EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 24.6.2020
SWD(2020) 115 final
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE
[…]
bij
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Gegevensbescherming als pijler van zeggenschap van de burger en de EU-aanpak van de digitale transformatie – twee jaar toepassing van de algemene verordening gegevensbescherming
{COM(2020) 264 final}
Inhoud
1
Achtergrond
2
Handhaving van de AVG en werking van de mechanismen voor samenwerking en coherentie
2.1
Gebruik van versterkte bevoegdheden door gegevensbeschermingsautoriteiten
Specifieke onderwerpen voor de publieke sector
Samenwerking met andere toezichthouders
2.2
De mechanismen voor samenwerking en coherentie
Eén loket
Wederzijdse bijstand
Coherentiemechanisme
Uitdagingen
2.3
Advies en richtsnoeren
Voorlichting en advies door gegevensbeschermingsautoriteiten
Richtsnoeren van het Europees Comité voor gegevensbescherming
2.4
Middelen van de gegevensbeschermingsautoriteiten
3
Geharmoniseerde regels, maar nog steeds enige fragmentatie en uiteenlopende benaderingen
3.1
Tenuitvoerlegging van de AVG door de lidstaten
Belangrijkste punten met betrekking tot nationale tenuitvoerlegging
In overeenstemming brengen van het recht op bescherming van persoonsgegevens met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie
3.2
Facultatieve specificatieclausules en hun beperkingen
Fragmentatie als gevolg van het gebruik van facultatieve specificatieclausules
4
Burgers in staat stellen controle uit te oefenen over hun eigen gegevens
5
Kansen en uitdagingen voor organisaties, met name kleine en middelgrote ondernemingen
Toolbox voor ondernemingen
6
Toepassing van de AVG op nieuwe technologieën
7
Internationale doorgiften en mondiale samenwerking
7.1
Privacy: een mondiale aangelegenheid
7.2
De AVG-doorgiftetoolbox
Adequaatheidsbesluiten
Passende waarborgen
Afwijkingen
50
Beslissingen van buitenlandse gerechten of autoriteiten: geen grond voor doorgiften
51
7.3
Internationale samenwerking op het gebied van gegevensbescherming
53
De bilaterale dimensie
53
De multilaterale dimensie
55
Bijlage I: Clausules voor facultatieve specificaties door nationale wetgeving
Bijlage II. Overzicht van de middelen van de gegevensbeschermingsautoriteiten
1Achtergrond
De algemene verordening gegevensbescherming (hierna: “de AVG”) is het resultaat van acht jaar voorbereiding, ontwerpen maken en interinstitutionele onderhandelingen, en is na een overgangsperiode van twee jaar (mei 2016 – mei 2018) op 25 mei 2018 van toepassing geworden. Artikel 97 van de AVG verplicht de Commissie over de evaluatie en de toetsing van deze verordening verslag uit te brengen, te beginnen met een eerste verslag twee jaar nadat de verordening van toepassing is geworden en vervolgens iedere vier jaar.
De evaluatie maakt tevens deel uit van de veelzijdige benadering waarvoor de Commissie reeds voor het van toepassing worden van de AVG had gekozen en waaraan zij sindsdien voortvarend is blijven werken. Onderdeel van deze benadering is dat de Commissie met de lidstaten voortdurend bilaterale dialogen heeft gevoerd over de conformiteit van de nationale wetgeving met de AVG, actief bijdragen heeft geleverd aan de werkzaamheden van het Europees Comité voor gegevensbescherming (hierna: “het Comité”) door ervaringen over te dragen en expertise te verstrekken, gegevensbeschermingsautoriteiten heeft ondersteund en nauwe contacten heeft onderhouden met een zeer uiteenlopende groep belanghebbenden over de praktische toepassing van de verordening.
De evaluatie bouwt voort op de inventarisatie van de Commissie met betrekking tot het eerste jaar dat de AVG van toepassing was, die is samengevat in de mededeling van de Commissie van juli 2019. De evaluatie is tevens een vervolg op de mededeling van de Commissie van januari 2018 met betrekking tot de toepassing van de AVG. De Commissie heeft tevens de richtsnoeren van september 2018 voor het gebruik van persoonsgegevens in het kader van verkiezingen vastgesteld, evenals de richtsnoeren van april 2020 voor apps ter ondersteuning van de bestrijding van de COVID-19-pandemie.
Hoewel de nadruk van deze evaluatie op de twee kwesties ligt waarop in artikel 97, lid 2, van de AVG wordt gewezen, namelijk internationale doorgiften en de mechanismen voor samenwerking en coherentie, wordt bij deze evaluatie een bredere benadering gevolgd om ook kwesties te behandelen die de afgelopen twee jaar door verschillende actoren aan de orde zijn gesteld.
Bij de voorbereiding van de evaluatie heeft de Commissie rekening gehouden met bijdragen van:
·de Raad;
·het Europees Parlement (Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken);
·het Comité en afzonderlijke gegevensbeschermingsautoriteiten, op basis van een door de Commissie toegezonden vragenlijst;
·de feedback van de leden van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden ter ondersteuning van de toepassing van de AVG, eveneens op basis van een door de Commissie toegezonden vragenlijst;
·en ad-hocbijdragen die werden ontvangen van belanghebbenden.
2Handhaving van de AVG en werking van de mechanismen voor samenwerking en coherentie
De AVG voorziet in een innovatief governancesysteem en heeft de basis gelegd voor een werkelijk Europese cultuur van gegevensbescherming, die niet alleen moet zorgen voor een geharmoniseerde interpretatie van de regels voor gegevensbescherming, maar ook voor een geharmoniseerde toepassing en handhaving ervan. De pijlers hiervan zijn de onafhankelijke nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en het recent ingestelde Comité.
Aangezien de gegevensbeschermingsautoriteiten essentieel zijn voor het functioneren van het hele EU-systeem voor gegevensbescherming, monitort de Commissie hun daadwerkelijke onafhankelijkheid nauwlettend, ook wat betreft passende financiële, personele en technische middelen.
