This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52021AE4578
Opinion of the European Economic and Social Committee on the proposal for a Council Recommendation on blended learning for high quality and inclusive primary and secondary education (COM(2021) 455 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over “blended” leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs (COM(2021) 455 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over “blended” leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs (COM(2021) 455 final)
EESC 2021/04578
PB C 105 van 4.3.2022, p. 128–133
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 105/128 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over “blended” leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs
(COM(2021) 455 final)
(2022/C 105/19)
Algemeen rapporteur:
Tatjana BABRAUSKIENĖAlgemeen rapporteur:
Michael MCLOUGHLIN
Raadpleging |
Raad, 30.8.2021 |
Rechtsgrondslag |
Artikelen 165, lid 4, en 166, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegde afdeling |
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
20.10.2021 |
Zitting nr. |
654 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
152/0/0 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC constateert tot zijn genoegen dat in het voorstel wordt gesteld dat onderwijs tot de fundamentele rechten van de mens en de rechten van het kind behoort. Lovenswaardig is ook dat met het voorstel wordt beoogd uitvoering te geven aan de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) en andere belangrijke EU-initiatieven (1) die tot doel hebben de samenwerking tussen de lidstaten te versterken teneinde kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs onderdeel te maken van de groene en digitale transitie die het sociale en economische leven en de arbeidsmarkt te wachten staan. |
1.2. |
Het EESC roept de Europese Commissie en de lidstaten wederom op “uitvoering te geven aan het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) — iedereen in Europa het recht geven op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren (LLL) (2) —” en dit toe te passen om de verstrekking van digitale vaardigheden en competenties te verbeteren, met steun voor gelijke toegang tot een combinatie van afstands- en contactonderwijs (“blended learning” — BL) voor iedereen. Een en ander moet worden ondersteund met duurzame overheidsfinanciering, in overeenstemming met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld. |
1.3. |
Het EESC verwijst naar zijn advies (3) waarin het benadrukt dat “bij de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 moet worden gezorgd voor een doeltreffende sociale dialoog en overleg met belanghebbenden, eerbiediging en handhaving van de rechten van werknemers, en voorlichting, raadpleging en inspraak van werknemers bij de ontwikkeling van digitale en ondernemerschapsvaardigheden, met name in beroepsonderwijs en -opleiding, volwassenenonderwijs en opleidingen voor werknemers om de vaardighedenkloof waar bedrijven mee kampen te verkleinen”. |
1.4. |
Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan gebruik te maken van de ervaring die tijdens de COVID-19-crisis met onderwijs is opgedaan en ervoor te zorgen dat “blended learning” (BL) zorgvuldig wordt vormgegeven en wordt ingepast in een evenwichtig onderwijsprogramma met behulp van passende pedagogische instrumenten, zodat alle kinderen toegang hebben tot een adequate en innovatieve leeromgeving en -instrumenten. De lidstaten moeten erop toezien dat BL ten goede komt van kwalitatief hoogstaand en inclusief onderwijs, met name voor kinderen met speciale behoeften. Hoewel het concept BL terrein wint en meer aandacht krijgt, is er nog steeds behoefte aan meer onderzoek en studie, met name vanuit het perspectief van onderwijsachterstanden, alsook voor wat betreft basisscholen en kleuterscholen. |
1.5. |
