie naar schone energie in Europa te versnellen. De gasleveringen kunnen worden gediversifieerd door het volume lng-invoer en invoer via pijpleidingen van andere leveranciers dan Rusland op te voeren, maar ook door het aandeel duurzaam biomethaan (d.w.z. geproduceerd uit organisch afval en reststromen uit de landbouw en bosbouw) en hernieuwbare of fossielvrije waterstof te verhogen. Energiebesparingen kunnen worden behaald op het niveau van huishoudens, gebouwen, vervoer en de industrie en, op het niveau van het energiesysteem, door de energie-efficiëntie te stimuleren. Om de schone transitie van Europa te versnellen moet het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix worden verhoogd en moeten maatregelen worden genomen om knelpunten in de infrastructuur en tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden weg te werken. Deze drie reeksen maatregelen kunnen worden ondersteund via een combinatie van investeringen en hervormingen.

    Tegen deze achtergrond zijn herstel- en veerkrachtplannen bij uitstek geschikt om werk te maken van deze steeds urgenter wordende prioriteiten. In het huidige voorstel zullen de herstel- en veerkrachtplannen dienen als een strategisch raamwerk voor hervormingen en investeringen om gezamenlijk Europese actie te ondernemen voor veerkrachtigere, zekerdere en duurzamere energiesystemen. Meerlandenprojecten en grensoverschrijdende maatregelen, met name om de energie-interconnectie tussen lidstaten te verbeteren – en zo tot een gediversifieerder aanbod te komen –, zijn bijzonder geschikt om de REPowerEU-doelstellingen te helpen waarmaken. Binnen deze context kan de herstel- en veerkrachtfaciliteit een nuttige aanvulling zijn op de projecten van gemeenschappelijk belang die op grond van de TEN-E-verordening zijn geselecteerd. Projecten van gemeenschappelijk belang kunnen ook worden gesteund via de Connecting Europe Facility (“CEF”).

    Tegelijkertijd moet worden vermeden dat de aanvullingen van de herstel- en veerkrachtplannen de lopende uitvoering van de ambitieuze hervormings- en investeringsagenda uit de bestaande uitvoeringsbesluiten van de Raad doorkruisen. Daarom moeten nieuwe maatregelen die als reactie op de geopolitieke en sociaal-economische ontwikkelingen worden voorgesteld, gericht zijn op, complementair zijn aan en sporen met die agenda.

    Het huidige voorstel voorziet dan ook in gerichte aanpassingen van de RRF-verordening om de volgende doelstellingen te verwezenlijken:

    toevoeging aan de herstel- en veerkrachtplannen van aparte hoofdstukken met nieuwe hervormingen en investeringen om de REPowerEU-doelstellingen waar te maken, en

    zorgen voor synergie-effecten en complementariteit tussen acties die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, en acties die via andere nationale of Uniefondsen worden gesteund.

    De aanpassingen van de RRF-verordening moeten worden aangevuld met wetgevingswijzingen om aanvullende financieringsbronnen te bepalen die de nieuwe REPowerEU-doelstellingen binnen het RRF-raamwerk helpen te financieren. Daarvoor moeten ontvangsten uit de veiling van een beperkt deel van de emissierechten uit het emissiehandelssysteem (“ETS”) uit de marktstabiliteitsreserve (“MSR”) worden toegewezen aan de financiering van nieuwe maatregelen in het kader van REPowerEU. De lidstaten moeten meer flexibiliteit krijgen om middelen over te dragen die hun zijn toegekend op grond van zowel de verordening gemeenschappelijke bepalingen, Verordening (EU) 2021/1060 (“GB-verordening”) als de verordening strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115).

     Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Dit voorstel wijzigt Verordening (EU) 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, Verordening (EU) 2021/1060, Besluit (EU) 2015/1814 (“besluit marktstabiliteitsreserve), Richtlijn 2003/87/EG (“ETS-richtlijn) en Verordening (EU) 2021/2115 betreffende strategische GLB-plannen.

    Dit voorstel bouwt voort op het bestaande en goed functionerende RRF-raamwerk om extra steun te geven voor maatregelen die nodig zijn om de inspanningen van de Unie te versnellen zodat de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen kan worden verminderd, en zo een succesvol herstel na de COVID-19-crisis kan worden veilig gesteld, in lijn met de algemene en specifieke doelstelling van de faciliteit.

    Voorts bevordert het voorstel met de invoering van het concept “REPowerEU-hoofdstukken” de coördinatie en de synergie-effecten tussen de maatregelen die op grond van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gesteund, en andere acties die uit andere bronnen worden gefinancierd, zoals nationale middelen. Hiermee kan de herstel- en veerkrachtfaciliteit de rol van een strategisch raamwerk voor REPowerEU-initiatieven opnemen en zo zorgen voor een maximale complementariteit, consistentie en coherentie van beleid en acties om de onafhankelijkheid en energievoorzieningszekerheid van de Unie te bevorderen en de sociaal-economische kosten en gevolgen daarvan tijdens de transitie te dempen.

    De aanvullende financiële middelen uit het voorstel moeten de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen versnellen. De mogelijkheid om middelen uit andere Unie-instrumenten, zoals cohesiefondsen, naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te dragen – om zo de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken – valt te verantwoorden doordat de doelstellingen van die instrumenten en die van het huidige voorstel sterk gelijklopen.

    Het voorstel spoort met de beleidsdoelstellingen die worden gehanteerd in de fondsen van het cohesiebeleid en in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Gezien de doelstelling van REPowerEU om de decarbonisatie van de economie te versnellen, is het soort projecten dat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt gesteund, goed afgestemd op het soort investeringen waarop de fondsen van het cohesiebeleid inzetten, zoals bijvoorbeeld energie-efficiëntiemaatregelen. Hetzelfde geldt voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de focus op hernieuwbare energie die als een kernprioriteit van REPowerEU is opgenomen.

    Het voorstel is afgestemd op de beleidsoriëntaties die in het kader van het Europees Semester worden verschaft. Lidstaten die een aanpassing van hun herstel- en veerkrachtplan voorstellen, zullen moeten aantonen dat de maatregelen een daadwerkelijk antwoord bieden op de landspecifieke aanbevelingen in dat verband. Rapportage over de stand van de uitvoering van de maatregelen en acties in de nationale REPowerEU-hoofdstukken zal, zoals bepaald in de RRF-verordening, binnen het bestaande raamwerk voor het Europees Semester plaatsvinden.

    Het voorstel COM(2021) 571 van de Commissie van 14 juli 2021 is om het besluit marktstabiliteitsreserve zodanig te wijzigen dat het opnamepercentage en de minimumreserve in de periode tot 2030 worden verdubbeld. Met dit voorstel moeten de langetermijndoelstellingen van de marktstabiliteitsreserve verzekerd blijven in termen van vermindering van het overschot, zonder dat een en ander ten koste gaat van de veerkracht van de markt. Op de korte termijn moet de Unie, door de uitzonderlijke situatie die door de Russische invasie van Oekraïne op de energiemarkten is ontstaan, echter alle beschikbare middelen inzetten om de transitie weg van Russische fossiele brandstoffen te versnellen. Daartoe moet een deel van de emissierechten die momenteel in de marktstabiliteitsreserve worden gehouden – voor een overeenkomstige marktwaarde van 20 miljard EUR – worden vrijgegeven en aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden toegewezen om de REPowerEU-doelstellingen te ondersteunen. De voorgestelde wijzigingen zijn onderdeel van een bredere reeks maatregelen die de Unie in het kader van REPowerEU heeft genomen als reactie op het veranderde sociaal-economische en geopolitieke landschap, met name het voorstel voor een verordening betreffende gasopslag, het voorstel inzake de vormgeving van de energiemarkt, het platform voor gezamenlijke gasaankopen, en de EU-strategie voor zonne-energie. Die instrumenten zijn complementair, aangezien in dit voorstel de klemtoon ligt op het stimuleren en faciliteren van de REPowerEU-acties op nationaal niveau, terwijl bij die andere maatregelen op de Europese dimensie van REPowerEU wordt ingezet.

     Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie 

    Het voorstel is verenigbaar en zorgt voor complementariteit en synergie-effecten met andere beleidslijnen van de Unie.

    Met name is het voorstel verenigbaar met een bredere reeks initiatieven om de veerkracht van de Unie op energiegebied te versterken, met name de “Fit for 55”-voorstellen van de Commissie, zoals de herziening van het derde energiepakket (Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009), de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn (EU) 2018/2001) en de herziening van de richtlijn energie-efficiëntie (Richtlijn 2012/27/EU), die een veerkrachtig en duurzaam energiesysteem in de Unie tot stand zouden moeten brengen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    In lijn met artikel 175, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beoogt dit voorstel voor een verordening bij te dragen aan het versterken van de cohesie door middel van maatregelen waarmee de lidstaten hun energieafhankelijkheid van externe fossiele brandstoffen kunnen verminderen en hun energievoorzieningszekerheid verbeteren, door de productie en levering van duurzame energie binnen de Unie te versterken en middelen te poolen tussen lidstaten en tussen regio’s. De algemene doelstelling is om voor alle lidstaten en burgers in de Unie een duurzame en veilige energievoorziening veilig te stellen, rekening houdende met opvallende nationale en regionale verschillen, terwijl de sociale billijkheid wordt bevorderd en een rechtvaardige en inclusieve transitie wordt gegarandeerd, zodat geen regio’s of mensen buiten de boot vallen. De huidige geopolitieke situatie heeft de aanzienlijke verschillen tussen lidstaten en regio’s aan het licht gebracht wat betreft de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, met name waar die uit Rusland worden ingevoerd. Met dit initiatief werkt de EU samen met alle lidstaten en poolt zij middelen uit diverse EU-bronnen om deze middelen eerlijk te spreiden en acties te ondersteunen die gericht zijn op de specifieke energie-uitdagingen waar iedere lidstaat voor staat.