Het is nog te vroeg om de werking van de mechanismen voor samenwerkingen coherentie volledig te beoordelen, gezien de korte ervaring met de toepassing ervan. Daarnaast hebben de gegevensbeschermingsautoriteiten nog niet het volledige scala aan instrumenten benut waarin de AVG voorziet om hun samenwerking verder te versterken.
2.1Gebruik van versterkte bevoegdheden door gegevensbeschermingsautoriteiten
De AVG heeft onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteiten vastgesteld en hun geharmoniseerde en doeltreffender handhavingsbevoegdheden toegekend. Sinds de AVG van toepassing is geworden, hebben deze autoriteiten gebruikgemaakt van een breed scala aan in de AVG voorziene bevoegdheden tot het nemen van corrigerende maatregelen, waaronder administratieve geldboeten (22 EU/EER-autoriteiten), waarschuwingen en berispingen (23), instructies om verzoeken van betrokkenen in te willigen (26), instructies om verwerkingen in overeenstemming met de AVG te brengen (27) en instructies om verwerking te rectificeren, wissen of beperken (17). Ongeveer de helft van de gegevensbeschermingsautoriteiten (13) heeft tijdelijke of definitieve verwerkingsbeperkingen opgelegd, waaronder verwerkingsverboden. Dit wijst op bewust gebruik van alle corrigerende maatregelen waarin de AVG voorziet; de gegevensbeschermingsautoriteiten deinsden er niet voor terug om administratieve geldboeten op te leggen in aanvulling op of in de plaats van corrigerende maatregelen, al naargelang de omstandigheden van elk individueel geval.
Administratieve geldboeten:
Tussen 25 mei 2018 en 30 november 2019 legden 22 EU/EER-gegevensbeschermingsautoriteiten circa 785 geldboeten op. Slechts enkele autoriteiten hebben nog geen administratieve geldboeten opgelegd, ofschoon lopende procedures kunnen resulteren in dergelijke geldboeten. Het merendeel van de geldboeten had betrekking op inbreuken op: het beginsel van rechtmatigheid; geldige toestemming; bescherming van gevoelige gegevens; de transparantieverplichting, de rechten van betrokkenen; en inbreuken in verband met persoonsgegevens.
Voorbeelden van boeten die door gegevensbeschermingsautoriteiten zijn opgelegd:
-
200 000 EUR voor niet-naleving van het recht om bezwaar te maken tegen direct marketing in Griekenland;
-
220 000 EUR voor een gegevensmakelaar in Polen, omdat hij had verzuimd mensen ervan in kennis te stellen dat hun gegevens werden verwerkt;
-
250 000 EUR voor de Spaanse voetbalcompetitie LaLiga, vanwege onvoldoende transparantie in het ontwerp van een smartphone-applicatie;
-
14,5 miljoen EUR voor schending van gegevensbeschermingsbeginselen, in het bijzonder onrechtmatige opslag, door een Duits vastgoedbedrijf;
-
18 miljoen EUR voor grootschalige onrechtmatige verwerking van bijzondere categorieën van gegevens door Oostenrijkse postdiensten;
-
50 miljoen EUR voor Google in Frankrijk, vanwege de voorwaarden voor het verkrijgen van toestemming van gebruikers.
Het succes van de AVG dient niet te worden afgemeten aan de hand van het aantal opgelegde geldboeten, aangezien de AVG voorziet in een uitgebreider palet corrigerende bevoegdheden. Al naargelang de omstandigheden kan het afschrikkend effect van bijvoorbeeld een verwerkingsverbod of de opschorting van gegevensstromen veel groter zijn.
Specifieke onderwerpen voor de publieke sector
De AVG laat elke lidstaat vrij om te bepalen of en in hoeverre administratieve geldboeten worden opgelegd aan overheidsinstanties en overheidsorganen. Wanneer lidstaten van deze mogelijkheid gebruikmaken, doet dit geen afbreuk aan het recht van gegevensbeschermingsautoriteiten om gebruik te maken van alle andere corrigerende bevoegdheden ten aanzien van overheidsinstanties en overheidsorganen.
Een ander specifiek onderwerp is het toezicht op gerechten: hoewel de AVG ook van toepassing is op de activiteiten van gerechten, zijn deze bij de uitoefening van hun gerechtelijke taken vrijgesteld van toezicht door gegevensbeschermingsautoriteiten. Krachtens het Handvest en het VWEU zijn lidstaten echter verplicht om het toezicht op die gegevensverwerkingen toe te vertrouwen aan een onafhankelijke instantie binnen de rechterlijke organisatie.
Samenwerking met andere toezichthouders
Zoals bekendgemaakt in haar mededeling van juli 2019 ondersteunt de Commissie interactie met andere toezichthouders, met volledige inachtneming van hun respectieve bevoegdheden. Consumentenbescherming en mededinging zijn veelbelovende terreinen van samenwerking. Het Comité heeft zich bereid verklaard in overleg te treden met andere toezichthouders, met name met betrekking tot concentratie op digitale markten. De Commissie heeft het belang van privacy en gegevensbescherming onderkend als kwalitatief criterium voor mededinging. Leden van het Comité hebben met het Netwerk voor samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming deelgenomen aan gezamenlijke workshops over samenwerking op het gebied van betere handhaving van de EU-wetgeving betreffende consumenten- en gegevensbescherming. Deze benadering zal worden gehanteerd om wederzijds begrip te kweken en praktische oplossingen te ontwikkelen voor problemen die consumenten ervaren, met name in de digitale economie.
Om een consistente aanpak van privacy en gegevensbescherming te waarborgen, en in afwachting van de vaststelling van de e-privacyverordening, is nauwe samenwerking met de autoriteiten die bevoegd zijn voor de handhaving van de e-privacyrichtlijn, de lex specialis op het gebied van elektronische communicatie, absoluut noodzakelijk. Nauwere samenwerking met de autoriteiten die bevoegd zijn krachtens de richtlijn cyberbeveiliging en met de samenwerkingsgroep voor netwerk- en informatiebeveiliging (NIS-samenwerkingsgroep) zou wederzijds voordeel opleveren voor zowel die autoriteiten als de gegevensbeschermingsautoriteiten.