Om leerlingen en studenten meer autonomie te geven in hun leerproces is het belangrijk dat BL voor iedereen toegankelijk is, niet alleen in plattelandsgebieden waar geen scholen zijn, maar ook in het hoger onderwijs waar van studenten wordt verlangd dat ze zelfstandig leren. |
1.6. |
Wel moet in het geval van buitenschools, projectmatig leren de gezondheid en veiligheid van leerlingen, met name van leerlingen in het beroepsonderwijs, in de gaten gehouden worden. Langdurig afstandsonderwijs, zoals tijdens de COVID-19-crisis, heeft een negatief effect gehad op het mentale en fysieke welzijn van zowel leerlingen als leerkrachten, evenals op de leerresultaten. Het EESC is blij met de nadruk die in het voorstel wordt gelegd op het feit dat gekwalificeerde professionals op het gebied van geestelijke gezondheidszorg doeltreffende ondersteuning moeten bieden om het welzijn van leerlingen en leerkrachten te waarborgen. |
1.7. |
Het EESC verzoekt de lidstaten om erop toe te zien dat BL, na een effectieve dialoog met de relevante sociale partners en belanghebbenden in het onderwijs, in hun onderwijsstrategie wordt opgenomen en wel op een manier die positief bijdraagt tot kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs voor leerlingen, toegang tot goede onderwijs- en leeromgevingen en de nodige instrumenten en steun voor leerkrachten waarborgt, en leerlingen niet aan hun lot overlaat. |
1.8. |
Verder zouden de lidstaten erop moeten letten dat BL niet ten koste gaat van de maatschappelijke waarde van onderwijs en het belang van contactonderwijs in onderwijsprogramma’s niet ondergraaft. De ervaring met onlineonderwijs en -leren tijdens de COVID-19-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat contactonderwijs en voortdurende interactie en feedback tussen leerkrachten en leerlingen van onschatbare waarde zijn om kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs te garanderen. De relaties tussen leerlingen en leerkrachten spelen een sleutelrol in de motivatie en leerprestaties van leerlingen, die niet mogen worden ondermijnd door BL. |
1.9. |
Het EESC zou graag zien dat de lidstaten ervoor zorgen dat bij de ontwikkeling van geïndividualiseerde onderwijsplannen rekening wordt gehouden met de behoeften van leerlingen aan assistentietechnologie. Dit vereist wel dat leerkrachten adequaat worden bijgestaan door ondersteunend personeel, vertrouwd zijn met deze technologie en er doeltreffend gebruik van kunnen maken om in de behoeften van leerlingen met een handicap te voorzien. |
1.10. |
Het EESC onderstreept de centrale rol van leerkrachten in BL. Uitwisseling van personeel, samenwerkingsprojecten en geïndividualiseerd onderwijs zijn mogelijk als leerkrachten hiervoor voldoende tijd kunnen uittrekken en als de schoolleiding dit ondersteunt. Het is van groot belang een BL-gemeenschap te stimuleren om de waarde van onderwijs- en opleidingstechnologie te promoten. |
1.11. |
Met het oog op inclusie en kwalitatief hoogwaardig onderwijs is het bovendien noodzakelijk dat BL bijdraagt aan de uitvoering van de “Conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst”. In dit verband roept het EESC de lidstaten op om leerkrachten doeltreffend te ondersteunen bij hun voorbereiding op het verlenen van steun aan leerlingen met het oog op een kwaliteitsvolle manier van “blended learning”, door de initiële opleiding en bij- en nascholing beter af te stemmen op de behoeften van leerkrachten en leerlingen. |
1.12. |
Het EESC is ingenomen met de voorgestelde maatregelen ter ondersteuning van de IT-vaardigheden van leerkrachten, zoals digitale bijscholingscursussen, programma’s en instrumenten voor leerkrachten en de ontwikkeling en verspreiding van pedagogische modules en hulpmiddelen voor online- en on-siteonderwijs. Daarnaast zou het voorstel het recht van leerkrachten op actuele en toegankelijke bij- en nascholing moeten ondersteunen, hetgeen moet worden erkend in de sociale dialoog en de collectieve onderhandelingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau, waarbij de sociale partners in het onderwijs op zinvolle wijze worden betrokken. |