    In lijn met artikel 177, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft dit voorstel voor een verordening een effect op de organisatie van de structuurfondsen doordat het meer flexibiliteit creëert om middelen vanuit fondsen voor het cohesiebeleid over te dragen.

    In lijn met artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie beoogt het voorstel voor een verordening wijzigingen door te voeren in het stelsel voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie, om zo bij te dragen aan de energievoorzieningszekerheid in de Unie.

    In lijn met artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt het voorstel voor een verordening financiële voorschriften vast voor de uitvoering van de begroting, door voorschriften in te voeren voor de vaststelling van kredieten ten aanzien van de nieuwe ontvangsten.

    Subsidiariteit

    De algemene doelstelling van het voorstel is het versterken van cohesie door middel van maatregelen waarmee lidstaten hun onafhankelijkheid en de energievoorzieningszekerheid van de lidstaten en de Unie kunnen stimuleren. Daartoe legt het voorstel een nieuwe verplichting vast voor lidstaten die hun herstel- en veerkrachtplannen indienen of aanpassen: deze moeten een REPowerEU-hoofdstuk bevatten, met specifieke hervormingen en investeringen om die uitdagingen op het gebied van energie aan te pakken. Belangrijk daarbij is dat het aan de lidstaten is om te beslissen of zij deze maatregelen uit Uniemiddelen en/of uit nationale middelen willen financieren. De uitvoering van de betrokken maatregelen die de Unie veerkrachtiger en minder afhankelijk moeten maken door de ketens voor energievoorziening te diversifiëren, is een zaak die de Unie als geheel aanbelangt. Op Unieniveau is actie vereist voor het coördineren van een krachtig antwoord op de ernstiger wordende uitdagingen op het gebied van energie, met ongekend fel stijgende energieprijzen die de sociaal-economische verschillen en ongelijkheid dreigen aan te scherpen, alsmede zorgwekkende geopolitieke ontwikkelingen aan de grenzen van de Unie. Daarnaast hebben bepaalde regio’s te maken met gelijksoortige uitdagingen op energiegebied die gecoördineerde grensoverschrijdende inspanningen vereisen, om zo grotere synergie-effecten te genereren.

    Het optreden van de Unie zal meerwaarde creëren doordat er een specifiek raamwerk komt om lidstaten te ondersteunen bij de vormgeving en uitvoering van hervormingen en investeringen op het gebied van energie die zo hard nodig zijn. Meerwaarde zal ook worden gecreëerd door deze acties te coördineren om voor een coherente EU-brede respons te zorgen, terwijl tegelijk maatregelen worden voorgesteld die op de specifieke kenmerken van iedere lidstaat zijn toegesneden.

    Evenredigheid

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is immers beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstellingen op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daarvoor nodig is. De marge die de lidstaten wordt gelaten bij hun beslissing welke REPowerEU-maatregelen zij via specifieke financiering in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit willen steunen en het consensuskarakter van de samenwerking tijdens de hele procedure, vormen extra garanties voor de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en voor de uitbouw van wederzijds vertrouwen en samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie.

    Keuze van instrument

    Om het reeds uitgewerkte RRF-raamwerk zo goed mogelijk te benutten, is een verordening tot wijziging van de RRF-verordening, de verordening gemeenschappelijke bepalingen, de verordening tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen, de ETS-richtlijn en het besluit marktstabiliteitsreserve een geschikt rechtsinstrument om de REPowerEU-doelstellingen uit te voeren.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Op 1 maart 2022 heeft de Commissie het eerste jaarlijks verslag over de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit goedgekeurd. Dat verslag laat zien dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt en dat de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit goed vordert.

    Wat meer bepaald de groene transitie betreft, een bedrag van naar raming in totaal 224,1 miljard EUR uitgaven zal worden toegewezen aan deze RRF-pijler, goed voor 50 % van de totale uitgaven in de 22 herstel- en veerkrachtplannen die in de periode tot eind maart 2022 zijn goedgekeurd. Wat de specifieke beleidsterreinen betreft, 29 % van de uitgaven voor de groene transitie (voor een totale geschatte kostprijs van 64,4 miljard EUR) is bestemd voor energie-efficiëntiemaatregelen, terwijl nog eens 12 % (voor een totale geschatte kostprijs van 26,7 miljard EUR) bestemd is voor schone stroom (hernieuwbare energie en netwerken), en zijn groene meerlandenprojecten of grensoverschrijdende projecten goed voor een totale geschatte kostprijs van meer dan 27 miljard EUR.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Hoewel geen formele consultatie van stakeholders is georganiseerd, is wel intensief met de lidstaten over REPowerEU overlegd. Zo organiseerde de Commissie op 6 april 2022 in het kader van de informele deskundigengroep over de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit een overleg over dit specifieke thema. Daarna heeft de Commissie een reeks specifieke bilaterale bijeenkomsten georganiseerd met elke lidstaat, om over de nationale prioriteiten in verband met REPowerEU te overleggen.

    Effectbeoordeling

    Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

    Grondrechten

    Het voorstel heeft gunstige gevolgen voor de bescherming en ontwikkeling van de grondrechten van de Unie, indien de lidstaten ondersteuning vragen en ontvangen op daarmee verband houdende gebieden. Zo kunnen bijvoorbeeld hervormingen en investeringen in sectoren zoals de strijd tegen energiearmoede de fundamentele rechten van de Unie ondersteunen, zoals het recht op menselijke integriteit.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De financiële middelen van de faciliteit moeten worden verhoogd met 20 miljard EUR (in lopende prijzen), te financieren uit de veiling van ETS-emissierechten. Dat bedrag zal aan de lidstaten beschikbaar worden gesteld in de vorm van niet-terugvorderbare financiële steun in direct beheer die uitsluitend hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk mogen ondersteunen. Het bedrag voor de niet-terugvorderbare steun is een vorm van externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

    Daarnaast zullen lidstaten de mogelijkheid krijgen om tot 12,5 % van hun toewijzing in het kader van het cohesiebeleid over te dragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit; hiermee wordt voortgebouwd op de reeds beschikbare mogelijkheid om 5 % over te dragen (tot maximaal 17,9 miljard EUR) en komt er de mogelijkheid bij om nog eens 7,5 % over te dragen voor uitsluitend REPowerEU-doelstellingen (tot 26,9 miljard EUR). Lidstaten zullen ook de mogelijkheid krijgen om tot 12,5 % van hun initiële toewijzing in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (“Elfpo”) (tot 7,5 miljard EUR) over te dragen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit, om maatregelen uit het REPowerEU-hoofdstuk te ondersteunen.

    De vrijwillige overdrachten van vastleggingskredieten uit middelen die onder de GB-verordening en het Elfpo vallen, zullen leiden tot vastleggingen vanaf 2022 voor middelen die onder de GB-verordening vallen, en vanaf 2023 voor middelen die onder het Elfpo vallen; een en ander is ook verenigbaar met de plafonds uit het meerjarig financieel kader 2021-2027 voor vastleggingskredieten voor de rubrieken 2 bis en 3. Betalingen zullen plaatsvinden over de periode 2023-2026, in lijn met de uitvoeringstermijnen voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Het precieze jaarlijkse effect zal afhangen van de bedragen die daadwerkelijk aan de lidstaten worden overgemaakt. De Commissie zal in de jaarlijkse begrotingsprocedure met de overdrachten rekening houden, waarbij betalingen afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen zullen worden uitgevoerd.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplannen en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Het voorstel is gebaseerd op bestaande uitvoeringsbepalingen om, overeenkomstig de bepalingen van de RRF-verordening, de voortgang van de hervormingen en investeringen uit de herstel- en veerkrachtplannen te monitoren, te evalueren en daarover verslag te doen. Voor de maatregelen uit het REPowerEU-hoofdstuk zullen dezelfde monitoringregelingen gelden als voor andere RRF-maatregelen, met een extra prestatie-indicator die bedoeld is om de vooruitgang te traceren wat betreft de REPowerEU-doelstellingen.

    Om voor synergie-effecten en complementariteit te zorgen, moet het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk ook informatie geven over acties waarmee de REPowerEU-doelstellingen worden uitgevoerd die niet in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, maar uit nationale middelen of uit andere Uniemiddelen zullen worden gefinancierd. Die acties zullen worden gemonitord binnen het bestaande raamwerk van het Europees Semester, zoals bepaald door de RRF-verordening, volledig complementair met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen in het kader van de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. Een en ander zou lidstaten in staat moeten stellen om een omvattend overzicht te geven van de beleidsmaatregelen die gepland staan om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, zodat verzekerd wordt dat iedere hervorming en iedere investering wordt gesteund door de financieringsbron die het meest geschikt is gelet op het toepassingsbereik, de uitvoeringsbepalingen en het tijdschema ervan. Hiermee zou met name de complementariteit tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de cohesiefondsen het beste kunnen worden benut, bijvoorbeeld in termen van hun respectieve uitvoeringstermijn.

    Artikelsgewijze toelichting

    Dit voorstel bevat gerichte wijzigingen van voornoemde rechtshandelingen van de Unie die een grotere bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen moeten mogelijk maken, door met name de lidstaten aan te zetten om specifieke toevoegingen in te dienen voor hun bestaande nationale herstel- en veerkrachtplan.

