Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021SC0301

    WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN HET EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

    SWD/2021/301 final

    Brussel, 28.10.2021

    SWD(2021) 301 final

    WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

    SAMENVATTING VAN HET EFFECTBEOORDELINGSVERSLAG

    bij het

    voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

    tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

    {COM(2021) 656 final} - {SEC(2021) 379 final} - {SWD(2021) 299 final} - {SWD(2021) 300 final}


    Beleidscontext

    Persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s) zijn chemische stoffen die in het milieu aanwezig blijven, bioaccumuleren en aanzienlijke negatieve gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid en het milieu. Deze effectbeoordeling heeft betrekking op opties om de drempels te wijzigen die van toepassing zijn op bepaalde POP’s in afval en die zijn vastgesteld in bijlage IV bij de POP-verordening. Het afval mag niet worden gerecycled als het evenveel als of meer POP’s bevat dan deze drempelwaarden. In de meeste gevallen moet het afval zodanig worden verwijderd dat de daarin aanwezige POP’s worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet.

    Wat is het probleem?

    26 POP’s (of groepen van POP’s) vallen onder de POP-verordening, maar in deze effectbeoordeling wordt gekeken naar een beperkt aantal POP’s die:

    ·ofwel reeds zijn opgenomen in de POP-verordening, en waarvoor een aanscherping van de grenswaarden in bijlage IV gerechtvaardigd zou kunnen zijn om die grenswaarden aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang: PBDE’s, HBCDD, SCCP’s, dioxinen en furanen, en dioxineachtige pcb’s 1 ;

    ·ofwel recentelijk als POP’s zijn opgenomen in het kader van het Verdrag van Stockholm en daarom ook moeten worden opgenomen in de Uniewetgeving (d.w.z. in de POP-verordening): PFOA, dicofol en pentachloorfenol (PCP) 2 .

    Deze POP’s worden in Europa doorgaans niet meer gebruikt in nieuwe producten (enkele uitzonderingen daargelaten), maar door het gebruik ervan in het verleden komen ze nog steeds voor in afval. Als de afvalmaterialen die POP’s bevatten (bv. kunststof, hout, papier) worden gerecycled, kunnen ze opnieuw in de economie terechtkomen en het milieu en de volksgezondheid schaden.

    Door een grenswaarde voor deze stoffen vast te stellen, wordt bepaald hoe afval dat POP’s bevat moet worden beheerd. Het uiteindelijke doel hiervan is ervoor te zorgen dat dit afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd. In het algemeen betekent dit dat afval dat meer POP’s bevat dan in de grenswaarden is aangegeven, moet worden vernietigd of onomkeerbaar moet worden omgezet door middel van verbranding of andere toegestane verwijderingshandelingen, waardoor POP’s niet opnieuw in de economie terecht kunnen komen.

    Dit zou het gebruik van secundaire grondstoffen, die anders uit afval zouden kunnen worden verkregen, kunnen beperken en daarmee het vermogen van die materialen om bij te dragen tot een circulaire economie kunnen verkleinen. Het kan er echter ook toe bijdragen dat het vertrouwen in secundaire grondstoffen wat betreft hun verontreinigingsniveau toeneemt. De hieruit voortvloeiende vervanging van secundaire door primaire grondstoffen kan ook nadelige gevolgen hebben. Zo draagt het vaak bij tot de uitstoot van broeikasgassen.

    Wat willen we bereiken?

    De specifieke doelstelling van het initiatief is de grenswaarden voor dit beperkte aantal POP’s in afval vast te stellen of te herzien op een manier die het best mogelijke evenwicht tussen drie algemene doelstellingen tot stand brengt:

    ·de transitie naar hoogwaardige, gifvrije materiaalcycli;

    ·meer recycling en circulariteit;

    ·reductie van broeikasgasemissies.

    Door het juiste evenwicht te vinden zal voor milieuhygiënisch verantwoord beheer van POP-afval worden gezorgd. Hierdoor wordt de overkoepelende doelstelling van de POP-verordening (het beschermen van de volksgezondheid en het milieu) verwezenlijkt, en wordt er ook voor gezorgd dat de maatregel zo veel mogelijk bijdraagt tot de doelstellingen inzake het klimaat en de circulaire economie in het kader van de Europese Green Deal.