1.13. |
Het EESC wijst erop dat open onlinecursussen voor een groot publiek (MOOC’s) niet noodzakelijk interactief zijn of gebaseerd op een goede pedagogische aanpak. Daarom verzoekt het de Commissie om leerkrachten, opleiders, schoolleiders en lerarenopleiders via het platform School Education Gateway meer gediversifieerde onderwijsondersteuning aan te bieden, met het oog op certificering. De technische hulpmiddelen en materialen die met steun van de Commissie voor BL worden ontwikkeld, moeten betrouwbaar en gebruiksvriendelijk zijn, in alle officiële talen van de EU worden vertaald en door alle betrokkenen bij het leerproces unaniem worden aanvaard. Het zou een goede zaak zijn als de Erasmus+ Teacher Academies ook zouden worden verzocht om gezamenlijke geaccrediteerde opleidingsprogramma’s voor leerkrachten te ontwikkelen ter verbetering van de pedagogiek op het gebied van BL. In verband hiermee moet ook de rol van microcredentials worden onderzocht. |
1.14. |
Het EESC is verheugd dat in het voorstel de nadruk wordt gelegd op het welzijn van leerkrachten en de aantrekkelijkheid van hun beroep, en stelt voor dat de lidstaten meer leerkrachten aanstellen om het welzijn van het onderwijzend personeel te bevorderen. Het grote tekort aan leerkrachten en de onaantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en salarissen (4) hebben een negatief effect op de kwaliteit van het onderwijs. Dit kan een obstakel vormen voor de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en inclusieve systemen voor “blended learning”. |
1.15. |
Het EESC wijst erop dat de combinatie van contact- en afstandsonderwijs vereist dat leerkrachten creatief en innovatief (5) zijn en over goede pedagogische vaardigheden beschikken. Het is van essentieel belang dat “blended learning” zodanig wordt vormgegeven dat rekening wordt gehouden met de werkdruk, arbeidstijd en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden van leerkrachten en dat ze over een ondersteunende werkomgeving beschikken. |
1.16. |
Het EESC beveelt aan om te zorgen voor democratisch leiderschap op school, waarbij leerlingen en leerkrachten daadwerkelijk zelfstandig hun eigen leer- en onderwijsproces kunnen sturen. Het EESC wijst er nogmaals op dat democratische governance van onderwijs- en opleidingsstelsels moet worden gewaarborgd en versterkt, en zinvol overleg met het maatschappelijk middenveld moet (6). |
1.17. |
Het EESC merkt op dat BL buiten een formele onderwijssetting, zoals informeel en niet-formeel leren, moet worden erkend en dat daarbij de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren effectief ten uitvoer moet worden gelegd. Informeel en niet-formeel leren spelen namelijk een belangrijke rol bij het ondersteunen van de ontwikkeling van essentiële interpersoonlijke, communicatieve en cognitieve vaardigheden, waaronder creativiteit, actief burgerschap en beroepsvaardigheden. Iedereen moet kunnen deelnemen aan valideringsprocessen, die met duurzame overheidsinvesteringen moeten worden ondersteund. |
1.18. |
Het EESC wijst erop dat goed ontwikkeld “blended learning” moet worden ondersteund door duurzame overheidsinvesteringen, zoals omschreven in het kader van het Europees Semester en geschraagd door aanvullende EU-fondsen, zoals de herstel- en veerkrachtfaciliteit, Erasmus+ en het ESF+. Ondersteuning van de toegang tot kwaliteitsvolle onlineleerprogramma’s is van essentieel belang voor elke leerling. Er moet meer geïnvesteerd worden, met name om te zorgen voor kwalitatief hoogstaand afstandsonderwijs voor leerlingen in het beroepsonderwijs en om te garanderen dat zij over de instrumenten en simulatoren beschikken om in een veilige omgeving zelfstandig praktische leeropdrachten te kunnen uitvoeren, alsook om gemeenschapscentra en bibliotheken in te richten voor levenslang leren (7). |
1.19. |