    Daartoe voert het voorstel de volgende elementen in:

    ·Wijzigingen van de RRF-verordening:

    ·een verplichting voor lidstaten die hun herstel- en veerkrachtplannen aanpassen, om ook een specifiek REPowerEU-hoofdstuk in te dienen, waarin maatregelen en acties worden geschetst om de REPowerEU-doelstellingen te helpen waarmaken;

    ·een vrijstelling van het vereiste van het digitale streefcijfer (artikel 19, lid 3, punt f)) voor nieuwe maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk worden opgenomen (terwijl toch het vereiste van het klimaatstreefcijfer van artikel 19, lid 3, punt e), behouden blijft);

    ·een gerichte vrijstelling van de verplichting om het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” van artikel 5, lid 2, toe te passen, voor hervormingen en investeringen die energie-infrastructuur moeten verbeteren, om onmiddellijk in de behoeften inzake olie- en gasvoorziening te voorzien, met name door diversificatie van de bevoorrading in het belang van de Unie als geheel te faciliteren;

    ·een nieuw beoordelingscriterium ten behoeve van de specifieke doelstellingen van REPowerEU;

    ·verslagleggingsverplichtingen wat betreft het REPowerEU-hoofdstuk.

    ·Wijziging van Besluit (EU) 2015/1814 om het huidige percentage opname van emissierechten in de marktstabiliteitsreserve te verlengen tot en met 2030 en de mogelijkheid te bieden een deel van de emissierechten in die reserve vrij te geven en te veilen en de behaalde inkomsten toe te wijzen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

    ·Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG om uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor het veilen van vrijgegeven emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve en de overdracht van de behaalde 20 miljard EUR inkomsten aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

    ·Wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, waardoor de lidstaten de mogelijkheid krijgen om, naast de bestaande mogelijkheid om 5 % over te dragen, tot 7,5 % van hun nationale toewijzing over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit, om zo hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk te steunen.

    ·Wijziging van Verordening (EU) 2021/2115, waardoor lidstaten de mogelijkheid krijgen om het Elfpo uit te voeren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit, om zo hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk te steunen.

    2022/0164 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, Verordening (EU) 2021/2115, Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, artikel 177, eerste alinea, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en artikel 322, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 2 ,

    Gezien het advies van de Rekenkamer,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit 3 hebben ongeziene geopolitieke gebeurtenissen en de directe en indirecte sociaal-economische gevolgen daarvan de samenleving en de economie van de Unie zwaar getroffen. Met name is het nu meer dan ooit duidelijk geworden dat de energievoorzieningszekerheid van de Unie onmisbaar is voor een duurzaam en inclusief herstel na de COVID-19-crisis, omdat dit ook een belangrijke factor is die bijdraagt aan de veerkracht van de Europese economie.

    (2)Door het directe verband tussen een duurzaam herstel, het uitbouwen van de veerkracht van de Unie en de energievoorzieningszekerheid van de Unie is de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en haar rol bij een rechtvaardige en inclusieve transitie, een bij uitstek geschikt instrument om bij te dragen aan de Unierespons op die zich aandienende nieuwe uitdagingen.

    (3)De verklaring van Versailles van 10 en 11 maart 2022 van de staatshoofden en regeringsleiders nodigde de Commissie uit tegen eind mei met een REPowerEU-plan te komen om de afhankelijkheid van invoer van Russische fossiele brandstof af te bouwen, een oproep die nadien is herhaald in de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022. Een en ander moet ruim vóór 2030 plaatsvinden op een wijze die spoort met de Green Deal van de EU en de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 die in de Europese klimaatwet zijn vastgelegd. Daarom moet Verordening (EU) 2021/241 worden gewijzigd zodat zij hervormingen en investeringen ten behoeve van de diversificatie van de energievoorziening, en met name van fossiele brandstoffen, beter kan ondersteunen – en zo de strategische autonomie van de Unie kan versterken, in combinatie met een open economie. Ook moet er steun gaan naar hervormingen en investeringen die de energie-efficiëntie van de economieën van de lidstaten moeten versterken.

    (4)Met het oog op een maximale complementariteit, consistentie en coherentie van beleid en acties van de Unie en de lidstaten om de onafhankelijkheid en de energievoorzieningszekerheid van de Unie te bevorderen, moeten deze hervormingen en investeringen op het gebied van energie worden vastgelegd in een apart “REPowerEU-hoofdstuk” van de herstel- en veerkrachtplannen.

    (5)Voor een zo breed mogelijke Unierespons moet van alle lidstaten die een herstel- en veerkrachtplan indienen na de inwerkingtreding van deze verordening, worden verlangd dat zij een REPowerEU-hoofdstuk in hun plan opnemen. Dit vereiste moet met name gelden voor herziene plannen die de lidstaten vanaf 30 juni 2022 indienen, om rekening te houden met de geactualiseerde maximale financiële bijdrage.

    (6)Het REPowerEU-hoofdstuk moeten nieuwe hervormingen en investeringen bevatten die bijdragen aan de REPowerEU-doelstellingen. Voorts moet dat hoofdstuk ook een overzicht geven van andere maatregelen, die uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd en die bijdragen aan de in overweging 3 geschetste energiedoelstellingen. Dat overzicht moet maatregelen omvatten waarvan de uitvoering moet plaatsvinden tussen 1 februari 2022 en 31 december 2026, de periode waarin de door deze verordening vastgestelde doelstellingen moeten worden verwezenlijkt. Wat aardgasinfrastructuur betreft, moeten de investeringen en hervormingen van de REPowerEU-hoofdstukken om de bevoorrading te diversifiëren weg van Rusland, voortbouwen op de behoeften die momenteel zijn geïdentificeerd via de beoordeling die is uitgevoerd en overeengekomen door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSOG), vastgesteld in een geest van solidariteit wat betreft voorzieningszekerheid, en rekening houden met de maatregelen inzake versterkte paraatheid met het oog op aanpassing aan nieuwe geopolitieke dreigingen. Ten slotte moeten de REPowerEU-hoofdstukken een toelichting en kwantificering bevatten van de effecten van de combinatie van de door de herstel- en veerkrachtfaciliteit gefinancierde hervormingen en investeringen en de overige maatregelen die uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd.

    (7)Een passend beoordelingscriterium moet worden toegevoegd dat de Commissie als basis kan gebruiken om hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk te beoordelen en dat garandeert dat hervormingen en investeringen geschikt zijn om de specifieke REPowerEU-doelstellingen te behalen. Om een positieve beoordeling van de Commissie te kunnen krijgen, moet het betrokken herstel- en veerkrachtplan volgens dit nieuwe beoordelingscriterium een A-score halen.

    (8)Investeringen in infrastructuur en technologie alleen zijn niet voldoende om tot een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te komen. Middelen moeten ook worden bestemd voor de om- en bijscholing van mensen, zodat de beroepsbevolking verder met groene vaardigheden wordt toegerust. Een en ander sluit aan bij de doelstelling van het Europees Sociaal Fonds Plus, dat de lidstaten wil ondersteunen bij hun inspanningen voor een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking die voorbereid is op de arbeidswereld van de toekomst. In het licht daarvan moeten middelen die van het Europees Sociaal Fonds Plus worden overgedragen, helpen maatregelen te ondersteunen om de beroepsbevolking om- en bij te scholen. De Commissie zal zich ervan vergewissen of de maatregelen in de REPowerEU-hoofdstukken aanzienlijk bijdragen aan de ondersteuning van de om- en bijscholing van de beroepsbevolking naar groene vaardigheden.

    (9)De toepassing van deze regeling laat alle overige juridische vereisten op grond van Verordening (EU) 2021/241 onverlet, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

    (10)Het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, moet daadwerkelijk een antwoord bieden op alle, of een aanzienlijke subgroep van de uitdagingen die in de betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn geïdentificeerd, daaronder begrepen de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van de Semestercyclus 2022 zullen worden vastgesteld, en waarin onder meer sprake is van de energie-uitdagingen waarvoor lidstaten staan.

    (11)Een daadwerkelijke transitie naar groene energie en een vermindering van de energieafhankelijkheid vergt aanzienlijke digitale investeringen. In het licht van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van die in het REPowerEU-hoofdstuk, naar verwachting zullen bijdragen aan de digitale transitie of de uitdagingen die deze meebrengt, en of zij voor een bepaald percentage bijdragen aan het digitale streefcijfer op basis van de methodologie voor digitale tagging. Gezien evenwel de ongekende urgentie en de omvang van de energie-uitdagingen waarvoor de Unie staat, mogen hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk niet in aanmerking worden genomen om de totale toewijzing van het plan te berekenen ten behoeve van het vereiste van het door Verordening (EU) 2021/241 bepaalde digitale streefcijfer.

    (12)Overeenkomstig artikel 18, lid 4, punt q), van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten voor hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk ook een samenvatting verstrekken van het raadplegingsproces van lokale en regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden, onder meer, in voorkomend geval, uit de landbouwsector. Die samenvattingen moeten toelichting geven bij de uitkomst van die raadplegingen en aangeven hoe de ontvangen inbreng in REPowerEU-hoofdstukken terugkomt.