2.2De mechanismen voor samenwerking en coherentie
De AVG heeft het samenwerkingsmechanisme (één loket voor marktdeelnemers, gezamenlijke operaties en wederzijdse bijstand tussen gegevensbeschermingsautoriteiten) en het coherentiemechanisme gecreëerd met het oog op de bevordering van een uniforme toepassing van de regels voor gegevensbescherming door middel van een coherente interpretatie en de beslechting van eventuele meningsverschillen tussen autoriteiten door het Comité.
Het Comité, waarin alle gegevensbeschermingsautoriteiten bijeenkomen, is ingesteld als een EU-orgaan met rechtspersoonlijkheid, is volledig operationeel en wordt ondersteund door een secretariaat. Het Comité is van essentieel belang voor het goed functioneren van de twee hierboven genoemde mechanismen. Eind 2019 had het Comité 67 documenten vastgesteld, waaronder 10 nieuwe richtsnoeren en 43 adviezen.
De belangrijke rol van het Comité kwam voort uit de behoefte om snel tot een coherente interpretatie van de AVG te komen en onmiddellijk toepasbare oplossingen op EU-niveau te vinden. In het kader van de COVID-19-uitbraak bijvoorbeeld heeft het Comité in maart 2020 een verklaring aangenomen over de verwerking van persoonsgegevens, die onder meer handelt over de rechtmatigheid van verwerking en het gebruik van locatiegegevens van mobiele telefoons in die context, en in april 2020 heeft het richtsnoeren vastgesteld inzake de verwerking van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de COVID-19-uitbraak en richtsnoeren voor het gebruik van locatiegegevens en instrumenten voor contacttracering in het kader van de uitbraak van COVID-19. Het Comité heeft eveneens een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de EU-aanpak ten aanzien van traceringsapps door de Commissie en de lidstaten.
De dagelijkse samenwerking tussen de gegevensbeschermingsautoriteiten is gebaseerd op de uitwisseling van informatie en kennisgevingen van zaken die door de autoriteiten zijn geopend, of deze nu handelen in hun capaciteit als autoriteit of als lid van het Comité. Om de communicatie tussen autoriteiten te vergemakkelijken, verleende de Commissie hun aanzienlijke steun door een informatie-uitwisselingssysteem beschikbaar te stellen. De meeste autoriteiten zijn van mening dat het systeem aan de behoeften van de mechanismen voor samenwerking en coherentie voldoet, ook al zou het verfijnd kunnen worden, bijvoorbeeld door het gebruikersvriendelijker te maken.
Het gaat nog maar om de beginfase, maar een aantal resultaten en problemen kunnen nu al worden gesignaleerd en worden hieronder weergegeven. Ze laten zien dat de gegevensbeschermingsautoriteiten tot dusver doelmatig gebruik van de instrumenten voor samenwerking hebben gemaakt, waarbij de voorkeur uitgaat naar flexibelere oplossingen.
Eén loket
Als algemene regel geldt dat de gegevensbeschermingsautoriteit van een lidstaat bij een grensoverschrijdende zaak betrokken kan zijn (i) als leidende autoriteit, wanneer de hoofdvestiging van de marktpartij zich in deze lidstaat bevindt of (ii) als betrokken autoriteit, wanneer de marktpartij een vestiging op het grondgebied van deze lidstaat heeft, wanneer burgers in deze lidstaat wezenlijke gevolgen ondervinden of wanneer een klacht bij deze autoriteit is ingediend.
Deze nauwe samenwerking is de dagelijkse praktijk geworden: sinds de datum waarop de AVG van toepassing is geworden hebben gegevensbeschermingsautoriteiten in alle lidstaten op enig moment hetzij als leidende autoriteit, hetzij als betrokken autoriteit gefungeerd in grensoverschrijdende gevallen, zij het in verschillende mate.
Van mei 2018 tot eind 2019 fungeerde de gegevensbeschermingsautoriteit in Ierland als leidende autoriteit in het hoogste aantal grensoverschrijdende gevallen (127), gevolgd door Duitsland (92), Luxemburg (87), Frankrijk (64) en Nederland (45). Deze ranglijst is vooral een afspiegeling van de specifieke situatie in Ierland en Luxemburg, waar diverse grote multinationale techbedrijven zijn gevestigd.
De ranglijst voor betrokken gegevensbeschermingsautoriteiten geeft een ander beeld te zien, met de gegevensbeschermingsautoriteit van Duitsland op de eerste plaats (435), gevolgd door Spanje (337), Denemarken (327), Frankrijk (332) en Italië (306).
Tussen 25 mei 2018 en 31 december 2019 werden 141 ontwerpbesluiten ingediend via de één-loketprocedure, waarvan er 79 tot definitieve besluiten hebben geleid. Op de datum van bekendmaking van dit verslag waren verschillende belangrijke besluiten met een grensoverschrijdend karakter en krachtens het één-loketmechanisme ophanden. Sommige van deze besluiten hebben betrekking op grote multinationale techbedrijven. Verwacht wordt dat ze duidelijkheid verschaffen en bijdragen aan meer harmonisatie ten aanzien van de interpretatie van de AVG.
Wederzijdse bijstand
Gegevensbeschermingsautoriteiten hebben ruimschoots gebruikgemaakt van het instrument voor wederzijdse bijstand.
Eind 2019 hadden 115 procedures voor wederzijdse bijstand plaatsgevonden, met name voor het doen van onderzoek, de meeste daarvan door de gegevensbeschermingsautoriteiten van Spanje (26), Duitsland (20), Denemarken (13), Polen (12) en Tsjechië (10). Anderzijds hadden Ierland (19), Frankrijk (11), Oostenrijk (10), Duitsland (10) en Luxemburg (9) de meeste verzoeken ontvangen.
