EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0346

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad

COM/2021/346 final

Brussel, 30.6.2021

COM(2021) 346 final

2021/0170(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad


(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2021) 280 final} - {SWD(2021) 168 final} - {SWD(2021) 169 final}


INHOUD

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Evenredigheid

Keuze van het instrument

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Raadpleging van belanghebbenden

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Effectbeoordeling

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Grondrechten

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Artikelsgewijze toelichting

inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de RaadVERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK II

Veiligheidsvoorschriften

HOOFDSTUK III

Verplichtingen van marktdeelnemers

Afdeling 1

Afdeling 2

HOOFDSTUK IV

Onlinemarktplaatsen

HOOFDSTUK V

Markttoezicht en uitvoering

HOOFDSTUK VI

Systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate

HOOFDSTUK VII

Rol van de Commissie en coördinatie van de handhaving

HOOFDSTUK VIII

Recht op voorlichting en remedies

HOOFDSTUK IX

Internationale samenwerking

HOOFDSTUK X

Financiële bepalingen

HOOFDSTUK XI

Slotbepalingen

FINANCIEEL MEMORANDUM

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel voor een verordening inzake de veiligheid van consumentenproducten is in overeenstemming met de Nieuwe consumentenagenda uit 2020 1 en is gericht op: i) het actualiseren en moderniseren van het algemene kader voor de veiligheid van voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten; ii) het behouden van de functie als vangnet voor consumenten; iii) het aanpassen van de bepalingen aan de uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe technologieën en onlineverkoop, en iv) het waarborgen van een gelijk speelveld voor ondernemingen. Hoewel het voorstel Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid 2 (“RAPV”) vervangt, blijft deze van toepassing op industriële niet-voedingsproducten voor consumenten. In de voorgestelde verordening wordt ook gezorgd voor continuïteit ten opzichte van de RAPV door middel van: i) de eis dat consumentenproducten “veilig” zijn; ii) bepaalde verplichtingen voor marktdeelnemers, en iii) bepalingen voor de ontwikkeling van normen die het algemene veiligheidsvereiste ondersteunen. Hierin worden bovendien de voorschriften voor markttoezicht op producten die buiten de harmonisatiewetgeving van de EU vallen (“niet-geharmoniseerde producten”), afgestemd op de voorschriften voor producten die hier wel onder vallen (“geharmoniseerde producten”), zoals uiteengezet is in Verordening (EU) 2019/1020. Het doel van de voorgestelde verordening is daarom enerzijds om de huidige voorschriften uit Richtlijn 2001/95/EG te actualiseren en zo een vangnet voor alle producten te waarborgen, en anderzijds om te garanderen dat het stelsel consistenter is voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten.

Al in 2011 werd de herziening van de RAPV en van Verordening (EG) nr. 765/2008 3 in de Akte voor de interne markt 4 aangemerkt als kernactie “ter verbetering van de veiligheid van in de EU verhandelde producten, door meer coherentie te brengen in de regels inzake productveiligheid en markttoezicht en door te zorgen voor betere handhaving daarvan”. Deze herziening werd in 2013 voorgesteld als onderdeel van een pakket met daarin de herziening van beide rechtsinstrumenten, met als doel om één wetgevingskader voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten in te voeren. Een aantal overlappingen van voorschriften inzake markttoezicht en van verplichtingen van marktdeelnemers uit diverse stukken EU-wetgeving (RAPV, Verordening (EG) nr. 765/2008 en sectorspecifieke harmonisatiewetgeving) werd geacht tot verwarring te hebben geleid bij de marktdeelnemers en de nationale autoriteiten, waardoor de doeltreffendheid van het markttoezicht in de EU aanzienlijk werd gehinderd. Het voorgestelde pakket bleef steken in de onderhandelingen over de vaststelling ervan en werd ingetrokken. Intussen nam de Commissie in 2017, als vervolg op de mededeling De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen 5 uit 2015, een voorstel aan om Verordening (EG) nr. 765/2008 te herzien en zo de conformiteit van producten met de harmonisatiewetgeving van de EU inzake producten en de handhaving hiervan te verbeteren als onderdeel van het “goederenpakket”, een pakket initiatieven voor een beter functionerende eengemaakte markt voor goederen. Naar aanleiding hiervan werd in 2019 Verordening (EU) 2019/1020 6 vastgesteld.

     Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Verordening (EU) 2019/1020 7

Verordening (EU) 2019/1020 bevat regels en procedures voor de naleving en de handhaving van de harmonisatiewetgeving van de EU inzake producten. Met het voorstel wordt getracht betere samenwerking tussen nationale markttoezichtautoriteiten mogelijk te maken. Om dit te bereiken, worden in het voorstel de procedures van het mechanisme voor wederzijdse bijstand tussen deze autoriteiten opgehelderd en moeten fabrikanten van buiten de EU voor sommige productgroepen een natuurlijke persoon of rechtspersoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor conformiteitsinformatie. Het voorstel heeft betrekking op markttoezicht op niet-voedingsproducten (“industriële producten”), die met inachtneming van harmonisatiemaatregelen van de EU op de eengemaakte markt moeten worden gebracht. Met uitzondering van hoofdstuk VII is het uitsluitend van toepassing op geharmoniseerde producten.

Om de samenhang en consistentie tussen de stelsels voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten te waarborgen, worden in dit voorstel een aantal bepalingen uit Verordening (EU) 2019/1020 overgenomen en aangepast, zoals de hoofdstukken IV, V en VI over markttoezicht en artikel 4.

Besluit nr. 768/2008/EG 8

In Besluit nr. 768/2008/EG zijn gemeenschappelijke beginselen en procedures vastgesteld die moeten worden opgevolgd voor EU-wetgeving tot harmonisering van voorwaarden voor het verhandelen van producten in de EU en de EER. Het bevat referentiebepalingen die moeten worden opgenomen bij het herzien van productwetgeving. Daardoor is het een model voor toekomstige wetgeving inzake productharmonisatie.

Om de consistentie tussen de wetgeving voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten te waarborgen, worden in dit voorstel enkele bepalingen uit Besluit nr. 768/2008/EG overgenomen, zoals de voorschriften inzake traceerbaarheid en de verplichtingen van marktdeelnemers.

Verordening (EU) 1025/2012 9

Verordening (EU) nr. 1025/2012 biedt een rechtsgrond om Europese normen te gebruiken voor producten en diensten, technische ICT-specificaties te identificeren en het Europese normalisatieproces te financieren. Bovendien bevat deze verordening een verplichting op het gebied van transparantie en deelname voor Europese normalisatieorganisaties (CEN, Cenelec, ETSI) en nationale normalisatie-instellingen.

Om de consistentie met het algemene stelsel voor normalisatie uit Verordening (EU) nr. 1025/2012 te waarborgen, bevat dit voorstel een aantal wijzigingen van die verordening om deze af te stemmen op de specifieke kenmerken van de voorgestelde verordening, met name het feit dat het op grond van de voorgestelde verordening noodzakelijk is om specifieke veiligheidsvoorschriften vast te stellen en het feit dat de normen die uit hoofde van de voorgestelde verordening worden vastgesteld, niet kunnen worden gelijkgesteld aan geharmoniseerde normen en daarom worden aangeduid als “Europese normen”.

Richtlijn (EU) 2019/771 10

Met Richtlijn (EU) 2019/771 zijn regels ingevoerd inzake de conformiteit van goederen, de remedies in geval van conformiteitsgebrek en wijzen waarop die remedies kunnen worden uitgeoefend.

Het voorstel bevat specifieke remedies voor gevaarlijke producten die zijn teruggeroepen. In deze situatie is het gerechtvaardigd om voorschriften te hebben die gedeeltelijk afwijken en gemakkelijker in werking te stellen zijn, voornamelijk omdat de consument niet hoeft aan te tonen dat het product niet conform is. Deze voorschriften gelden uitsluitend als de producten worden teruggeroepen. Daarom vormen deze geen wijziging van Richtlijn (EU) 2019/771, maar bieden zij slechts aanvullende bescherming in geval van terugroepen.

Verordening (EU) 2019/881 11

Met de cyberbeveiligingsverordening wordt een kader voor cyberbeveiligingscertificering op EU-niveau gecreëerd voor ICT-producten, -diensten en -processen. Deze bevat echter geen wettelijke minimumvoorschriften inzake cyberbeveiliging voor ICT-producten. In dit voorstel wordt verduidelijkt dat cyberbeveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid van consumenten, onder het begrip veiligheid uit de voorgestelde verordening vallen.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

De volgende lopende of geplande initiatieven op EU-niveau zijn belangrijk voor de productveiligheid:

Het doel van de wet inzake digitale diensten, die de Commissie op 15 december 2020 heeft vastgesteld 12 , is het reguleren van de verantwoordelijkheden van aanbieders van onlinetussenhandelsdiensten, met inbegrip van onlineplatformen zoals sociale media en marktplaatsen, met betrekking tot door hun gebruikers geleverde illegale inhoud, goederen of diensten. Dat voorstel bevat een aantal zorgvuldigheidsverplichtingen voor onlineplatformen die relevant zijn voor de voorgestelde verordening, waaronder de invoering van het beginsel van “traceerbaarheid van handelaren” en een verplichting om de productveiligheidswetgeving in aanmerking te nemen bij het organiseren van de interface (artikel 22). De wet inzake digitale diensten is van toepassing op alle soorten illegale inhoud, zoals gedefinieerd in het nationale of EU-recht, met inbegrip van het online verkopen van gevaarlijke producten. Daar de wet inzake digitale diensten een algemeen wetgevingsinstrument is, bevat deze geen specifieke bepalingen voor dergelijke soorten inhoud. In de wet inzake digitale diensten is ook het kader voor de kennisgevings- en actieprocedure vastgelegd (artikel 14). De voorgestelde verordening bevat bepaalde verplichtingen voor onlinemarktplaatsen op het gebied van productveiligheid.

In het wetgevingsvoorstel betreffende artificiële intelligentie (AI) worden geharmoniseerde regels vastgesteld voor het in de handel brengen, de inbedrijfstelling en het gebruik van artificiële-intelligentiesystemen in de EU. Met de regels moet worden gewaarborgd dat de openbare belangen, met name op het gebied van gezondheid en veiligheid, en de grondrechten en fundamentele vrijheden in hoge mate worden beschermd. Het wetgevingsvoorstel bevat specifieke voorschriften waaraan AI-systemen met een hoog risico moeten voldoen, evenals verplichtingen voor aanbieders en gebruikers van dergelijke systemen.

In dit voorstel wordt rekening gehouden met deze bepalingen en wordt een vangnet geboden voor producten en risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de consument die niet onder het toepassingsgebied van het AI-voorstel vallen.

In de in oktober 2020 vastgestelde strategie voor chemische stoffen 13 wordt gewezen op het feit dat het al wijdverbreide gebruik van chemische stoffen, onder andere in consumentenproducten, verder zal toenemen en dat het noodzakelijk is om het gebruik van de schadelijkste chemische stoffen in consumentenproducten te verbieden om de veiligheid ervan te waarborgen. Met de REACH-verordening 14 zijn verplichtingen voor de industrie vastgesteld om de risico’s van chemische stoffen te beoordelen en te beheren en de gebruikers passende veiligheidsinformatie te verschaffen. Die verordening bevat ook beperkingen om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen onaanvaardbare risico’s van chemische stoffen. Dit voorstel biedt een vangnet voor chemische risico’s in producten die niet onder specifieke wetgeving vallen.

Het doel van het in maart 2020 vastgestelde Actieplan voor een circulaire economie 15 is het verminderen van de hoeveelheid afval door middel van hergebruik, reparatie, herproductie en hoogwaardige recycling – in het bijzonder met betrekking tot secundaire grondstoffen waarin gevaarlijke stoffen kunnen blijven bestaan – en hierin wordt vermeld dat de veiligheid van producten als belangrijkste doel moet worden beschouwd. In dit voorstel wordt erkend dat de duurzaamste actie (d.w.z. de actie met de minste belasting voor het milieu) de voorkeur moet krijgen als marktdeelnemers of autoriteiten moeten kiezen uit verschillende corrigerende maatregelen, tenzij dit tot een lager veiligheidsniveau leidt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordening is artikel 114, VWEU, met inachtneming van artikel 169 16 . De doelstelling is het garanderen van productveiligheid en het verbeteren van de werking van de interne markt. Tegelijkertijd is de verordening gericht op het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming, door bij te dragen tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van Europese consumenten en de bevordering van hun recht op voorlichting 17 .

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid) 

In het voorstel wordt het algemene productveiligheidsvereiste in de EU geharmoniseerd. Om de volgende redenen kunnen afzonderlijke lidstaten de veiligheid van producten op de eengemaakte markt niet in voldoende mate waarborgen:

Er is vrij verkeer van producten in de eengemaakte markt. Als er in een bepaald land een gevaarlijk product wordt geïdentificeerd, is het erg waarschijnlijk dat hetzelfde product ook in andere lidstaten te vinden is, niet in de laatste plaats vanwege de exponentiële groei van onlineverkoop.

Verschillende regels voor productveiligheid op nationaal niveau kunnen ervoor zorgen dat de kosten voor ondernemingen om de wetgeving inzake productveiligheid na te leven ongelijk zijn, waardoor het gelijke speelveld op de interne markt kan worden verstoord.

Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moet de EU bijdragen tot de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument. Als er in verschillende landen verschillende regels zijn, worden consumenten niet in de hele EU op dezelfde wijze beschermd tegen gevaarlijke producten.

Om doeltreffend te zijn, moet het markttoezicht in de hele EU uniform zijn. Als het markttoezicht in sommige delen van de EU “softer” is, ontstaan er zwakke plekken. Deze zijn een bedreiging voor het algemeen belang, zorgen voor oneerlijke marktomstandigheden en werken “forumshoppen” in de hand 18 .

De meerwaarde van actie op EU-niveau met betrekking tot de productveiligheid van niet-geharmoniseerde producten is als volgt:

Met gemeenschappelijke regels en normen voor productveiligheid op EU-niveau hoeven ondernemingen niet langer aan heterogene nationale voorschriften te voldoen. Dit resulteert in kostenbesparingen, verminderde administratieve lasten en een minder complex juridisch stelsel voor ondernemingen. Bovendien maakt dit vrij verkeer van goederen in de EU mogelijk en kunnen lidstaten hierdoor nauwer samenwerken.

Met gemeenschappelijke EU-regels ontstaan er schaalvoordelen voor markttoezicht, die vooral van belang zijn gezien de exponentiële groei van onlineverkoop, waardoor de grensoverschrijdende verkoop en de rechtstreekse invoer van buiten de EU toeneemt. Door gezamenlijke markttoezichtacties en de uitwisseling van informatie tussen EU-landen worden de kosten voor markttoezicht bovendien gedeeld.

Dankzij actie op EU-niveau wordt de werking van de eengemaakte markt verbeterd. Met gemeenschappelijke regels inzake productveiligheid en markttoezicht in de hele EU worden ondernemingen gelijker behandeld, waardoor de kans minder groot is dat het gelijke speelveld op de eengemaakte EU-markt wordt verstoord.

Dankzij EU-acties kan informatie sneller en efficiënter worden verspreid, in het bijzonder via Safety Gate/Rapex, waardoor er in de hele EU snel kan worden opgetreden tegen gevaarlijke producten en een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

Op internationaal niveau heeft de EU dankzij de gemeenschappelijke bepalingen uit de RAPV een sterkere positie voor het bilateraal en multilateraal bevorderen van een hoog veiligheidsniveau, waarmee het toenemende verkeer van goederen uit derde landen via onlineverkoop wordt aangepakt.

Evenredigheid

In het voorstel wordt een zorgvuldig evenwicht tot stand gebracht tussen de autonomie van EU-landen bij het bepalen van het niveau van de consumentenbescherming en het markttoezicht dat zij noodzakelijk achten, enerzijds, en de noodzaak om productveiligheidskwesties die centraal moeten worden afgehandeld, aan te pakken, anderzijds. Zoals wordt benadrukt in hoofdstuk 7 van de effectbeoordeling, blijven de uitdagingen aanzienlijk, omdat er veel onveilige consumentenproducten aanwezig zijn op de EU-markt. De kosten en de regeldruk die dit voorstel met zich meebrengt, zijn zo laag mogelijk gehouden. De totale kosten voor ondernemingen in de EU-27 in het eerste jaar dat deze verordening wordt uitgevoerd, worden geraamd op 0,02 % van de omzet van fabrikanten, groothandels en detailhandels van niet-geharmoniseerde producten in de EU. De maatregelen die in dit voorstel zijn opgenomen, gaan niet verder dan nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De verwachte kosten voor de Commissie en de lidstaten worden aanvaardbaar geacht en zullen worden gecompenseerd door de kosten die ondernemingen zullen besparen en door de voordelen die ondernemingen, consumenten en lidstaten zullen ondervinden.

Keuze van het instrument

Een verordening is het enige instrument dat geschikt is voor het verwezenlijken van de doelstelling om de handhaving en de naleving van de EU-wetgeving inzake productveiligheid te verbeteren, waarbij de coherente uitvoering van het juridische kader wordt gewaarborgd. Met een richtlijn zouden de doelstellingen niet in voldoende mate worden bereikt, aangezien er na omzetting nog altijd grenzen tussen de rechtsgebieden zijn, waardoor bevoegdheidsconflicten zouden kunnen ontstaan. Door te kiezen voor een verordening en niet voor een richtlijn is de doelstelling van het waarborgen van coherentie met het wetgevingskader voor markttoezicht voor geharmoniseerde producten ook eenvoudiger te verwezenlijken, omdat het geldende rechtsinstrument op dat gebied ook een verordening is (Verordening (EU) 2019/1020). Ten slotte wordt de regeldruk met deze keuze ook verder verlaagd doordat de voorschriften inzake productveiligheid in de hele EU consistent worden toegepast.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING 

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan 

In dit voorstel voor een verordening wordt voortgebouwd op de evaluatie van de richtlijn inzake algemene productveiligheid, die als “back-to-back”-evaluatie is uitgevoerd met de effectbeoordeling die bij het voorstel is gevoegd. De RAPV heeft twee doelstellingen. De eerste is het verbeteren van de werking van de eengemaakte markt door de invoering van een gemeenschappelijk wetgevingskader om verschillen tussen lidstaten te voorkomen die zich zonder EU-wetgeving hadden kunnen voordoen. Tegelijkertijd wordt met de RAPV beoogd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen door de invoering van een algemeen productveiligheidsvereiste en andere maatregelen. Deze doelstellingen zijn met elkaar verbonden: met het geharmoniseerde veiligheidsvereiste voor consumentenproducten uit de RAPV worden verschillen voorkomen die zouden leiden tot handelsbelemmeringen en de verstoring van het gelijke speelveld binnen de eengemaakte markt.

De conclusie van de evaluatie luidde dat de RAPV ontegenzeggelijk de hoeksteen van consumentenveiligheid en de werking van de eengemaakte markt vormt. De doelstellingen ervan blijven volledig relevant en de meerwaarde ervan voor de EU kan niet worden ontkend. Voor de consumentenbescherming blijft de rol van de RAPV als vangnet essentieel, omdat de richtlijn een rechtsgrondslag biedt om te waarborgen dat consumenten geen gevaarlijke producten in handen krijgen. Het instellen van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke niet-voedingsproducten uit hoofde van de RAPV is een succes gebleken. Uit de evaluatie zijn echter ook een aantal factoren naar voren gekomen die in twijfel trekken in hoeverre sommige bepalingen van de RAPV nog bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

Allereerst is de doeltreffendheid van de RAPV afgenomen door de toename van e-commerce. De RAPV is van toepassing op alle consumentenproducten, ongeacht of deze in fysieke winkels of online worden verkocht. Het feit dat de RAPV geen uitdrukkelijke bepalingen bevat die gericht zijn op de specifieke kenmerken van onlineverkoop, met name de nieuwe actoren in de onlinetoeleveringsketen, heeft echter negatieve gevolgen voor de veiligheid van EU-consumenten en het gelijke speelveld voor EU-ondernemingen die zich hieraan houden.

Door de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën ontstaan er ook vragen over de reikwijdte van sommige belangrijke concepten uit de RAPV. Met het ontstaan van nieuwe risico’s in verband met connectiviteit, de toepasselijkheid van de richtlijn op software-updates en -downloads en de zich ontwikkelende functies van op artificiële intelligentie gebaseerde producten is het de vraag of de RAPV duidelijk genoeg is om ondernemingen rechtszekerheid te bieden en consumenten te beschermen.

Uit de evaluatie bleek ook dat het juridische kader van de EU intern niet coherent genoeg was, doordat er verschillende voorschriften bestaan voor markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten.

Ten slotte is uit de evaluatie duidelijk geworden dat het noodzakelijk is om sommige bepalingen te verfijnen en zo de doeltreffendheid van de RAPV te verbeteren. Er zijn voornamelijk wetswijzigingen of nadere maatregelen nodig om de doeltreffendheid van het terugroepen van producten te verbeteren. Bovendien is er behoefte aan een mechanisme voor het beslechten van geschillen tussen lidstaten die betrekking hebben op risicobeoordelingen. Door het traceerbaarheidssysteem uit de richtlijn en de beperkte middelen van markttoezichtautoriteiten is het moeilijk om de veiligheid van producten doeltreffend te controleren. Dit probleem moet daarom worden aangepakt om de bescherming van consumenten en de werking van de eengemaakte markt te waarborgen. Verder handhaven de lidstaten de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten op dit moment niet op geharmoniseerde wijze en is hiervoor een oplossing nodig.

Raadpleging van belanghebbenden

Bij het voorbereiden van dit voorstel heeft de Commissie belanghebbenden geraadpleegd via een openbare raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling en de routekaart, een openbare publieksraadpleging, workshops van belanghebbenden, ad-hocbijdragen en gerichte raadplegingen van lidstaten en andere belanghebbenden. De resultaten van de raadplegingsactiviteiten zijn opgenomen in de gehele effectbeoordeling en komen tot uiting in dit voorstel. De belangrijkste punten die tijdens de raadplegingen ter sprake zijn gekomen, zijn:

Het behouden van het vangnet: de algemene feedback onder alle groepen belanghebbenden was dat de RAPV nuttige wetgeving is en dat het vangnet ervan moet worden behouden. Een ruime meerderheid van de respondenten gaf echter aan dat de huidige veiligheidsvoorschriften van voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten die door de RAPV worden bestreken, op specifieke gebieden kunnen worden verbeterd om de consument zo beter te beschermen (71 % van de antwoorden in de openbare publieksraadpleging).

Het aanpakken van de uitdagingen die voortvloeien uit nieuwe technologieën: hoewel alle belanghebbenden erkenden dat nieuwe technologieën veel uitdagingen met zich meebrengen, opperden zij uiteenlopende manieren om deze aan te pakken. In de raadplegingen pleitten consumentenvertegenwoordigers en autoriteiten van verschillende lidstaten ervoor de definitie van “veiligheid” uit te breiden met (cyber)beveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid. In de raadpleging over de routekaart/aanvangseffectbeoordeling waren technologiebedrijven echter terughoudender met het opnemen van nieuwe technologieën en nieuwe risico’s die daarmee verband houden in de RAPV. Zij hebben liever dat de RAPV technologieneutraal blijft en dat risico’s in verband met nieuwe technologieën door andere, specifiekere wetgeving worden bestreken. Desondanks bevat het voorstel voor een verordening dergelijke aspecten om ervoor te zorgen dat de risico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën onder het toepassingsgebied van het vangnet vallen, voor het geval deze niet door specifiekere EU-wetgeving worden bestreken 19 .

Het aanpakken van veiligheidskwesties in verband met online verkochte producten: het probleem van producten die rechtstreeks of via onlineplatformen van buiten de EU komen, kwam herhaaldelijk aan bod in de raadplegingen. Ondernemingen en hun vertegenwoordigers benadrukten het belang van een gelijk speelveld en gaven aan dat veel detailhandelaren in de EU op dit moment worden benadeeld door oneerlijke concurrentie van in derde landen gevestigde marktdeelnemers. De autoriteiten van lidstaten onderstreepten dat het moeilijk is om producten die afkomstig zijn uit derde landen, te controleren en om handhavingsmaatregelen te nemen tegen marktdeelnemers buiten de EU. De meningen van de belanghebbenden over de verplichtingen van onlinemarktplaatsen liepen uiteen:

Onlinemarktplaatsen die feedback over de routekaart gaven, zeiden dat zij het zouden accepteren als sommige verplichtingen uit de momenteel vrijwillige productveiligheidsbelofte bindend zouden worden, maar dat zij geen voorstander van verdere verplichtingen waren 20 . Detailhandelaren voerden aan dat onlinemarktplaatsen een belangrijke rol spelen in de toeleveringsketen en dat zij daarom overeenkomstige verantwoordelijkheden zouden moeten hebben.