    (13)De toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” is van essentieel belang om te garanderen dat de uitvoering van de investeringen en hervormingen die in het kader van het herstel van de pandemie worden doorgevoerd, op een duurzame wijze plaatsvindt. Dit beginsel moet blijven gelden voor de hervormingen en investeringen die door de faciliteit worden gesteund, met één gerichte uitzondering om een antwoord te bieden op de onmiddellijke zorgen over de energiezekerheid van de EU. Gelet op de doelstelling van de diversificatie van energieleveringen weg van Russische leveranciers, mag van de hervormingen en investeringen in die REPowerEU-hoofdstukken die inzetten op het verbeteren van energie-infrastructuur en -voorzieningen om aan directe behoeften inzake voorzieningszekerheid te voldoen, niet worden verlangd dat zij het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in acht nemen, en moeten zij dus van die beoordeling worden vrijgesteld.

    (14)De lidstaten moeten, via een verduidelijking van de procedure voor de toekenning van leningen, verdere prikkels krijgen om leningen aan te vragen. Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 kunnen lidstaten tot en met 31 augustus 2023 leningen aanvragen. Een voornemen om een leningaanvraag in te dienen moet de Commissie worden meegedeeld binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening, zodat de herverdeling van de resterende middelen ordelijk kan plaatsvinden.

    (15)Voorts moet, om voor in het REPowerEU-hoofdstuk op te nemen hervormingen en investeringen tot een hoog ambitieniveau aan te zetten, worden voorzien in nieuwe specifieke financieringsbronnen.

    (16)Hoewel het huidige percentage van opname van emissierechten in de marktstabiliteitsreserve nodig is om op lange termijn een aanzienlijke stijging van het overschot aan emissierechten in de handel in broeikasgasemissies binnen de Unie te voorkomen, vereist de huidige economische en geopolitieke situatie dat de Unie de beschikbare middelen inzet om snel de energievoorziening van de Unie te diversifiëren en haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vóór 2030 te verminderen. In dat verband moeten Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad 4 en Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 5 worden gewijzigd om de verdubbeling van het opnamepercentage van 24 % van de marktstabiliteitsreserve te verlengen tot en met 2030, terwijl tegelijk een uitzonderlijke vrijgave en tegeldemaking van een deel van de emissierechten uit de marktstabiliteitsreserve mogelijk wordt gemaakt en inkomsten worden omgebogen naar hervormingen en investeringen die bijdragen aan REPowerEU-doelstellingen, binnen het raamwerk van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

    (17)Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad 6 moet worden gewijzigd om te voorzien in de mogelijkheid om tot 7,5 % van de middelen van de onder die verordening vallende programma’s onder gedeeld beheer aan de faciliteit over te dragen ten behoeve van het verwezenlijken van de REPowerEU-doelstellingen – naast de reeds bestaande mogelijkheid om tot 5 % van de middelen over te dragen. Die mogelijkheid valt te verantwoorden door de noodzaak om REPowerEU-doelstellingen te dekken, zodat de lidstaten extra flexibiliteit krijgen om op die dringende behoeften in te spelen. Voorts biedt de faciliteit de mogelijkheid van een snelle uitkering van middelen, waardoor zij bijzonder geschikt is voor het financieren van dringende maatregelen op het gebied van energie. Die overdrachten moeten worden verantwoord door een grotere financiële behoefte in verband met aanvullende hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk.

    (18)Ook Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad 7 moet worden gewijzigd om de mogelijkheid te bieden tot 12,5 % van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling uit te voeren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Die methode van uitvoering valt te verantwoorden door de complementariteit en synergie-effecten tussen deze instrumenten wat betreft de doelstellingen van vermindering van het gebruik van kunstmeststoffen of uitbreiding van de productie van biomethaan of hernieuwbare energie, in overeenstemming met de in artikel 39 VWEU beschreven doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De uitvoering via de herstel- en veerkrachtfaciliteit moet de uitkering van middelen aan begunstigden in de landbouwsector versnellen, hetgeen van essentieel belang is gelet op de dringende noodzaak van de energiedoelstellingen.

    (19)Uitkeringen in het kader van REPowerEU moeten tot eind 2026 volgens de regels van de herstel- en veerkrachtfaciliteit plaatsvinden. Betalingen in verband met de middelen overgedragen uit middelen onder gedeeld beheer moeten afhankelijk worden gesteld van de beschikbaarheid van in de jaarlijkse EU-begroting goedgekeurde middelen.

    (20)Een verzoek om specifieke financiering voor REPowerEU-maatregelen, met inbegrip van toewijzingen uit de marktstabiliteitsreserve, overdrachten van de middelen die onder Verordening (EU) 2021/1060 vallen en die zijn toegewezen uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, ingediend in een plan, moeten te verantwoorden zijn door een hogere financiële behoefte in verband met extra hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk.

    (21)De Commissie moet de uitvoering van de in het REPowerEU-hoofdstuk bedoelde hervormingen en investeringen en hun bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen monitoren, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/241.

    (22)Recente geopolitieke gebeurtenissen hebben de prijzen voor energie en bouwmaterialen getroffen en hebben ook tekorten in de mondiale leveringsketens veroorzaakt. Deze ontwikkelingen kunnen een directe impact hebben op de mogelijkheden om bepaalde investeringen uit de herstel- en veerkrachtplannen uit te voeren. In de mate dat de lidstaten kunnen aantonen dat door die ontwikkelingen een bepaalde mijlpaal of een bepaald streefdoel – volledig of ten dele – niet langer haalbaar is, kunnen dergelijke situaties worden aangevoerd als objectieve omstandigheden in de zin van artikel 21. Die ontwikkelingen kunnen geen objectieve omstandigheden zijn om hervormingen aan te passen, aangezien hervormingen doorgaans niet van kosten afhankelijk zijn. Bovendien mogen verzoeken tot aanpassing niet ten koste gaan van de algemene uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) nr. 2021/241 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

    “1. Overeenkomstig de in artikel 3 van deze verordening bedoelde zes pijlers en de coherentie en synergie die zij opleveren en in de context van de COVID-19-crisis is de algemene doelstelling van de faciliteit de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te verbeteren door de veerkracht, de crisisparaatheid, het aanpassingsvermogen en het groeipotentieel van de lidstaten te verbeteren, door de sociale en economische gevolgen van de crisis met name voor vrouwen te verzachten, door een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, door de groene transitie te ondersteunen door een bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de 2030-streefcijfers voor klimaat van de Unie als uiteengezet in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2018/1999, alsook door de doelstelling van klimaatneutraliteit van de Unie in 2050 en van de digitale transitie na te leven, en door de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te vergroten door de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en door de energievoorziening op Unieniveau te diversifiëren (“REPowerEU-doelstellingen”), en aldus bij te dragen tot de opwaartse economische en sociale convergentie, het herstellen en stimuleren van duurzame groei en de integratie van de economieën van de Unie, en het bevorderen van de schepping van kwalitatief hoogstaande banen, alsmede bij te dragen tot de strategische autonomie van de Unie, in combinatie met een open economie en het creëren van Europese meerwaarde.”.

    (2)Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

    (a)in lid 3 wordt na punt b) het volgende punt ingevoegd:

    “b bis) in voorkomend geval, de hervormingen en investeringen in overeenstemming met artikel 21 quater, lid 1;”;

    (b)lid 4 wordt vervangen door:

    “4. De steun via leningen voor het herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat mag niet meer bedragen dan het verschil tussen de totale kosten van het herstel- en veerkrachtplan, zoals herzien waar nodig, en de maximale financiële bijdrage als bedoeld in artikel 11, met inbegrip van, waar nodig, de in artikel 21 bis bedoelde inkomsten, alsmede, waar nodig, de middelen uit programma’s onder gedeeld beheer ter ondersteuning van de in artikel 21 ter bedoelde REPowerEU-doelstellingen.”; 

    (c) lid 6 wordt vervangen door:

    “6. “In afwijking van lid 5 kan het bedrag van de steun via leningen, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in uitzonderlijke omstandigheden worden verhoogd, gelet op de behoeften van de aanvragende lidstaat, alsmede de verzoeken om steun via leningen die andere lidstaten hebben ingediend of voornemens zijn in te dienen, met toepassing evenwel van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie. Om de toepassing van deze beginselen te faciliteren, delen lidstaten de Commissie uiterlijk 30 dagen na [de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening] mee of zij voornemens zijn steun via leningen aan te vragen.”.

    (3)Aan artikel 18, lid 4, punt q), wordt de volgende zin toegevoegd:

    “q) voor de voorbereiding en, indien beschikbaar, voor de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen, een samenvatting van het raadplegingsproces, uitgevoerd in overeenstemming met het nationale rechtskader, van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, maatschappelijke organisaties, jongerenorganisaties en andere relevante belanghebbenden, alsook een samenvatting van de wijze waarop de inbreng van de belanghebbenden in het herstel- en veerkrachtplan terugkomt; met name geeft de samenvatting van het raadplegingsproces toelichting bij de uitkomst van de raadpleging van lokale en regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden over hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk en schetst zij hoe de ontvangen inbreng in het REPowerEU-hoofdstuk terugkomt;”.

    (4)In artikel 19, lid 3, wordt het volgende punt ingevoegd:

    “d bis) of de in artikel 21 quater, lid 1, bedoelde hervormingen en investeringen daadwerkelijk bijdragen aan de diversificatie van de energievoorziening van de Unie of het verminderen van haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vóór 2030;”.

    (5)In artikel 23 wordt lid 1 vervangen door:

    “Zodra de Raad een uitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 20, lid 1, heeft vastgesteld, sluit de Commissie met de betrokken lidstaat een overeenkomst die een individuele juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement. De juridische verbintenis ligt voor elke lidstaat niet hoger dan het totaal van de in artikel 11, lid 1, punt a), bedoelde financiële bijdrage voor 2021 en 2022, de in artikel 11, lid 2, bedoelde bijgewerkte financiële bijdrage voor 2023 en het op grond van artikel 21 bis, lid 2, berekende bedrag.”.