Het overgrote merendeel van de autoriteiten ziet wederzijdse bijstand als een zeer nuttig instrument voor samenwerking en heeft geen specifieke obstakels ervaren om de procedure voor wederzijdse bijstand toe te passen. De vrijwillige uitwisseling van wederzijdse bijstand, die geen wettelijke termijn of plicht kent waaraan moet worden voldaan, is vaker toegepast en wel in 2 427 procedures. De gegevensbeschermingsautoriteit van Ierland verzond en ontving het hoogste aantal verzoeken om wederzijdse bijstand (527 verzonden en 359 ontvangen), gevolgd door de Duitse autoriteiten (260 verzonden/356 ontvangen).
Gezamenlijke werkzaamheden, die het mogelijk maken dat gegevensbeschermingsautoriteiten van verschillende lidstaten reeds in het onderzoeksstadium van grensoverschrijdende gevallen betrokken worden, hebben echter nog niet plaatsgevonden. Het Comité bezint zich op de praktische tenuitvoerlegging van dit instrument en hoe het gebruik ervan kan worden bevorderd.
Coherentiemechanisme
Tot dusver is slechts de eerste fase van het coherentiemechanisme gebruikt, namelijk de vaststelling van adviezen van het Comité. Anderzijds is nog geen gebruik gemaakt van de geschillenbeslechting op Comiténiveau of de spoedprocedure.
Tussen 25 mei 2018 en 31 december 2019 heeft het Comité in het kader van de vaststelling van maatregelen door een van zijn leden 36 adviezen uitgebracht. De meeste hiervan (31) betroffen de vaststelling van nationale lijsten van verwerkingsactiviteiten waarvoor een gegevensbeschermingseffectbeoordeling nodig is. Twee adviezen betroffen bindende bedrijfsvoorschriften, twee andere betroffen accreditatievereisten met betrekking tot een orgaan voor het toezicht op gedragscodes, en één betrof standaardcontractbepalingen.
Bovendien stelde het Comité op verzoek zes adviezen vast. Drie van deze adviezen betroffen nationale lijsten met verwerkingen waarvoor geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling vereist is. De andere betroffen respectievelijk een administratieve regeling voor de doorgifte van persoonsgegevens tussen toezichthoudende financiële autoriteiten binnen en buiten de EER, de wisselwerking tussen de e-privacyrichtlijn en de AVG, en de competentie van een toezichthoudende autoriteit in geval van een wijziging van de omstandigheden betreffende de hoofd- of enige vestiging.
Uitdagingen
Hoewel de gegevensbeschermingsautoriteiten in het Comité zeer actief samenwerken en het samenwerkingsinstrument voor wederzijdse bijstand intensief gebruiken, is het opbouwen van een werkelijk gemeenschappelijke gegevensbeschermingscultuur nog in volle gang.
Met name de omgang met grensoverschrijdende gevallen vraagt om een meer doelmatige en geharmoniseerde benadering en om doelmatig gebruik van alle samenwerkingsinstrumenten waarin de AVG voorziet. Er bestaat zeer brede consensus over dit aspect gezien het feit dat dit op verschillende manieren door het Europees Parlement, de Raad, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, belanghebbenden (binnen de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden en daarbuiten) en de gegevensbeschermingsautoriteiten aan de orde is gesteld.
De belangrijkste punten die in dit kader moeten worden aangepakt, behelzen verschillen in:
·nationale administratieve procedures, met name met betrekking tot: klachtenprocedures, de ontvankelijkheidscriteria voor klachten, de duur van procedures ten gevolge van verschillende termijnen of het ontbreken van termijnen, het tijdstip in de procedure waarop het recht om te worden gehoord wordt toegekend, de informatie en betrokkenheid van klagers tijdens de procedure;
·interpretaties van begrippen die betrekking hebben op het samenwerkingsmechanisme, zoals relevante informatie, de begrippen “onverwijld” en “klacht”, het document dat wordt gedefinieerd als het “ontwerpbesluit” van de leidende gegevensbeschermingsautoriteit, minnelijke schikking (met name de procedure die leidt tot een minnelijke schikking en de rechtsvorm van de schikking); en
·de benadering van het moment waarop met de samenwerkingsprocedure wordt begonnen, de betreffende gegevensbeschermingsautoriteiten betrokken worden en informatie aan hen wordt verstrekt. Het ontbreekt klagers eveneens aan duidelijkheid over hoe hun zaak in grensoverschrijdende situaties wordt behandeld. Dit punt werd door diverse leden van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden benadrukt. Bovendien maken bedrijven melding van het feit dat nationale gegevensbeschermingsautoriteiten gevallen soms niet doorverwijzen naar de leidende gegevensbeschermingsautoriteit, maar deze behandelen als waren het nationale gevallen.
De Commissie is ingenomen met de aankondiging van het Comité dat het een reflectieproces in gang heeft gezet ten aanzien van manieren om deze bezwaren weg te nemen. Het Comité gaf aan dat het met name de procedurele stappen die gepaard gaan met de samenwerking tussen de leidende gegevensbeschermingsautoriteit en de betrokken gegevensbeschermingsautoriteiten wil verduidelijken, het nationale administratieve procesrecht wil analyseren, naar een gedeelde interpretatie van de belangrijkste concepten wil toewerken en de communicatie en samenwerking wil versterken, met inbegrip van gemeenschappelijke werkzaamheden. Het reflectieproces en de analyse van het Comité zouden moeten leiden tot efficiëntere werkregelingen in grensoverschrijdende gevallen, onder andere door vaker gebruik te maken van de expertise van de Comitéleden en door de betrokkenheid van het secretariaat van het Comité te vergroten. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het Comité niet van zijn verantwoordelijkheid om een coherente interpretatie van de AVG te waarborgen kan worden ontslagen door simpelweg de kleinst gemene deler toe te passen.
Ten slotte dient het Comité als orgaan van de EU ook het EU-bestuursrecht toe te passen en een transparant besluitvormingsproces te waarborgen.