Het toenemende gebruik van digitale instrumenten in het kader van BL brengt de veiligheid van de gegevens van leerlingen en leerkrachten en de intellectuele-eigendomsrechten van leerkrachten steeds meer in gevaar. Daarom moeten de Commissie en de lidstaten zorgen voor duurzame overheidsfinanciering en in overleg met de sociale partners en belanghebbenden in het onderwijs een passend rechtskader tot stand brengen om de bescherming van gegevens en intellectuele-eigendomsrechten in het onderwijs te waarborgen. Het baart het EESC zorgen dat in de aanbeveling wordt gesteld dat er “geen extra middelen” nodig zijn om de plannen in het voorstel uit te voeren. Financiering kan een manier zijn om samenwerking tot stand te brengen op gebieden waar de EU geen stevige bevoegdheden heeft. De kosten kunnen betrekking hebben op het hosten, onderhouden en toerusten van een platform, het hosten van leermiddelen, beveiligen van gegevens, uitrusten van leerkrachten en leerlingen enz. Als de passende middelen ontbreken, zullen de meest kansarme leerlingen daar het meest de dupe van zijn. |
1.20. |
Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op de wildgroei aan onderwijsaanbieders en de uitbreiding van de EdTech-sector aan te pakken, die nog meer zal worden gestimuleerd door de invoering van BL in onderwijsprogramma’s. Het EESC roept de lidstaten op om nationale regelgeving uit te werken en ook te kijken naar de mogelijkheid om openbare platforms voor online onderwijzen en leren op te zetten, teneinde de publieke waarde van onderwijs te beschermen. Daarnaast moeten publieke platforms worden opgezet in zinvol overleg met de sociale partners en belanghebbenden in het onderwijs, met volledige inachtneming van de professionele autonomie van leerkrachten en onderwijspersoneel, alsook van de academische vrijheid en de autonomie van onderwijsinstellingen, zonder dat druk wordt uitgeoefend op leerkrachten of onderwijspersoneel met betrekking tot het lesmateriaal en de pedagogische methoden die zij gebruiken. |
1.21. |
Gezien het belang dat aan “blended learning” en alles wat daarbij komt kijken wordt gehecht, stelt het EESC voor om voor deze aanbeveling afzonderlijke metingen te verrichten en naar leeftijd uitgesplitste gegevens te verzamelen en daarbij rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsbehoeften van kinderen en jongeren. Hierdoor moet het ook mogelijk worden om cijfers te verzamelen over andere factoren die tot achterstand leiden, zoals pesten en voortijdig schoolverlaten. In samenwerking met de betrokken partners kunnen de precieze meetmethoden worden ontwikkeld. Ook moet er duidelijk worden gerapporteerd over en toezicht worden gehouden op de uitvoering van de aanbeveling. |
2. Algemene opmerkingen
2.1. |
In dit advies buigt het EESC zich over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over “blended” leren voor hoogwaardig en inclusief basis- en middelbaar onderwijs. Hierbij wordt ook de nadruk gelegd op het initieel beroepsonderwijs op secundair niveau. In de voorgestelde aanbeveling wordt er niet voor gepleit dat onderwijskundigen in het algemeen minder aanwezig zijn in het leerproces en wordt evenmin aangeraden om meer uren voor een scherm door te brengen. Het EESC is verheugd over de betrokkenheid van jongeren, die gedurende het hele proces een rol zouden moeten spelen. |
2.2. |
Volgens een studie van de Europese Commissie (8) moet “blended learning” worden opgevat als “een hybride aanpak waarbij leren op school wordt gecombineerd met afstandsonderwijs, inclusief online leren. “Blended learning” is een flexibele manier om aan een project te werken of een studie te volgen zonder dat leerkrachten en leerlingen steeds in dezelfde ruimte hoeven te zijn.” |
2.3. |
Leren op school is weliswaar bevorderlijk voor de sociale vaardigheden, het welzijn, het gevoel van verbondenheid, de gemeenschapszin en een betere persoonlijke interactie tussen leerkrachten en leerlingen en tussen leerlingen onderling, maar een goed georganiseerde vorm van “blended learning” kan de leerlingen helpen om zelfstandiger te leren op een manier die beter afgestemd is op hun persoonlijke behoeften (9). Het kan met name veelbelovend zijn voor kunstzinnig onderwijs waarbij gebruikgemaakt wordt van videomateriaal. |