    (6)Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd na hoofdstuk III:

    “HOOFDSTUK III bis

    REPowerEU

    Artikel 21 bis

    Nieuwe inkomsten

    (1)Voor uitvoering op grond van deze verordening is, overeenkomstig artikel 10 sexies, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG, een bedrag van 20 000 000 000 EUR in lopende prijzen beschikbaar om de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te vergroten door een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een diversificatie van de energievoorziening op Unieniveau. Dat bedrag wordt beschikbaar gesteld in de vorm van externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

    (2)Het percentage in lid 1 bedoelde middelen dat voor iedere lidstaat beschikbaar is, wordt berekend op basis van de indicatoren die zijn vastgesteld voor de maximale financiële bijdrage, voor 70 % van het bedrag zoals vastgelegd in de methodologie van bijlage II en voor 30 % van het bedrag zoals vastgelegd in de methodologie van bijlage III.

    (3)Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt uitsluitend toegewezen voor de in artikel 21 quater, lid 1, bedoelde maatregelen.

    (4)Vastleggingskredieten die het in lid 1 bedoelde bedrag bestrijken, worden per [datum inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening] automatisch beschikbaar gesteld ten belope van de respectieve in dat lid bedoelde bedragen.

    (5)Elke lidstaat mag bij de Commissie een verzoek indienen tot toewijzing van een bedrag dat zijn aandeel niet overschrijdt, door in zijn plan de in artikel 21 quater, lid 1, beschreven hervormingen en investeringen op te nemen en de geraamde kosten daarvan aan te geven.

    (6)Het overeenkomstig artikel 20, lid 1, op voorstel van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbesluit van de Raad legt het in artikel 10 sexies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG aan de lidstaat, na toepassing van lid 2, toegewezen in tranches te betalen bedrag vast, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, overeenkomstig artikel 24 van deze verordening, zodra de lidstaat op bevredigende wijze de mijlpalen en streefdoelen heeft verwezenlijkt die met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 21 quater, lid 1, bedoelde maatregelen zijn vastgesteld.

    Artikel 21 ter

    Middelen uit programma’s in gedeeld beheer om REPowerEU-doelstellingen te ondersteunen

    (1)De aan de lidstaten toegewezen middelen in gedeeld beheer kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat naar de faciliteit worden overgeschreven of daaraan worden toegewezen op de voorwaarden van artikel 26 bis van Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 81 bis van Verordening (EU) 2021/2115. Die middelen worden uitsluitend gebruikt ten gunste van de betrokken lidstaat.

    (a)De middelen mogen op grond van artikel 26 bis van Verordening (EU) 2021/1060 worden overgedragen om de in artikel 21 quater, lid 1, van deze verordening bedoelde maatregelen te steunen, op voorwaarde dat de lidstaat reeds, overeenkomstig artikel 26, lid 1, eerste en tweede alinea, om de overdracht ten belope van maximaal 5 % van middelen uit een bepaald fonds heeft verzocht.

    (b)De op grond van artikel 81 bis van Verordening (EU) 2021/2115 toegewezen middelen steunen de maatregelen uit artikel 21 quater, lid 1, punt b), van deze verordening voor investeringen op landbouwbedrijven ten behoeve van landbouwers of groepen landbouwers, met name om bij te dragen aan het verminderen van het gebruik van kunstmeststoffen, het verhogen van de productie van hernieuwbare energie en duurzaam biomethaan, en het stimuleren van energie-efficiëntie.

    (2)Betalingen vinden plaats overeenkomstig artikel 24 van deze verordening en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen.

    (3)De Commissie wendt die middelen op directe wijze aan in overeenstemming met artikel 62, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement. 

    Artikel 21 quater

    Het REPowerEU-hoofdstuk in herstel- en veerkrachtplannen

    (1)Het herstel- en veerkrachtplan dat na [datum inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening] bij de Commissie wordt ingediend, bevat een REPowerEU-hoofdstuk. Het REPowerEU-hoofdstuk schetst de hervormingen en investeringen, met hun overeenkomstige mijlpalen en streefdoelen, niet zijnde maatregelen bedoeld in lid 2, punt a), die aan de REPowerEU-hoofdstukken moeten bijdragen, door:

    (a)het verbeteren van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om aan de directe behoeften inzake voorzieningszekerheid voor olie en gas te voldoen, met name door de diversificatie van de levering te faciliteren in het belang van de Unie als geheel,

    (b)het stimuleren van energie-efficiëntie in gebouwen, de decarbonisatie van de industrie, het opvoeren van de productie en het gebruik van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof en het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie,

    (c)het wegwerken van interne en grensoverschrijdende knelpunten voor energietransmissie en het ondersteunen van emissievrij vervoer en de infrastructuur daarvoor, met inbegrip van het spoorvervoer,

    (d)het ondersteunen van de doelstellingen in de punten a), b) en c) door een versnelde om- en bijscholing van de beroepsbevolking naar groene vaardigheden, alsmede ondersteuning van de waardeketens van voor de groene transitie cruciale materialen en technologieën,

    (2)Het REPowerEU-hoofdstuk bevat ook:

    (a)in voorkomend geval, een beschrijving van hervormingen en investeringen in de reeds vastgestelde uitvoeringsbesluiten van de Raad die naar verwachting zullen bijdragen aan de REPowerEU-doelstellingen;

    (b)een overzicht van andere maatregelen die aan de REPowerEU-doelstellingen bijdragen, met een bijbehorend tijdschema, die tussen 1 februari 2022 en 31 december 2026 zonder financiële steun in het kader van de faciliteit zullen worden uitgevoerd;

    (c)een toelichting bij de vraag hoe de combinatie van de in lid 1 en in de punten a) en b) van dit lid bedoelde maatregelen coherent en effectief is en naar verwachting aan de REPowerEU-doelstellingen zal bijdragen, met inbegrip van een kwantificering van de energiebesparingen.

    (3)De kostenramingen van de in lid 1 bedoelde hervormingen en investeringen van het REPowerEU-hoofdstuk worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de totale toewijzing van het plan op grond van artikel 18, lid 4, punt f), en artikel 19, lid 3, punt f).

    (4)In afwijking van artikel 5, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 4, punt d), en artikel 19, lid 3, punt d), is het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 niet van toepassing op de hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen aan de REPowerEU-doelstellingen uit lid 1, punt a), van dit artikel.

    (5)De bepalingen van deze verordening zijn, tenzij anderszins is bepaald, van overeenkomstige toepassing op de hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk

    Artikel 21 quinquies

    Monitoring van de uitvoering van REPowerEU-hoofdstukken

    (1)De Commissie monitort de uitvoering van de in het REPowerEU-hoofdstuk geschetste maatregelen en hun bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen.

    (2)De Commissie verschaft informatie over de stand van uitvoering van het REPowerEU-hoofdstuk in het jaarlijkse verslag aan het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 31.”.

    (7)Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Verordening (EU) 2021/1060 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)Aan artikel 11, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

    “e) waar van toepassing, de opsplitsing van financiële middelen per regiocategorie opgesteld overeenkomstig artikel 108, lid 2, en de bedragen van de toewijzingen waarvan wordt voorgesteld dat zij op grond van de artikelen 26, 26 bis en 111 worden overgedragen, met een motivering voor die overdrachten;”.

    (2)In artikel 22, lid 3, punt g), wordt het volgende punt toegevoegd:

    “i) een tabel met de totale financiële toewijzingen voor elk van de fondsen en, waar van toepassing, voor elke regiocategorie voor de hele programmeringsperiode en per jaar, met inbegrip van op grond van artikel 26, artikel 26 bis of artikel 27 overgedragen bedragen;”.

    (3)In artikel 26, lid 1, wordt aan het einde van de eerste alinea het volgende toegevoegd:

    “Indien de partnerschapsovereenkomst is goedgekeurd en een of meer programma’s nog niet zijn vastgesteld, kan om een overdracht aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 worden verzocht door middel van de kennisgeving overeenkomstig artikel 69, lid 9, van een herziening van de in artikel 11, lid 1, punten c), e) en h), bedoelde informatie.”.

    (4)In artikel 26, lid 1, wordt de volgende alinea ingevoegd:

    “2. In afwijking van artikel 40, lid 2, punt d), en het bovenstaande lid wordt het monitoringcomité over de programmawijziging geraadpleegd indien die wijziging strikt beperkt blijft tot het voor de overdracht aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit strikt noodzakelijke.

    3. Indien de partnerschapsovereenkomst is goedgekeurd en om overdracht wordt verzocht in het kader van de indiening van een programma, wordt de daaruit voortvloeiende inconsistentie niet aanmerking genomen bij het beoordelen van het programma overeenkomstig artikel 23, lid 1.”.

    (5)Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    Artikel 26 bis

    Overdracht aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit

    (1)Lidstaten die overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 bij de Commissie een herstel- en veerkrachtplan met een REPowerEU-hoofdstuk indienen, kunnen om de overdracht van tot 7,5 % van hun initiële nationale toewijzing van elk fonds aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit verzoeken op voorwaarde dat de lidstaat, overeenkomstig artikel 26, lid 1, eerste en tweede alinea, reeds om de overdracht ten belope van maximaal 5 % van middelen uit een bepaald fonds heeft verzocht. Het verzoek om overdracht vindt plaats ofwel in de partnerschapsovereenkomst, onder meer door de kennisgeving overeenkomstig artikel 69, lid 9, van een herziening van de in artikel 11, lid 1, punten c, e) en h), bedoelde informatie, ofwel in een verzoek tot wijziging van een programma. Indien het verzoek om overdracht betrekking heeft op een programmawijziging, zijn overdrachten alleen mogelijk voor middelen uit toekomstige kalenderjaren. Die overdrachten zijn een aanvulling op de in artikel 26 van deze verordening bedoelde mogelijkheid om middelen over te dragen.