2.3Advies en richtsnoeren
Voorlichting en advies door gegevensbeschermingsautoriteiten
De diverse gegevensbeschermingsautoriteiten hebben nieuwe instrumenten gecreëerd, zoals hulplijnen voor burgers en ondernemingen, en toolkits voor ondernemingen. Veel marktdeelnemers zijn blij met het pragmatisme van deze autoriteiten bij hun hulp bij de toepassing van de AVG. Diverse marktdeelnemers hebben actief en nauw samengewerkt en gecommuniceerd met gegevensbeschermingsfunctionarissen, onder meer via beroepsverenigingen van deze functionarissen. Veel autoriteiten hebben tevens richtsnoeren opgesteld betreffende de rol en de verplichtingen van gegevensbeschermingsfunctionarissen om hen bij hun dagelijkse activiteiten te ondersteunen en hebben specifiek op hen gerichte seminars georganiseerd. Dit is echter niet het geval bij alle gegevensbeschermingsautoriteiten.
Uit de feedback die van belanghebbenden werd ontvangen, kwam bovendien een aantal problemen met betrekking tot richtsnoeren en advies naar voren:
·het ontbreken van een coherente aanpak en coherente richtsnoeren ten aanzien van bepaalde aspecten (bijv. cookies, de toepassing van gerechtvaardigd belang ten aanzien van inbreuk in verband met gegevensbescherming, kennisgevingen van gegevensinbreuken of gegevensbeschermingseffectbeoordelingen) tussen nationale gegevensbeschermingsautoriteiten of zelfs tussen gegevensbeschermingsautoriteiten binnen dezelfde lidstaat (bijv. in Duitsland ten aanzien van de begrippen verwerkingsverantwoordelijke en verwerker);
·de incoherentie van richtsnoeren die op nationaal niveau zijn vastgesteld met de richtsnoeren die door het Comité zijn vastgesteld;
·het ontbreken van openbare raadplegingen over bepaalde op nationaal niveau vastgestelde richtsnoeren;
·verschillende niveaus van betrokkenheid van belanghebbenden bij gegevensbeschermingsautoriteiten;
·vertraagde ontvangst van antwoorden op informatieverzoeken;
·problemen bij het verkrijgen van praktisch en waardevol advies van gegevensbeschermingsautoriteiten;
·de noodzaak om het niveau van sectorale expertise bij sommige gegevensbeschermingsautoriteiten te verhogen (bijv. gezondheidssector en farmaceutische sector).
Verscheidene van deze problemen hebben onder meer te maken met een gebrek aan middelen bij diverse gegevensbeschermingsautoriteiten (zie hieronder).
Afwijkende praktijken met betrekking tot meldingen van inbreuk in verband met persoonsgegevens
Hoewel het Comité aandacht vraagt voor de belasting als gevolg van dergelijke meldingen, bestaan er tussen de lidstaten significante verschillen ten aanzien van meldingen: Terwijl tussen mei 2018 en eind november 2019 in de meeste lidstaten het totale aantal meldingen van inbreuken in verband met persoonsgegevens lager was dan 2 000 en in zeven lidstaten tussen de 2 000 en 10 000 bedroeg, maakten de Nederlandse en Duitse gegevensbeschermingsautoriteiten melding van respectievelijk 37 400 en 45 600 meldingen.
Dit kan wijzen op een gebrek aan coherente interpretatie en tenuitvoerlegging, ondanks het bestaan van richtsnoeren ten aanzien van inbreuken in verband met persoonsgegevens op EU-niveau.
Richtsnoeren van het Europees Comité voor gegevensbescherming
Tot nu toe heeft het Comité meer dan 20 richtsnoeren betreffende belangrijke aspecten van de AVG vastgesteld. De richtsnoeren zijn een essentieel hulpmiddel voor de coherente toepassing van de AVG en zijn daarom voor het merendeel gunstig ontvangen door belanghebbenden. Belanghebbenden hebben hun waardering uitgesproken voor de regelmatige openbare raadplegingen (om de zes tot acht weken). Zij vragen echter om meer overleg met het Comité. In dit kader zou de praktijk om voorafgaand aan het opstellen van de richtsnoeren workshops te organiseren over gerichte onderwerpen moeten worden voortgezet en uitgebreid, zodat de werkzaamheden van het Comité transparant, inclusief en relevant zijn. Belanghebbenden hebben eveneens gevraagd om in de richtsnoeren de interpretatie van de meest controversiële kwesties aan de orde te stellen omdat deze onderworpen zijn aan openbare raadpleging en geen onderdeel uitmaken van de adviezen krachtens artikel 64, lid 2, AVG. Sommige belanghebbenden vragen tevens om praktischer richtsnoeren waarin in detail wordt ingegaan op de toepassing van concepten en bepalingen van de AVG. Leden van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden benadrukken de noodzaak van concretere voorbeelden die de gegevensbeschermingsautoriteiten zo min mogelijk ruimte geven voor afwijkende interpretaties. Tegelijkertijd moeten de verzoeken om verduidelijking van de toepassing van de AVG en om verkrijging van rechtszekerheid niet leiden tot aanvullende eisen of vermindering van de voordelen van de risicogestuurde benadering en de verantwoordingsplicht.
De onderwerpen waarover belanghebbenden aanvullende richtsnoeren zouden willen ontvangen van het Comité zijn onder meer: de reikwijdte van de rechten van betrokkenen (eveneens binnen het kader van hun werk); bijgewerkte versies van het advies over verwerking op basis van gerechtvaardigd belang; de begrippen verwerkingsverantwoordelijke, gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke en verwerker, en de vereiste regelingen tussen de partijen; de toepassing van de AVG op nieuwe technologieën (zoals blockchain en kunstmatige intelligentie); verwerking in het kader van wetenschappelijk onderzoek (ook met betrekking tot internationale samenwerking); de verwerking van gegevens van kinderen; pseudonimisering en anonimisering; en de verwerking van gezondheidsgegevens.
Het Comité heeft al aangegeven dat het richtsnoeren zal uitvaardigen voor veel van deze onderwerpen en dat de werkzaamheden aan verschillende daarvan reeds zijn gestart (bijv. voor de toepassing van gerechtvaardigd belang als rechtsgrond voor verwerking).