2.4. |
Hoewel BL in het voorstel wordt beschreven als een hybride benadering, waarbij de nadruk wordt gelegd op flexibiliteit en de kansen die BL biedt om zelfstandig studeren aan te moedigen, moet er meer duidelijkheid komen omtrent de rol die leerkrachten en opleiders spelen bij de implementatie van deze gecombineerde vorm van leren. Het is dan ook belangrijk dat wanneer BL wordt ingepast in het lesprogramma, de hele school hierbij wordt betrokken en dat rekening wordt gehouden met de behoeften van leerkrachten, leerlingen en hun familie. Ook moet “blended learning” tijdens schooltijd plaatsvinden en mag BL niet leiden tot een onhoudbare werkdruk voor leerkrachten of een extra belasting voor leerlingen en hun familie. |
3. Bijzondere opmerkingen
3.1. |
De COVID-19-crisis heeft leerlingen van basisscholen, middelbare scholen en scholen voor beroepsonderwijs verplicht om meer zelfstandig te leren. Scholen en leerkrachten hebben zich plotseling — meestal zonder behoorlijke voorbereiding — moeten aanpassen aan online en afstandsonderwijs door middel van digitale berichten, e-mails, online video-chats en andere middelen om in contact te komen met kinderen en zo adequaat les te kunnen geven tijdens de lockdown. Het is ook een grote uitdaging geweest voor kinderen met een handicap, die veelal op achterstand staan waar het gaat om interactie via digitale media. Overheden, tv-omroepen, sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleidingen, ngo’s en individuele personen zijn ongelooflijk snel in actie gekomen om leerkrachten te ondersteunen bij het opzetten van virtuele klaslokalen en samenwerkingsplatforms, maar er moet nog veel meer worden gedaan. |
3.2. |
Gezien de enorme impact van de COVID-19-crisis op jongeren en het onderwijsstelsel moeten we ook voorzichtig zijn met de timing van veranderingen. Het duurt even voordat het contactonderwijs weer helemaal is hersteld en veel jongeren moeten wennen aan de terugkeer naar “normaal”: te veel verandering in korte tijd kan destabiliserend werken. Kinderen en jongeren hebben het meest te lijden gehad onder de COVID-crisis, met name op het gebied van onderwijs, sociale contacten, economische vooruitzichten en geestelijke gezondheid. In de komende periode zou prioriteit moeten worden gegeven aan normalisering en bijzondere aandacht worden besteed aan welzijn, geestelijke gezondheid en formeel leren. |
3.3. |
Het EESC maakt zich zorgen over de vraag hoe op basisscholen en ook in de onderbouw van middelbare scholen kan worden omgegaan met “blended learning”, omdat kinderen op deze leeftijd vaak niet over de nodige vaardigheden beschikken om actief te leren in een BL-omgeving. Meestal ontbreekt het hen aan zelfsturing, samenwerkingsvaardigheden en ICT-skills, zijn ze niet in staat om zelf kennis te vergaren of zichzelf te beoordelen en beschikken ze niet over de vele andere vaardigheden die in de 21e eeuw worden gevraagd. Deze vaardigheden zijn noodzakelijk om succesvol te kunnen leren in een “blended setting” en het ontbreken ervan bij leerlingen kan de totstandbrenging van een kwalitatief hoogwaardige vorm van “blended learning” in gevaar brengen. Experimenten met BL in het onderwijs moeten eerst met oudere leerlingen en studenten worden uitgevoerd en niet met jongere; dat moet het algemene uitgangspunt worden. |
3.4. |