    (2)De overgedragen middelen worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 en worden ten voordele van de betrokken lidstaat gebruikt.

    (3)Indien de partnerschapsovereenkomst is goedgekeurd, en om de overdracht wordt verzocht voordat een of meer programma’s is goedgekeurd, wordt de daaruit voortvloeiende inconsistentie tussen de partnerschapsovereenkomst en de programma’s niet aanmerking genomen bij het beoordelen van het programma overeenkomstig artikel 23, lid 1. In dergelijke gevallen dient de betrokken lidstaat een herziening van de in artikel 11, lid 1, punten c), e) en h), bedoelde informatie in, die een verzoek om overdracht in de zin van dit artikel vormt.

    (4)Indien een programma ten behoeve van in dit artikel bedoelde overdrachten moet worden gewijzigd, geeft de Commissie, in afwijking van artikel 24, leden 2 en 4, uiterlijk één maand na de datum waarop de lidstaat het programma heeft ingediend, goedkeuring, of weigert zij deze, van de wijziging wat betreft de overdracht en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van het programma. In afwijking van artikel 40, lid 2, punt d), wordt het monitoringcomité geraadpleegd over de programmawijziging. Verzoeken tot wijziging van een programma vermelden welk totaalbedrag voor elk jaar per fonds en, waar van toepassing, per regiocategorie wordt overgedragen.

    (5)JTF-middelen, waaronder middelen die overeenkomstig artikel 27 uit het EFRO en het ESF+ zijn overgedragen, mogen niet aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden overgedragen uit hoofde van dit artikel.

    (6)Indien de Commissie geen juridische verbintenis is aangegaan voor overeenkomstig lid 1 overgedragen middelen, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen terug worden overgedragen naar het fonds waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, leden 7, 8 en 9.”.

    (6)De bijlagen II en V worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Verordening (EU) 2021/2115 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    Artikel 81 bis

    Gebruik van het Elfpo uitgevoerd via de herstel- en veerkrachtfaciliteit

    (1)De lidstaten die bij de Commissie een herstel- en veerkrachtplan indienen dat een REPowerEU-hoofdstuk overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad bevat, kunnen in het voorstel voor een in artikel 118 bedoeld strategisch GLB-plan of in het in artikel 119 bedoelde verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan tot 12,5 % van de initiële toewijzing voor het Elfpo aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit toewijzen.

    (2)De lidstaten bepalen het elk jaar bijgedragen totaalbedrag. In het geval van een verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan hebben die bedragen alleen betrekking op middelen voor toekomstige jaren.

    (3)Indien een strategisch GLB-programma moet worden gewijzigd ten behoeve van in dit artikel bedoelde overhevelingen, geeft de Commissie, in afwijking van artikel 119, lid 6, uiterlijk één maand na de datum waarop de lidstaat het verzoek heeft ingediend, goedkeuring, of weigert zij deze, van de wijziging die de toewijzing en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van het strategische GLB-programma bevatten. De wijziging telt niet mee voor het in artikel 119, lid 7, bepaalde maximumaantal verzoeken.

    (4)De lidstaten kunnen de voorgestelde strategische GLB-plannen herzien ten behoeve van de in dit artikel beschreven toewijzing, op enig tijdstip vóór de goedkeuring ervan door de Commissie.

    (5)De Elfpo-toewijzing die, overeenkomstig lid 1, via de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt uitgevoerd, wordt volledig meegeteld:

    (a)bij de berekening van de in artikel 93, lid 1, bedoelde minimale financiële toewijzing en wordt voor de toepassing van artikel 93, lid 3, beschouwd als een in artikel 93, lid 2, bedoelde interventie. De toegewezen uitgaven zullen voor 100 % in aanmerking worden genomen voor de in artikel 93, lid 2, bedoelde berekening;

    (b)bij de berekening van de verlaging van de minimale financiële toewijzing voor ecoregelingen overeenkomstig artikel 97, lid 2, en wordt voor de toepassing van artikel 97, lid 3, beschouwd als een interventie overeenkomstig de artikelen 70, 72, 73 en 74.

    (6)Indien de Commissie geen juridische verbintenis is aangegaan voor overeenkomstig lid 1 toegewezen middelen, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgeheveld naar het Elfpo.

    (a)Daartoe dient de lidstaat, overeenkomstig artikel 119, uiterlijk vier maanden vóór de in artikel 114, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement vastgestelde termijn voor vastleggingen een verzoek tot wijziging van een programma in. Die wijziging telt niet mee voor het in artikel 119, lid 7, bepaalde maximumaantal verzoeken.

    (b)Middelen die terug naar het Elfpo worden overgeheveld, worden per de indieningsdatum van het verzoek tot wijziging van het programma overeenkomstig punt a) uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening.

    (c)Voor de middelen die overeenkomstig lid 6 van dit artikel terug naar het Elfpo worden overgeheveld, begint de termijn voor de vrijmaking in de zin van artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 te lopen in het jaar waarin de overeenkomstige budgettaire vastleggingen worden gedaan.”.

    In artikel 112, lid 2, wordt punt d) vervangen door:

    “d) indien van toepassing, de overheveling van toewijzingen van de lidstaat uit het Elfpo voor steun in het kader van InvestEU of de RRF overeenkomstig, respectievelijk, artikel 81 en artikel 81 bis van deze verordening, krachtens Verordening (EU) 2021/783 of krachtens Verordening (EU) 2021/817 in overeenstemming met artikel 99 van de onderhavige verordening;”.

    Artikel 4

    (1)In Richtlijn 2003/87/EG wordt het volgende artikel ingevoegd:

    Artikel 10 sexies

    Herstel- en veerkrachtfaciliteit

    (1)Voor de periode tot en met 31 december 2026 worden de emissierechten die overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Besluit (EU) 2015/1814 worden vrijgegeven, geveild totdat het met die veiling verkregen bedrag 20 miljard EUR heeft bereikt. Deze ontvangsten worden beschikbaar gesteld aan de bij Verordening (EU) 2021/241 ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit en worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van die verordening.

    (2)De Commissie ziet erop toe dat de voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit bestemde emissierechten worden geveild overeenkomstig de beginselen en uitvoeringsbepalingen van artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG en in overeenstemming met artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie [1] .

    (3)De Europese Investeringsbank (EIB) is de veilingmeester voor de emissierechten die overeenkomstig dit artikel op het overeenkomstig artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie [2] aangewezen veilingplatform zullen worden geveild, en verschaft de ontvangsten van de veiling aan de Commissie.

    (4)De opbrengsten van de veiling van die emissierechten vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad.”.

    Artikel 5

    Wijzigingen van Besluit (EU) 2015/1814 

    Artikel 1 van Besluit (EU) 2015/1814 wordt als volgt gewijzigd:

    in lid 5, eerste alinea, wordt de derde zin vervangen door:

    “In afwijking van de eerste en de tweede zin worden, tot en met 31 december 2030, de in die zinnen vermelde percentages en de 100 miljoen emissierechten verdubbeld.”;

    aan lid 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “In afwijking van de eerste alinea wordt, voor een periode tot en met 31 december 2026, een aantal emissierechten uit de reserve vrijgegeven en geveild overeenkomstig artikel 10 quinquies van Richtlijn 2003/87/EG, totdat het bedrag van de met die veiling verkregen opbrengsten 20 miljard EUR heeft bereikt.”.

    Artikel 6

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

    Cohesie

    Economische en financiële zaken

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

     een nieuwe actie 

     een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 8  

    de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    De algemene doelstelling van dit voorstel voor een verordening is om bij te dragen aan de uitfasering ruim vóór 2030 van de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen, door de veerkracht van het energiesysteem te versterken en de bronnen van gasleveranties te diversifiëren door middel van hogere LNG- en pijpleidinginvoer van leveranciers van buiten Rusland, en het stimuleren van het gebruik van duurzaam biomethaan (d.w.z. geproduceerd uit organisch afval en reststromen uit de landbouw en bosbouw) en hernieuwbare of fossielvrije waterstof (“de REPowerEU-doelstellingen”).

    Het doel is de cohesie te bevorderen door duurzame en zekere energievoorziening te versterken tegen de achtergrond van de huidige geopolitieke situatie, rekening houdende met de nationale en regionale verschillen.

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    Specifieke doelstelling nr.

    De specifieke doelstelling is het gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit als een strategisch raamwerk waarbinnen cruciale hervormingen en investeringen die aan de REPowerEU-doelstellingen bijdragen, kunnen worden gefinancierd. De bestaande regeling zal worden aangevuld met specifieke aanvullende financieringsbronnen en een hogere flexibiliteit om middelen over te dragen die in het kader van andere programma’s aan lidstaten zijn toegewezen. Deze specifieke doelstelling zal worden nagestreefd in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten.

    1.4.3.Verwacht resultaat/verwachte resultaten en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

    De lidstaten zullen de mogelijkheid hebben hun herstel- en veerkrachtplan te versterken, om ofwel rekening te houden met de geactualiseerde totale financiële bijdrage, of door nieuwe hervormingen en investeringen toe te voegen die uit aanvullende financiering zullen worden gefinancierd. De bestaande mogelijkheden zullen baat vinden bij een sterkere kalibrering op de REPowerEU-doelstellingen. Aanpassingen van herstel- en veerkrachtplannen moeten ervoor zorgen dat de middelen die in het kader van de RRF nog beschikbaar zijn, op de meeste adequate en doelmatige wijze worden gebruikt, bijvoorbeeld om de transitie naar hernieuwbare energie te bevorderen en de energievoorziening te diversifiëren.