Consumentenvertegenwoordigers en autoriteiten van lidstaten waren voorstander van het vergroten van de verantwoordelijkheden in de hele toeleveringsketen.

Het verbeteren van de voorschriften inzake markttoezicht en de handhaving ervan: wat betreft markttoezicht en handhaving waren belanghebbenden uit alle groepen voorstander van de afstemming van de voorwaarden inzake markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten. Dit is opgenomen in het voorstel. Met betrekking tot de invoering van een “verantwoordelijke” in de herziene RAPV was een ruime meerderheid van de respondenten in de openbare publieksraadpleging van mening dat producten die door de RAPV worden bestreken, uitsluitend op de EU-markt mogen worden gebracht als een in de EU gevestigde marktdeelnemer verantwoordelijk is voor productveiligheidsdoeleinden (70 % van de respondenten was voor).

Het herzien van het normalisatieproces: een meerderheid van de belanghebbenden was vóór het vereenvoudigen van het normalisatieproces voor de ontwikkeling van nieuwe normen op grond van de RAPV en nu op grond van deze verordening. Dit is opgenomen in dit voorstel.

Het opnemen van op voedsel lijkende producten in het toepassingsgebied van de herziene RAPV: de meeste belanghebbenden waren vóór het opnemen van de wetgeving voor op voedsel lijkende producten in de herziene RAPV. Een ruime meerderheid van de respondenten van de openbare publieksraadpleging gaf aan dat producten die op levensmiddelen lijken, moeten worden opgenomen in het rechtsinstrument voor algemene productveiligheid (69 % van de respondenten was vóór). In de raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling waren de respondenten vóór het opnemen van dit onderdeel in de risicobeoordeling voor productveiligheid. Deze aanpak is weergegeven in het voorstel. Er was geen steun voor een volledig verbod op op voedsel lijkende producten.

Het verbeteren van het kader voor het terugroepen van producten: belanghebbenden hebben herhaaldelijk benadrukt dat het bij het terugroepen van producten cruciaal is om direct contact op te nemen met betrokken consumenten indien dit mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het product is geregistreerd, online is gekocht of met een klantenkaart is aangeschaft. Verschillende belanghebbenden gaven aan dat consumenten de mogelijkheid zouden moeten hebben om ervoor te kiezen uitsluitend veiligheidsmeldingen te ontvangen (bij de registratie van een product of de aanmelding bij een klantenprogramma). Er bestond een brede consensus dat bepaalde belangrijke elementen en basisregels, die voor alle terugroepberichten gelden, genormaliseerd en verplicht moeten worden, wat het geval is in de voorgestelde verordening. Verschillende belanghebbenden uitten de noodzaak om de deelname aan terugroepacties minder lastig en aantrekkelijker te maken voor consumenten.

Het verbeteren van de traceerbaarheid in de hele toeleveringsketen: een ruime meerderheid van de belanghebbenden vond dat het systeem voor de traceerbaarheid van producten in de RAPV moet worden versterkt (82 % vóór in de openbare publieksraadpleging). Verder werd de rol van onlinemarktplaatsen bij het verbeteren van de traceerbaarheid van producten benadrukt, waarbij de respondenten voornamelijk aanvoerden dat marktplaatsen voordat zij een product opnemen, moeten controleren of er informatie over traceerbaarheid beschikbaar is.

Het aanpakken van namaakproducten: organisaties van merkeigenaren benadrukten dat de RAPV moet worden aangepast om onveilige namaakproducten aan te pakken. Deze kwestie is naar behoren in aanmerking genomen, maar niet opgenomen in dit voorstel, omdat namaakproducten al worden aangepakt door EU-wetgeving en onveilige producten door de RAPV en dit voorstel worden bestreken, ongeacht of ze authentiek zijn. Hoewel namaakproducten veiligheidsrisico’s met zich kunnen meebrengen, moet de veiligheid van een bepaald product worden geanalyseerd op basis van een risicobeoordeling.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise 

De voorbereiding van dit voorstel is gebaseerd op advies van deskundigen en een aantal onderzoeken. Dit zijn onder andere onderzoeken die zijn gericht op de uitvoering van de RAPV, ter ondersteuning van de evaluatie en de effectbeoordeling, en op de doeltreffendheid van het terugroepen van producten.

De Commissie heeft ook expertise en opvattingen bijeengebracht via gerichte raadplegingen en betrokkenheidsactiviteiten, waaronder een aantal workshops, conferenties, interviews met deskundigen en autoriteiten, en het advies van de Subgroep kunstmatige intelligentie, verbonden producten en andere nieuwe uitdagingen inzake productveiligheid van het Consumer Safety Network. De Commissie heeft talloze bilaterale vergaderingen gehouden en een analyse uitgevoerd van ad-hocstandpuntennota’s van consumentenorganisaties, vertegenwoordigers van de industrie en de academische wereld.

Effectbeoordeling 

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling (SWD(2021) 169, SWD(2021) 168). Deze is getoetst door de Raad voor regelgeving en heeft een positieve beoordeling gekregen (SEC 280 (avis du RSB)).

In het kader van dit initiatief heeft de Commissie verschillende beleidsalternatieven uit de effectbeoordeling bestudeerd. De geanalyseerde beleidsalternatieven omvatten zowel niet-wetgevende als wetgevende acties om de verschillende specifieke doelstellingen uit de effectbeoordeling aan te pakken: i) waarborgen dat het juridische kader van de EU algemene veiligheidsvoorschriften bevat voor alle consumentenproducten en -risico’s, waaronder producten en risico’s in verband met nieuwe technologieën; ii) productveiligheidsuitdagingen in de kanalen voor onlineverkoop aanpakken; iii) het terugroepen van producten doeltreffender en efficiënter maken om te waarborgen dat consumenten geen gevaarlijke producten in handen krijgen; iv) het markttoezicht verbeteren en de voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde consumentenproducten beter afstemmen, en v) veiligheidskwesties in verband met op voedsel lijkende producten aanpakken.

Er zijn een aantal opties beoordeeld. Ten eerste heeft de Commissie overwogen hoe zij op de specifieke doelstellingen kon reageren zonder de RAPV te herzien (optie 1). Er zijn verschillende niet-wetgevende maatregelen in overweging genomen, met name: i) het afgeven van richtsnoeren over de toepasselijkheid van de RAPV op nieuwe technologieën en op het terugroepen van producten, en ii) het onderzoeken van de uitbreiding van de vrijwillige maatregelen in het kader van de productveiligheidsbelofte voor onlineverkoop. Uit de verschillende raadplegingen bleek echter dat de vastgestelde tekortkomingen niet zouden worden opgelost met dergelijke juridisch niet-bindende maatregelen.

De Commissie heeft verschillende wetgevende opties voor het aanpakken van de specifieke doelstellingen overwogen: een gerichte wetgevingsherziening van de RAPV (optie 2) die is gericht op een beperkt aantal wijzigingen en een volledige herziening van de RAPV waarin een alomvattende actie voor alle doelstellingen wordt voorgesteld (optie 3). Uit de effectbeoordeling blijkt dat de vastgestelde tekortkomingen beter worden aangepakt met optie 3, die ambitieuzer is dan optie 2, en dat deze optie ook beter voldoet aan de specifieke doelstellingen die moeten worden aangepakt, waarbij de economische gevolgen beperkt blijven. Als optie 4 werd overwogen om instrumenten voor markttoezicht volledig te integreren, zoals is voorgesteld in het pakket over productveiligheid en markttoezicht uit 2013, om te analyseren of deze optie na de recente vaststelling van Verordening (EU) 2019/1020 nog steeds gegrond zou zijn. Uit de effectbeoordeling bleek dat optie 4, hoewel deze inhoudelijk vergelijkbaar is met optie 3, hogere kosten voor EU-ondernemingen met zich mee zou kunnen brengen. Daarom koos de Commissie voor optie 3 (de volledige herziening van de RAPV met inbegrip van de wijziging in een verordening) als de beste beleidsvorm voor het huidige voorstel, omdat de beleidsdoelstellingen hierin het best worden aangepakt en de kosten voor ondernemingen en markttoezichtautoriteiten tegelijkertijd beperkt blijven.

Er zijn ook verschillende opties overwogen in verband met de veiligheid van op voedsel lijkende producten. Het betrof: i) het behouden van een afzonderlijk stelsel voor deze producten onder een afzonderlijke richtlijn (door het herzien van Richtlijn 87/357/EEG); ii) het integreren van de specifieke bepalingen uit de huidige Richtlijn 87/357/EEG in de nieuwe RAPV met een specifiek juridisch stelsel, en iii) het afzien van gerichte bepalingen voor op voedsel lijkende producten en het gebruiken van de algemene bepalingen om de veiligheid van dergelijke producten per geval te waarborgen op basis van de risicobeoordeling. Voor de eerste twee opties heeft de Commissie ook overwogen om richtsnoeren op te stellen om te voorkomen dat de lidstaten deze op verschillende manieren interpreteren. Uit de raadpleging van de lidstaten bleek echter dat de verschillen in de interpretatie van de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten zo groot waren, dat de voorschriften juridisch moesten worden herzien om een gelijke toepassing te waarborgen. De Commissie koos als beste beleidsoptie het stopzetten van het specifieke stelsel voor op voedsel lijkende producten en het beoordelen van de veiligheid ervan op basis van dezelfde risicobeoordeling als voor andere niet-geharmoniseerde consumentenproducten (waarbij het feit dat het product op voedsel lijkt, in aanmerking wordt genomen bij de risicobeoordeling van het desbetreffende product).

De voorkeursoptie omvat: a) verduidelijking over de manier waarop deze wetgeving van toepassing is op risico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën en onlineverkoop, b) bepalingen ter verbetering van de doeltreffendheid van het terugroepen van producten, c) een betere afstemming met de voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde producten en betere verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en onlinemarktplaatsen op het gebied van productveiligheid, d) de vereenvoudiging van normalisatieprocedures, en e) de opname van de bepalingen van de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten. De verwachte gevolgen van deze optie zijn als volgt.

Op economisch gebied brengt de voorkeursoptie naar verwachting grote voordelen voor de consument en de maatschappij met zich mee. De geraamde schade voor de consument zou in het eerste jaar dat de voorkeursoptie wordt uitgevoerd met circa 1,0 miljard EUR afnemen en in de volgende tien jaar met circa 5,5 miljard EUR. Met deze optie zou de schade voor de consument in verband met het ondoeltreffend terugroepen van producten bovendien met meer dan 400 miljoen EUR per jaar afnemen. Door het aantal onveilige producten terug te brengen, zouden met de voorgestelde maatregelen ook de huidige schade die EU-consumenten en de maatschappij lijden door toedoen van te voorkomen productgerelateerde ongevallen (momenteel geraamd op 11,5 miljard EUR per jaar), en de huidige gezondheidszorgkosten voor productgerelateerd letsel (momenteel geraamd op 6,7 miljard EUR per jaar) worden verlaagd. De precieze gevolgen kunnen vanwege het ontbreken van gegevens over schade voor het ramen van tendensen niet worden gekwantificeerd. De kosten die worden bespaard door de verschillen tussen de uitvoering door de lidstaten en de juridische versnippering terug te brengen, worden geraamd op 59 miljoen EUR per jaar voor ondernemingen en 0,7 miljoen EUR per jaar voor markttoezichtautoriteiten.

De totale kosten voor ondernemingen in de EU (die actief zijn als fabrikant, groothandel en detailhandel van niet-geharmoniseerde producten) worden geraamd op 196,6 miljoen EUR, wat gelijkstaat aan 0,02 % van hun omzet in het eerste jaar van de uitvoering. In de jaren die volgen, zouden de terugkerende kosten voor EU-ondernemingen 177,8 miljoen EUR bedragen. Deze kosten houden verband met de toegenomen verplichtingen voor ondernemingen, vooral voor onlineverkoop, de verkoop van nieuwe technologieproducten en het terugroepen van onveilige producten, en met het afstemmen van de voorschriften voor markttoezicht op die voor geharmoniseerde producten. De markttoezichtautoriteiten in de lidstaten zouden op grond van dit voorstel nog eens circa 6,7 miljoen EUR per jaar aan terugkerende kosten hebben, vanwege hun toegenomen bevoegdheden voor het markttoezicht op onveilige producten, en slechts relatief beperkte eenmalige aanpassings- en uitvoeringskosten.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging 

Met dit voorstel wordt de herziening van twee bestaande wetgevingsinstrumenten beoogd: de richtlijn algemene productveiligheid en de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten. Om de wetgeving te vereenvoudigen, stelt de Commissie voor om de richtlijn betreffende op voedsel lijkende producten in te trekken en de veiligheid van op voedsel lijkende producten te beoordelen op grond van het huidige voorstel voor een nieuwe verordening inzake algemene productveiligheid.

Bovendien heeft de Commissie een aantal gebieden vastgesteld waar de administratieve lasten en de daaraan gerelateerde kosten kunnen worden verlaagd.

Allereerst zouden met dit voorstel de regelgevingskosten en de regeldruk voor ondernemingen worden verlaagd, omdat er dankzij de juridisch bindende ophelderingen en de keuze voor een verordening als instrument minder onzekerheid over de regelgeving is en de wetgeving inzake productveiligheid beter wordt uitgevoerd dan nu in het kader van de RAPV. Door de algemene voorschriften inzake markttoezicht en veiligheid voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten op elkaar af te stemmen, zijn er minder uitvoeringsverschillen en wordt de traceerbaarheid van de toeleveringsketen verbeterd. Er zullen voor alle ondernemingen kostenbesparingen zijn en in het bijzonder voor de 42 % van de ondernemingen die aangaf extra kosten te hebben in verband met de ongelijke uitvoering van de RAPV. De kostenbesparingen voor ondernemingen dankzij de meer geharmoniseerde uitvoering worden geraamd op ongeveer 59 miljoen EUR per jaar (er wordt 34 miljoen EUR bespaard door kleine en middelgrote ondernemingen in de EU en 26 miljoen EUR door grote ondernemingen in de EU).

Ten tweede zorgt dit voorstel voor meer efficiëntie op het gebied van markttoezicht en handhaving in de lidstaten. Dit is te danken aan het afstemmen van de voorschriften voor markttoezicht tussen geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten, beter afgestemde handhavingsbevoegdheden, een betere afschrikkende werking en een nieuw arbitragemechanisme. Op deze manier brengt het voorstel voor alle markttoezichtautoriteiten in de lidstaten kostenbesparingen met zich mee, en in het bijzonder voor de 16 % van hen die aangaf extra kosten te hebben vanwege de verschillende juridische kaders voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten. Deze kostenbesparingen voor lidstaten worden voor de hele EU geraamd op 0,7 miljoen EUR per jaar.

Ten slotte zullen de administratieve lasten voor lidstaten en de Commissie worden verlaagd dankzij de voorgestelde vereenvoudiging van het normalisatieproces. Dankzij deze vereenvoudiging kunnen normalisatiewerkzaamheden sneller worden uitgevoerd, waardoor de rechtszekerheid groter wordt en ondernemingen eenvoudiger kunnen voldoen aan het algemene productveiligheidsvereiste.

In dit voorstel worden micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen niet vrijgesteld van de verplichtingen. Op grond van de EU-wetgeving inzake productveiligheid zijn “lichtere” stelsels voor kleine en middelgrote ondernemingen niet toegestaan, omdat alle consumentenproducten ongeacht de kenmerken van hun toeleveringsketen veilig moeten zijn om te voldoen aan de algemene doelstelling van productveiligheid en consumentenbescherming. De Commissie raamt de totale nalevingskosten van dit voorstel voor kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in het eerste jaar van de uitvoering op 111,1 miljoen EUR (eenmalige en terugkerende kosten). In de jaren die volgen, zouden de terugkerende kosten voor kleine en middelgrote EU-ondernemingen circa 100 miljoen EUR bedragen. De kosten die worden bespaard door de verschillen tussen de uitvoering van de lidstaten en de juridische versnippering terug te brengen, worden voor kleine en middelgrote EU-ondernemingen geraamd op 34 miljoen EUR.

Dit voorstel heeft praktische gevolgen voor zowel de marktdeelnemers die producten verwerken die door de RAPV worden bestreken, als voor markttoezichtautoriteiten in de lidstaten.

Ondernemingen moeten aan de aanvullende eisen voor traceerbaarheid en transparantie voldoen. Voor ondernemingen die daadwerkelijk onveilige producten op de markt hebben gebracht, gelden extra voorschriften voor het terugroepen van producten. Onlinemarktplaatsen moeten er ook voor zorgen dat zij interne mechanismen opzetten om hun nieuwe verplichtingen inzake productveiligheid na te leven. Bovendien moeten ondernemingen die van buiten de EU op de eengemaakte markt producten verkopen, regelingen treffen om te waarborgen dat er een verantwoordelijke marktdeelnemer is voor de producten die in de EU worden verkocht.

Mogelijk hebben de markttoezichtautoriteiten van lidstaten meer middelen nodig voor de uitbreiding van de verantwoordelijkheden inzake markttoezicht en de nieuwe bevoegdheden die zij zouden krijgen. Zo krijgen nationale autoriteiten dankzij de nieuwe instrumenten voor onlinemarkttoezicht meer mogelijkheden en kunnen hiervoor meer middelen en vaardigheden vereist zijn. Nu deze nieuwe bevoegdheden echter grotendeels zijn afgestemd op de bestaande voorschriften voor markttoezicht op geharmoniseerde producten op grond van Verordening (EU) 2019/1020, zijn de markttoezichtautoriteiten hier vaak al bekend mee, vooral in de lidstaten waar geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten onder de verantwoordelijkheid van dezelfde markttoezichtautoriteiten vallen. De praktische gevolgen voor lidstaten zijn daarom voornamelijk betere synergieën en een beter gebruik van bestaande structuren en middelen dan nieuwe behoeften. De uitbreiding van de dekking naar risico’s uit nieuwe technologieën (bijvoorbeeld cyberbeveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid) zullen er naar verwachting voor zorgen dat er meer professioneel personeel en externe expertise nodig zijn in de lidstaten om de veiligheid van nieuwe technologieproducten te controleren.

De sectoren die het meest worden getroffen, zijn de onlineverkoop en producenten van bepaalde nieuwe technologieën. Dankzij de geharmoniseerde EU-voorschriften zou dit echter geen grote invloed op hun concurrentievermogen moeten hebben.

Dit voorstel is zowel in de digitale als in de fysieke wereld doeltreffend en hierin wordt rekening gehouden met digitale ontwikkelingen en met name met de ontwikkeling van producten voor onlineverkoop en nieuwe technologieën. Het aanpakken van de digitale uitdagingen voor productveiligheid is een van de belangrijkste doelstellingen van dit voorstel. Hierin worden de voorschriften voor markttoezicht op onlineverkoop verbeterd en worden verplichtingen inzake productveiligheid voor onlinemarktplaatsen en onlinedetailhandelaren vastgesteld om de veiligheid van online verkochte producten te vergroten. In dit voorstel worden ook nieuwe veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit nieuwe technologieën aangepakt en wordt de toepassing van de voorschriften inzake productveiligheid op software toegelicht. Dit voorstel is volledig in overeenstemming met het huidige digitale beleid van de EU en in het bijzonder met het voorstel voor de wet inzake digitale diensten en de wetgevingswerkzaamheden inzake kunstmatige intelligentie en het internet der dingen. Dit initiatief wordt ondersteund door bestaande ICT-oplossingen, met name het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke niet-voedingsproducten van de EU (“Safety Gate”) en de daaraan gerelateerde Business Gateway.

Grondrechten 

Met dit voorstel wordt getracht de gezondheid en veiligheid van Europese consumenten beter te beschermen en hun recht op voorlichting te bevorderen. Dankzij duidelijkere verplichtingen en betere handhaving op het gebied van productveiligheid, zal dit voorstel naar verwachting positieve gevolgen hebben voor de consumenten- en milieubescherming en een hoger niveau hiervan waarborgen, in overeenstemming met de artikelen 37 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

In het voorstel zijn extra voorschriften voor ondernemingen vastgesteld met het oog op het algemene EU-belang van een betere consumentenbescherming. De nalevingskosten die hieruit voortkomen, zijn naar verwachting relatief laag in vergelijking met de omzet van de ondernemingen. Deze voorschriften zijn als zodanig niet van invloed op de fundamentele vrijheid van ondernemerschap en de evenredigheid ervan uit hoofde van artikel 52 van het Handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING 

Volgens de voorgestelde verordening moet de Commissie de samenwerking tussen markttoezichtautoriteiten, met inbegrip van gecoördineerde markttoezichtactiviteiten, het nieuwe arbitragemechanisme en collegiale toetsing ondersteunen en faciliteren. Bovendien zijn dankzij dit voorstel een betere samenwerking en uitwisseling van informatie met internationale partners van de EU op het gebied van productveiligheid mogelijk. Ten slotte voorziet dit voorstel in de vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen (in verband met traceerbaarheid en het terugroepen van producten) en een mogelijk hogere normalisatie-activiteit dankzij een vereenvoudigde normalisatieprocedure. Dit brengt extra werk voor de Commissie met zich mee, naar schatting vier extra voltijdse ambtenaren (drie beheerders en een assistent). Deze middelen zullen worden vrijgemaakt door een andere verdeling en een andere inzet van de bestaande personeelstaken.

De Commissie financiert ook elektronische interfaces, te weten de webpagina Safety Gate, de Safety Gate-portal (waarop meldingen van gevaarlijke producten worden gedaan) en de Safety Business Gateway waarop meldingen van marktdeelnemers aan markttoezichtautoriteiten worden verzameld.

De aanvullende kosten voor deze coördinatie-activiteiten en elektronische interfaces kunnen worden gedekt door het programma voor de eengemaakte markt onder het huidige meerjarige financiële kader 2021-2027. In vervolgprogramma’s onder toekomstige meerjarige financiële kaders kunnen vergelijkbare financieringsmogelijkheden worden opgenomen. De details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage 

De uitvoering van het voorstel gaat gepaard met controles op basis van vooraf gedefinieerde essentiële handhavingsindicatoren. De Commissie voert een onderzoek uit om gemeenschappelijke haalbare en relevante handhavingsindicatoren op het gebied van productveiligheid vast te stellen, die moeten worden overeengekomen met de lidstaten.

Naast de gebruikelijke controle en verslaglegging, wordt er voorgesteld om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de EU van deze wetgeving te evalueren nadat de lidstaten deze vijf jaar hebben uitgevoerd.

De Commissie ondersteunt de uitvoering van het voorstel met coördinerende acties, zowel in het kader van het Consumer Safety Network (follow-up van de uitvoering, de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten enz.) als met gecoördineerde markttoezichtactiviteiten.

Artikelsgewijze toelichting 

De voorgestelde verordening telt 11 hoofdstukken en 47 artikelen.

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk worden het toepassingsgebied en de belangrijkste termen uit de voorgestelde verordening uiteengezet. Het bevat een “vangnet” voor alle producten die onder het toepassingsgebied vallen, door middel van eisen om de veiligheid van consumentenproducten en daarmee de veiligheid van consumenten te waarborgen. Het bevat regels over de toepassing van deze verordening op de niet-geharmoniseerde wetgeving. Hierin worden de definities uit Richtlijn 2001/95/EG geactualiseerd, voornamelijk om het andere toepassingsgebied van de definitie van het product in aanmerking te nemen, en wordt er een specifieke definitie van het begrip “onlinemarktplaats” ingevoerd.

Hoofdstuk II – Veiligheidsvoorschriften

In dit hoofdstuk wordt het algemene veiligheidsvereiste ingevoerd, wordt het belang bevestigd van in het Publicatieblad van de EU bekendgemaakte normen als een blijk van een vermoeden van veiligheid en worden de aspecten voor het beoordelen van de veiligheid van producten geactualiseerd zodat op voedsel lijkende producten in aanmerking worden genomen bij de risico-evaluatie, naar aanleiding van het intrekken van Richtlijn 87/357/EEG. Onder de nieuwe aspecten voor het beoordelen van de productveiligheid vallen ook de mogelijke risico’s in verband met producten die zijn gebaseerd op nieuwe technologieën.