Belanghebbenden verzoeken het Comité om in voorkomend geval de bestaande richtsnoeren te actualiseren en te herzien, rekening houdend met de ervaringen die sinds de bekendmaking ervan zijn opgedaan en van de gelegenheid gebruik te maken om waar nodig meer in detail te treden.
2.4Middelen van de gegevensbeschermingsautoriteiten
Alle gegevensbeschermingsautoriteiten moeten – als essentiële voorwaarde voor hun onafhankelijkheid – kunnen beschikken over de personele, technische en financiële middelen, en de bedrijfsruimten en infrastructuur die nodig zijn voor het effectief uitvoeren van hun taken en uitoefenen van hun bevoegdheden.
De meeste gegevensbeschermingsautoriteiten hebben sinds de AVG in 2016 in werking is getreden, geprofiteerd van een toename van personeel en middelen. Vele van hen melden echter dat zij nog steeds over onvoldoende middelen beschikken.
Aantal personeelsleden dat voor de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten werkt
Het totale aantal personeelsleden dat voor gegevensbeschermingsautoriteiten in de EER werkt, is tussen 2016 en 2019 met 42 % toegenomen (met 62 % als de raming voor 2020 wordt meegeteld).
Bij de meeste autoriteiten is tijdens deze periode het aantal personeelsleden gestegen, waarbij de grootste stijging (als percentage) voor rekening kwam van de autoriteiten in Ierland (+169 %), gevolgd door Nederland (+145 %), IJsland (+143 %), Luxemburg (+126 %) en Finland (+114 %). Bij diverse gegevensbeschermingsautoriteiten nam het aantal personeelsleden daarentegen af, waarbij de sterkste daling plaatsvond in Griekenland (-15 %), gevolgd door Bulgarije (-14 %), Estland (-11 %), Letland (-10 %) en Litouwen (-8 %). Bij enkele autoriteiten is de afname van de personeelsbezetting mede het gevolg van het vertrek van gegevensbeschermingsdeskundigen naar de private sector, die gunstiger arbeidsvoorwaarden biedt.
In het algemeen wordt voor 2020 ten opzichte van 2019 een personeelstoename verwacht, behalve voor de autoriteiten in Oostenrijk, Bulgarije, Italië, Zweden en IJsland (waar het aantal personeelsleden naar verwachting stabiel zal blijven), Cyprus en Denemarken (waar het aantal personeelsleden naar verwachting zal dalen).
De gezamenlijke Duitse gegevensbeschermingsautoriteiten hebben het grootste aantal personeelsleden (888 in 2019/1002 geraamd voor 2020), gevolgd door de gegevensbeschermingsautoriteiten in Polen (238/260), Frankrijk (215/225), Spanje (170/220), Nederland (179/188), Italië (170/170) en Ierland (140/176).
De gegevensbeschermingsautoriteiten met het kleinste aantal personeelsleden zijn die in Cyprus (24/22), Letland (19/31), IJsland (17/17), Estland (16/18) en Malta (13/15).
Budget van de gegevensbeschermingsautoriteiten
Het gezamenlijke totale budget van de gegevensbeschermingsautoriteiten in de EER is tussen 2016 en 2019 met 49 % toegenomen (met 64 % als de raming voor 2020 wordt meegeteld).
Bij de meeste autoriteiten nam tijdens deze periode het budget toe, waarbij de grootste stijging (als percentage) voor rekening kwam van de autoriteiten in Ierland (+223 %), gevolgd door IJsland (+167 %), Luxemburg (+165 %), Nederland (+130 %) en Cyprus (+114 %). Sommige autoriteiten kenden daarentegen slechts een geringe toename van het budget, waarbij de kleinste toename te zien was bij de gegevensbeschermingsautoriteiten in Estland (7 %), Letland (4 %), Roemenië (3 %) en België (1 %), terwijl de autoriteit in Frankrijk een afname kende (-2 %).
In het algemeen voorziet de raming voor 2020 in vergelijking met 2019 in een toename van het budget, behalve voor de autoriteiten in Oostenrijk, Bulgarije, Estland en Nederland (waar het budget naar verwachting stabiel blijft).
De gegevensbeschermingsautoriteiten met de hoogste budgetten zijn die in Duitsland (76,6 miljoen EUR in 2019/85,8 miljoen EUR geraamd voor 2020), Italië (29,1/30,1), Nederland (18,6/18,6), Frankrijk (18,5/20,1) en Ierland (15,2/16,9).
De gegevensbeschermingsautoriteiten met de laagste budgetten zijn die in Kroatië (1,2 miljoen EUR in 2019/1,4 miljoen EUR geraamd voor 2020), Roemenië (1,1/1,3), Letland (0,6/1,2), Cyprus (0,5/0,5) en Malta (0,5/0,6).
In de tabel in bijlage II wordt een overzicht gegeven van de personele en budgettaire middelen van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten.
Het gebrek aan middelen heeft niet alleen een negatieve invloed op de capaciteit van de gegevensbeschermingsautoriteiten om de regels op nationaal niveau te handhaven, het beperkt ook hun mogelijkheden om deel te nemen en een bijdrage te leveren aan de mechanismen voor samenwerking en coherentie en aan de werkzaamheden die in het Comité worden verricht. Het succes van het één-loketmechanisme is, zoals wordt onderstreept door het Comité, afhankelijk van de tijd en inspanning die gegevensbeschermingsautoriteiten kunnen investeren in het afhandelen van en meewerken aan afzonderlijke grensoverschrijdende zaken. Het middelenprobleem wordt versterkt door de toegenomen rol van de autoriteiten bij het toezicht op de grootschalige IT-systemen die op dit moment worden ontwikkeld. Daarnaast hebben de gegevensbeschermingsautoriteiten in Ierland en Luxemburg specifieke behoeften aan middelen vanwege hun rol als leidende autoriteit bij de handhaving van de AVG tegenover grote techbedrijven, die voornamelijk in deze lidstaten gevestigd zijn.