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

    Outputindicatoren:

    Aantal aangepaste plannen met een REPowerEU-hoofdstuk dat door de Commissie is goedgekeurd.

    Resultaatindicatoren:

    Aantal maatregelen uit de REPowerEU-hoofdstukken dat is uitgevoerd; algemene bijdrage aan REPowerEU-doelstellingen, en met name aan de uitfasering van de afhankelijkheid van de Unie van Russisch gas.

    Impactindicatoren:

    De in de betrokken hoofdstukken nagestreefde REPowerEU-doelstellingen die mede dankzij de ontvangen financiële steun zijn behaald.

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    Nadat NextGenerationEU in 2020 van start is gegaan, ondergaat de Europese economie momenteel een versnelde groene en digitale transitie. Deze dubbele transitie vindt nu echter plaats binnen een verstoorde mondiale context, met nieuwe bronnen van onzekerheid. In deze context is het vergroten van de energievoorzieningszekerheid van de Unie van vitaal belang geworden voor een succesvol en duurzaam herstel van de COVID-19-crisis.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

    De REPowerEU-doelstellingen kunnen alleen worden behaald indien de Unie slimme en snelle investeringen in Europa faciliteert. Deze doelstellingen vergen extra capaciteit, aanvullende en aangepaste infrastructuur en gecoördineerde en volgehouden inspanningen om het energiesysteem en industriële praktijken op een nieuwe leest te schoeien. Het optreden van de Unie zal waarde creëren doordat het voor een specifiek raamwerk zorgt waarmee de lidstaten financieel kunnen worden ondersteund bij de vormgeving van en uitvoering van hervormingen en investeringen op het gebied van energie. Meerwaarde zal worden gecreëerd door de acties te coördineren om voor een coherent EU-brede respons te zorgen, terwijl er tegelijk maatregelen komen die op de specifieke kenmerken van iedere lidstaat zijn toegesneden.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een bestaand en goed functionerend raamwerk, dat nu kan worden ingeschakeld om aanvullende steun te verlenen voor maatregelen die nodig zijn om de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen versneld af te bouwen. Het biedt de lidstaten een bestaand monitoring- en rapportageraamwerk voor de rapportage over de vooruitgang die is geboekt bij het behalen van de REPowerEU-doelstellingen, in volledige synergie met de lopende uitvoering van bestaande nationale plannen en het Europees Semester.

    Om de doelstellingen van de faciliteit te behalen, moet deze verder worden versterkt om de financiering te verhogen en extra prikkels te geven om meer REPowerEU-maatregelen in de herstel- en veerkrachtplannen op te nemen.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    Door de invoering van het concept nationale “REPowerEU-hoofdstukken” bevordert het voorstel de coördinatie en de synergie-effecten tussen de maatregelen die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gesteund, en andere acties die uit andere bronnen worden gefinancierd, zoals nationale middelen. Hiermee kan de herstel- en veerkrachtfaciliteit de complementariteit, consistentie en coherentie van beleid en acties om de onafhankelijkheid en energievoorzieningszekerheid van de Unie te bevorderen, faciliteren en maximaliseren. Het voorstel is nauw afgestemd op de beleidsoriëntaties die in het kader van het Europees Semester worden verschaft.

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    De aanpassingen van de RRF-verordening worden aangevuld met wetgevingswijzingen om aanvullende financieringsbronnen te genereren die de nieuwe REPowerEU-doelstellingen binnen het RRF-raamwerk moeten helpen te financieren. Daarvoor zullen ontvangsten uit de veiling van een aantal emissierechten uit het emissiehandelssysteem (“ETS”) worden toegewezen aan de financiering van nieuwe maatregelen op het gebied van energie. Ook zullen de lidstaten meer flexibiliteit krijgen om middelen over te hevelen die hun zijn toegekend op grond van zowel de verordening gemeenschappelijke bepalingen (Verordening (EU) 2021/1060) als de verordening strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115).

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

     beperkte geldigheidsduur

       van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

           Financiële gevolgen vanaf 2022 tot en met 2023 voor vastleggingskredieten en vanaf 2022 tot en met 2026 voor betalingskredieten.

     onbeperkte geldigheidsduur

    Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Beheersvorm(en) 9  

     Direct beheer door de Commissie

    door de diensten ervan, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

       door de uitvoerende agentschappen

     Gedeeld beheer met lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

       derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

       de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

    Opmerkingen

    (n.v.t.)

    2.BEHEERSMAATREGELEN 

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Het voorstel is gebaseerd op bestaande uitvoeringsbepalingen om, overeenkomstig de RRF-verordening, de voortgang van de hervormingen en investeringen in de herstel- en veerkrachtplannen te monitoren, te evalueren en daarover verslag te doen. Voor hervormingen en investeringen uit het REPowerEU-hoofdstuk zullen dezelfde monitoringregelingen gelden als voor andere RRF-maatregelen, met specifieke bepalingen om de vooruitgang op het punt van het verwezenlijken van de REPowerEU-doelstellingen te traceren.

    De nieuwe REPowerEU-hoofdstukken zouden ook informatie geven over maatregelen die niet op grond van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, maar uit nationale middelen of uit andere Uniemiddelen. Dit zou een omvattend en gekwantificeerd overzicht moeten opleveren van de beleidsmaatregelen die gepland staan om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, omdat zo gegarandeerd wordt dat iedere hervorming en iedere investering wordt gesteund door de financieringsbron die, gelet op het toepassingsbereik, de uitvoeringsbepalingen en het tijdschema ervan, het meest geschikt is.

    Maatregelen die uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, zullen worden gemonitord binnen het bestaande raamwerk van het Europees Semester.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    Gezien de directe verbanden tussen een duurzaam herstel en een veerkrachtige Unie en de energievoorzieningszekerheid van de EU is de herstel- en veerkrachtfaciliteit een geschikt juridisch raamwerk voor het beregelen van de Europese respons op de zich aandienende nieuwe uitdagingen op energiegebied.

    Het concept “REPowerEU-hoofdstuk” dat het voorstel invoert, breidt het goed functionerende management- en controleraamwerk van de herstel- en veerkrachtfaciliteit uit naar verdere hervormingen en investeringen die de REPowerEU-doelstellingen schragen.

    Voorts zorgt het REPowerEU-hoofdstuk ervoor dat de door de herstel- en veerkrachtfaciliteit gesteunde maatregelen doeltreffend zijn en sporen met andere maatregelen die uit alternatieve bronnen worden gefinancierd.

    Het algemene controlestelsel is van toepassing op de REPowerEU-hoofdstukken, hetgeen betekent dat de lidstaten moeten aantonen hoe de door hen opgezette controlesystemen daadwerkelijk voor complementariteit zorgen en dubbele financiering vermijden.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Zoals al het geval is bij de bestaande RRF-regeling, houdt het risico verband met de prestatiemeting (het niet-behalen van vooraf bepaalde streefdoelen/mijlpalen).

    De maatregelen die zullen worden opgezet om die risico’s te beperken zijn:

    een grondig evaluatieproces om vast te stellen of de ontvangende lidstaten de mijlpalen/streefdoelen hebben verwezenlijkt, voordat de middelen worden uitbetaald;

    activering van schorsing en annulering van betalingen wanneer de ontvangende lidstaten de mijlpalen/streefdoelen niet hebben bereikt.

    De faciliteit wordt in direct beheer door de Commissie uitgevoerd, in overeenstemming met het Financieel Reglement.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

    Financiële bijdragen aan lidstaten zullen de vorm aannemen van niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, punt a), van het Financieel Reglement.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Standaardbepalingen voor de preventie en bescherming tegen fraude en onregelmatigheden zijn opgenomen in de bestaande RRF-verordening.

    DG ECFIN zal zijn fraudebestrijdingsstrategie blijven toepassen, rekening houdende met de evenredigheid en de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen.

    Op managementniveau zullen passende internecontroleprocessen van kracht zijn, die zijn ontworpen om redelijke zekerheid te bieden dat de volgende doelstellingen worden verwezenlijkt: doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties; betrouwbaarheid van de verslaglegging; bescherming van activa en informatie; adequaat beheer van de risico’s in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om tot 7,5 % van hun toewijzing in het kader van de cohesie-instrumenten 10 (tot 26,9 miljard EUR) en tot 12,5 % van hun toewijzing in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (tot 7,5 miljard EUR) over te dragen aan het herstel- en veerkrachtfonds, om daarmee de maatregelen uit het REPowerEU-hoofdstuk te financieren.

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader

    Begrotingsonderdeel

    Type of
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer

    GK/NGK 11

    van EVA-landen 12

    van kandidaat-lidstaten 13

    van derde landen

    in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

    [06.00201] Herstel- en veerkrachtfaciliteit – Niet-terugvorderbare steun

    GK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    ·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader

    Begrotingsonderdeel

    Type of
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer

    GK/NGK

    van EVA-landen

    van kandidaat-lidstaten

    van derde landen

    in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

    [XX.JJ.JJ.JJ]

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

    Het initiatief zal in hoofdzaak worden gefinancierd via externe bestemmingsontvangsten (zie punt 3.3).