Hoofdstuk III – Verplichtingen van marktdeelnemers

Afdeling 1

In dit deel worden de verplichtingen van de marktdeelnemers uiteengezet, met uitzondering van de marktdeelnemers die onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen. Dit om te voorkomen dat de verplichtingen uit dit hoofdstuk in strijd zijn met vergelijkbare verplichtingen uit de geharmoniseerde wetgeving. Naast de algemenere verplichtingen van marktdeelnemers om de veiligheid van producten te waarborgen, wordt in dit hoofdstuk het begrip substantiële wijziging geïntroduceerd, in welk geval de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het product overgaat op de persoon die de wijziging aanbrengt. Bovendien wordt hierin de definitie van de verantwoordelijke persoon uit artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 uitgebreid met niet-geharmoniseerde producten. Deze voorwaarde is noodzakelijk om bij het op de markt aanbieden van producten de kwesties in verband met rechtstreekse invoer uit derde landen aan te pakken. Dit hoofdstuk bevat ook de basisbepalingen over traceerbaarheid, die voornamelijk afkomstig zijn uit Besluit nr. 768/2008/EG, en de mogelijkheid om voor producten die een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid van de mens kunnen vormen, met een gedelegeerde handeling een strikter traceerbaarheidssysteem vast te stellen.

Afdeling 2

Dit deel bevat de verplichtingen van marktdeelnemers die ook gelden voor marktdeelnemers die onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen. Dit zijn verplichtingen die niet overeenkomen met de geharmoniseerde sectoren, waardoor de toepassing ervan op deze sector geen strijdigheden zou veroorzaken. Het gaat om de verplichting van marktdeelnemers in geval van verkoop op afstand en in geval van ongevallen met een product.

Hoofdstuk IV – Onlinemarktplaatsen

In dit hoofdstuk wordt de rol van onlinemarktplaatsen bestudeerd en worden specifieke verplichtingen van deze marktplaatsen vastgelegd.

Hoofdstuk V – Markttoezicht en uitvoering

In dit hoofdstuk worden de hoofdstukken IV, V en VI van Verordening (EU) 2019/1020 over markttoezicht volledig overgenomen en aangepast. Het doel is om voor zover mogelijk één stelsel voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde producten op te zetten.

Hoofdstuk VI – Systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate

In dit hoofdstuk wordt het beginsel van het uitwisselen van informatie in het geval van een gevaarlijk product uiteengezet en wordt de naam Rapex gewijzigd in Safety Gate, waarbij de kenmerken van het systeem behouden blijven. In het voorstel worden specifiekere termijnen toegevoegd. De relatie tussen Safety Gate en het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) wordt duidelijker gemaakt. Bovendien wordt in het hoofdstuk toegelicht dat de autoriteiten van lidstaten kunnen besluiten om de taak van verbindingsbureau toe te vertrouwen aan het nationale contactpunt voor Safety Gate.

Hoofdstuk VII – Rol van de Commissie en coördinatie van de handhaving

Dit hoofdstuk geeft de Commissie de mogelijkheid om door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast te stellen in geval van een ernstig risico dat niet op afdoende wijze met de door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen of door een andere in de Uniewetgeving vastgestelde procedure kan worden beheerst. Deze mogelijkheid bestaat al in de RAPV: in de voorgestelde verordening is het toepassingsgebied preciezer afgebakend. Verder wordt in hoofdstuk V een vrijwillig arbitragemechanisme geïntroduceerd waarin lidstaten in geval van uiteenlopende risicobeoordelingen vragen met betrekking tot de identificatie of het niveau van een risico in verband met een product aan de Commissie kunnen voorleggen. Op deze manier is het mogelijk om op EU-niveau uniformer op te treden tegen gevaarlijke producten.

Hoofdstuk VIII – Recht op voorlichting en remedies 

Dit hoofdstuk bevat bepalingen over informatie voor consumenten. Hierin wordt de verplichting voor de Commissie en de lidstaten om informatie in verband met de risico’s van producten voor de gezondheid en veiligheid aan de consument beschikbaar te stellen, bevestigd. Ook bevat dit hoofdstuk de verplichting voor lidstaten om consumenten de gelegenheid te bieden om klachten in te dienen bij de bevoegde nationale autoriteiten. Het toepassingsgebied van de reeds bestaande Safety Gate-portal wordt hierin bevestigd en verder uitgebreid door een nieuw deel toe te voegen waar consumenten rechtstreeks door marktdeelnemers afgegeven waarschuwingen en teruggeroepen producten kunnen raadplegen. Met nieuwe bepalingen wordt getracht de doeltreffendheid van het terugroepen van producten te verbeteren, waardoor wordt gewaarborgd dat er volledigere en uitgebreidere informatie aan de consument wordt verschaft en consumenten betere rechtsmiddelen tot hun beschikking hebben.

Hoofdstuk IX – Internationale samenwerking 

Dit hoofdstuk vormt de rechtsgrondslag voor de Commissie om samenwerkingsvormen op te zetten voor het verbeteren van de productveiligheid. Dit zijn onder andere gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten, technische ondersteuning, de uitwisseling van ambtenaren en de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten en in het bijzonder informatie uit de Safety Gate. Op dit gebied wordt met de bepaling volledige deelname aan Safety Gate of de uitwisseling van geselecteerde informatie toegestaan.

Hoofdstuk X – Financiële bepalingen

In de voorgestelde verordening wordt vastgesteld dat de Commissie activiteiten in alle kwesties die onder haar toepassingsgebied vallen, financiert.

De voorgestelde verordening bevat algemene bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de EU.

Hoofdstuk XI – Slotbepalingen

Dit hoofdstuk bevat voornamelijk een systeem voor sancties: hoewel wordt erkend dat het vaststellen van sancties een nationale bevoegdheid is, bevat dit hoofdstuk richtsnoeren voor sancties en in het bijzonder de criteria voor het vaststellen van sancties, de soorten inbreuken die moeten worden bestraft, criteria voor plafonds en de mogelijkheid om dwangsommen op te leggen.

2021/0170 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad


(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité 21 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad 22 is het vereiste vastgesteld dat consumentenproducten veilig moeten zijn en dat de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten moeten optreden tegen gevaarlijke producten en met het oog daarop informatie moeten uitwisselen via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie van de Unie (Rapex).

(2)Richtlijn 2001/95/EG moet in het licht van de ontwikkelingen in verband met nieuwe technologieën en onlineverkoop worden herzien en geactualiseerd om de consistentie met ontwikkelingen in de harmonisatie- en normalisatiewetgeving van de Unie te waarborgen, om te zorgen voor een betere werking van het terugroepen van producten en voor een duidelijker kader voor op voedsel lijkende producten die tot nu toe werden gereguleerd door Richtlijn 87/357/EEG van de Raad 23 . Ter wille van de duidelijkheid moeten Richtlijn 2001/95/EG en Richtlijn 87/357/EEG worden ingetrokken en worden vervangen door deze verordening.

(3)Een verordening is het geschikte rechtsinstrument, aangezien hierbij duidelijke en gedetailleerde regels worden opgelegd die de lidstaten geen speelruimte laten voor een afwijkende omzetting. Door te kiezen voor een verordening en niet voor een richtlijn is de doelstelling van het waarborgen van coherentie met het wetgevingskader voor markttoezicht voor producten die onder het toepassingsgebied van de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen, zoals uiteengezet in Verordening (EU) 2019/1020, ook eenvoudiger te verwezenlijken, omdat het geldende rechtsinstrument ook een verordening is, namelijk Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 24 . Ten slotte wordt de regeldruk met deze keuze ook verder verlaagd doordat de voorschriften inzake productveiligheid in de hele Unie consistent worden toegepast.

(4)Het doel van het instrument is bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 169 van het Verdrag genoemde doelstellingen. Het moet vooral gericht zijn op het waarborgen van de gezondheid en veiligheid van consumenten en de werking van de interne markt wat betreft voor consumenten bestemde producten.

(5)Deze verordening moet gericht zijn op het beschermen van consumenten en hun veiligheid als een van de fundamentele beginselen van het juridische kader van de EU, die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de EU. Gevaarlijke producten kunnen zeer negatieve gevolgen voor consumenten en burgers hebben. Alle consumenten, inclusief de meest kwetsbare zoals kinderen, ouderen of personen met een handicap, hebben recht op veilige producten. De consumenten moeten over toereikende middelen beschikken om dergelijke rechten af te dwingen en de lidstaten moeten over geschikte instrumenten en maatregelen beschikken om deze verordening te handhaven.

(6)Ondanks de ontwikkeling van sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie waarmee ook veiligheidsaspecten van specifieke producten of productcategorieën worden bestreken, is het praktisch onmogelijk wetgeving op Unie-niveau aan te nemen voor alle bestaande of mogelijk te ontwikkelen consumentenproducten. Er is bijgevolg nog steeds behoefte aan een wettelijk kader van horizontale aard om lacunes op te vullen en de bescherming van de consument, daar waar deze elders niet is verzekerd, te garanderen, meer bepaald met het oog op een hoog niveau van bescherming van de veiligheid en gezondheid van de consumenten, als vereist bij artikel 114 en artikel 169 van het Verdrag.

(7)Tegelijkertijd moet het toepassingsgebied van de verschillende onderdelen van deze verordening voor producten die zijn onderworpen aan sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie, duidelijk worden aangegeven, om overlappende bepalingen en een onduidelijk juridisch kader te voorkomen.

(8)Hoewel sommige bepalingen, zoals de bepalingen over de meeste verplichtingen van marktdeelnemers, niet van toepassing moeten zijn op producten die door de harmonisatiewetgeving van de Unie worden bestreken, moet een aantal andere bepalingen wel van toepassing zijn ter aanvulling op de harmonisatiewetgeving van de Unie. Voornamelijk het algemene productveiligheidsvereiste en de daaraan gerelateerde bepalingen moeten van toepassing zijn op consumentenproducten die onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen, indien bepaalde soorten risico’s niet door die wetgeving worden bestreken. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van onlinemarktplaatsen, de verplichtingen van marktdeelnemers in geval van ongevallen, het recht van consumenten op voorlichting en het terugroepen van consumentenproducten moeten van toepassing zijn op producten die worden bestreken door de harmonisatiewetgeving van de Unie, als die wetgeving geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel bevat. Op dezelfde wijze wordt Rapex al voor de harmonisatiewetgeving van de Unie gebruikt, zoals is vermeld in artikel 20 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 25 , en daarom moeten de bepalingen inzake de Safety Gate en de werking daarvan uit deze verordening van toepassing zijn op de harmonisatiewetgeving van de Unie.

(9)De bepalingen van hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 met betrekking tot de voorschriften voor controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen, zijn al rechtstreeks van toepassing op producten die worden bestreken door deze verordening, en met deze verordening wordt niet beoogd dergelijke bepalingen te wijzigen. De stabiliteit van die eerste is vooral belangrijk gezien het feit dat de autoriteiten die belast zijn met deze controles (in bijna alle lidstaten de douaneautoriteiten), deze op basis van risicoanalyses moeten uitvoeren zoals is vermeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 (het douanewetboek van de Unie), de uitvoeringswetgeving en de overeenkomstige richtsnoeren. Deze risicogebaseerde benadering is essentieel voor douanecontroles, gezien de grote hoeveelheden goederen die het douanegebied binnenkomen en verlaten, en leidt tot de toepassing van concrete controlemaatregelen die afhankelijk zijn van de vastgestelde prioriteiten. Het feit dat hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020, waarin rechtstreeks wordt verwezen naar de risicogebaseerde benadering uit de douanewetgeving, op geen enkele wijze wordt gewijzigd door de verordening, betekent in de praktijk dat de autoriteiten die belast zijn met de controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen (waaronder douaneautoriteiten), hun controles moeten beperken tot de meest riskante producten, afhankelijk van de waarschijnlijkheid en de effecten van het risico, waarbij zij de doeltreffendheid en efficiëntie van activiteiten waarborgen en hun vermogen om dergelijke controles uit te voeren, beschermen.

(10)Het voorzorgsbeginsel is een fundamenteel beginsel om de veiligheid van producten en consumenten te waarborgen er moet daarom door alle relevante actoren naar behoren in aanmerking worden genomen bij de toepassing van deze verordening.

(11)Ook gezien het ruime toepassingsgebied van het begrip gezondheid 26 moet het milieurisico van een product in aanmerking worden genomen bij de toepassing van deze verordening, aangezien dit uiteindelijk kan leiden tot een risico voor de gezondheid en veiligheid van consumenten.

(12)Producten die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik zijn ontworpen, maar later naar de consumentenmarkt zijn overgegaan, moeten aan deze verordening voldoen, omdat zij wanneer zij onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden worden gebruikt, risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de consument kunnen opleveren.

(13)De Unie-wetgeving inzake levensmiddelen, diervoeders en verwante gebieden voorziet in een specifiek stelsel waarmee de veiligheid van de betreffende producten wordt gewaarborgd. Deze verordening zou bijgevolg niet van toepassing moeten zijn voor levensmiddelen en diervoeders, met uitzondering van materialen en voorwerpen die bedoeld zijn om in contact te komen met levensmiddelen, voor zover het risico’s betreft die niet worden bestreken door Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad 27 of door andere specifieke wetgeving voor levensmiddelen waarmee alleen chemische en biologische risico’s voor levensmiddelen worden bestreken.

(14)Geneesmiddelen zijn onderworpen aan een evaluatie vóór het in de handel brengen waarin een specifieke risico-batenanalyse is begrepen. Het is derhalve dienstig deze producten van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten.

(15)Luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2018/1139 28 zijn vanwege hun beperkte risico voor de veiligheid van de burgerluchtvaart onderworpen aan de toezichtsregeling van de lidstaten. Het is derhalve dienstig deze producten van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten.

(16)De voorschriften uit deze verordening zijn van toepassing op tweedehands producten die worden gerepareerd opgeknapt of gerecycled en die in de loop van een handelsactiviteit opnieuw in de toeleveringsketen komen, met uitzondering van die producten waarvoor de consument niet redelijkerwijs kan verwachten dat zij aan moderne veiligheidsnormen voldoen, zoals antiquiteiten of producten die worden gepresenteerd als nog te repareren of op te knappen.

(17)Richtlijn 87/357/EEG inzake consumentenproducten die, hoewel zij geen levensmiddelen zijn, op levensmiddelen lijken en naar verwachting kunnen worden verward met levensmiddelen, zodat consumenten, met name kinderen, ze in de mond steken, opzuigen of inslikken, terwijl dit het gevaar kan opleveren van onder meer verstikking, vergiftiging of de perforatie of verstopping van het spijsverteringskanaal, is op controversiële wijze geïnterpreteerd. Verder is deze vastgesteld in een tijd waarin het juridische kader voor de veiligheid van consumentenproducten nog erg beperkt was. Om deze redenen moet Richtlijn 87/357/EEG worden ingetrokken.

(18)Deze verordening bestrijkt in beginsel geen diensten. Om de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten te verzekeren, dient de verordening echter van toepassing te zijn op producten die worden geleverd of aangeboden aan consumenten in de context van de verstrekking van diensten, met inbegrip van producten waarmee de consumenten direct in contact komen bij de verstrekking van de dienst in kwestie. Uitrusting waarmee de consumenten zich voortbewegen of reizen en die door een dienstverlener bediend wordt, dient van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten, aangezien zij valt onder het veiligheidsvereiste van de verstrekte dienst.

(19)Artikelen die zijn verbonden met andere artikelen of niet-ingebedde artikelen die van invloed zijn op de manier waarop een ander artikel werkt, kunnen een risico voor de veiligheid van het product vormen. Dat aspect moet als potentieel risico in aanmerking worden genomen. De verbindingen en verwevenheid die een artikel met externe artikelen kan hebben, mag de veiligheid ervan niet in gevaar brengen.

(20)Nieuwe technologieën veroorzaken ook nieuwe risico’s voor de gezondheid en veiligheid van consumenten of veranderen de manier waarop bestaande risico’s kunnen ontstaan, zoals een externe interventie voor het hacken van het product of het veranderen van de eigenschappen ervan.

(21)Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet de loutere afwezigheid van ziekte of handicap. Deze definitie ondersteunt het feit dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën nieuwe gezondheidsrisico’s voor consumenten met zich mee kan brengen, zoals psychologische risico’s, ontwikkelingsrisico’s, met name voor kinderen, mentale risico’s, depressie, slaaptekort of een veranderde hersenfunctie.

(22)Specifieke cyberbeveiligingsrisico’s die van invloed zijn op de veiligheid van consumenten en protocollen en certificeringen kunnen met sectorale wetgeving worden aangepakt. In geval van lacunes in de sectorale wetgeving moet echter worden gewaarborgd dat de desbetreffende marktdeelnemers en nationale autoriteiten risico’s in verband met nieuwe technologieën in aanmerking nemen bij het ontwerpen en beoordelen van de producten, om te verzekeren dat wijzigingen in het product de veiligheid ervan niet in gevaar brengen.

(23)Bij de evaluatie van de veiligheid van producten moet rekening worden gehouden met alle relevante aspecten, meer bepaald hun kenmerken en aanbiedingsvorm en de specifieke behoeften en risico’s voor categorieën consumenten die de producten zouden kunnen gebruiken, met name kinderen, ouderen en personen met een handicap. Als er specifieke informatie nodig is om producten veilig te maken voor een bepaalde categorie personen, moet bij de evaluatie van de veiligheid ervan rekening worden gehouden met de aanwezigheid van deze informatie en de toegankelijkheid ervan. Bij de evaluatie van de veiligheid van producten moet ook rekening worden gehouden met het feit dat het product gedurende zijn hele levensduur veilig moet zijn.

(24)Marktdeelnemers moeten volgens de plaats die zij innemen in de toeleveringsketen, verplichtingen hebben met betrekking tot de veiligheid van producten, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten te garanderen. Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen, moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten op de markt aanbieden die veilig zijn en aan deze verordening voldoen. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van elke marktdeelnemer in de toeleverings- en distributieketen.

(25)Het toepassingsgebied van deze verordening moet ook verkoop op afstand, met inbegrip van onlineverkoop, omvatten. De onlineverkoop is voortdurend en gestaag gegroeid, waardoor nieuwe bedrijfsmodellen ontstaan en er nieuwe actoren op de markt zijn, zoals onlinemarktplaatsen.

(26)Onlinemarktplaatsen spelen een essentiële rol in de toeleveringsketen, doordat zij marktdeelnemers in staat stellen om een onbeperkt aantal consumenten te bereiken, waardoor ze ook cruciaal zijn voor het productveiligheidssysteem.

(27)Gezien de belangrijke rol die onlinemarktplaatsen vervullen door bij de verkoop van producten als tussenpersoon op te treden tussen handelaren en consumenten, moeten dergelijke actoren meer verantwoordelijkheden hebben bij het aanpakken van de onlineverkoop van gevaarlijke producten. In Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 29  zijn het algemene kader voor elektronische handel en bepaalde verplichtingen voor onlineplatformen vastgesteld. In Verordening […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG 30 worden de verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht van aanbieders van onlinetussenhandelsdiensten met betrekking tot illegale inhoud, waaronder onveilige producten, gereguleerd. Die verordening is van toepassing zonder afbreuk te doen aan de voorschriften uit het EU-recht betreffende consumentenbescherming en productveiligheid. Dienovereenkomstig moeten er in overeenstemming met artikel [1, lid 5, punt h)], van die verordening en voortbouwend op het horizontale juridische kader dat in die verordening is vastgesteld, specifieke voorschriften worden ingevoerd die essentieel zijn om de onlineverkoop van gevaarlijke producten aan te pakken.

(28)De productveiligheidsbelofte, die in 2018 is ondertekend en waarbij zich sindsdien een aantal marktplaatsen heeft aangesloten, bevat een aantal vrijwillige verbintenissen voor productveiligheid. De productveiligheidsbelofte heeft haar deugdelijkheid bewezen door de bescherming van consumenten tegen online verkochte gevaarlijke producten te verbeteren. Door het feit dat zij vrijwillig is en dat een beperkt aantal onlinemarktplaatsen vrijwillig deelnemen, is deze belofte echter minder doeltreffend en kan hiermee niet worden gezorgd voor gelijk speelveld.

(29)Onlinemarktplaatsen moeten in overeenstemming met de specifieke verplichtingen uit deze verordening zorgvuldig optreden in verband met de inhoud op hun online-interfaces die betrekking heeft op de veiligheid van producten. Dienovereenkomstig moeten er zorgvuldigheidsverplichtingen voor onlinemarktplaatsen worden opgesteld in verband met de inhoud op hun online-interfaces die betrekking heeft op de veiligheid van producten.

(30)Bovendien moeten onlinemarktplaatsen zich met het oog op een doeltreffend markttoezicht registreren op de Safety Gate-portal en in dezelfde portal informatie verstrekken over hun enige contactpunt om zo de communicatie van informatie over productveiligheidskwesties te vergemakkelijken. Het enige contactpunt in het kader van deze verordening kan gelijk zijn aan het contactpunt in het kader van [artikel 10] van Verordening (EU) …/… [wet inzake digitale diensten], zonder de verwezenlijking van de doelstelling om kwesties in verband met productveiligheid snel en op specifieke wijze af te handelen, in gevaar te brengen.

(31)Om aan hun verplichtingen in het kader van deze verordening te kunnen voldoen, met name wat betreft de tijdige en effectieve uitvoering van bevelen van autoriteiten, de verwerking van meldingen van andere derden en op verzoek de samenwerking met markttoezichtautoriteiten in het kader van corrigerende maatregelen, moeten onlinemarktplaatsen beschikken over een intern mechanisme voor het afhandelen van kwesties inzake productveiligheid.

(32)De verplichtingen die in deze verordening worden opgelegd aan onlinemarktplaatsen, mogen geen algemene verplichting vormen om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden, zoals de onlineverkoop van gevaarlijke producten. Desalniettemin moeten onlinemarktplaatsen prompt inhoud van hun online-interfaces verwijderen die verwijst naar gevaarlijke producten, zodra zij daadwerkelijk kennis hebben of, in het geval van een schadevergoedingsvordering, besef krijgen van de illegale inhoud, in het bijzonder in gevallen waarin de onlinemarktplaats in kennis is gesteld van feiten of omstandigheden op basis waarvan een zorgvuldige marktdeelnemer de desbetreffende onwettigheid had moeten vaststellen, om te profiteren van de aansprakelijkheidsvrijstelling voor hostingdiensten op grond van de richtlijn inzake elektronische handel en de [wet inzake digitale diensten]. Onlinemarktplaatsen verwerken berichten met betrekking tot inhoud die verwijst naar onveilige producten, die zij ontvangen in overeenstemming met [artikel 14] van Verordening (EU) …/… [wet inzake digitale diensten], binnen de aanvullende termijnen die in deze verordening zijn vastgesteld.

(33)Op grond van artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020 hebben markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om, wanneer er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico weg te nemen, de verwijdering van inhoud in verband met de betrokken producten van een online-interface te gelasten of de expliciete vermelding te vereisen van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online-interface. De bevoegdheden die in artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020 aan markttoezichtautoriteiten zijn toevertrouwd, moeten ook van toepassing zijn op deze verordening. Voor doeltreffend markttoezicht in het kader van deze verordening en om te voorkomen dat er gevaarlijke producten aanwezig zijn op de markt van de Unie, moet deze bevoegdheid in alle noodzakelijke en evenredige gevallen gelden, en ook voor alle producten die een minder ernstig risico inhouden. Het is essentieel dat onlinemarktplaatsen dergelijke bevelen met spoed uitvoeren. Daarom bevat deze verordening bindende termijnen, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid om in het bevel zelf een kortere termijn op te nemen. Deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend in overeenstemming met [artikel 8] van de wet inzake digitale diensten.

(34)Zelfs als de informatie uit de Safety Gate geen exacte uniform resource locator (URL) en, zo nodig, aanvullende informatie om de desbetreffende illegale inhoud te kunnen identificeren bevat, moeten onlinemarktplaatsen toch rekening houden met de verzonden informatie, zoals eventueel beschikbare productidentificatie en andere informatie over traceerbaarheid, in het kader van eventuele maatregelen die onlinemarktplaatsen op eigen initiatief hebben genomen met het oog op het opsporen, identificeren of verwijderen van of het uitschakelen van toegang tot gevaarlijke producten die op hun marktplaats worden aangeboden.