Terwijl de Raad aandacht vraagt voor de effecten van het samenwerkingsmechanisme en de termijnen die hiervoor gelden op de werkzaamheden van de gegevensbeschermingsautoriteiten, zijn lidstaten op grond van de AVG verplicht hun nationale gegevensbeschermingsautoriteiten te voorzien van adequate personele, financiële en technische middelen.
Het secretariaat van het Comité, dat wordt verzorgd door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, bestaat op dit moment uit twintig personeelsleden, onder wie juridische, IT- en communicatiedeskundigen. Beoordeeld moet worden of dit aantal moet toenemen om de secretariaatsfunctie in de toekomst doelmatig te kunnen blijven vervullen en het Comité en zijn subgroepen te voorzien van analytische, administratieve en logistieke ondersteuning, mede door het beheer van het informatie-uitwisselingssysteem.
3Geharmoniseerde regels, maar nog steeds enige fragmentatie en uiteenlopende benaderingen
De AVG voorziet in een coherente benadering van de regels voor gegevensbescherming in de gehele EU en vervangt daarmee de verschillende nationale regelingen die uit hoofde van de gegevensbeschermingsrichtlijn uit 1995 bestonden.
3.1Tenuitvoerlegging van de AVG door de lidstaten
De AVG is sinds 25 mei 2018 direct van toepassing in alle lidstaten. De verordening verplicht de lidstaten om wetten uit te vaardigen, met name om nationale gegevensbeschermingsautoriteiten op te zetten en de algemene voorwaarden voor de leden ervan vast te stellen om ervoor te zorgen dat elke autoriteit bij de uitvoering van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden volledig onafhankelijk optreedt in overeenstemming met de AVG. Wettelijke verplichtingen en overheidstaken kunnen slechts grond voor de verwerking van persoonsgegevens zijn als ze zijn vastgelegd in nationaal recht of EU-recht. Bovendien moeten lidstaten regels vaststellen voor sancties, met name voor overtredingen waarvoor geen administratieve geldboeten gelden, en moeten zij het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming brengen met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Nationaal recht kan tevens een rechtsgrondslag bieden voor de vrijstelling van het algemene verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken, bijvoorbeeld om redenen van zwaarwegend algemeen belang op het gebied van volksgezondheid, met inbegrip van bescherming tegen ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid. Daarnaast dienen lidstaten te zorgen voor de accreditatie van certificerende organen.
De Commissie monitort de tenuitvoerlegging van de AVG in de nationale wetgeving. Alle lidstaten met uitzondering van Slovenië hadden ten tijde van het opstellen van dit verslag nieuwe gegevensbeschermingswetgeving vastgesteld of hun wetgeving op dit terrein aangepast. De Commissie heeft Slovenië derhalve verzocht om duidelijkheid te verschaffen over de vooruitgang die tot op heden is geboekt en heeft erop aangedrongen dit proces af te ronden.
Daarnaast wordt de naleving van nationale wetgeving met regels voor gegevensbescherming betreffende het Schengenacquis ook beoordeeld in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme dat door de Commissie wordt gecoördineerd. De Commissie en de lidstaten evalueren gezamenlijk hoe landen het Schengenacquis op een aantal terreinen ten uitvoer leggen en toepassen; voor gegevensbescherming betreft dit grootschalige IT-systemen zoals het Schengeninformatiesysteem en het Via-informatiesysteem, met inbegrip van de rol van gegevensbeschermingsautoriteiten bij het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens binnen die systemen.
Aan de aanpassing van sectorale wetgeving wordt op nationaal niveau nog altijd gewerkt. Sinds de AVG is opgenomen in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, is zij ook van toepassing op Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Deze landen hebben ook hun nationale gegevensbeschermingswetgeving vastgesteld.
De Commissie zal gebruikmaken van alle instrumenten die tot haar beschikking staan, met inbegrip van inbreukprocedures, om ervoor te zorgen dat de lidstaten de AVG naleven.
Belangrijkste punten met betrekking tot nationale tenuitvoerlegging
De belangrijkste punten die tot op heden zijn vastgesteld als onderdeel van de lopende beoordeling van nationale wetgeving en bilaterale uitwisselingen met lidstaten zijn:
·beperkingen ten aanzien van de toepassing van de AVG: sommige lidstaten sluiten bijvoorbeeld de activiteiten van het nationale parlement volledig uit;
·verschillen in de toepasbaarheid van nader bepalende nationale wetgeving. Sommige lidstaten koppelen de toepasbaarheid van hun nationale wetgeving aan de plaats waar de goederen of diensten worden aangeboden, terwijl andere landen de toepasbaarheid koppelen aan de plaats waar de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker is gevestigd. Dit druist in tegen het harmonisatiedoel van de AVG;
·nationale wetgevingen die vragen opwerpen over de evenredigheid van de aantasting van het recht op gegevensbescherming. De Commissie heeft bijvoorbeeld een inbreukprocedure tegen een lidstaat ingeleid die wetgeving had aangenomen die rechters verplichtte specifieke informatie over hun niet-beroepsmatige activiteiten te onthullen, hetgeen onverenigbaar is met het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens;
·het ontbreken van een onafhankelijke autoriteit die toeziet op de gegevensverwerking door gerechten in het kader van de uitoefening van hun gerechtelijke taken.
·wetgeving inzake gebieden die door de AVG volledig worden gereguleerd maar die verdergaat dan de ruimte voor specificaties of beperkingen. Dit is met name het geval wanneer nationale voorschriften de voorwaarden voor verwerking op basis van een gerechtvaardigd belang bepalen, door te voorzien in een evenwicht tussen de respectievelijke belangen van de verwerkingsverantwoordelijke en van de betrokkenen, terwijl de AVG iedere verwerkingsverantwoordelijke verplicht om dat evenwicht individueel te realiseren en die rechtsgrond in te roepen.