Het EESC wijst erop dat leerlingen in het beroepsonderwijs het meest te lijden hebben gehad onder de COVID-crisis, omdat zij geen praktische leerervaring konden opdoen tijdens een stage. Door gebrek aan toegang tot breedband en IT-instrumenten, ontoereikende interactie tussen leerkrachten en leerlingen en het ontbreken van geschikte leeromgevingen is het aantal voortijdige schoolverlaters gestegen, met name onder meisjes en kinderen uit sociaaleconomisch achtergestelde groepen. Daarom moet “blended learning” zorgvuldig worden vormgegeven en ingezet om ervoor te zorgen dat alle kinderen over een inclusieve leeromgeving en -instrumenten kunnen beschikken. Hoewel de aanbeveling grotendeels gericht is op het basis- en middelbaar onderwijs, zou het nuttig zijn om ook in het secundair initieel beroepsonderwijs de mogelijkheden voor BL op het gebied van werkend leren te onderzoeken. |
3.5. |
Een van de maatregelen die in het voorstel worden geopperd, is een directe reactie op de crisis: “prioriteit geven aan het lichamelijke en geestelijke welzijn van lerenden en hun gezinnen”, evenals “de ontwikkeling van digitale competenties van lerenden en gezinnen” aanmoedigen. In dit verband wijst het EESC erop hoe belangrijk het is om het streven naar welzijn en betere digitale vaardigheden uit te breiden tot het hele onderwijsstelsel, waaronder met name leerkrachten, opleiders en schoolleiders. |
3.6. |
Het EESC is blij dat de Commissie voorstelt om in samenwerking met de lidstaten specifieke richtsnoeren, handboeken en andere concrete hulpmiddelen te ontwikkelen op basis van feitelijke gegevens, peer-learningactiviteiten en goede praktijken. Hiermee worden de vastgestelde lacunes in de ondersteuning van de ontwikkeling van een vorm van “blended learning” op scholen en in onderwijsstelsels opgevuld. Ook de sociale partners en andere relevante belanghebbenden moeten bij deze samenwerking worden betrokken. Elke stap, verandering of aanpassing van het onderwijsstelsel moet met de grootst mogelijke voorzichtigheid worden gedaan. We moeten er absoluut zeker van zijn dat dergelijke veranderingen de onderwijsachterstand en schooluitval, die de grootste uitdagingen vormen voor ons onderwijsstelsel, op geen enkele manier verergeren. |
3.7. |
Het EESC is van mening dat BL het potentieel heeft om zowel de manier van lesgeven als van leren volledig te veranderen. Hoewel in het voorstel de nadruk wordt gelegd op het bevorderen van “een gemeenschappelijk Europees begrip (…) van de mogelijkheden die worden gecreëerd door “blended learning”, waaronder het verbeteren van de kwaliteit en inclusiviteit van onderwijs en opleiding, en de brede competentieontwikkeling en het welzijn van lerenden”, wil het EESC erop wijzen dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de beperkingen bij de implementatie van BL, met name in plattelandsgebieden en achterstandsregio’s waar de infrastructuur (gebrek aan toegang tot breedband en IT-instrumenten) en de randvoorwaarden (thuissituatie, financiële achtergrond enz.) ontbreken om leerlingen van kwalitatief hoogwaardig BL te voorzien. Een goede en betrouwbare internetverbinding is van cruciaal belang, vooral wanneer het hele gezin zijn activiteiten online moet uitvoeren. Bovendien beschikken niet alle leerlingen over de nodige digitale vaardigheden, zelfdiscipline of autonomie om zelfstandig lessen te volgen en taken uit te voeren zonder persoonlijk contact met leerkrachten. In het algemeen hangt het succes van “blended learning” sterk af van ouderlijk toezicht en de hulp van ouders, vooral in het geval van jongere leerlingen. Het risico bestaat dat hierdoor ongelijkheden in de leerresultaten van leerlingen ontstaan of dat deze ongelijkheden groter worden en dat het aantal voortijdige schoolverlaters toeneemt, aangezien niet iedereen ouders heeft die in staat of beschikbaar zijn om die rol effectief te vervullen. |
3.8. |
Hoewel onderwijsstelsels de laatste jaren een groeiende trend richting privatisering hebben laten zien, moet BL op een zodanige manier in onderwijsprogramma’s worden opgenomen dat de verantwoordingsplicht en transparantie in de governance van publieke onderwijsstelsels worden beschermd tegen de invloed van particuliere en commerciële belangen en spelers. Onderwijs als openbaar goed mag niet worden ondermijnd door BL. |
3.9. |