(35)2021/0170 (COD)

(36)De traceerbaarheid van producten is cruciaal voor doeltreffend markttoezicht op gevaarlijke producten en corrigerende maatregelen. Bovendien moeten consumenten in offline- en online-verkoopkanalen op dezelfde wijze worden beschermd tegen gevaarlijke producten, ook wanneer zij producten op onlinemarktplaatsen kopen. Voortbouwend op de bepalingen uit Verordening (EU) …/… [wet inzake digitale diensten] met betrekking tot de traceerbaarheid van handelaren zouden onlinemarktplaatsen uitsluitend plaatsingen op hun platform mogen opnemen wanneer de handelaar alle informatie in verband met productveiligheid en traceerbaarheid die wordt gespecificeerd in deze verordening, heeft verstrekt. Dergelijke informatie zou samen met het product moeten worden weergegeven, zodat consumenten online en offline over dezelfde informatie kunnen beschikken. De onlinemarktplaats is echter niet verantwoordelijk voor het controleren van de volledigheid, juistheid en nauwkeurigheid van de informatie zelf, omdat de verplichting om te waarborgen dat producten traceerbaar zijn, bij de handelaar zelf ligt.

(37)Het is ook van belang dat onlinemarktplaatsen op het gebied van de veiligheid van producten nauw samenwerken met de markttoezichtautoriteiten, rechtshandhavingsautoriteiten en relevante marktdeelnemers. In artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 is aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij een verplichting opgelegd om samen te werken met markttoezichtautoriteiten voor producten die onder die verordening vallen en deze verplichting moet derhalve worden uitgebreid tot alle consumentenproducten. Markttoezichtautoriteiten verbeteren bijvoorbeeld voortdurend de technologische hulpmiddelen die zij voor het onlinemarkttoezicht gebruiken om gevaarlijke producten die online worden verkocht, te identificeren. Om deze hulpmiddelen te kunnen gebruiken, moeten onlinemarktplaatsen toegang verlenen tot hun interfaces. Het kan met het oog op productveiligheid bovendien nodig zijn dat markttoezichtautoriteiten gegevens van de onlinemarktplaatsen scrapen.

(38)De directe verkoop via onlinekanalen door marktdeelnemers die buiten de Unie zijn gevestigd, kan het werk van markttoezichtautoriteiten bij het aanpakken van gevaarlijke producten in de Unie belemmeren, omdat marktdeelnemers in veel gevallen niet in de Unie zijn gevestigd of daar geen wettelijke vertegenwoordiger hebben. Het is daarom noodzakelijk om te waarborgen dat markttoezichtautoriteiten over passende bevoegdheden en middelen beschikken om de onlineverkoop van gevaarlijke producten doeltreffend aan te pakken. Om ervoor te zorgen dat deze verordening doeltreffend wordt gehandhaafd, moet de verplichting uit artikel 4, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) 2019/1020 worden uitgebreid tot producten die buiten de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen om te waarborgen dat er een in de Unie gevestigde verantwoordelijken marktdeelnemer is, die belast is met taken in verband met dergelijke producten, door markttoezichtautoriteiten een gesprekspartner te bieden en specifieke taken tijdig uit te voeren.

(39)De contactgegevens van de marktdeelnemer die in de Unie gevestigd is en verantwoordelijk is voor producten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten bij het product worden vermeld om controles in de hele toeleveringsketen te vergemakkelijken.

(40)Indien marktdeelnemers of markttoezichtautoriteiten moeten kiezen uit verschillende corrigerende maatregelen, moet de voorkeur worden gegeven aan de duurzaamste actie met de minste belasting voor het milieu, zoals de reparatie van een product, tenzij dit tot een lager veiligheidsniveau leidt.

(41)Wanneer een marktdeelnemer een product onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een product zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant op zich nemen.

(42)De marktdeelnemers moeten zelf interne conformiteitsprocedures opzetten waarmee zij intern de doeltreffende en snelle nakoming van hun verplichting en de voorwaarden om tijdig te reageren in geval van een gevaarlijk product waarborgen.

(43)Wanneer marktdeelnemers producten aanbieden op de markt, moeten zij als onderdeel van het desbetreffende aanbod minimale informatie aangaande productveiligheid en traceerbaarheid verstrekken. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de informatieverplichtingen uit Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad 31 , zoals over de voornaamste kenmerken van de goederen, voor zover aangepast aan de gebruikte drager en de goederen.

(44)Een duidelijke identificatie en traceerbaarheid van een product in de hele toeleveringsketen kunnen het gemakkelijker maken de marktdeelnemers te identificeren en effectieve corrigerende maatregelen te nemen tegen gevaarlijke producten, zoals gericht terugroepen. De identificatie en traceerbaarheid van producten verzekeren met andere woorden dat de consumenten en de marktdeelnemers accurate informatie krijgen over gevaarlijke producten, waardoor het vertrouwen in de markt wordt vergroot en onnodige verstoringen van de handel worden vermeden. De producten moeten daarom ter identificatie een vermelding dragen waarmee ook de fabrikant en eventueel de importeur kunnen worden vastgesteld. Dergelijke traceerbaarheidsvoorschriften kunnen voor bepaalde soorten producten strikter worden gemaakt. De fabrikanten moeten ook een technische documentatie opstellen over hun producten, die de noodzakelijke informatie moet bevatten om te bewijzen dat hun product veilig is.

(45)Het juridische kader voor markttoezicht op producten die worden bestreken door de harmonisatiewetgeving van de Unie en worden uiteengezet in Verordening (EU) 2019/1020, en het juridische kader voor markttoezicht op producten die worden bestreken door deze verordening, moeten zo coherent mogelijk zijn. Daarom is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat er geen verschillen tussen de twee verordeningen meer zijn op het gebied van markttoezichtactiviteiten, verplichtingen, bevoegdheden, maatregelen en de samenwerking tussen markttoezichtautoriteiten. Daarom moeten de artikelen 10 tot en met 16, de artikelen 18 en 19 en de artikelen 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/1020 ook van toepassing zijn op producten die door deze verordening worden bestreken.

(46)Om de coherentie van het juridische kader voor markttoezicht te behouden en tegelijkertijd de doeltreffende samenwerking te waarborgen tussen het Europees netwerk van de voor productveiligheid bevoegde autoriteiten van de lidstaten (het “Consumer Safety Network”) uit hoofde van deze verordening en het Unienetwerk voor productconformiteit dat is gericht op de gestructureerde coördinatie en samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten van de lidstaten en de Commissie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1020, is het nodig om het Consumer Safety Network in de activiteiten als bedoeld in de artikelen 11, 12, 13 en 21 van Verordening (EU) 2019/1020 toe te voegen aan het Unienetwerk voor productconformiteit.

(47)Nationale autoriteiten moeten in staat worden gesteld om de traditionele markttoezichtactiviteiten die zijn gericht op de veiligheid van producten, aan te vullen met activiteiten die zijn gericht op de interne conformiteitsprocedures die marktdeelnemers hebben opgezet om de productveiligheid te waarborgen. Markttoezichtautoriteiten moeten in staat zijn om te eisen dat de fabrikant aangeeft welke andere producten, die met dezelfde procedure zijn vervaardigd of dezelfde onderdelen bevatten die worden geacht een risico te vormen, of die deel uitmaken van dezelfde productiepartij, te maken hebben met hetzelfde risico.

(48)De uitwisseling van informatie tussen lidstaten en de Commissie met betrekking tot de uitvoering van deze verordening moet worden vastgesteld op basis van outputindicatoren waarmee de doeltreffendheid van de lidstaten bij de uitvoering van Uniewetgeving inzake productveiligheid kan worden gemeten en vergeleken.

(49)Er moet worden gezorgd voor een doeltreffende, snelle en accurate informatie-uitwisseling over gevaarlijke producten.

(50)Het systeem van de Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) heeft zijn doeltreffendheid en effectiviteit bewezen. Hiermee kunnen in de hele Unie corrigerende maatregelen worden genomen met betrekking tot producten die een risico vormen dat verder reikt dan het grondgebied van een enkele lidstaat. Het is echter opportuun om de gebruikte afkorting Rapex te wijzigen in Safety Gate voor meer duidelijkheid en betere betrokkenheid van de consumenten. Safety Gate omvat een systeem voor snelle waarschuwingen over gevaarlijke niet-voedingsproducten, waarbij nationale autoriteiten en de Commissie informatie over dergelijke producten kunnen uitwisselen, een webportal om het publiek in te lichten (de Safety Gate-portal) en een interface om ondernemingen in staat te stellen hun verplichting na te komen om autoriteiten en consumenten in kennis te stellen van gevaarlijke producten (Safety Business Gateway).

(51)De lidstaten moeten in de Safety Gate zowel verplichte als vrijwillige maatregelen vermelden die het mogelijk in de handel brengen van een product voorkomen, beperken of aan specifieke voorwaarden onderwerpen vanwege een ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid van de consument, of, in geval van producten die onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen, voor andere relevante openbare belangen van de eindgebruikers.

(52)Op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 moeten de autoriteiten van lidstaten maatregelen die zijn genomen voor producten die worden bestreken door die verordening, en die een minder ernstig risico inhouden, vermelden via het in dat artikel bedoelde informatie- en communicatiesysteem, terwijl corrigerende maatregelen die zijn genomen voor producten die door deze verordening worden bestreken, en een minder ernstig risico inhouden, in de Safety Gate moeten worden vermeld. De lidstaten en de Commissie moeten informatie over de risico’s van producten voor de gezondheid en veiligheid van de consument aan het publiek beschikbaar stellen. Voor consumenten en ondernemingen is het opportuun dat alle informatie over corrigerende maatregelen die zijn genomen voor producten die een risico inhouden, in de Safety Gate zijn opgenomen, waardoor relevante informatie over gevaarlijke producten via de Safety Gate-portal aan het publiek beschikbaar kan worden gesteld. De lidstaten worden daarom aangemoedigd om alle corrigerende maatregelen voor producten die een risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument inhouden, in de Safety Gate te vermelden.

(53)Indien de informatie in het informatie- en communicatiesysteem uit Verordening (EU) 2019/1020 moet worden vermeld, is het mogelijk om dergelijke berichten direct in de Safety Gate in te dienen of om deze te genereren uit het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht uit artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020. Hiervoor moet de Commissie de interface die is opgezet voor de overdracht van informatie tussen het informatie- en communicatiesysteem en de Safety Gate, onderhouden en verder ontwikkelen, om te voorkomen dat gegevens tweemaal worden ingevoerd en deze overdracht te vergemakkelijken.

(54)De Commissie moet de Safety Business Gateway-webportal onderhouden en verder ontwikkelen om marktdeelnemers in staat te stellen hun verplichting om markttoezichtautoriteiten en consumenten in kennis te stellen van gevaarlijke producten die zij in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden, na te komen. Met deze tool moeten marktdeelnemers ook in staat worden gesteld om markttoezichtautoriteiten in kennis te stellen van ongevallen die zijn veroorzaakt door producten die zij in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden. Hiermee moet de snelle en efficiënte uitwisseling van informatie tussen marktdeelnemers en nationale autoriteiten mogelijk worden gemaakt en het verstrekken van informatie van marktdeelnemers aan consumenten worden vergemakkelijkt.

(55)Er kunnen gevallen zijn waarin het nodig is om op Unieniveau het hoofd te bieden aan een ernstig risico waarbij het risico niet op afdoende wijze met de door de betrokken lidstaat genomen maatregelen of door een andere in de Uniewetgeving vastgestelde procedure kan worden beheerst. Dit kan met name het geval zijn voor nieuwe risico’s of risico’s die kwetsbare consumenten treffen. Om die reden kan de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van de lidstaten maatregelen nemen. Dergelijke maatregelen kunnen worden aangepast aan de ernst en de urgentie van de situatie. Bovendien is het nodig om te zorgen voor een passend mechanisme waarin de Commissie voorlopige maatregelen kan vaststellen die direct van toepassing zijn.

(56)Het risico met betrekking tot een product en het niveau daarvan worden gebaseerd op een risicobeoordeling die door de relevante actoren wordt uitgevoerd. Bij het uitvoeren van de risicobeoordeling kunnen lidstaten tot verschillende resultaten komen wat betreft het bestaan van een risico of het niveau ervan. Dit kan de werking van de eengemaakte markt en het gelijke speelveld voor consumenten en marktdeelnemers in gevaar brengen. Daarom moet er een vrijwillig arbitrage beschikbaar worden gesteld aan de lidstaten, waarmee de Commissie een advies over de omstreden kwestie kan uitbrengen.

(57)Met het Consumer Safety Network wordt de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de handhaving van productveiligheid verbeterd. Hiermee worden met name de uitwisseling van informatie, de organisatie van gezamenlijke markttoezichtactiviteiten en de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken vergemakkelijkt. Het Consumer Safety Network moet naar behoren worden vertegenwoordigd in en deelnemen aan de coördinatie- en samenwerkingsactiviteiten van het Unienetwerk voor productconformiteit uit Verordening (EU) 2019/1020 wanneer het nodig is om activiteiten die onder het toepassingsgebied van beide verordeningen vallen, te coördineren om de doeltreffendheid ervan te waarborgen.

(58)Markttoezichtautoriteiten kunnen gezamenlijke activiteiten uitvoeren met andere autoriteiten of organisaties die marktdeelnemers of eindgebruikers vertegenwoordigen, teneinde de veiligheid van producten te bevorderen en gevaarlijke producten op te sporen, met inbegrip van online te koop aangeboden producten. Hierbij moeten de markttoezichtautoriteiten en de Commissie, naargelang het geval, waarborgen dat de keuze voor producten en producenten en de uitgevoerde activiteiten geen situatie opleveren die de mededinging verstoren of de objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de partijen kunnen beïnvloeden.

(59)Gelijktijdige gecoördineerde controleacties (“sweeps”) zijn specifieke handhavingsacties die de productveiligheid verder verbeteren. Sweeps moeten met name worden uitgevoerd wanneer uit marktontwikkelingen, klachten van consumenten of andere aanwijzingen blijkt dat bepaalde productcategorieën vaak een ernstig risico blijken in te houden.

(60)Dankzij de publieke interface van de Safety Gate, de Safety Gate-portal, kan het grote publiek, met inbegrip van consumenten, marktdeelnemers en onlinemarktplaatsen, in kennis worden gesteld van corrigerende maatregelen die worden genomen voor gevaarlijke producten die aanwezig zijn op de markt van de Unie. In een apart gedeelte van de Safety Gate-portal kunnen consumenten de Commissie in kennis stellen van producten die een risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument inhouden en die op de markt zijn aangetroffen. Waar nodig moet de Commissie zorgen voor een passende follow-up, met name door het doorgeven van informatie aan de betrokken nationale autoriteiten.

(61)Bij het beschikbaar stellen van informatie over productveiligheid aan het publiek moet de in artikel 339 van het Verdrag bedoelde geheimhoudingsplicht echter worden nagekomen op een wijze die verenigbaar is met de noodzaak om de doeltreffendheid van het markttoezicht en de beschermende maatregelen te waarborgen.

(62)Wanneer een product dat al aan consumenten is verkocht, gevaarlijk blijkt te zijn, kan het nodig zijn om dit terug te roepen om consumenten in de Unie te beschermen. Consumenten zijn zich er wellicht niet bewust van dat zij een teruggeroepen product bezitten. Om de doeltreffendheid van het terugroepen van producten te vergroten, is het daarom van belang om de desbetreffende consumenten beter te bereiken. Direct contact is de effectiefste methode om het bewustzijn van consumenten over teruggeroepen producten te vergroten en acties te stimuleren. Dit is ook in alle groepen consumenten het communicatiekanaal dat de voorkeur heeft. Om de veiligheid van de consument te waarborgen, is van belang dat zij op snelle en betrouwbare wijze worden geïnformeerd. Marktdeelnemers moeten daarom de gegevens van consumenten gebruiken waarover zij beschikken om consumenten in kennis te stellen van het terugroepen van producten en veiligheidswaarschuwingen in verband met producten die zij hebben gekocht. Daarom moeten marktdeelnemers wettelijk worden verplicht om gegevens van consumenten waarover zij beschikken, te gebruiken om consumenten in kennis te stellen van het terugroepen van producten en veiligheidswaarschuwingen. Hiertoe zorgen marktdeelnemers voor de mogelijkheid om direct contact met klanten op te nemen in het geval van het terugroepen van een product of een veiligheidswaarschuwing die betrekking op hen hebben in bestaande klantenprogramma’s en productregistratiesystemen, waarin klanten na het kopen van een product worden gevraagd om de fabrikant vrijwillig enige informatie te verstrekken, zoals hun naam, contactgegevens, het productmodel of het serienummer.

(63)Een derde van de consumenten blijft gevaarlijke producten ondanks het zien van een terugroepbericht gebruiken, voornamelijk omdat terugroepberichten op complexe wijze worden opgesteld of omdat het desbetreffende risico hierin wordt geminimaliseerd. Daarom moet het terugroepbericht duidelijk en transparant zijn en moet het desbetreffende risico helder wordt omschreven, waarbij termen, uitdrukkingen of andere elementen worden vermeden die de risicoperceptie van consumenten kunnen doen afnemen. Bovendien zouden consumenten zo nodig meer informatie moeten kunnen krijgen via een gratis telefoonnummer of een ander interactief instrument.

(64)Om te stimuleren dat consumenten gehoor geven aan terugroepberichten is het ook van belang dat de actie die van hen wordt gevraagd zo eenvoudig mogelijk is en dat de geboden remedies doeltreffend, gratis en tijdig zijn. Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad 32 bevat contractuele remedies voor consumenten in het geval van een conformiteitsgebrek van goederen ten tijde van de levering dat gedurende de aansprakelijkheidstermijn duidelijk is geworden. De marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het terugroepen van het product, moet de consument vergelijkbare remedies bieden.

(65)Om een doeltreffende en samenhangende toepassing van het in deze verordening bedoelde algemene veiligheidsvereiste te vergemakkelijken, moeten voor bepaalde producten en risico’s zodanig Europese normen worden opgesteld dat een product dat aan een Europese norm voldoet waarvan de referentie is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, geacht kan worden in overeenstemming met genoemd veiligheidsvereiste te zijn.

(66)Waar de Commissie de noodzaak constateert van een Europese norm om de conformiteit van bepaalde producten met het algemene veiligheidsvereiste van deze verordening te garanderen, dienen de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad 33 te worden gevolgd, en dient een of meerdere Europese normalisatieorganisaties te worden verzocht een norm op te stellen of aan te geven die geschikt is om te garanderen dat de producten die conform deze norm zijn, geacht worden veilig te zijn.

(67)Bepaalde bepalingen van Verordening (EU) nr. 1025/2012 moeten worden gewijzigd om de specifieke kenmerken van deze verordening in acht te nemen, en met name de noodzaak om de specifieke veiligheidsvoorschriften in het kader van deze verordening te definiëren voordat het verzoek aan de Europese normalisatieorganisatie wordt gedaan.

(68)Samen met de wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 moet met de hulp van het gespecialiseerd comité uit deze verordening een specifieke procedure voor het vaststellen van de specifieke veiligheidsvoorschriften worden ingevoerd.

(69)De Europese normen, waarvan de referenties overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG zijn bekendgemaakt, moeten verder aanleiding geven tot een vermoeden van conformiteit met het algemene veiligheidsvereiste uit deze verordening. Normalisatieverzoeken die de Commissie overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG heeft afgegeven, moeten worden beschouwd als normalisatieverzoeken die in overeenstemming met deze verordening zijn afgegeven.

(70)De Unie moet in het kader van overeenkomsten die zijn gesloten tussen de Commissie en derde landen of internationale organisaties, kunnen samenwerken en informatie in verband met productveiligheid uitwisselen met regelgevende autoriteiten van derde landen of internationale organisaties. Bij een dergelijke samenwerking en uitwisseling van informatie moeten de Unieregels inzake geheimhouding en de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd.

(71)Om ervoor te zorgen dat sancties een substantiële afschrikkende werking hebben waarmee wordt voorkomen dat marktdeelnemers en onlinemarktplaatsen gevaarlijke producten in de handel brengen, moeten deze passend zijn met het oog op het soort inbreuk, het mogelijke voordeel voor de marktdeelnemer of onlinemarktplaats en het soort schade dat consument lijdt en de ernst ervan. Verder is een homogeen sanctieniveau van belang om een gelijk speelveld te waarborgen en te voorkomen dat marktdeelnemers of onlinemarktplaatsen hun activiteiten concentreren op grondgebieden waar de sancties lager zijn.

(72)Bij het opleggen van sancties moeten de aard, de ernst en de duur van de desbetreffende inbreuk in aanmerking worden genomen. De opgelegde sancties moeten evenredig zijn en voldoen aan het Unie- en het nationale recht, met inbegrip van de geldende procedurele waarborgen en de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(73)Om een consistentere sanctietoepassing te bevorderen, moeten gemeenschappelijke niet-limitatieve en indicatieve criteria worden ingevoerd voor de toepassing van sancties. De duur of de gevolgen in de tijd van de inbreuk moeten bijvoorbeeld tot deze criteria behoren, evenals de aard en de ernst ervan, en met name het risico dat de consument loopt. Herhaalde inbreuken door dezelfde dader wijzen op een neiging tot het plegen van dergelijke inbreuken, en vormen daarom een belangrijke indicatie van de ernst van het gedrag en derhalve van de noodzaak om het niveau van de sanctie te verhogen teneinde een afschrikkend effect te bereiken. Indien de relevante gegevens beschikbaar zijn, moet rekening worden gehouden met de als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen. Ook moeten andere voor de omstandigheden van de zaak toepasselijke verzwarende of verzachtende factoren in acht worden genomen.

(74)Om meer consistentie te waarborgen, moet een lijst worden opgenomen van de typen inbreuken waarvoor sancties moeten worden opgelegd.

(75)De afschrikkende werking van sancties moet worden versterkt door de mogelijkheid om de informatie in verband met de door lidstaten opgelegde sancties bekend te maken. Indien deze sancties worden opgelegd aan natuurlijke personen of persoonsgegevens omvatten, kunnen deze worden bekendgemaakt op een wijze die overeenstemt met de gegevensbeschermingsvereisten uit Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 34 en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 35 . Het jaarverslag over de door de lidstaten opgelegde sancties moet bijdragen aan het gelijke speelveld en het voorkomen van herhaalde inbreuken. Ter wille van de rechtszekerheid en conform het evenredigheidsbeginsel moet nader worden bepaald in welke situaties er niet tot bekendmaking mag worden overgegaan. Van natuurlijke personen mogen de persoonsgegevens uitsluitend worden bekendgemaakt in uitzonderlijke omstandigheden, gerechtvaardigd door de ernst van de inbreuk, bijvoorbeeld wanneer er een sanctie is opgelegd aan een marktdeelnemer wiens naam een natuurlijke persoon identificeert en deze marktdeelnemer herhaaldelijk heeft verzuimd het algemene productveiligheidsvereiste na te komen.

(76)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend voor het vaststellen van de specifieke veiligheidsvoorschriften, voor het bepalen van de outputindicatoren op basis waarvan lidstaten gegevens over de uitvoering van deze verordening moeten communiceren, de voorwaarden en procedures voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot maatregelen die via de Safety Gate worden gecommuniceerd en criteria voor het beoordelen van het risiconiveau, voor het nemen van maatregelen voor producten die een ernstig risico inhouden, voor het vaststellen van voorwaarden voor het versturen van informatie door consumenten in de Safety Gate-portal, voor het uiteenzetten van de vereisten voor de registratie van producten met het oog op het terugroepen ervan en voor het vaststellen van het model voor terugroepberichten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 36 .

(77)De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen in verband met de gezondheid en veiligheid van consumenten om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(78)Om een hoog gezondheids- en veiligheidsniveau van de consument te behouden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen met betrekking tot de identificatie en traceerbaarheid van producten die mogelijk een ernstig risico voor de gezondheid en veiligheid inhouden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 37 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(79)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het waarborgen van een eenvormig en hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van de consument en het tegelijkertijd in stand houden van de eenheid van de eengemaakte markt, gezien de noodzaak van een grote mate van samenwerking en samenhangend optreden van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en van een mechanisme om informatie over gevaarlijke producten snel en doeltreffend uit te wisselen in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar doordat het probleem zich in de hele Unie voordoet, beter op Unie-niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(80)De verwerking van persoonsgegevens voor deze verordening moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725. Wanneer consumenten een product in de Safety Gate melden, worden alleen de persoonsgegevens opgeslagen die nodig zijn om het gevaarlijke product te vermelden en dit gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar nadat deze gegevens zijn gecodeerd. Fabrikanten en importeurs mogen het register van klachten van consumenten slechts bewaren zolang dit nodig is voor het doel van deze verordening. Indien fabrikanten en importeurs natuurlijke personen zijn, moeten zij hun naam bekendmaken om te waarborgen dat de consument het product met het oog op de traceerbaarheid kan identificeren.