    De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om tot 7,5 % van hun toewijzing in het kader van de cohesie-instrumenten 14 (tot 26,9 miljard EUR) en tot 12,5 % van hun toewijzing in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (tot 7,5 miljard EUR) over te hevelen naar het herstel- en veerkrachtfonds, om de maatregelen uit het REPowerEU-hoofdstuk te financieren.

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële
    kader

    Nummer

    DG: <…….>

    Jaar
    N 15

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    □ Beleidskredieten

    Begrotingsonderdeel 16

    Vastleggingen

    (1a)

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    Betalingen

    (2a)

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    Begrotingsonderdeel

    Vastleggingen

    (1b)

    Betalingen

    (2b)

    Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 17  

    Begrotingsonderdeel

    (3)

    TOTAAL kredieten
    voor DG <…….>

    Vastleggingen

    =1a+1b +3

    Betalingen

    =2a+2b

    +3





    TOTAAL beleidskredieten

    Vastleggingen

    (4)

    Betalingen

    (5)

    □ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

    (6)

    TOTAAL kredieten
    onder RUBRIEK <….>
    van het meerjarige financiële kader

    Vastleggingen

    =4+ 6

    Betalingen

    =5+ 6

    Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal dan bovenstaand deel:

    □ TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

    Vastleggingen

    (4)

    Betalingen

    (5)

    TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

    (6)

    TOTAAL kredieten
    onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6
    van het meerjarige financiële kader

    (referentiebedrag)

    Vastleggingen

    =4+ 6

    Betalingen

    =5+ 6





    Rubriek van het meerjarige financiële
    kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (Bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

    in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar
    N

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    DG: <…….>

    □ Personele middelen

    □ Andere administratieve uitgaven

    TOTAAL DG <….>

    Kredieten

    TOTAAL kredieten
    voor RUBRIEK 7
    van het meerjarige financiële kader
     

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar
    N 18

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten
    onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
    van het meerjarige financiële kader
     

    Vastleggingen

    Betalingen

    3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

    Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs

    Jaar
    N

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    OUTPUTS

    Soort 19

    Gem. kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Totaal aantal

    Totale kosten

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 20

    - Output

    - Output

    - Output

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

    - Output

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

    TOTAAL

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar
    N 21

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    RUBRIEK 7
    van het meerjarige financiële kader

    Personele middelen

    Andere administratieve uitgaven

    Subtotaal RUBRIEK 7
    van het meerjarige financiële kader

    Buiten RUBRIEK 7 22  
    van het meerjarige financiële kader

    Personele middelen

    Andere administratieve uitgaven

    Subtotaal
    buiten RUBRIEK 7
    van het meerjarige financiële kader 

    TOTAAL

    De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    ·

    Jaar
    N

    Jaar
    N+1

    Jaar N+2

    Jaar N+3

    Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    □ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    ·20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    ·20 01 02 03 (delegaties)

    ·01 01 01 01 (onderzoek door derden)

    · 01 01 01 11 (eigen onderzoek)

    ·Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

    · Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 23

    ·

    ·20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    ·20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    ·XX 01 xx yy zz   24

    ·

    ·- zetel

    ·

    ·

    ·

    ·- delegaties

    ·

    ·01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

    · 01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

    ·Ander begrotingsonderdeel (geef aan welk)

    ·TOTAAL

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van de actie is aangesteld en/of daartoe binnen het DG is herschikt, eventueel aangevuld met personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Extern personeel

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

    Het voorstel/initiatief:

       kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK).

    De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om tot 7,5 % van hun toewijzing in het kader van de cohesie-instrumenten (tot 26,9 miljard EUR) en tot 12,5 % van hun toewijzing in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (tot 7,5 miljard EUR) over te hevelen naar het herstel- en veerkrachtfonds, om de maatregelen uit het REPowerEU-hoofdstuk te financieren. Een en ander vergt geen herziening van de betrokken rubrieken van het meerjarige financiële kader.

       hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

       hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    Het voorstel/initiatief:

       voorziet niet in medefinanciering door derden

       in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar
    N 25

    Jaar
    N+1

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Totaal

    Medefinancieringsbron 

    TOTAAL medegefinancierde kredieten



    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor overige ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 26

    2023

    2024

    Jaar
    N+2

    Jaar
    N+3

    invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel ….

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    De financiële middelen van de faciliteit moeten met 20 miljard EUR (in lopende prijzen) worden verhoogd. Het budget (in vastleggings- en betalingskredieten) zal worden gefinancierd uit de veiling van ETS-emissierechten. Het bedrag zal aan de lidstaten beschikbaar worden gesteld en in het REPowerEU-hoofdstuk worden opgenomen. Het bedrag aan niet-terugvorderbare steun vormt een externe bestemmingsontvangst in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financiële Reglement in de vorm van niet-terugvorderbare steun onder direct beheer, die uitsluitend hervormingen en investeringen in het kader van deze verordening moet steunen. In dit stadium is de uitsplitsing per jaar niet bekend.

    Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

    (1)    PB C van , blz. .
    (2)    PB C van , blz. .
    (3)

       Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

    (4)    Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).
    (5)    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad.
    (6)

       Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

    (7)

       Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).

    (8)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (9)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
    (10)    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus en Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.
    (11)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (12)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (13)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (14)    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus en Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.
    (15)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (16)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur. De bedragen zullen afhangen van de mate waarin lidstaten de overdrachtmogelijkheden benutten
    (17)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
    (18)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (19)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
    (20)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
    (21)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (22)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
    (23)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (24)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (25)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
    (26)    Het maximumbedrag bereikt 20 miljard EUR. De uitsplitsing over de jaren zal afhangen van de veiling van ETS-emissierechten
    Top

    Brussel, 18.5.2022

    COM(2022) 231 final

    BIJLAGEN

    bij het

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060, Verordening (EU) 2021/2115, Richtlijn 2003/87/EG en Besluit (EU) 2015/1814


    BIJLAGE I

    Bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 wordt als volgt gewijzigd:

    (a)aan afdeling 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

    “2.12. De in artikel 21 quater, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zullen naar verwachting daadwerkelijk bijdragen tot de voorzieningszekerheid van de Unie voor de Unie als geheel, met name door een diversificatie van de energievoorziening of een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vóór 2030.

    De Commissie neemt voor de toetsing van de in artikel 21 quater, lid 1, bedoelde maatregel aan dit criterium de volgende elementen in aanmerking:

    Bereik

    — de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting aanzienlijk bijdragen tot het verbeteren van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om aan de directe behoeften inzake voorzieningszekerheid voor olie en gas te voldoen, met name door de diversificatie van de leveringen te faciliteren in het belang van de Unie als geheel;

    of

    — de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting aanzienlijk bijdragen tot het stimuleren van energie-efficiëntie in gebouwen, de decarbonisatie van de industrie, het opvoeren van de productie en het gebruik van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof en het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie;

    of

    — de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting knelpunten in de energie-infrastructuur wegwerken, met name door de bouw van grensoverschrijdende verbindingen met andere lidstaten, of ondersteunt emissievrij vervoer en de infrastructuur daarvoor, met inbegrip van het spoorvervoer;

    of

    — de uitvoering van de beoogde maatregelen zal naar verwachting aanzienlijk bijdragen tot de ondersteuning van om- en bijscholing van de beroepsbevolking naar groene vaardigheden, alsmede de ondersteuning van waardeketens van voor de groene transitie cruciale materialen en technologieën;

    en

    — of de op grond van artikel 21 quater, lid 1, verschafte maatregelen en toelichting onderling complementair zijn en, samen met maatregelen op grond van artikel 21 quater, lid 2, punten a) en b), aanzienlijk bijdragen tot het verwezenlijken van de diversificatie van de energievoorziening van de Unie of het verminderen van de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen vóór 2030.

    Score

    A – in hoge mate.

    B – in redelijke mate.

    C – in beperkte mate.”.

    (b)In afdeling 3 wordt het deel dat begint met de woorden “Uitgaande van het resultaat van het beoordelingsproces en rekening houdend met de scores:” vervangen door:

    “Uitgaande van het resultaat van het beoordelingsproces en rekening houdend met de scores:

    a) voldoet het herstel- en veerkrachtplan op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria:

    als de eindscore voor de criteria onder 2 is opgebouwd uit de volgende scores:

    — een A voor de criteria 2.2, 2.3, 2.5, 2.6 en 2.12;

    en voor de overige criteria:

    — alleen maar A’s,

    of

    — niet meer B’s dan A’s en geen C’s;

    b) voldoet het herstel- en veerkrachtplan niet op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria:

    als de eindscore voor de criteria onder 2 is opgebouwd uit de volgende scores:

    — geen A voor de criteria 2.2, 2.3, 2.5, 2.6 en 2.12;

    en voor de overige criteria:

    — meer B’s dan A’s,

    of

    — ten minste één C.”.

    BIJLAGE II

    (1)In punt 4.2 van bijlage II bij Verordening (EU) 2021/1060 wordt het volgende ingevoegd:

    “Referentie: artikel 26, lid 1, en artikel 26 bis van de GB-verordening”.

    (2)In punt 3.1 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/1060 wordt het volgende ingevoegd:

    “Referentie: artikelen 14, 26, 26 bis en 27 van de GB-verordening”.

    (3)In voetnoot 1 van punt 3.1 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/1060 wordt het volgende ingevoegd:

    “ Alleen van toepassing op programmawijzigingen in overeenstemming met de artikelen 14, 26 en 26 bis, met uitzondering van aanvullende overdrachten naar het JTF in overeenstemming met artikel 27 van de GB-verordening. Overdrachten hebben geen invloed op de jaarlijkse verdeling van de financiële middelen op MFK-niveau voor een lidstaat. ”.

    Top