    Wat zijn de opties?

    ·Beleidsoptie 1: uitgangsscenario: de lijst van stoffen en de grenswaarden blijven ongewijzigd.

    ·Beleidsoptie 2: middelhoge waarden: er worden grenswaarden in bijlage IV vastgesteld voor nieuwe stoffen en ook voor POP’s die reeds in de verordening zijn opgenomen, indien het aanscherpen van die waarden gerechtvaardigd is.

    ·Beleidsoptie 3: lage waarden: er worden strengere grenswaarden in bijlage IV vastgesteld.

    ·In beleidsoptie 4 wordt een vierde, nog lagere grenswaarde in bijlage IV voor dioxinen en furanen en voor dioxineachtige pcb’s overwogen.

    Wat is de voorkeursoptie en waarom?

    In de effectbeoordeling wordt nagegaan hoe het beste evenwicht kan worden bereikt tussen de doelstelling om POP’s uit het milieu te verwijderen en tegelijkertijd circulariteit en recycling te bevorderen en broeikasgasemissies te reduceren. Hoe strikter (dus lager) de grenswaarde is, hoe meer afval zal worden vernietigd en dus niet kan worden gerecycled.

    Er is onder meer rekening gehouden met de volgende ecologische, maatschappelijke en economische effecten:

    ·veranderingen in massastromen van POP’s (hoeveelheid verwijderd/vernietigd), waarmee gezondheids- en milieueffecten worden vermeden;

    ·doeltreffendheid van de maatregel (vergelijking van prognoses van emissiereductie en andere emissies/bronnen van blootstelling);

    ·veranderingen in de hoeveelheid afval die naar verschillende verwerkingsopties wordt overgebracht (recycling, verbranding, stortplaatsen enz.);

    ·kosten en baten voor afvalstoffenproducenten en afvalverwerkers (met name kmo’s) als gevolg van de verschillende verwerkingsresultaten; relevantie van nieuwe technologieën voor afvalscheiding en -reiniging;

    ·administratieve lasten voor marktdeelnemers en overheidsinstellingen;

    ·veranderingen in de beschikbaarheid van secundaire grondstoffen als gevolg van recycling;

    ·veranderingen in broeikasgasemissies als gevolg van de verschillende opties.

    De voorkeursoptie is een combinatie van optie 2 en optie 3, afhankelijk van de specifieke POP. Voor HBCDD en SCCP’s verdient een middelhoge waarde de voorkeur. Voor andere stoffen wordt de voorkeur gegeven aan lagere waarden, in sommige gevallen licht gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke aanpak om voor een betere doeltreffendheid of uitvoerbaarheid te zorgen. Zo is de voorkeursoptie voor PBDE’s een aanvankelijke grenswaarde van 500 mg/kg, gevolgd door een verlaging tot 200 mg/kg vijf jaar na de inwerkingtreding van de maatregel.

    Sommige maatregelen brengen financiële kosten met zich mee. Voor de meeste stoffen zullen deze kosten — voor afvalbeheerdiensten of marktdeelnemers in het algemeen — laag zijn. De nettokosten voor PBDE’s kunnen bijvoorbeeld rond de twee miljoen euro per jaar bedragen. Voor HBCDD en voor dioxinen en furanen zouden de aanvullende kosten voor afvalbeheer als gevolg van het verplaatsen van het desbetreffende afval van recycling of stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval naar de verwijdering van gevaarlijk afval meer dan 135, respectievelijk 55 miljoen euro per jaar bedragen. Deze schattingen zijn echter onzeker. Ook de administratieve lasten zullen licht toenemen als gevolg van de extra testkosten.

    In alle gevallen wegen de geschatte baten duidelijk op tegen de kosten. De voorgestelde waarden zullen het vrijkomen van POP’s, die intrinsiek gevaarlijk zijn voor het milieu en de volksgezondheid, terugdringen.

    (1)  PBDE’s zijn polybroomdifenylethers, HBCDD is hexabroomcyclododecaan, SCCP’s zijn gechloreerde paraffines met een korte keten, en pcb’s zijn gepolychloreerde bifenylen.
    (2)  PFOA verwijst hier naar perfluoroctaanzuur, zouten daarvan en aan PFOA verwante verbindingen.
    Top