(81)Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd en op XX XXXX heeft hij een advies uitgebracht 38 ,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden essentiële regels vastgesteld over de veiligheid van consumentenproducten die in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.Deze verordening is van toepassing op de in artikel 3, lid 1, gedefinieerde producten die in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden voor zover er geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel zijn in de voorschriften van het Unierecht waarin de veiligheid van de desbetreffende producten wordt geregeld.

Ten aanzien van producten waarvoor krachtens de Uniewetgeving specifieke veiligheidsvoorschriften gelden, is deze verordening alleen van toepassing wat de aspecten en risico’s of risicocategorieën betreft die niet onder die voorschriften vallen.

In het bijzonder geldt het volgende voor producten waarvoor krachtens de harmonisatiewetgeving van de Unie zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 25, specifieke voorschriften gelden:

(a)hoofdstuk II is niet van toepassing wat risico’s of risicocategorieën betreft die worden bestreken door de harmonisatiewetgeving van de Unie;

(b)hoofdstuk III, afdeling 1, de hoofdstukken V en VII, en de hoofdstukken IX tot en met XI zijn niet van toepassing.

2.Deze verordening is niet van toepassing op:

(a)geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik;

(b)levensmiddelen;

(c)diervoeder;

(d)levende planten en dieren, genetisch gemodificeerde organismen en genetisch gemodificeerde micro-organismen voor ingeperkt gebruik, alsook producten van plantaardige en dierlijke oorsprong rechtstreeks verband houdend met de toekomstige vermeerdering ervan;

(e)dierlijke bijproducten en afgeleide producten;

(f)gewasbeschermingsmiddelen;

(g)uitrusting waarmee consumenten zich voortbewegen of reizen en die door een dienstverlener wordt bediend in de context van dienstverlening aan de consumenten;

(h)de in artikel 2, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartuigen;

(i)antiquiteiten.

3.Deze verordening is van toepassing op producten die in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden, ongeacht of deze nieuw, tweedehands, gerepareerd of opnieuw in goede staat gebracht zijn. De verordening is niet van toepassing op producten die vóór gebruik gerepareerd moeten worden of opnieuw in goede staat moeten worden gebracht, indien deze producten als zodanig op de markt worden aangeboden.

4.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voorschriften uit het Unierecht betreffende consumentenbescherming.

5.Deze verordening wordt toegepast met inachtneming van het voorzorgsbeginsel.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.“product”: een artikel dat, al dan niet verbonden met andere artikelen, in het kader van een handelsactiviteit tegen betaling of gratis wordt geleverd of beschikbaar gesteld, ook in het kader van een dienstverrichting, en dat bestemd is voor de consument of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat het door de consument kan worden gebruikt, ook al is het niet voor hem bestemd;

2. “veilig product”: een product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden of verkeerd gebruik, waaronder de daadwerkelijke gebruiksduur, geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte risico’s die verenigbaar zijn met het gebruik van het product en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten, aanvaardbaar worden geacht;

3.“gevaarlijk product”: een product dat niet beantwoordt aan de definitie van “veilig product”;

4.“risico”: de combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt en de ernst van die schade;

5.“ernstig risico”: een risico waarvoor, op basis van een risicobeoordeling en rekening houdend met het normale en voorzienbare gebruik van het product en de combinatie van de waarschijnlijkheid dat zich een gevaar voordoet dat schade veroorzaakt en de ernst van die schade, een snel ingrijpen van de markttoezichtautoriteiten noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gevallen waarin de gevolgen van het risico zich niet onmiddellijk voordoen;

6.“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

7.“in de handel brengen”: een product voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden;

8. “fabrikant”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een product vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

9.“gemachtigde”: elke in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem nader omschreven taken te vervullen;

10.“importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

11.“distributeur”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

12.“fulfilmentdienstverlener”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van een handelsactiviteit ten minste twee van de volgende diensten aanbiedt: opslag, verpakking, adressering en verzending zonder eigenaar te zijn van de betrokken producten, met uitzondering van postdiensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad 39 , postpakkettendienst zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad 40 en andere postdiensten of vrachtvervoersdiensten;

13.“marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur, de fulfilmentdienstverlener of andere natuurlijke personen of rechtspersonen voor wie verplichtingen gelden ten aanzien van de vervaardiging van producten en het op de markt aanbieden ervan in overeenstemming met deze verordening;

14.“onlinemarktplaats”: een aanbieder van een intermediaire dienst met gebruik van software, waaronder een website, een deel van een website of een applicatie, die door of namens een handelaar wordt beheerd, die consumenten in staat stelt om overeenkomsten op afstand te sluiten met andere handelaren of consumenten voor de verkoop van producten die worden bestreken door deze verordening;

15.“online-interface”: alle software, waaronder een website, een deel van een website of een applicatie, die door of namens een marktdeelnemer wordt beheerd en als middel dient om eindgebruikers toegang te geven tot de producten van die marktdeelnemer;

16.“eindgebruiker”: een in de Unie verblijvende of gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon wie hetzij als consument, buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, hetzij als professionele eindgebruiker bij zijn industriële activiteiten of beroepsactiviteiten, een product ter beschikking is gesteld;

17.“Europese norm”: een Europese norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), punt b), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

18.“internationale norm”: een internationale norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), punt a), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

19.“nationale norm”: een nationale norm zoals bedoeld in artikel 2, punt 1), punt d), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

20.“Europese normalisatieorganisatie”: een Europese normalisatieorganisatie zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012;

21.“markttoezicht”: de activiteiten die worden verricht en maatregelen die worden genomen door markttoezichtautoriteiten om ervoor te zorgen dat producten voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in deze verordening;

22.“markttoezichtautoriteit”: een autoriteit die krachtens artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1020 door een lidstaat is aangewezen als verantwoordelijk voor het organiseren en uitvoeren van markttoezicht op het grondgebied van die lidstaat;

23.“terugroepen”: alle maatregelen om een product dat al aan de consument beschikbaar is gesteld, terug te nemen;

24.“uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een product dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

25.“harmonisatiewetgeving van de Unie”: harmonisatiewetgeving van de Unie die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1020 en alle andere Uniewetgeving tot harmonisering van de voorwaarden voor het verhandelen van producten waarop die verordening van toepassing is.

Artikel 4

Verkoop op afstand

1.Online of via andere vormen van verkoop op afstand aangeboden producten worden als op de markt aangeboden beschouwd indien het aanbod op consumenten in de Unie is gericht. Een verkoopaanbod wordt geacht op consumenten in de Unie te zijn gericht indien de betrokken marktdeelnemer zijn activiteiten op enigerlei wijze op een of meerdere lidstaten richt.

2.Om te bepalen of een verkoopaanbod op consumenten in de Unie is gericht, worden de volgende niet-limitatieve criteria in aanmerking genomen:

(a)het gebruik van een officiële taal of valuta van de lidstaten;

(b)een domeinnaam die in een van de lidstaten is geregistreerd;

(c)de geografische gebieden waar de producten kunnen worden afgeleverd.

HOOFDSTUK II

Veiligheidsvoorschriften

Artikel 5

Algemeen veiligheidsvereiste

Marktdeelnemers zijn gehouden uitsluitend veilige producten in de handel te brengen of op de markt aan te bieden.

Artikel 6

Vermoeden van veiligheid

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt een product in de volgende gevallen geacht conform het algemene veiligheidsvereiste te zijn, als bedoeld in artikel 5:

(a)indien het product met betrekking tot de bestreken risico’s en de risicocategorieën conform is aan de relevante Europese normen, of onderdelen daarvan, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 10, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

(b)bij ontstentenis van Europese normen als bedoeld onder a), met betrekking tot de risico’s die worden bestreken door gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van de wetgeving van de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, indien het product aan deze nationale eisen voldoet.

2.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de specifieke veiligheidsvoorschriften worden bepaald die nodig zijn om te waarborgen dat producten die conform zijn aan de Europese normen aan het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.Het vermoeden van veiligheid op grond van lid 1 belet markttoezichtautoriteiten echter niet maatregelen krachtens deze verordening te nemen als er bewijs is dat het product, ondanks de conformiteit, een risico vormt.

Artikel 7

Aspecten voor de evaluatie van de veiligheid van producten

1.Wanneer het vermoeden van veiligheid uit artikel 5 niet van toepassing is, wordt voor de evaluatie van de veiligheid van een product rekening gehouden met de volgende aspecten:

(a)de kenmerken van het product, met name het ontwerp, de technische kenmerken, de samenstelling, de verpakking, de voorschriften voor assemblage, en, in voorkomend geval, voor installatie en onderhoud;

(b)het effect ervan op andere producten, ingeval redelijkerwijs kan worden verwacht dat het product in combinatie met andere producten zal worden gebruikt, met inbegrip van de onderlinge verbondenheid van producten;

(c)het effect dat andere producten op het te evalueren product kunnen hebben, waaronder het effect van niet-ingebedde artikelen die bedoeld zijn om de manier waarop een ander product dat wordt bestreken door deze verordening werkt, vast te stellen, te veranderen of aan te vullen, en waarmee rekening moet worden gehouden bij de evaluatie van de veiligheid van het andere product;

(d)de aanbiedingsvorm van het product, de etikettering, eventuele waarschuwingen en aanwijzingen voor het veilige gebruik en de verwijdering ervan, alsmede iedere andere aanwijzing of informatie over het product;

(e)de categorieën consumenten die bij het gebruik van het product risico’s lopen, in het bijzonder kwetsbare consumenten, zoals kinderen, ouderen en personen met een handicap;

(f)het uiterlijke voorkomen van het product, en in het bijzonder wanneer een product, hoewel geen levensmiddel, op een levensmiddel gelijkt, en daarmee gemakkelijk zou kunnen worden verward vanwege zijn vorm, reuk, kleur, voorkomen, verpakking, etikettering, volume, omvang of andere kenmerken;

(g)het feit dat het product, hoewel het niet is ontworpen of bedoeld om door kinderen te worden gebruikt, gelijkt op een voorwerp dat algemeen wordt erkend aantrekkelijk te zijn voor kinderen of is bedoeld om door hen te worden gebruikt, vanwege zijn ontwerp, verpakking en kenmerken;

(h)de gepaste cyberbeveiligingskenmerken die nodig zijn om het product te beschermen tegen externe invloeden, waaronder kwaadwillende derden, wanneer deze invloeden gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het product;

(i)de ontwikkelende, lerende en voorspellende functies van een product.

2.De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, volstaat niet om een product niet als veilig te beschouwen.

3.Voor de toepassing van lid 1 worden bij de evaluatie van de veiligheid van een product de volgende elementen, indien beschikbaar, in overweging genomen, met name:

(a)Europese normen waarvoor geen referenties werden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 10, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

(b)internationale normen;

(c)internationale overeenkomsten;

(d)vrijwillige certificeringsregelingen of vergelijkbare kaders voor conformiteitsbeoordeling van derden, in het bijzonder die in het leven zijn geroepen ter ondersteuning van de Uniewetgeving;

(e)aanbevelingen van de Commissie of richtsnoeren voor de beoordeling van de productveiligheid;

(f)normen van de lidstaat waar het product wordt verhandeld;

(g)de huidige stand van vakkennis en techniek, met inbegrip van het advies van erkende wetenschappelijke instanties en deskundigencomités;

(h)gedragscodes inzake productveiligheid van de betrokken sector;

(i)de veiligheid die de consument redelijkerwijs mag verwachten;

(j)overeenkomstig artikel 6, lid 2, vastgestelde veiligheidsvoorschriften.

HOOFDSTUK III

Verplichtingen van marktdeelnemers

Afdeling 1

Artikel 8

Verplichtingen van fabrikanten

1.Wanneer fabrikanten hun producten in de handel brengen, waarborgen zij dat deze zijn ontworpen en vervaardigd overeenkomstig het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5.

2.De fabrikanten onderzoeken de ontvangen klachten die betrekking hebben op de producten die zij op de markt hebben aangeboden en die de klager als gevaarlijk heeft aangemerkt, en houden een register van deze klachten en van teruggeroepen producten bij.

De fabrikanten stellen communicatiekanalen, zoals het telefoonnummer, het elektronische adres of het desbetreffende deel van hun website, ter beschikking van consumenten teneinde deze in staat te stellen klachten in te dienen en hen in kennis te stellen van ongevallen of veiligheidskwesties waarmee zij in verband met het product te maken hebben gekregen.

In het klachtenregister worden uitsluitend de persoonsgegevens opgeslagen die de fabrikant nodig heeft om de klacht over een product dat gevaarlijk zou zijn, te onderzoeken. Dergelijke gegevens mogen uitsluitend worden bewaard zolang als nodig is voor het onderzoek en ten hoogste vijf jaar nadat deze zijn gecodeerd.

3.De fabrikanten houden distributeurs, importeurs en onlinemarktplaatsen in de desbetreffende toeleveringsketen op de hoogte van alle veiligheidskwesties die zij hebben vastgesteld.

4.De fabrikanten stellen een technische documentatie van het product op. De technische documentatie omvat in voorkomend geval het volgende:

(a)een algemene beschrijving van het product en zijn bijzonderste eigenschappen die van belang zijn voor de evaluatie van de veiligheid van het product;

(b)een analyse van de mogelijke risico’s van het product en de maatregelen die zijn genomen om deze risico’s te elimineren of te verminderen, met inbegrip van de resultaten van tests die de fabrikant of een ander in zijn naam eventueel heeft uitgevoerd;

(c)een lijst van Europese normen als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt a), of de andere elementen als genoemd in artikel 7, lid 3, bedoeld om het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 na te leven.

Indien de in artikel 7, lid 3, genoemde Europese normen, gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of andere elementen slechts gedeeltelijk zijn toegepast, wordt aangegeven welke onderdelen ervan werden toegepast.

5.De fabrikanten houden voor een periode van tien jaar na de datum waarop het product in de handel is gebracht, de technische documentatie ervan bij en stellen deze op hun verzoek ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten.

6.De fabrikanten zorgen ervoor dat op hun producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel wordt aangebracht dat gemakkelijk zichtbaar en leesbaar is voor de consument of, wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het product gevoegd document wordt vermeld.

7.De fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het elektronische en postadres waarop zij bereikbaar zijn, op het product, of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Het adres dient één enkel punt aan te geven waar contact met de fabrikant opgenomen kan worden.

8.De fabrikanten garanderen dat hun product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn opgesteld in een taal die de consumenten gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals is vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden. Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer het product zonder dergelijke instructies en veiligheidsinformatie veilig kan worden gebruikt zoals door de fabrikant is bedoeld.

9.De fabrikanten garanderen dat er procedures zijn ingesteld om serieproductie conform het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 te laten gebeuren.

10.Fabrikanten die op basis van informatie die zij bezitten, van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet veilig is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken, onder andere door dit zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

11.De fabrikanten waarschuwen de consumenten via de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25 onmiddellijk voor het risico voor hun gezondheid en veiligheid van een product dat zij vervaardigen, en stellen de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin het product op de markt is aangeboden, daarvan in kennis, waarbij zij in het bijzonder details verstrekken over het risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument en van eventuele corrigerende maatregelen die al zijn genomen.

Artikel 9

Verplichtingen van gemachtigden

1.Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

2.Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat stelt de gemachtigde in staat ten minste de volgende taken te verrichten:

(a)hij verstrekt een markttoezichtautoriteit, op basis van een met redenen omkleed verzoek, alle benodigde informatie en documentatie om de veiligheid van het product aan te tonen, in een officiële taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen;

(b)wanneer hij redenen heeft om aan te nemen dat een product in kwestie een risico vormt, stelt hij de fabrikant daarvan in kennis;

(c)hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking aan eventuele maatregelen waarmee de risico’s van onder zijn mandaat vallende producten worden weggenomen.

Artikel 10

Verplichtingen van importeurs

1.Voor zij een product in de handel brengen, gaan importeurs na of het product conform is met het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 en of de fabrikant de voorschriften uit artikel 8, leden 4, 6 en 7, heeft nageleefd.

2.Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet voldoet aan de eisen uit artikel 5 en artikel 8, leden 4, 6 en 7, mag hij het product niet in de handel brengen voordat het conform is gemaakt. Bovendien brengen importeurs, indien het product niet veilig is, de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

3.De importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en het elektronische en postadres waarop zij bereikbaar zijn op het product, of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Zij zorgen ervoor dat het aanbrengen van een extra etiket de door de fabrikant op het etiket verstrekte informatie niet verbergt.

4.De importeurs garanderen dat het product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn opgesteld in een taal die door consumenten gemakkelijk kan worden begrepen, zoals vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, behalve wanneer het product veilig kan worden gebruikt zoals door de fabrikant is bedoeld zonder dergelijke instructies en veiligheidsinformatie.

5.De importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- of vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 en met artikel 8, leden 6 en 7, niet in het gedrang komt.

6.De importeurs onderzoeken de ontvangen klachten die betrekking hebben op de producten die zij op de markt hebben aangeboden en bewaren deze klachten en teruggeroepen producten in het register als bedoeld in artikel 8, lid 2, eerste alinea, of in hun eigen register. De importeurs houden de fabrikant en distributeurs op de hoogte van het uitgevoerde onderzoek en van de resultaten hiervan.

De importeurs waarborgen dat de in artikel 8, lid 2, tweede alinea, bedoelde communicatiekanalen ter beschikking staan van consumenten, teneinde hen in staat te stellen klachten in te dienen en ongevallen of veiligheidskwesties waarmee zij in verband met het product te maken hebben gekregen, te melden. Indien dergelijke kanalen niet beschikbaar zijn, zorgt de importeur hiervoor.

In het klachtenregister worden uitsluitend de persoonsgegevens opgeslagen die de importeur nodig heeft om de klacht over een product dat gevaarlijk zou zijn, te onderzoeken. Dergelijke gegevens mogen uitsluitend worden bewaard zolang als nodig is voor het onderzoek en ten hoogste vijf jaar nadat deze zijn gecodeerd.

7.De importeurs verlenen medewerking aan de markttoezichtautoriteiten en de fabrikant om te waarborgen dat een product veilig is.

8.Importeurs die op basis van informatie die zij bezitten van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet veilig is, stellen de fabrikant hiervan onmiddellijk in kennis en waarborgen dat de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken worden genomen, onder andere door dit zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Indien dergelijke maatregelen niet worden genomen, zorgt de importeur hiervoor. De importeurs waarborgen dat de consumenten via de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25 indien nodig onmiddellijk en doeltreffend worden gewaarschuwd voor het risico en dat de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waarin zij het product op de markt hebben aangeboden, daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld, waarbij zij in het bijzonder details verstrekken over het risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument en van eventuele corrigerende maatregelen die al zijn genomen.

9.De importeurs houden voor een periode van tien jaar na de datum waarop zij het product in de handel hebben gebracht, de technische documentatie als bedoeld in artikel 8, lid 4, ervan bij en stellen deze op hun verzoek ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten.

Artikel 11

Verplichtingen van distributeurs

1.Voor zij een product op de markt aanbieden, gaan distributeurs na of de fabrikant en de importeur de voorschriften uit artikel 8, leden 6 tot en met 8, respectievelijk artikel 10, leden 3 en 4, hebben nageleefd.

2.Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- of vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 en naargelang het geval met artikel 8, leden 6 tot en met 8, en artikel 10, leden 3 en 4, niet in het gedrang komt.

3.Wanneer een distributeur op basis van informatie die hij bezit, van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet voldoet aan de eisen van lid 2, mag hij het product niet op de markt aanbieden totdat het conform is gemaakt. Voorts stelt de distributeur, indien het product niet veilig is, de fabrikant of eventueel de importeur daarvan in kennis en zorgt hij ervoor dat de markttoezichtautoriteiten via de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25 op de hoogte worden gebracht.

4.Distributeurs die op basis van informatie die zij bezitten van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden product niet veilig is of niet conform is met respectievelijk artikel 8, leden 6 tot en met 8, en artikel 10, leden 3 en 4, waarborgen dat de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken worden genomen, onder andere door dit zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Voorts stellen distributeurs, indien het product niet veilig is, de fabrikant of eventueel de importeur daarvan in kennis en zorgen zij ervoor dat de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, via de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25 op de hoogte worden gebracht, waarbij zij in het bijzonder details verstrekken over het risico voor de gezondheid en veiligheid en van eventuele corrigerende maatregelen die zijn genomen.

Artikel 12

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op andere marktdeelnemers

1.Een natuurlijke persoon of rechtspersoon, anders dan de fabrikant, die het product substantieel wijzigt, wordt voor de toepassing van deze verordening als fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 8 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen voor het deel van het product waarop de wijziging betrekking heeft of voor het gehele product indien de substantiële wijziging van invloed is op de veiligheid ervan.

2.Een wijziging wordt als substantieel beschouwd indien aan de volgende drie criteria wordt voldaan:

(a)met de wijziging worden de beoogde functies, het beoogde type of de beoogde prestaties van het product veranderd op een wijze die niet was voorzien in de aanvankelijke risicobeoordeling van het product;

(b)door de wijziging is de aard van het gevaar veranderd of is het risiconiveau gestegen;

c)    de consument heeft de wijzigingen niet voor zijn eigen gebruik aangebracht.

Artikel 13

Interne processen voor productveiligheid

De marktdeelnemers zorgen ervoor dat zij beschikken over interne processen voor productveiligheid, die hen in staat stellen zich te houden aan het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5.

Artikel 14

Samenwerking van marktdeelnemers met markttoezichtautoriteiten

1.Marktdeelnemers werken bij het nemen van maatregelen voor het wegnemen of beperken van de risico’s die veroorzaakt worden door producten zij op de markt aanbieden, samen met de markttoezichtautoriteiten.

2.Op verzoek van de markttoezichtautoriteit verstrekt de marktdeelnemer alle nodige informatie, en met name:

(a)een volledige beschrijving van het aan het product verbonden risico;

(b) een beschrijving van alle genomen corrigerende maatregelen om het risico aan te pakken.

3.Op verzoek verschaffen marktdeelnemers ook de volgende informatie:

(a)welke marktdeelnemer het product aan hen heeft geleverd;

(b)aan welke marktdeelnemer zij het product hebben geleverd.

4.Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat het product aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het product hebben geleverd de in lid 2 bedoelde informatie kunnen verstrekken.

5.Marktdeelnemers waarborgen dat de genomen corrigerende maatregel de risico’s doeltreffend wegneemt of beperkt. Markttoezichtautoriteiten mogen de marktdeelnemers ook vragen regelmatig voortgangsverslagen in te dienen en besluiten of en wanneer de corrigerende maatregel als voltooid kan worden beschouwd.

Artikel 15

Verantwoordelijke voor producten die in de Unie in de handel zijn gebracht

1.Artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) 2019/1020 is ook van toepassing op producten die door deze verordening worden bestreken. Voor de toepassing van deze verordening worden verwijzingen naar “harmonisatiewetgeving van de Unie” in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) 2019/1020 gelezen als “Verordening […]”.

2.De marktdeelnemer als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 voert naast de taken als bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020 periodiek steekproeven uit op willekeurig gekozen, op de markt aangeboden producten. Wanneer een besluit van de Commissie dat is vastgesteld in overeenstemming met artikel 26, lid 1, van deze verordening van toepassing is op de op de markt aangeboden producten, voert de marktdeelnemer als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 gedurende de gehele looptijd van het besluit ten minste eenmaal per jaar representatieve steekproeven uit van op de markt aangeboden producten die zijn gekozen in aanwezigheid van een deurwaarder, een autoriteit of enige andere gekwalificeerde persoon die is aangewezen door de lidstaat waarin de marktdeelnemer is gevestigd.

3.De naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en de contactgegevens, met inbegrip van het elektronische en postadres, van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde marktdeelnemer moeten worden vermeld op het product of op de verpakking, op het pakket of in een bij het product gevoegd document.

Artikel 16

Informatie aan marktdeelnemers

De lidstaten voorzien in procedures om de marktdeelnemers op verzoek gratis informatie te verstrekken over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 17

Traceerbaarheid van producten

1.Voor bepaalde producten, categorieën of groepen producten die, op basis van ongevallen die zijn geregistreerd in de Safety Business Gateway, de statistieken van Safety Gate, de resultaten van de gezamenlijke activiteiten aangaande productveiligheid en andere relevante indicatoren of bewijzen, een ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten kunnen vormen, kan de Commissie van de marktdeelnemers die deze producten in de handel brengen en op de markt aanbieden, eisen een traceerbaarheidssysteem in te stellen of zich erbij aan te sluiten.