Vóór COVID-19 hadden leerkrachten al te maken met groeiende leerachterstand bij leerlingen als gevolg van verschillende sociaaleconomische oorzaken. Andere factoren die spelen, zijn racisme, segregatie en een algemene afname van de opwaartse mobiliteit en een neergang van de wereldeconomie. Verder is het belang van bijvoorbeeld huiswerk toegenomen, wat alleen maar bijdraagt tot nog grotere verschillen in prestaties. Ook isolement en zelfstudie hebben nadelige psychologische gevolgen. Voor veel leerlingen, met name uit sociaaleconomisch achtergestelde milieus, biedt persoonlijk contact met leerkrachten en leeftijdsgenoten een uitlaatklep en helpt het de leerachterstand te verkleinen. De aanhoudende COVID-19-pandemie heeft deze leerachterstand, evenals de digitale vaardigheidskloof, nog vergroot, waardoor meer leerlingen achterop dreigen te raken. |
3.10. |
Het EESC vestigt de aandacht op het feit dat de basisopleiding en permanente bijscholing van leerkrachten niet volstaan om hen de juiste vaardigheden bij te brengen, waaronder digitale vaardigheden en pedagogische methoden, of lesmateriaal aan te reiken voor “blended learning”. Dit geldt met name voor het werken met leerlingen met bijzondere behoeften, in een multiculturele omgeving of met kansarme leerlingen, wat nog problematischer is dan gewoonlijk, omdat juist die groepen leerlingen die in de huidige situatie extra steun nodig hebben, benadeeld worden. Het Europees Gehandicaptenforum dringt aan op gelijke toegang tot onderwijsdiensten voor werknemers en leerlingen of studenten met een handicap, en op maatregelen zoals het inschakelen van gebarentolken, live ondertiteling en aangepast werk. |
3.11. |
De in het voorstel genoemde instrumenten voor zelfevaluatie, zoals het toekomstige Selfie-instrument voor leerkrachten, kunnen de toepassing van “blended learning” in de praktijk ondersteunen. Het risico bestaat echter dat deze instrumenten tot benchmarking tussen onderwijsinstellingen leiden, met het oog op ranglijsten, classificaties en wedstrijden. Het is belangrijk dat bij de invoering van “blended learning” rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van onderwijsinstellingen en met de prioriteiten voor wat betreft het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT), waarover leerkrachten, opleiders en schoolleiders het eens moeten worden. |
3.12. |
Overeenkomstig artikel 12 van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind moet bij het werken met kinderen en jongeren in toenemende mate worden uitgegaan van daadwerkelijke en voortdurende participatie van de betrokkenen. Afgezien van één raadpleging wordt er in de aanbeveling niet veel aandacht besteed aan de standpunten van kinderen. Hier moet iets aan worden gedaan. Veel lidstaten ontwikkelen modellen van beste praktijken en de EU werkt aan een eigen kinderrechtenstrategie. Een dergelijke gewijzigde aanpak moet uiteindelijk ook door schoolleiders worden omarmd en tot uiting komen in evaluaties. |
Brussel, 20 oktober 2021.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Christa SCHWENG
(1) COM(2020) 625 final, COM(2020) 624 final, PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1, PB C 221 van 10.6.2021, blz. 3.
(2) PB C 56 van 16.2.2021, blz. 1.
(3) PB C 286 van 16.7.2021, blz. 27.
(4) Europese Commissie, Verslag over leerkrachten in Europa, loopbanen, ontwikkeling en welzijn, 2021.
(5) Europese Commissie, Blended learning in school education — guidelines for the start of the academic year 2020/21.
(6) PB C 286 van 16.7.2021, blz. 27.
(7) Downes, P. (2011), Multi/Interdisciplinary Teams for Early School Leaving Prevention: Developing a European Strategy Informed by International Evidence and Research, Europese Commissie, Neset (Network of Experts on Social Aspects of Education and Training), directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur, Brussel.
(8) Europese Commissie, Blended learning in school education — guidelines for the start of the academic year 2020/21.
(9) Ibidem.