2.Het traceerbaarheidssysteem moet bestaan uit de, onder meer elektronische, vergaring en opslag van gegevens waardoor identificatie mogelijk is van het product, de onderdelen ervan of van de marktdeelnemers die bij de toeleveringsketen betrokken zijn, alsook uit de voorwaarden voor het weergeven en inzien van die gegevens en de plaatsing van een aanduiding op het product of de verpakking ervan of in de begeleidende documenten.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 41 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door:

(a)vaststelling van de producten, categorieën of groepen producten die een ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid van personen kunnen vormen, als bedoeld in lid 1. De Commissie vermeldt in de desbetreffende gedelegeerde handelingen of zij gebruik heeft gemaakt van de in Besluit (EU) 2019/417 van de Commissie 41 bedoelde risicoanalysemethode, ofwel geeft zij — indien deze methode zich niet leent voor het bewuste product — een gedetailleerde beschrijving van de gebezigde methode;

(b)vaststelling van de gegevens die de marktdeelnemers moeten vergaren en opslaan door middel van het traceerbaarheidssysteem als bedoeld in lid 2;

(c)vaststelling van de voorwaarden voor het weergeven en inzien van gegevens, met inbegrip van de plaatsing van een aanduiding op het product of de verpakking ervan of in de begeleidende documenten als bedoeld in lid 2.

4.Bij de vaststelling van de in lid 3 bedoelde maatregelen houdt de Commissie rekening met het volgende:

(a)de kosteneffectiviteit van de maatregelen, met inbegrip van hun gevolgen voor ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen;

(b)de verenigbaarheid met traceerbaarheidssystemen die in de Unie of internationaal beschikbaar zijn.

Afdeling 2

Artikel 18

Verplichtingen van marktdeelnemers in geval van verkoop op afstand

Wanneer de desbetreffende marktdeelnemers producten online of via andere vormen van verkoop op afstand op de markt aanbieden, moet de volgende informatie duidelijk en zichtbaar zijn aangegeven in het desbetreffende aanbod van het product:

(a)de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk van de fabrikant, evenals het elektronische of postadres waarop hij bereikbaar is;

(b)indien de fabrikant niet in de Unie gevestigd is: de naam, het adres, het telefoonnummer en het elektronisch adres van de verantwoordelijke in de zin van artikel 15, lid 1;

(c)informatie voor het identificeren van het product, waaronder het type en, indien beschikbaar, het partij- of serienummer en eventuele andere productidentificatie;

(d)eventuele waarschuwingen of veiligheidsinformatie die op het product moeten worden aangebracht of die deze moeten begeleiden in overeenstemming met deze verordening of de geldende harmonisatiewetgeving van de Unie in een taal die door consumenten gemakkelijk kan worden begrepen.

Artikel 19

Verplichtingen van marktdeelnemers in geval van ongevallen of veiligheidskwesties in verband met producten

1.De fabrikant waarborgt dat een ongeval dat is veroorzaakt door een product dat in de handel is gebracht of op de markt is aangeboden, binnen twee werkdagen vanaf het moment dat hij kennis heeft van het ongeval, via de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25 wordt gemeld aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het ongeval heeft plaatsgevonden. De melding bevat het type en het identificatienummer van het product, evenals de omstandigheden van het ongeval als deze bekend zijn. De fabrikant verstrekt de bevoegde autoriteiten op verzoek andere relevante informatie.

2.De importeurs en distributeurs die kennis hebben van een ongeval dat is veroorzaakt door een product dat zij in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden, stellen de fabrikant daarvan in kennis, die de importeur of een van de distributeurs opdracht kan geven om over te gaan tot de melding.

HOOFDSTUK IV

Onlinemarktplaatsen

Artikel 20

Specifieke verplichtingen van onlinemarktplaatsen in verband met productveiligheid

1.Onlinemarktplaatsen moeten een enkel contactpunt vaststellen voor de directe communicatie met de markttoezichtautoriteiten van lidstaten in verband met productveiligheidskwesties, in het bijzonder voor bestellingen die betrekking hebben op aanbiedingen van gevaarlijke producten.

Onlinemarktplaatsen moeten zich op de Safety Gate-portal registreren en daarin informatie verstrekken over hun enige contactpunt.

2.Wat betreft de bevoegdheden die de lidstaten verlenen in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020, verlenen de lidstaten hun markttoezichtautoriteiten voor alle producten die worden bestreken door deze verordening, de bevoegdheid om een onlinemarktplaats te bevelen specifieke illegale inhoud die verwijst naar een gevaarlijk product, van zijn online-interface te verwijderen, de toegang hiertoe uit te schakelen of een expliciete waarschuwing voor eindgebruikers weer te geven als zij deze bezoeken. Dergelijke bevelen moeten worden gemotiveerd en een of meer exacte uniform resource locators en, zo nodig, aanvullende informatie bevatten om de desbetreffende illegale inhoud te kunnen identificeren. Deze kunnen via de Safety Gate-portal worden overgedragen.

Onlinemarktplaatsen moeten de noodzakelijke maatregelen nemen om de bevelen die in overeenstemming met dit lid worden gegeven, te ontvangen en verwerken. Zij moeten onverwijld en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van het bevel reageren in de lidstaat waarin de onlinemarktplaats actief is. Zij moeten de afgevende markttoezichtautoriteit in kennis stellen van het gevolg dat aan het bevel is gegeven met gebruik van de contactgegevens van de markttoezichtautoriteit die bekend zijn gemaakt in de Safety Gate.

3.Onlinemarktplaatsen moeten rekening houden met regelmatige informatie over gevaarlijke producten die markttoezichtautoriteiten in overeenstemming met artikel 24 hebben gemeld, die via de Safety Gate-portal is ontvangen, voor de toepassing van hun vrijwillige maatregelen met het oog op het opsporen, identificeren of verwijderen van of het uitschakelen van toegang tot illegale inhoud die verwijst naar gevaarlijke producten die op hun marktplaats worden aangeboden. Zij moeten de autoriteit die de kennisgeving in Safety Gate heeft gedaan, in kennis stellen van eventuele actie die is ondernomen met gebruik van de contactgegevens van de markttoezichtautoriteit die bekend zijn gemaakt in de Safety Gate.

4.Onlinemarktplaatsen moeten onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen in de lidstaat waarin de onlinemarktplaats actief is een passend antwoord geven op meldingen in verband met productveiligheidskwesties en gevaarlijke producten die zijn ontvangen in overeenstemming met [artikel 14] van Verordening (EU) […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG.

5.Voor de voorschriften uit artikel 22, lid 7, van Verordening (EU) […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG ontwerpen en organiseren onlinemarktplaatsen een online-interface op een wijze die handelaren in staat stelt de volgende informatie voor elk aangeboden product te verstrekken en waarborgt dat deze bij het opgenomen product wordt weergegeven of op andere wijze gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor consumenten:

(a)de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk van de fabrikant, evenals het elektronische of postadres waarop hij bereikbaar is;

(b)indien de fabrikant niet in de Unie gevestigd is: de naam, het adres, het telefoonnummer en het elektronisch adres van de verantwoordelijke in de zin van artikel 15, lid 1;

(c)informatie voor het identificeren van het product, waaronder het type en, indien beschikbaar, het partij- of serienummer en eventuele andere productidentificatie;

(d)eventuele waarschuwingen of veiligheidsinformatie die op het product moeten worden aangebracht of die deze moeten begeleiden in overeenstemming met deze verordening of de geldende harmonisatiewetgeving van de Unie in een taal die door consumenten gemakkelijk kan worden begrepen.

6.Onlinemarktplaatsen werken samen met de markttoezichtautoriteiten en met de relevante marktdeelnemers ter bevordering van maatregelen om de risico’s van een product dat via hun diensten online te koop wordt of werd aangeboden, weg te nemen of, als dat niet mogelijk is, te beperken. Die samenwerking omvat in het bijzonder het volgende:

(a)samenwerking om het doeltreffend terugroepen van producten te waarborgen, onder andere door geen belemmeringen voor het terugroepen van producten op te werpen;

(b)markttoezichtautoriteiten in kennis stellen van eventuele actie die is ondernomen;

(c)samenwerking met rechtshandhavingsinstanties op nationaal en Unieniveau, waaronder het Europees Bureau voor fraudebestrijding, door de regelmatige en gestructureerde uitwisseling van informatie over aanbiedingen die onlinemarktplaatsen op basis van dit artikel hebben verwijderd;

(d)toegang verlenen tot hun interfaces aan de onlinehulpmiddelen die markttoezichtautoriteiten gebruiken om gevaarlijke producten te identificeren;

(e)wanneer onlinemarktplaatsen of onlineverkopers technische belemmeringen hebben opgeworpen voor de extractie van gegevens van hun online-interfaces (datascraping), op verzoek van markttoezichtautoriteiten toestaan om dergelijke gegevens voor productveiligheidsdoeleinden te scrapen op basis van de identificatieparameters die de verzoekende markttoezichtautoriteiten hebben verstrekt.

HOOFDSTUK V

Markttoezicht en uitvoering

Artikel 21

Markttoezicht

1.De artikelen 10 tot en met 16, de artikelen 18 en 19, en de artikelen 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/1020 zijn van toepassing op producten die door deze verordening worden bestreken.

2.Voor de toepassing van deze verordening wordt Verordening (EU) 2019/1020 als volgt toegepast:

(a)verwijzingen naar “harmonisatiewetgeving van de Unie” in de artikelen 10 tot en met 16, de artikelen 18 en 19, en de artikelen 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/1020 worden gelezen als verwijzingen naar “deze verordening”;

(b)de verwijzing naar “die wetgeving en deze verordening” in artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/1020 moet worden gelezen als “Verordening […]”;

(c)verwijzingen naar “netwerk” in de artikelen 10 tot en met 16, de artikelen 18 en 19, en de artikelen 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/1020 worden gelezen als verwijzingen naar “netwerk en Consumer Safety Network als bedoeld in artikel 28 van deze verordening”;

(d)verwijzingen naar “non-conformiteit” in de artikelen 10 tot en met 16, de artikelen 18 en 19, en de artikelen 21 tot en met 24 van Verordening (EU) 2019/1020 worden gelezen als verwijzing naar “het niet voldoen aan deze verordening”;

(e)de verwijzing naar “artikel 41” in artikel 14, lid 4, punt i), van Verordening (EU) 2019/1020 wordt gelezen als een verwijzing naar “artikel 40 van deze verordening”;

(f)de verwijzing naar “artikel 20” in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 wordt gelezen als een verwijzing naar “artikel 24 van deze verordening”.

3.Indien een gevaarlijk product is geïdentificeerd, geeft de fabrikant op verzoek van de markttoezichtautoriteiten aan welke andere producten, die met dezelfde procedure zijn vervaardigd, dezelfde onderdelen bevatten of deel uitmaken van dezelfde productiepartij, te maken hebben met hetzelfde risico.

4.Markttoezichtautoriteiten kunnen regelingen opzetten die gericht zijn op de controle van interne processen voor productveiligheid die marktdeelnemers in overeenstemming met artikel 13 hebben ingesteld.

Artikel 22

Uitvoering

1.De lidstaten verstrekken de Commissie eenmaal per jaar gegevens over de uitvoering van deze vordering.

2.De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de outputindicatoren op basis waarvan lidstaten deze gegevens moeten communiceren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK VI

Systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate

Artikel 23

Safety Gate

1.De Commissie ontwikkelt verder een systeem voor snelle waarschuwingen voor de uitwisseling van informatie over corrigerende maatregelen inzake gevaarlijke producten (de Safety Gate) en onderhoudt dit.

2.De Commissie en de lidstaten hebben toegang tot de Safety Gate. Daartoe wijst elke lidstaat één centraal nationaal contactpunt aan dat de taken uitvoert die zijn vastgesteld in artikel 24, leden 1 tot en met 6.

Artikel 24

Kennisgeving via de Safety Gate van producten die een risico inhouden

1.De lidstaten melden in de Safety Gate corrigerende maatregelen die door hun autoriteiten of door marktdeelnemers zijn genomen:

(a)op basis van bepalingen uit deze verordening in verband met producten die een risico vormen voor de gezondheid en veiligheid van de consument;

(b)op basis van Verordening (EU) 2019/1020 in verband met producten die een ernstig risico vormen in overeenstemming met artikel 20 van Verordening (EU) 2019/1020.

2.De lidstaten kunnen in de Safety Gate corrigerende maatregelen melden die door hun autoriteiten of door marktdeelnemers zijn genomen op basis van harmonisatiewetgeving van de Unie en Verordening (EU) 2019/1020 in verband met producten die een ernstig risico vormen.

De melding moet binnen twee werkdagen vanaf het vaststellen van de corrigerende maatregel worden ingediend in de Safety Gate.

3.Bij de ontvangst van een melding controleert de Commissie of deze voldoet aan dit artikel en aan de voorschriften in verband met de werking van Safety Gate zoals de Commissie heeft bepaald op basis van lid 7, en zij geeft deze door aan de andere lidstaten als aan de voorschriften is voldaan.

4.De lidstaten melden de actualisatie, wijziging of intrekking van de corrigerende maatregelen als bedoeld in lid 1 onverwijld in de Safety Gate.

5.Wanneer een lidstaat corrigerende maatregelen meldt die zijn genomen in verband met producten die een ernstig risico vormen, melden de andere lidstaten in de Safety Gate de maatregelen en acties die vervolgens zijn genomen in verband met dezelfde producten en eventuele andere relevante informatie, met inbegrip van de resultaten van eventueel uitgevoerde tests of analyses, binnen twee werkdagen vanaf het nemen van die maatregelen of acties.

6.De Commissie stelt de lidstaten in kennis indien zij producten identificeert die waarschijnlijk een ernstig risico vormen waarvoor lidstaten geen melding hebben ingediend in de Safety Gate. De lidstaten voeren de gepaste controles uit en melden eventuele maatregelen die zij nemen in overeenstemming met lid 1 in de Safety Gate.

7.De Commissie ontwikkelt een interface tussen het informatie- en communicatiesysteem als bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 en de Safety Gate, om te voorkomen dat gegevens tweemaal worden ingevoerd en om mogelijk te maken dat er uit dat informatie- en communicatiesysteem een ontwerpmelding in Safety Gate wordt geïnitieerd.

8.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de uitvoering van dit artikel wordt gespecificeerd en in het bijzonder de toegang tot het systeem, de werking van het systeem, de informatie die in het systeem moet worden ingevoerd, de voorschriften waaraan meldingen moeten voldoen en criteria om het risiconiveau te beoordelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Safety Business Gateway

1.De Commissie onderhoudt een webportal om marktdeelnemers en consumenten in staat te stellen de informatie te verstrekken als bedoeld in artikel 8, lid 11, artikel 9, lid 2, punt c), artikel 10, lid 8, artikel 11, leden 3 en 4, en artikel 19.

2.De Commissie stelt richtsnoeren op voor de praktische uitvoering van de Safety Business Gateway.

HOOFDSTUK VII

Rol van de Commissie en coördinatie van de handhaving

Artikel 26

Uniemaatregelen tegen producten die een ernstig risico vormen

1.Indien de Commissie kennisneemt van het feit dat een product, of een specifieke categorie of groep producten een ernstig risico vormt voor de gezondheid en veiligheid van consumenten, kan zij op eigen initiatief of op verzoek van lidstaten bij uitvoeringshandelingen passende maatregelen nemen, naargelang van de ernst en de urgentie van de situatie, indien er bovendien:

(a)uit voorafgaande raadpleging van de lidstaten blijkt dat er een verschil bestaat tussen de lidstaten wat de gekozen of te kiezen aanpak van het betrokken risico betreft, en

(b)gelet op de aard van het door het product, de categorie of groep producten veroorzaakte veiligheidsprobleem, niet op een aan de ernst en spoedeisendheid van de situatie aangepaste wijze tegen het risico kan worden opgetreden in het kader van andere bij de specifieke Uniewetgeving ten aanzien van de betrokken producten vastgelegde procedures, en

(c)tegen het risico alleen doeltreffend kan worden opgetreden door op Unieniveau adequate maatregelen te nemen, teneinde een eenvormig, hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van de consument en een goede werking van de interne markt te waarborgen.

Die maatregelen zijn onder andere maatregelen die het in de handel brengen of op de markt aanbieden van dergelijke producten verbieden, opschorten of beperken of bijzondere voorwaarden verbinden aan het verhandelen daarvan, teneinde een hoog niveau van bescherming van de veiligheid van consumenten te waarborgen.

Bij deze uitvoeringshandelingen kan de Commissie de passende controlemaatregelen vaststellen die de lidstaten moeten nemen om te waarborgen dat zij worden uitgevoerd.

2.De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 42, lid 3. In de uitvoeringshandeling is de datum vastgesteld waarop deze niet meer van toepassing is.

3.Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de gezondheid en veiligheid van consumenten, stelt de Commissie volgens de in artikel 42, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

4.Als het op grond van een overeenkomstig lid 1 of 3 vastgestelde maatregel verboden is een product in de handel te brengen of op de markt van de Unie aan te bieden, is de uitvoer daarvan uit de Unie verboden, tenzij de maatregel zulks uitdrukkelijk toestaat.

5.Elke lidstaat kan bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om na te gaan of het nodig is de in lid 1 of 3 bedoelde maatregel te nemen.

Artikel 27

Arbitragemechanisme

1.Producten die op grond van een besluit van een markttoezichtautoriteit in een lidstaat gevaarlijk zijn geacht, worden door de markttoezichtautoriteiten in een andere lidstaat eveneens gevaarlijk geacht.

2.Wanneer markttoezichtautoriteiten in andere lidstaten op basis van hun eigen onderzoek en risicobeoordeling tot een andere conclusie komen wat betreft de identificatie of het niveau van het risico, kunnen de desbetreffende lidstaten de Commissie vragen om als arbiter op te treden. In dat geval nodigt de Commissie alle lidstaten uit om een aanbeveling te doen.

3.De Commissie stelt met inachtneming van de aanbevelingen als bedoeld in lid 2 een advies op over de identificatie of het niveau van het risico van het desbetreffende product.

4.De lidstaten moeten het advies naar behoren in aanmerking nemen.

5.De Commissie stelt richtsnoeren op voor de praktische uitvoering van dit artikel.

Artikel 28

Consumer Safety Network

1.Er wordt een Europees netwerk van de voor productveiligheid bevoegde autoriteiten van de lidstaten (“Consumer Safety Network”) opgericht.

2.De Commissie verleent ondersteuning en medewerking aan het opereren in het Consumer Safety Network, met name in de vorm van administratieve samenwerking.

3.Het doel van dat Consumer Safety Network is met name de bevordering van:

(a)de uitwisseling van gegevens over risico-evaluatie, gevaarlijke producten, testmethoden en -resultaten, recente wetenschappelijke ontwikkelingen en andere aspecten die voor de controleactiviteiten van belang zijn;

(b)het opzetten en uitvoeren van gezamenlijke bewakings- en testprojecten;

(c)de uitwisseling van ervaring en beste praktijken en de samenwerking bij opleidingsactiviteiten;

(d)de verbetering van de samenwerking op EU-vlak bij het opsporen, uit de handel nemen en terugroepen van gevaarlijke producten;

(e)de verbeterde samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de handhaving van productveiligheid, in het bijzonder voor het vergemakkelijken van de activiteiten als bedoeld in artikel 30.

4.Het Consumer Safety Network coördineert zijn optreden met de andere bestaande werkzaamheden van de Unie.

5.Het Consumer Safety Network moet naar behoren worden vertegenwoordigd in en deelnemen aan de activiteiten van het Unienetwerk voor productconformiteit dat is opgericht in overeenstemming met artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 en bijdragen aan zijn activiteiten in verband met productveiligheid om passende coördinatie van markttoezichtactiviteiten op geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde gebieden te waarborgen.

Artikel 29

Gezamenlijke activiteiten aangaande productveiligheid

1.In het kader van de activiteiten als bedoeld in artikel 28, lid 3, punt b), kunnen markttoezichtautoriteiten met andere relevante autoriteiten of met organisaties die marktdeelnemers of consumenten vertegenwoordigen, overeenkomen om activiteiten uit te voeren die zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid en bescherming van de gezondheid van consumenten met betrekking tot specifieke productcategorieën die in de handel zijn gebracht of op de markt zijn aangeboden, in het bijzonder productcategorieën die vaak een ernstig risico blijken te vormen.

2.De markttoezichtautoriteiten en, indien van toepassing, de Commissie zorgen ervoor dat de overeenkomst voor het uitvoeren van activiteiten niet leidt tot oneerlijke concurrentie tussen marktdeelnemers en de objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de partijen bij de overeenkomst onverlet laat.

3.Een markttoezichtautoriteit mag gebruikmaken van informatie die zij heeft verkregen als gevolg van de activiteiten in het kader van een door haar uitgevoerd onderzoek inzake de veiligheid van producten.

4.De betrokken markttoezichtautoriteit en, indien van toepassing, de Commissie maken de overeenkomst inzake gezamenlijke activiteiten, met inbegrip van de namen van de betrokken partijen, openbaar.

Artikel 30

Sweeps

1.Markttoezichtautoriteiten kunnen besluiten om gelijktijdige gecoördineerde acties (“sweeps”) van bepaalde productcategorieën uit te voeren ter controle van de naleving van of ter opsporing van schendingen van deze verordening.

2.Tenzij anders is overeengekomen door de betrokken markttoezichtautoriteiten, worden sweeps gecoördineerd door de Commissie. De coördinator van de sweep kan de geaggregeerde resultaten in voorkomend geval openbaar maken.

3.Bij de uitvoering van sweeps kunnen de betrokken markttoezichtautoriteiten gebruikmaken van de in hoofdstuk V vermelde onderzoeksbevoegdheden en van alle andere bevoegdheden die hun uit hoofde van het nationale recht zijn verleend.

4.Markttoezichtautoriteiten kunnen ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd, uitnodigen om deel te nemen aan sweeps.

HOOFDSTUK VIII

Recht op voorlichting en remedies

Artikel 31

Informatie tussen overheidsinstanties en consumenten

1.De informatie over de maatregelen inzake producten die een risico voor de gezondheid en veiligheid van de consument vormen, waarover de autoriteiten van de lidstaten of de Commissie beschikken, wordt in de regel, in overeenstemming met de eisen inzake transparantie, aan het publiek beschikbaar gesteld, zulks onverminderd de beperkingen die voor controles en onderzoek noodzakelijk zijn. In het bijzonder krijgt het publiek toegang tot informatie over de identificatie van de producten, de aard van het risico en de genomen maatregelen. Die informatie wordt verstrekt in een format dat toegankelijk is voor personen met een handicap.

2.De lidstaten en de Commissie nemen de nodige maatregelen om hun ambtenaren en personeelsleden te verplichten tot geheimhouding van informatie die in het kader van deze verordening is verzameld, en die door haar aard in gerechtvaardigde gevallen onder het beroepsgeheim valt, tenzij die informatie veiligheidskenmerken van de producten betreft die openbaar moeten worden gemaakt om de consument te beschermen.

3.De geheimhoudingsplicht belet niet dat informatie die van belang is om de doeltreffendheid van controles en markttoezicht te verzekeren, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt verstrekt. De autoriteiten die informatie ontvangen die onder de geheimhoudingsplicht valt, waken over de geheimhouding.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de consument en andere belanghebbenden bij de bevoegde autoriteiten over de productveiligheid en de toezicht- en controleactiviteiten kunnen klagen, en dat deze klachten adequaat in behandeling worden genomen.

Artikel 32

Safety Gate-portal

1.Voor de toepassing van artikel 31, lid 1, en artikel 19 onderhoudt de Commissie een Safety Gate-portal, om het grote publiek gratis toegang te verlenen tot geselecteerde informatie die is gemeld in overeenstemming met artikel 24.

2.Consumenten hebben de mogelijkheid om de Commissie via een apart gedeelte van de Safety Gate-portal in kennis te stellen van producten die een risico voor de gezondheid en veiligheid vormen. De Commissie neemt de ontvangen informatie zorgvuldig in aanmerking en zorgt zo nodig voor de follow-up.

3.Door middel van een uitvoeringshandeling stelt de Commissie de voorwaarden voor het versturen van informatie door consumenten in overeenstemming met lid 2 vast, evenals die voor het doorgeven van dergelijke informatie aan de desbetreffende nationale autoriteiten voor een mogelijke follow-up. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 33

Informatie van marktdeelnemers aan consumenten

1.Wanneer er producten worden teruggeroepen of er bepaalde informatie onder de aandacht van consumenten moet worden gebracht om het veilige gebruik van een product te waarborgen (“veiligheidswaarschuwing”), stellen marktdeelnemers in overeenstemming met hun respectieve verplichtingen uit de artikelen 8, 9, 10 en 11 direct alle getroffen consumenten die zij kunnen identificeren, in kennis. Marktdeelnemers die persoonsgegevens van hun klanten vergaren, gebruiken deze informatie voor het terugroepen van producten en veiligheidswaarschuwingen.

2.Wanneer marktdeelnemers voor andere doelen dan het opnemen van contact met hun klanten over veiligheidsinformatie beschikken over productregistratiesystemen of klantenprogramma’s, moeten zij hun klanten de mogelijkheid bieden uitsluitend voor veiligheidsdoeleinden afzonderlijke contactgegevens te verstrekken. De persoonsgegevens die voor dat doel worden verzameld, moeten tot het absolute minimum beperkt blijven en mogen uitsluitend worden gebruikt om contact met consumenten op te nemen voor het terugroepen van producten of een veiligheidswaarschuwing.

3.Door middel van uitvoeringshandelingen stelt de Commissie eisen vast voor de registratie van producten of specifieke categorieën producten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.Als niet met alle getroffen consumenten rechtstreeks contact kan worden opgenomen, verspreiden marktdeelnemers in overeenstemming met hun respectieve verantwoordelijkheden via andere kanalen een terugroepbericht of veiligheidswaarschuwing, waarbij zij zorgen voor een zo groot mogelijk bereik, waar mogelijk via de website van de onderneming, socialemediakanalen, nieuwsbrieven en verkooppunten en, indien dit gepast is, mededelingen in massamedia en via andere communicatiekanalen. De informatie moet toegankelijk zijn voor personen met een handicap.

Artikel 34

Terugroepbericht

1.Indien er in overeenstemming met artikel 33, leden 1 en 4, in schriftelijke vorm informatie over het terugroepen van een product aan consumenten wordt verstrekt, moet het gebeuren in de vorm van een terugroepbericht.

2.Een terugroepbericht moet beschikbaar zijn in de taal of talen van de lidstaat of lidstaten waarin het product in de handel is gebracht, en moet de volgende elementen bevatten:

(a)titel “Terugroeping in verband met de productveiligheid”;

(b)een duidelijke beschrijving van het teruggeroepen product, met inbegrip van:

i)een foto, de naam en het merk van het product;

ii)identificatienummers van het product, zoals het partij- of serienummer en indien van toepassing een grafische indicatie van waar deze op het product staan;

iii)informatie over waar en wanneer het product is verkocht, indien deze beschikbaar is;

(c)een duidelijke beschrijving van het gevaar in verband met het terug geroepen product, waarbij elementen worden vermeden die de risicoperceptie van consumenten kunnen doen afnemen, waaronder termen en uitdrukkingen zoals “vrijwillig”, “uit voorzorg”, “naar goeddunken”, “in de zeldzame/specifieke situaties” en de indicatie dat er geen ongevallen zijn gemeld;

(d)een duidelijke beschrijving van de actie die consumenten moeten ondernemen, met inbegrip van een instructie om direct te stoppen met het gebruik van het teruggeroepen product;

(e)een duidelijke beschrijving van de remedie waarover consumenten in voorkomend geval beschikken;

(f)een gratis telefoonnummer of interactieve onlinedienst waar consumenten meer informatie kunnen verkrijgen in de relevante officiële taal of talen van de Unie;

(g)waar nodig een aanmoediging om informatie over het terugroepen product te delen.

3.Door middel van uitvoeringshandelingen stelt de Commissie het model voor terugroepberichten vast, waarbij zij rekening houdt met wetenschappelijke en marktontwikkelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 42, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 35

Recht op een remedie

1.Zonder afbreuk te doen aan Richtlijn (EU) 2019/771 biedt de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het terugroepen van een product, de consument een doeltreffende, gratis en tijdige remedie. Die remedie bestaat ten minste uit een van de volgende opties:

(a)de reparatie van het teruggeroepen product;

(b)de vervanging van het teruggeroepen product door een veilig product van hetzelfde type met ten minste dezelfde waarde en kwaliteit;

(c)de terugbetaling van de waarde van het teruggeroepen product.

2.De reparatie, verwijdering of vernietiging van het product door consumenten wordt uitsluitend als een doeltreffende remedie beschouwd, wanneer de consument dit eenvoudig en veilig kan doen. In dergelijke gevallen verstrekt de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het terugroepen van het product, de consumenten de benodigde instructies en/of in het geval van zelfreparatie gratis vervangende onderdelen of software-updates.

3.De remedie brengt geen ernstige overlast voor de consument met zich mee. De consument betaalt de kosten voor het verschepen of op andere wijze retourneren van het product niet. Voor producten die niet draagbaar zijn, regelt de marktdeelnemer dat deze worden opgehaald.

HOOFDSTUK IX

Internationale samenwerking

Artikel 36

Internationale samenwerking

1.De Commissie kan wat betreft het toepassingsgebied van deze verordening onder meer via de uitwisseling van informatie samenwerken met derde landen of internationale organisaties, zoals door:

(a)veiligheidsgerelateerde handhavingsactiviteiten en -maatregelen, waaronder markttoezicht;

(b)methoden voor risicobeoordeling en productbeproeving;

(c)gecoördineerde terugroepacties voor producten en andere vergelijkbare acties;

(d)wetenschappelijke, technische en regelgevingsaangelegenheden, ter verbetering van de productveiligheid;

(e)nieuwe kwesties die van groot belang zijn op het gebied van gezondheid en veiligheid;

(f)met normalisatie verband houdende activiteiten;

(g)uitwisseling van ambtenaren.

2.De Commissie kan derde landen of internationale organisaties geselecteerde informatie uit haar Safety Gate-systeem verschaffen en relevante informatie over de veiligheid van consumentenproducten en over preventieve, beperkende en corrigerende maatregelen die zijn genomen door die derde landen of internationale organisaties ontvangen. Waar relevant deelt de Commissie dergelijke informatie met nationale autoriteiten.

3.De informatie-uitwisseling als bedoeld in lid 2 kan gebeuren in de vorm van:

(a)een niet-systematische uitwisseling in naar behoren gerechtvaardigde en specifieke gevallen;

(b)een systematische uitwisseling op basis van een administratieve regeling waarin het type informatie dat moet worden uitgewisseld en de voorwaarden voor de uitwisseling zijn vastgesteld.

4.Kandidaat-lidstaten en derde landen kunnen volledig deelnemen aan het Safety Gate-systeem, op voorwaarde dat hun wetgeving is afgestemd op de relevante Uniewetgeving en dat zij deelnemen aan het Europese normalisatiesysteem. Deze deelname brengt dezelfde verplichtingen met zich mee als die voor lidstaten uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van verplichtingen inzake kennisgeving en follow-up. De volledige deelname aan de Safety Gate wordt ook gebaseerd op overeenkomsten tussen de Unie en die landen, overeenkomstig de regelingen die hierin zijn vastgesteld.

5.Elke informatie-uitwisseling op grond van dit artikel vindt, voor zover deze betrekking heeft op persoonsgegevens, plaats in overeenstemming met de Unieregels inzake gegevensbescherming. Persoonsgegevens worden uitsluitend doorgegeven voor zover deze uitwisseling noodzakelijk is voor de bescherming van de gezondheid of veiligheid van consumenten.

6.De informatie die op grond van dit artikel wordt uitgewisseld, wordt uitsluitend gebruikt voor de bescherming van de gezondheid of veiligheid van consumenten en met inachtneming van de geheimhoudingsregels.

HOOFDSTUK X

Financiële bepalingen

Artikel 37

Financiering van activiteiten

1.De Unie financiert de volgende activiteiten in verband met de toepassing van deze verordening:

(a)de uitvoering van de taken van het Consumer Safety Network als bedoeld in artikel 28;

(b)de ontwikkeling en werking van de Safety Gate als bedoeld in artikel 23, inclusief de ontwikkeling van elektronische interoperabiliteitsoplossingen voor:

de uitwisseling van gegevens tussen de Safety Gate en de nationale systemen voor markttoezicht;

de uitwisseling van gegevens tussen de Safety Gate en de nationale douanesystemen;

de uitwisseling van gegevens met andere relevante beperkte systemen die door markttoezichtautoriteiten worden gebruikt met het oog op handhaving;

(c)de ontwikkeling en het onderhouden van de Safety Gate-portal als bedoeld in artikel 32 en de Safety Business Gateway als bedoeld in artikel 25, met inbegrip van een openbare, niet-beperkte software interface voor de uitwisseling van gegevens met platformen en derden.

2.De Unie kan de volgende activiteiten in verband met de toepassing van deze verordening financieren:

(a)de ontwikkeling van de in artikel 36 bedoelde instrumenten voor internationale samenwerking;

(b)het opstellen en het bijwerken van bijdragen aan richtsnoeren op het gebied van markttoezicht en productveiligheid;

(c)de beschikbaarstelling van technische of wetenschappelijke expertise aan de Commissie om haar bij te staan bij de implementatie van de administratieve samenwerking inzake markttoezicht;

(d)de uitvoering van voorbereidende of aanvullende werkzaamheden in verband met de uitvoering van markttoezichtactiviteiten in verband met de toepassing van deze verordening, zoals onderzoeken, programma’s, evaluaties, richtsnoeren, vergelijkende analysen, gezamenlijke bezoeken en bezoekprogramma’s, uitwisseling van personeel, onderzoek, de ontwikkeling en het onderhouden van gegevensbanken, opleiding, laboratoriumwerkzaamheden, bekwaamheidstests, interlaboratoriumtests en conformiteitsbeoordelingswerkzaamheden;

(e)markttoezichtcampagnes van de Unie en daarmee samenhangende activiteiten, inclusief middelen en uitrusting, IT-instrumenten en opleiding;

(f)activiteiten die worden uitgevoerd krachtens programma’s voor technische bijstand, samenwerking met derde landen en bevordering en opwaardering van het beleid en de systemen van de Unie voor markttoezicht bij belanghebbenden in de Unie en op internationaal niveau.

3.De financiële bijstand van de Unie voor de activiteiten uit hoofde van deze verordening wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 42 , waarbij de bijstand hetzij op directe wijze wordt verleend, hetzij wordt verleend door taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 62, lid 1, punt c), van die verordening vermelde entiteiten.

4.De kredieten voor de in deze verordening bedoelde activiteiten worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het geldende financiële kader vastgesteld.

5.De door de begrotingsautoriteit voor de financiering van markttoezichtactiviteiten vastgestelde kredieten kunnen ook uitgaven dekken die betrekking hebben op voorbereidende werkzaamheden en activiteiten op het gebied van toezicht, controle, audit en evaluatie die nodig zijn voor het beheer van de activiteiten op grond van deze verordening en de verwezenlijking van de betrokken doelstellingen; met name onderzoeken, bijeenkomsten van deskundigen, voorlichtings- en communicatiecampagnes, daaronder begrepen corporate communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van markttoezichtactiviteiten, kosten van IT-netwerken voor de verwerking en de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die de Commissie maakt voor het beheer van de activiteiten op grond van deze verordening.

Artikel 38

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma voor de eengemaakte markt en zijn opvolger middelen van de Unie hebben ontvangen 43 .

3.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 44 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 45 , onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van dit programma gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.Onverminderd de leden 1, 2 en 3, bevatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

HOOFDSTUK XI

Slotbepalingen

Artikel 39

Aansprakelijkheid

1.De ingevolge deze verordening vastgestelde beschikkingen die het in de handel brengen van een product beperken of het uit de handel nemen of het terugroepen voorschrijven, zijn niet van invloed op de vaststelling van de aansprakelijkheid van de desbetreffende partij volgens het toepasselijke nationale recht dat in de desbetreffende zaak van toepassing is.

2.Deze verordening heeft geen invloed op Richtlijn 85/374/EEG van de Raad 46 .

Artikel 40

Sancties

1.De lidstaten stellen de voorschriften vast inzake sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [datum invoegen – drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van die voorschriften en maatregelen en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen daarvan.

2.De lidstaten moeten in elk geval rekening houden met de volgende indicatieve criteria voor het opleggen van sancties, indien van toepassing:

(a)de duur of de gevolgen in de tijd van de inbreuk, de aard en de ernst ervan, en met name het risico dat de consument loopt;

(b)het aantal gevaarlijke producten dat op de markt is aangeboden of het aantal getroffen consumenten of beide;

(c)de rol en de verantwoordelijkheid van de marktdeelnemer of onlinemarktplaats;

(d)maatregelen die de marktdeelnemer of onlinemarktplaats heeft genomen om de door consumenten geleden schade te beperken of te herstellen;

(e)indien van toepassing, de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;

(f)eventuele eerdere inbreuken van de marktdeelnemer of onlinemarktplaats;

(g)de financiële voordelen die de marktdeelnemer of onlinemarktplaats als gevolg van de inbreuk direct of indirect heeft behaald of de verliezen die hij hierdoor direct of indirect heeft vermeden, indien de relevante gegevens beschikbaar zijn;

(h)de grootte van de onderneming;

(i)de mate van samenwerking met de autoriteit;

(j)de wijze waarop de autoriteit kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de marktdeelnemer of onlinemarktplaats de inbreuk tijdig heeft gemeld;

(k)eventuele andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.

3.De typen inbreuken door marktdeelnemers of, indien van toepassing, onlinemarktplaatsen waarvoor sancties moeten worden opgelegd, zijn:

(a)inbreuk op het algemene productveiligheidsvereiste;

(b)het verzuim om de autoriteit tijdig in kennis te stellen van een gevaarlijk product dat zij in de handel hebben gebracht;

(c)het niet voldoen aan een besluit, bevel, voorlopige maatregel, verbintenis van de marktdeelnemer of andere maatregel is genomen op grond van deze verordening;

(d)het niet voldoen aan de verplichtingen van marktdeelnemers op het gebied van traceerbaarheid en informatie als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, 11, 18 en 19;

(e)het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie in reactie op een verzoek van markttoezichtautoriteiten;

(f)het verzuim om verzochte informatie binnen de vereiste termijn te verstrekken;

(g)de weigering om mee te werken aan inspecties;

(h)het verzuim om tijdens inspecties de vereiste documenten of producten te verschaffen;

(i)het vervalsen van testresultaten.

4.In het geval van boeten, bedraagt het maximumbedrag ten minste 4 % van de jaarlijkse omzet van de marktdeelnemer of indien van toepassing de onlinemarktplaats in de desbetreffende lidstaat of lidstaten.

5.De lidstaten kunnen ook dwangsommen opleggen om marktdeelnemers of, indien van toepassing, onlinemarktplaatsen te verplichten:

(a)de schending van de bepalingen van deze verordening te beëindigen;

(b)te voldoen aan hun besluit waarin een corrigerende maatregel wordt gelast;

(c)volledige en juiste informatie te verschaffen;

(d)mee te werken aan een inspectie;

(e)markttoezichtautoriteiten datascraping te laten uitvoeren op online-interfaces.

6.De lidstaten informeren de Commissie elk jaar voor 31 maart over de soort en de hoogte van de krachtens deze verordening opgelegde sancties, vermelden de daadwerkelijke inbreuken op deze verordening en geven de identiteit van de marktdeelnemers of onlinemarktplaatsen die sancties opgelegd hebben gekregen, vrij.

7.De Commissie stelt elk jaar een verslag op over de door de lidstaten opgelegde sancties en maakt dit openbaar.

8.In elk van de volgende omstandigheden wordt de informatie als bedoeld in lid 6 niet openbaar gemaakt in het verslag als bedoeld in lid 7:

(a)indien het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of een nationale gerechtelijke procedure moet worden gewaarborgd;

(b)indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de marktdeelnemer of onlinemarktplaats;

(c)indien het een natuurlijke persoon betreft, tenzij de bekendmaking van persoonsgegevens door uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd is, onder meer door de ernst van de inbreuk.

Artikel 41

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in de artikel 17, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum invoegen – de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 47 .

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgevingen aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 17, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 42

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, juncto artikel 5 van die verordening van toepassing.

Artikel 43

Evaluatie

1.Uiterlijk op [datum invoegen vijf jaar na de inwerkingtreding] verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening. De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de belangrijkste bevindingen. In het verslag wordt vooral beoordeeld of de doelstelling van deze verordening van het verbeteren van de bescherming van consumenten tegen gevaarlijke producten, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de gevolgen voor ondernemingen en in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, is verwezenlijkt.

2.De lidstaten verschaffen de Commissie op haar verzoek informatie die nodig is om deze verordening te evalueren.

Artikel 44

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1025/2012

1.Verordening (EU) nr. 1025/2012 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 10 wordt lid 7 als volgt toegevoegd:

“7. Wanneer een ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad 48 [deze verordening (VAPV)] opgestelde Europese norm voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste uit artikel 5 van die verordening en specifieke veiligheidsvoorschriften als bedoeld in [artikel [6] van die verordening], maakt de Commissie onverwijld een referentie van die Europese norm bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.”

In artikel 11 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door:

“1. Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement van mening is dat een geharmoniseerde norm of een ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… [deze verordening (VAPV)] opgestelde Europese norm niet volledig beantwoordt aan de beoogde eisen die beschreven zijn in de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie of in die verordening, brengt deze lidstaat of het Europees Parlement de Commissie daarvan op de hoogte, met een gedetailleerde toelichting. De Commissie besluit, na raadpleging van het comité dat is opgericht door middel van de overeenkomstige harmonisatiewetgeving van de Unie, als een dergelijk comité bestaat, of het comité dat is opgericht bij Verordening (EU) …/… [deze verordening (VAPV)], of andere vormen van raadpleging van sectorale deskundigen:

(a)de referenties van de betrokken geharmoniseerde norm of een ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… [VAPV] opgestelde Europese norm wel of niet of met beperkingen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken;

(b)de referenties van de betrokken geharmoniseerde norm of een ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… [VAPV] opgestelde Europese norm in het Publicatieblad van de Europese Unie te handhaven, te handhaven met beperkingen of in te trekken.”

2.De Commissie maakt op haar website informatie bekend over de geharmoniseerde normen en ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… [VAPV] opgestelde Europese normen waarover besluiten als bedoeld in lid 1 zijn genomen.

3.De Commissie brengt de betrokken Europese normalisatieorganisatie op de hoogte van het in lid 1 bedoelde besluit en verzoekt zo nodig om herziening van de betrokken geharmoniseerde normen of de betrokken ter ondersteuning van Verordening (EU) …/… [VAPV] opgestelde Europese normen.”

Artikel 45

Intrekking

1.Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad worden met ingang van [ingangsdatum] ingetrokken.

2.Verwijzingen naar Richtlijn 87/357/EEG en Richtlijn 2001/95/EG gelden als verwijzingen naar deze verordening en naar Verordening (EU) nr. 1025/2012 en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 46

Overgangsbepalingen

De lidstaten belemmeren niet dat producten die onder Richtlijn 2001/95/EG vallen en in overeenstemming met die richtlijn zijn, op de markt worden aangeboden, wanneer die vóór [datum invoegen – datum van toepassing van deze verordening] in de handel zijn gebracht.

Artikel 47

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake algemene productveiligheid en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Titel: 03 – Eengemaakte markt –

Hoofdstuk: 03 02 Programma voor de eengemaakte markt

Artikel: 03 02 04 Mondiger maken van consumenten en het maatschappelijk middenveld en waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming en productveiligheid, met inbegrip van de deelname van eindgebruikers bij de beleidsvorming op het gebied van financiële diensten

Gedaan te Brussel,

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 49  

de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Consumentenbescherming, eerlijkere en diepere interne markt; digitale eengemaakte markt.

Waarborgen dat er op de interne markt uitsluitend veilige producten in de handel worden gebracht en het verzekeren van een hoog veiligheids- en beschermingsniveau voor de consument en een gelijk speelveld voor ondernemingen op de eengemaakte markt.

Het doel van het voorstel is om Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid te herzien om te waarborgen dat EU-consumenten worden beschermd tegen gevaarlijke producten en tegelijkertijd de correcte werking van de eengemaakte markt te waarborgen, en in het bijzonder het gelijke speelveld voor ondernemingen.

Het doel van de voorgestelde gebudgetteerde actie is het voortzetten en blijven ontwikkelen van de samenwerkingsmaatregelen in verband met markttoezicht (waaronder op internationaal niveau), de financiering van elektronische interfaces voor de uitwisseling van gegevens en het informeren van consumenten en marktdeelnemers over gevaarlijke producten en het uitvoeren van het nieuwe voorstel (via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en toegenomen normalisatiewerkzaamheden).

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr.

1.    Versterking van de procedures voor samenwerking op het gebied van markttoezicht tussen de handhavingsinstanties, minder versnippering en grotere efficiëntie.

2.    Vergroting van de operationele capaciteit, verbetering van de doelmatigheid en van de beschikbaarheid van middelen voor coördinatie van handhaving en uitvoering van het voorstel (toezicht, gedelegeerde handelingen) verhoging van het gebruik van de normalisatieprocedures.

3.    Versterking van het handhavingsinstrumentarium, waarbij de markttoezichtautoriteiten de beschikking krijgen over doeltreffendere, toekomstbestendige hulpmiddelen waarvan een grotere afschrikkende werking uitgaat.

4.    Verbetering van de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten, zowel binnen de EU als met externe partners (onder meer IT-instrumenten). Verbetering van de informatie aan ondernemingen en consumenten over gevaarlijke producten via IT-instrumenten.

5.    Bevordering van de naleving van EU-wetgeving inzake productveiligheid over niet-geharmoniseerde consumentenproducten.

De doelstellingen betreffen het markttoezicht binnen de EU en aan de buitengrenzen van de EU en zijn gericht op zowel digitale als traditionele toeleveringsketens.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

De doelgroep bestaat uit alle consumenten in de Europese Unie die er profijt van zullen hebben dat er op de interne markt veilige producten in de handel worden gebracht. Intensiever markttoezicht zal de Europese producenten ten goede komen doordat een oneerlijk speelveld met bedrijven die hun verplichtingen inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument niet nakomen, wordt vermeden.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

De monitoring van de uitvoering van het voorstel wordt gebaseerd op vooraf gedefinieerde essentiële monitoring- en handhavingsindicatoren. Na de inwerkingtreding van het in het statief begint de Commissie met de monitoring van de uitvoering van de herziene RAPV.

In de effectbeoordeling zijn een aantal monitoringindicatoren vastgesteld voor de monitoring van de resultaten van de vastgestelde beleidsdoelstelling en (zie deel 9 van de effectbeoordeling).

De monitoring wordt voornamelijk gedaan door de Commissie, op basis van regelmatige consumentenenquêtes in de hele EU, door ondernemingen en markttoezichtautoriteiten verstrekte gegevens en gegevens uit Safety Gate. De monitoring en evaluatie vinden waar mogelijk plaats op basis van de bestaande gegevensbronnen.

Het voorstel bevat verslagleggingsverplichtingen voor de lidstaten. Deze verslaglegging vindt plaats op basis van handhavingsindicatoren die nader worden bepaald door een onderzoek. De Commissie voert een onderzoek uit om gemeenschappelijke haalbare en relevante handhavingsindicatoren op het gebied van productveiligheid vast te stellen, die moeten worden overeengekomen met de lidstaten.

De Commissie heeft ook bestaande bronnen voor informatie over schade in kaart gebracht en de mogelijkheid bestudeerd om een gegevensbank inzake schade op EU-niveau op te zetten teneinde de uitvoering van de wetgeving inzake productveiligheid te bevorderen. Momenteel beoordeelt zij de kosten en baten van het opzetten van een dergelijke gegevensbank inzake schade op EU-niveau (via gecoördineerde acties met lidstaten).

Naast de gebruikelijke controle en verslaglegging, wordt er voorgesteld om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de EU van deze wetgeving te evalueren nadat de lidstaten dit voorstel vijf jaar hebben uitgevoerd.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Dit voorstel is gericht op de volgende resultaten:

De beoordeling van het risico van nieuwe technologieproducten verbetert door het vaststellen van het voorstel, waardoor de wetgevingshandeling fungeert als een beter vangnet.

Op de korte termijn verwachten wij dat de veiligheid van online gekochte consumentenproducten verbetert dankzij betere voorschriften voor markttoezicht op onlineverkoop en toegenomen verplichtingen voor productveiligheid voor onlinemarktplaatsen.

De voorschriften voor markttoezicht op niet-geharmoniseerde producten worden afgestemd op die voor geharmoniseerde producten. Bovendien zullen bepaalde verbeteringen van de voorschriften voor markttoezicht in het kader van dit initiatief voor markttoezicht op alle producten op de middellange termijn het markttoezicht verbeteren en zorgen voor een betere productveiligheid.

De voorgestelde verbetering van huidige Safety Gate-systeem/Rapex zorgt voor een snellere uitwisseling van informatie, waardoor er eerder corrigerende maatregelen kunnen worden genomen.

Op de korte termijn zal het terugroepen van producten naar verwachting doeltreffender worden, dankzij de verbeterde terugroepprocedure en betere informatie aan consumenten.

Door de verbeterde efficiëntie in het normalisatieproces voor niet-geharmoniseerde producten op Commissieniveau wordt het eenvoudiger om normen voor deze producten vast te stellen: op de middellange termijn beschikken wij naar verwachting over meer normen. Het toegenomen gebruik van Europese normen geeft producenten meer zekerheid dat hun producten aan de relevante veiligheidsvoorschriften voordoen en stelt ondernemingen in staat om op een gelijk speelveld te concurreren door te waarborgen dat zij gelijke kansen hebben.

Met het voorstel wordt de risicobeoordeling van op voedsel lijkende producten geharmoniseerd, waarmee wordt gewaarborgd dat zij in alle lidstaten gelijk worden behandeld.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

De betrokkenheid van de EU bij de productveiligheid voor niet-geharmoniseerde producten heeft duidelijke voordelen die zijn aangetoond door de evaluatie van de RAPV en de effecten worden van dit voorstel:

-    Met gemeenschappelijke Unieregels ontstaan er schaalvoordelen voor markttoezicht, die vooral te danken zijn aan de exponentiële groei van onlineverkoop, waardoor de grensoverschrijdende verkoop en de rechtstreekse invoer van buiten de EU toeneemt. Het delen van kosten voor markttoezicht vindt ook plaats door het uitvoeren van gezamenlijke markttoezichtacties tussen EU-landen en de uitwisseling van informatie.

-    Dankzij EU-acties kan informatie sneller en efficiënter worden verspreid, in het bijzonder via Safety Gate/Rapex, waardoor er in de hele EU snel kan worden opgetreden tegen gevaarlijke producten en een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

-    Gemeenschappelijke regels voor productveiligheid op EU-niveau hebben voordelen op het gebied van kostenbesparingen en verminderde administratieve lasten en minder complexiteit voor ondernemingen, door te voorkomen dat deze moeten voldoen aan heterogene nationale voorschriften. Bovendien maakt dit vrij verkeer van goederen in de EU mogelijk en kunnen lidstaten hierdoor nauwer samenwerken.

-    Met gemeenschappelijke Unieregels kunnen EU-normen voor productveiligheid worden ontwikkeld, die met een EU-breed vermoeden van veiligheid de naleving van productveiligheid voor ondernemingen vergemakkelijken (en mogelijk de daaraan gerelateerde kosten verlagen).

-    Op internationaal niveau heeft de EU dankzij de gemeenschappelijke bepalingen uit de RAPV een sterkere positie voor het bevorderen van een hoog veiligheidsniveau met internationale actoren, waarmee het toenemende verkeer van goederen uit derde landen via onlineverkoop wordt aangepakt.

Verwachte toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

Dankzij actie op EU-niveau wordt de werking van de interne markt verbeterd, omdat dankzij coherente regels inzake productveiligheid en markttoezicht in de hele EU ondernemingen gelijker worden behandeld, waardoor de kans minder groot is dat het gelijke speelveld op de eengemaakte EU-markt wordt verstoord. Beter markttoezicht en een betere coördinatie tussen lidstaten resulteren in een hogere opsporing van onveilige producten en daarmee tot een toegenomen consumentenbescherming en vertrouwen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De Unie heeft in 1992 haar eerste verordening inzake algemene productveiligheid vastgesteld. De huidige RAPV is in 2001 vastgesteld. Uit de evaluatie van de huidige RAPV en het oordeel van belanghebbenden blijkt dat de RAPV nog altijd een zeer waardevol instrument is, omdat zij fungeert als “vangnet”. Het lijkt erop dat zij over het algemeen heeft voldaan aan de doelstellingen van het waarborgen van een hoog niveau van veiligheid van consumenten en tegelijkertijd het zorgen voor een doeltreffend werkende interne markt voor goederen; we constateren echter dat consumenten nog steeds te veel onveilige producten in handen krijgen of houden, wat de motivering voor het huidige voorstel is.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het doel van het voorstel is om Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid te herzien om te waarborgen dat EU-consumenten worden beschermd tegen gevaarlijke producten en tegelijkertijd de correcte werking van de eengemaakte markt te waarborgen, en in het bijzonder het gelijke speelveld voor ondernemingen. Daarom past het perfect bij artikel 3, lid 2, punt d), van de verordening inzake het programma voor de eengemaakte markt met betrekking tot het mondiger maken van consumenten en het maatschappelijk middenveld en de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming en productveiligheid.

De financiële gevolgen voor de beleidskredieten zullen volledig worden gedekt door de toewijzingen die in het MFK 2021-2027 zijn voorzien in het kader van de financiële middelen van het programma voor de eengemaakte markt.

Het voorstel is een van de wetgevingsinitiatieven in het kader van de Nieuwe consumentenagenda.

Het voorstel zorgt voor een betere afstemming op de bepalingen uit Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten. Het voorstel is als vangnet op twee manieren verenigbaar met en een aanvulling op geharmoniseerde wetgeving. Allereerst is het volledig van toepassing op consumentenproducten die buiten de geharmoniseerde wetgeving vallen (bijv. meubilair, kinderverzorgingsartikelen en kleding). Ten tweede is het gedeeltelijk van toepassing op consumentenproducten die onder de geharmoniseerde wetgeving vallen (bijv. speelgoed of auto’s) voor zover aspecten van productveiligheid die door de RAPV worden bestreken niet door de geharmoniseerde wetgeving worden bestreken.

De veiligheid van voedingsmiddelen wordt afzonderlijk gereguleerd in de algemene levensmiddelenverordening (EG) nr. 178/2002. Verordening (EG) nr. 1935/2004 inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen kan in wisselwerking staan met het voorstel wat betreft producten die dergelijke materialen bevatten (bijv. herbruikbare broodtrommels) en blijft verenigbaar. Voor onveilige producten die materialen bevatten die met levensmiddelen in contact komen, kunnen in beide waarschuwingssystemen veiligheidswaarschuwingen worden afgegeven, RASFF voor voedingsmiddelen en Safety Gate/Rapex voor niet-voedingsproducten.

Het voorstel is volledig consistent en verenigbaar met ander EU-beleid en recente voorstellen om de handhaving op andere beleidsterreinen te versterken, zoals:

-    Wet inzake digitale diensten: het voorstel voor de wet inzake digitale diensten is gericht op het vaststellen van nieuwe verplichtingen voor onlinedienstverleners, onder meer in verband met hoe zij omgaan met alle soorten illegale inhoud die op hun websites worden gehost, met inbegrip van onveilige producten. In de wet inzake digitale diensten worden de algemene horizontale verplichtingen voor onlinedienstverleners vastgesteld en wordt aan wetgeving in verband met specifieke soorten illegale inhoud (zoals illegale inhoud) de ruimte gelaten om specifieker te zijn. In dit voorstel worden ook andere productveiligheidsaspecten van de onlineverkoop gereguleerd die verder gaan dan de rol van onlinedienstverleners, zoals de rol van verkopers en de bevoegdheden van markttoezichtautoriteiten.

-    Horizontaal kader voor kunstmatige intelligentie (AI): dit is gericht op toepassingen met een hoog risico. Dientengevolge en met betrekking tot productveiligheid werkt het als sectorale wetgeving door specifieke eisen voor AI-toepassingen vast te stellen, en dit voorstel werkt als vangnet voor producten en aspecten die niet door andere sectorale wetgeving worden bestreken en biedt een rechtsgrondslag voor het uit de handel nemen van dergelijke producten om te waarborgen dat consumenten doeltreffend worden beschermd.

-    NIS-richtlijn: het recente voorstel bevat verplichtingen voor alle lidstaten om een nationale strategie voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen vast te stellen en zo de cyberbeveiliging in de hele EU te verbeteren. Dit bevat echter geen minimumvoorschriften inzake cyberbeveiliging voor consumentenproducten, waardoor het geen rechtsgrondslag voor autoriteiten biedt om op te treden tegen producten die dergelijke risico’s inhouden

-    Circulaire economie: volgens het nieuwe actieplan voor een circulaire economie moeten producten die in de EU in de handel worden gebracht, duurzamer worden en dus worden ontworpen om langer mee te gaan en gemakkelijker te repareren, te verbeteren, te recyclen en her te gebruiken te zijn. Het is essentieel dat gerepareerde, verbeterde, gerecyclede of hergebruikte producten aan de productveiligheidseisen blijven voldoen. Volgens de richtlijn betreffende ecologisch ontwerp moet bij de keuze van een specifiek ontwerpoplossing rekening worden gehouden met veiligheid en gezondheid; veiligheidskwesties in verband met de eindproducten worden hierin echter niet specifiek aan de orde gesteld. Het initiatief voor een duurzaam productbeleid (dat de richtlijn betreffende ecologisch ontwerp zal vervangen en waarmee het toepassingsgebied wordt verruimd) zo voornamelijk gericht zijn op het corrigeren van het feit dat veel producten niet gemakkelijk en veilig kunnen worden hergebruikt, gerepareerd of gerecycled. Indien sommige veiligheidsaspecten in verband met producten in de circulaire economie niet specifiek aan de orde worden gesteld in initiatieven van het actieplan voor een circulaire economie, dan wordt de functie als vangnet van dit voorstel ingezet.

Deze initiatieven overlappen elkaar dus niet, maar vullen elkaar aan. Het voordeel van het integreren van aspecten van wezenlijk andere beleidsterreinen in de wetgeving inzake productveiligheid is daarom het waarborgen van een echt vangnet voor consumenten, door het mogelijk te maken dat alle voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten op de EU-markt veilig zijn.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

/

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 50   

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Het uitvoerend agentschap kan de contractuele aspecten van specifieke projecten beheren onder toezicht van het moeder-DG.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel bevat een evaluatieplicht.

Het IT-systeem genaamd “Safety Gate” dat markttoezichtautoriteiten en de Commissie verbindt, wordt door dit voorstel versterkt. Door het gebruik van het IT-systeem kunnen de operationele activiteiten permanent en efficiënt worden gemonitord.

De monitoring via het IT-systeem zal worden aangevuld met werkzaamheden van het bestaande Consumer Safety Network en met de verstrekking, door de lidstaten, van betrouwbaardere en volledigere informatie over de productveiligheid en handhavingsactiviteiten van niet-geharmoniseerde producten in het kader van hun nationale handhavingsstrategieën.

De verwezenlijking van de specifieke doelstellingen zal worden gemonitord aan de hand van de vooraf vastgestelde indicatoren;

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Dankzij direct beheer door de Commissie kan direct contact worden onderhouden met de autoriteiten van de lidstaten en de belanghebbenden die zijn betrokken bij de activiteiten. Met direct beheer kan de Commissie de acties beter afstemmen op de behoeften van het beleid om meer flexibiliteit te hebben om prioriteiten aan te passen in geval van nieuwe behoeften en bij te dragen aan de gemeenschappelijke doelstellingen van de Unie.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Operationele risico’s hebben betrekking op het IT-systeem Safety Gate: risico dat het IT-systeem geen doeltreffend hulpmiddel is voor de samenwerking van de markttoezichtautoriteiten en Consumer Safety Network.

Operationele risico’s hebben ook betrekking op de hoogte van de middelen die in de lidstaten worden toegekend aan de markttoezichtautoriteiten.

Om deze risico’s te beperken, worden er doeltreffende IT-beleidsprocessen uitgevoerd, waarbij de gebruikers van de systemen actief worden betrokken.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

De kosten van de controles zijn verwaarloosbaar ten opzichte van de kredieten voor de ontwikkeling van het IT-systeem zelf.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De door de Commissie uitgevoerde maatregelen zullen overeenkomstig het Financieel Reglement vooraf en achteraf aan controles worden onderworpen. De Commissie, met inbegrip van OLAF, en de Rekenkamer zullen bij contracten en overeenkomsten in verband met de financiering van de uitvoering van deze verordening, uitdrukkelijk worden gemachtigd om audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Type of
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 51

van EVA-landen 52

van kandidaat-lidstaten 53

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

1

03.020401

GK

JA

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

Nummer 1

DG: JUST

Year
2024 54

Year
2025

Year
2026

Year
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Na 2027

Begrotingsonderdeel 55 03.020401

Vastleggingen

(1a)

7,000

7,000

7,000

7,000

28,000

Betalingen

(2a)

2,100

7,000

7,000

7,000

4,900

28,000

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 56  

Begrotingsonderdeel 03010101

(3)

0,200

0,200

0,200

0,200

0,800

TOTAAL kredieten
voor DG JUST 

Vastleggingen

=1a+1b +3

7,200

7,200

7,200

7,200

28,800

Betalingen

=2a+2b

+3

2,300

7,200

7,200

7,200

4,900

28,800





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Year
2024

Year
2025

Year
2026

Year
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: JUST

Personele middelen 

3,054

3,054

3,054

3,054

12,216 

Andere administratieve uitgaven 

0,095

0,095

0,095

0,095

0,380 

TOTAAL DG JUST

Kredieten

3,149

3,149

3,149

3,149

12,596

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

3,149

3,149

3,149

3,149

12,596

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Year
2024 57

Year
2025

Year
2026

Year
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

10,349

10,349

10,349

10,349

41,396

Betalingen

5,449

10,349

10,349

10,349

4,900

41,396

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten 

Vastleggingskredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Year
2024

Year
2025

Year
2026

Year
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 58

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 59

Versterking van de procedures voor samenwerking op het gebied van markttoezicht tussen de handhavingsinstanties, minder versnippering en grotere efficiëntie

Gecoördineerde activiteiten voor de veiligheid van het product

activiteiten

0,300

10

3,000

10

3,000

10

3,000

10

3,000

40

12,000

Onderzoeken, collegiale toetsing, proeven met nationale strategieën voor productveiligheid

verslagen

0,200

2

0,400

2

0,400

2

0,400

2

0,400

8

1,600

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

12

3,400

12

3,400

12

3,400

12

3,400

48

13,600

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2

Vergroting van de operationele capaciteit, verbetering van de doelmatigheid en van de beschikbaarheid van middelen voor coördinatie van handhaving en uitvoering van het voorstel (toezicht, gedelegeerde handelingen) verhoging van het gebruik van de normalisatieprocedures

Uitvoering van het voorstel (gedelegeerde handelingen, toezicht, normalisatie)

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3

Versterking van het handhavingsinstrumentarium, waarbij de markttoezichtautoriteiten de beschikking krijgen over doeltreffendere, toekomstbestendige hulpmiddelen waarvan een grotere afschrikkende werking uitgaat

Big data en andere innovatieve instrumenten op het gebied van onlinemarkttoezicht en productveiligheid –

gegevensverzameling IT-instrumenten

0,125

2

0,250

2

0,250

2

0,250

2

0,250

1,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3

2

0,250

2

0,250

2

0,250

2

0,250

1,000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4

Verbetering van de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten, zowel binnen de EU als met externe partners (onder meer IT-instrumenten). Verbetering van de informatie aan ondernemingen en consumenten over gevaarlijke producten via IT-instrumenten

Safety Gate-stelsel

IT-systemen

0,166

9

1,500

9

1,500

9

1,500

9

1,500

6,000

Uitwisseling van gegevens met internationale partners en andere internationale samenwerking

Koppeling met andere systemen

0,35

3

1,050

3

1,050

3

1,050

3

1,050

4,200

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4

12

2,550

12

2,550

12

2,550

12

2,550

10,200

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 5

Bevordering van de naleving van EU-wetgeving inzake productveiligheid over niet-geharmoniseerde consumentenproducten.

Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten

Conferenties, pers, campagne

0,2

4

0,800

4

0,800

4

0,800

4

0,800

3,200

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 5

4

0,800

4

0,800

4

0,800

4

0,800

3,200

TOTAAL

7,000

7,000

7,000

7,000

28,000

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Year
2024 60

Year
2025

Year
2026

Year
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

3,054

3,054

3,054

3,054

12,216

Andere administratieve uitgaven

0,095

0,095

0,095

0,095

0,380 

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader

3,149

3,149

3,149

3,149

12,596

TOTAAL

3,149

3,149

3,149

3,149

12,596

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Year
2024

Year
2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

18

18

18

18

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek door derden)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte) 61

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

5

5

5

5

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz 62

- zetel

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT - eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

23

23

23

23

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voorbereiding van gedelegeerde handelingen (in verband met traceerbaarheid en teruggeroepen producten), opzetten van de nieuwe samenwerkingsactiviteiten (nieuw arbitragemechanisme, collegiale toetsing, samenwerking met het Unienetwerk voor productconformiteit), proeven met nationale handhavingsstrategieën voor productveiligheid, verbetering van koppelingen met andere gegevensbanken (ICSMS, douane), internationale samenwerking en monitoring van de verordening. Voorbereiding van gedelegeerde handelingen voor de normalisatiewerkzaamheden.

AD-personeel voor productveiligheid en markttoezicht, technische en juridische analyse, beheer van gezamenlijke acties, specifieke deskundigheid op het gebied van markttoezicht, projectmanagement, coördinatie en uitvoering van Safety Gate, internationale samenwerking, het secretariaat van het Consumer Safety Network, communicatie- en promotieactiviteiten, toezicht van de IT- en datasystemen en financieel beheer.

AST-personeel voor de uitvoering van ondersteunende taken bij de organisatie van vergaderingen en administratief beheer.

Extern personeel

Routinematig IT-onderhoud en specifieke ontwikkelingsprojecten –.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financiële kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

Er is geen herprogrammering nodig.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Year
N 63

Year
N+1

Year
N+2

Year
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 64

Year
N

Year
N+1

Year
N+2

Year
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

/

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

/

(1)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Nieuwe consumentenagenda – De weerbaarheid van de consument versterken met het oog op duurzaam herstel, COM(2020) 696 final.
(2)    Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (Voor de EER relevante tekst) (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.).
(3)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (Voor de EER relevante tekst) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.).
(4)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen – “Samen werk maken van een nieuwe groei”, COM(2011) 0206 def.
(5)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen, COM(2015) 0550 final.
(6)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(7)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(8)    Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(9)    Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(10)    Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (Voor de EER relevante tekst) (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 28).
(11)    Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15). 
(12)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, COM(2020) 825 final.
(13)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Strategie voor duurzame chemische stoffen – Op weg naar een gifvrij milieu, COM(2020) 667 final.
(14)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(15)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor een circulaire economie Voor een schoner en concurrerender Europa, COM(2020) 98 final.
(16)    In artikel 169 wordt naar artikel 114 verwezen voor het verwezenlijken van de doelstellingen.
(17)    Productveiligheid is bovendien onderdeel van het hoge niveau van consumentenbescherming dat wordt gewaarborgd door het EU-beleid (zie artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) en daarom is het een van de pijlers van het consumentenbeschermingsbeleid van de EU.
(18)    Handelaren die proberen op verschillende punten toe te treden tot de EU.
(19)    Zie het advies van de Subgroep kunstmatige intelligentie, verbonden producten en andere nieuwe uitdagingen inzake productveiligheid van het Consumer Safety Network uit december 2020.
(20)    Ontvangen feedback over de routekaart: Richtlijn algemene productveiligheid – herziening (europa.eu)
(21)    .PB C  van , blz. .
(22)    Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.).
(23)    Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument (PB L 192 van 11.7. 1987, blz. 49).
(24)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1). 
(25)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1). 
(26)    Europees Milieuagentschap, “Healthy environment, healthy lives: how the environment influences health and well-being in Europe”, EEA-verslag nr. 21/2019, 8 september 2020.
(27)    Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(28)    Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).
(29)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(30)    Verordening […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG.
(31)    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(32)    Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PB L 136 van 22. 5. 2019, blz. 28).
(33)    Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14. 11. 2012, blz. 12).
(34)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(35)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(36)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(37)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(38)    
(39)    Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21. 1. 1998, blz. 14).
(40)    Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten (PB L 112 van 2. 5. 2018, blz. 19).
(41)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 van de Commissie van 8 november 2018 tot vaststelling van richtsnoeren voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid en het bijbehorende kennisgevingssysteem (PB L 73 van 15.3.2019, blz. 121).
(42)    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(43)    PB L 292 van 14.11.1996, blz. 2.
(44)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(45)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(46)    Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29).
(47)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(48)    Richtlijn (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB …)
(49)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a), of b), van het Financieel Reglement.
(50)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(51)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(52)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(53)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(54)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(55)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(56)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(57)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(58)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(59)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
(60)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(61)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(62)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(63)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(64)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 30.6.2021

COM(2021) 346 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een Verordening

van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad





{SEC(2021) 280 final} - {SWD(2021) 168 final} - {SWD(2021) 169 final}


BIJLAGE

Concordantietabel 

Richtlijn 87/357/EEG

Richtlijn 2001/95/EG

Verordening (EU) nr. 1025/2012

Deze verordening

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 2, met uitzondering van punt a), tweede alinea, en punt b), tweede alinea

Artikel 3

Artikel 2, punt a), tweede alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, punt b), tweede alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 5

Artikel 3, lid 2

Artikel 6, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 3, lid 4

Artikel 6, lid 3

Artikel 4, lid 1, punt a)

Artikel 6, lid 2

Artikel 4, lid 1, punt b)

Artikel 10, lid 1

Artikel 4, lid 1, punt c)

-

-

Artikel 4, lid 1, punt d)

-

-

Artikel 4, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 7

Artikel 4, lid 2, tweede alinea

-

-

Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea

Artikel 11, lid 1, punt b)

-

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 8, lid 8

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

-

Artikel 5, lid 1, derde alinea, punt a)

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, artikel 10, lid 6, derde zin

Artikel 5, lid 1, derde alinea, punt b)

Artikel 8, lid 11, en artikel 10, lid 8

Artikel 5, lid 1, vierde alinea, punt a)

Artikel 8, leden 6 en 7, artikel 10, lid 3

Artikel 5, lid 1, vierde alinea, punt b), eerste zin

Artikel 15, lid 2, eerste zin

Artikel 5, lid 1, vierde alinea, punt b), tweede zin

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, en artikel 10, lid 6

Artikel 5, lid 1, vijfde alinea

-

Artikel 5, lid 2

Artikel 11, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3, eerste alinea

Artikel 8, lid 11, artikel 10, lid 8, en artikel 11, lid 4

Artikel 5, lid 3, tweede alinea

-

Artikel 5, lid 4

Artikel 14

Artikelen 6 tot en met 9

Artikel 21

Artikel 10, lid 1

Artikel 28

Artikel 10, lid 2

Artikel 29

Artikel 11, lid 1, eerste alinea

Artikel 24, lid 1

Artikel 11, lid 1, tweede alinea

-

Artikel 11, lid 1, derde alinea

Artikel 24, lid 8

Artikel 11, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 12, lid 1, eerste en vierde alinea

Artikel 24, lid 1

Artikel 12, lid 1, tweede alinea

-

Artikel 12, lid 1, derde alinea

-

Artikel 12, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 24, lid 8

Artikel 12, lid 4

Artikel 36, leden 2 tot en met 6

Artikel 13

Artikel 26

Artikel 14

-

Artikel 15

Artikel 42

Artikel 16, lid 1, eerste alinea

Artikel 31, lid 1

Artikel 16, lid 1, tweede alinea

Artikel 31, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 31, lid 3

Artikel 17

Artikel 39, lid 2

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 21

Artikel 18, lid 3

Artikel 39, lid 1

Artikel 19, lid 1

-

Artikel 19, lid 2

Artikel 43

Artikel 20

-

Bijlage I, punt 1

Artikel 8, lid 10, artikel 10, lid 8, en artikel 11, leden 4 en 5

Bijlage I, punten 2 en 3

Artikel 26

Bijlage III

-

Bijlage IV

Bijlage

Artikel 1

-

Artikel 2

Artikel 6, lid 1, eerste alinea, en artikel 6, lid 1, punt f)

Artikelen 3 tot en met 7

-

Top