·specificaties en aanvullende vereisten die verdergaan dan verwerking ter naleving van een wettelijke verplichting of vervulling van een publieke taak (bijv. voor videobewaking in de private sector of voor direct marketing); en voor begrippen die worden gebruikt in de AVG (bijv. “grootschalig” of “wissing”).
Een aantal van deze punten kan in zaken die nog aanhangig zijn worden opgehelderd door het Hof van Justitie.
In overeenstemming brengen van het recht op bescherming van persoonsgegevens met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie
Een specifiek onderwerp betreft de tenuitvoerlegging van de verplichting van lidstaten om het recht op bescherming van persoonsgegevens wettelijk in overeenstemming te brengen met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Dit onderwerp is zeer ingewikkeld omdat de beoordeling van het evenwicht tussen deze fundamentele rechten tevens bepalingen en waarborgen in mediarecht en persrecht in aanmerking moet nemen.
De beoordeling van de wetgeving in lidstaten laat uiteenlopende benaderingen zien ten aanzien van het in overeenstemming brengen van het recht op bescherming van persoonsgegevens met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie:
·Sommige lidstaten hanteren het beginsel van voorrang van vrijheid van meningsuiting en stellen in beginsel de toepassing van volledige hoofdstukken van artikel 85, lid 2, AVG buiten werking indien de verwerking journalistieke doeleinden betreft of academische, artistieke of literaire uitdrukkingsvormen in het geding zijn. Mediarecht biedt tot op zekere hoogte enige waarborgen ten aanzien van de rechten van betrokkenen.
·In sommige lidstaten gaat de bescherming van persoonsgegevens voor en hoeven de gegevensbeschermingsregels slechts in specifieke situaties niet te worden toegepast, bijvoorbeeld wanneer het gaat om een persoon met een publieke status.
·In weer andere lidstaten wordt bepaald dat de wetgever een bepaalde afweging moet maken en dat een beoordeling per geval moet worden uitgevoerd wat betreft de afwijking van sommige bepalingen van de AVG.
De Commissie zal doorgaan met haar beoordeling van de nationale wetgevingen op basis van de vereisten van het Handvest. De balans moet bij de wet worden geregeld, in overeenstemming zijn met de wezenlijke inhoud van de grondrechten en met de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid (artikel 52, lid 1, van het Handvest). Regels voor gegevensbescherming mogen de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie niet nadelig beïnvloeden, met name niet door ontmoedigingsbeleid of door de regels zo te interpreteren dat druk op journalisten wordt uitgeoefend om hun bronnen bekend te maken.
3.2Facultatieve specificatieclausules en hun beperkingen
De AVG biedt de lidstaten de mogelijkheid om op een beperkt aantal terreinen de toepassing nader te specificeren. Deze marge voor nationale wetgeving moet los worden gezien van de verplichting om bepaalde andere bepalingen van de AVG, zoals hierboven aangegeven, ten uitvoer te leggen. De clausules voor facultatieve specificaties zijn opgenomen in bijlage I.
De marges voor het nationale recht van de lidstaat zijn onderworpen aan de voorwaarden en beperkingen van de AVG en laten geen ruimte voor een parallel nationaal gegevensbeschermingsstelsel. De lidstaten zijn verplicht hun nationale gegevensbeschermingswetgeving te wijzigen of in te trekken, met inbegrip van sectorale wetgeving die gegevensbeschermingsaspecten bevat.
Bovendien mag gerelateerde wetgeving van de lidstaat geen bepalingen bevatten die verwarring zou kunnen scheppen over de rechtstreekse toepassing van de AVG. Voor zover de AVG bepaalt dat de regels die zij bevat door lidstatelijk recht kunnen worden gespecificeerd of beperkt, kunnen de lidstaten indien nodig elementen van de AVG in hun recht opnemen om de samenhang te garanderen en om de nationale bepalingen begrijpbaar te maken voor degenen op wie zij van toepassing zijn.
Belanghebbenden zijn van oordeel dat de lidstaten minder of geen facultatieve specificatieclausules dienen te gebruiken omdat deze niet bijdragen aan harmonisatie. De nationale verschillen in zowel de tenuitvoerlegging van wetten als hun interpretatie door gegevensbeschermingsautoriteiten maken EU-brede naleving van wetten aanzienlijk duurder.
Fragmentatie als gevolg van het gebruik van facultatieve specificatieclausules
·Leeftijdsgrens voor het verkrijgen van toestemming van kinderen met betrekking tot diensten van de informatiemaatschappij
Een aantal lidstaten heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid om te voorzien in een lagere leeftijd dan 16 jaar voor toestemming met betrekking tot diensten van de informatiemaatschappij (artikel 8, lid 1, AVG). Negen lidstaten gebruiken de leeftijdsgrens van 16 jaar, acht lidstaten kozen voor 13 jaar, zes voor 14 jaar en drie voor 15 jaar.
Dientengevolge moet een onderneming die in de hele EU diensten van de informatiemaatschappij verleent aan minderjarigen rekening houden met de leeftijd van de mogelijke gebruikers al naargelang in welke lidstaat zij wonen. Dit is in strijd met de hoofddoelstelling van de AVG om burgers en ondernemingen in alle lidstaten een gelijk niveau van bescherming dan wel kansen te bieden.
Deze verschillen leiden tot situaties waarin de lidstaat waarin de verwerkingsverantwoordelijke is gevestigd een andere leeftijdsgrens stelt dan de lidstaat waarin de betrokkenen wonen.
·Gezondheid en onderzoek
Bij de tenuitvoerlegging van afwijkingen van het algemene verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken, hanteren de wetgevingen van de lidstaten uiteenlopende benaderingen van het niveau van specificatie en waarborgen, met inbegrip van die voor gezondheids- en onderzoeksdoeleinden. De meeste lidstaten hebben bijkomende voorwaarden voor de verwerking van genetische, biometrische of gezondheidsgegevens ingevoerd of gehandhaafd. Dit is tevens het geval voor afwijkingen die samenhangen met de rechten van betrokkenen voor onderzoeksdoeleinden, zowel wat de omvang van de afwijkingen als wat de waarborgen betreft.
Met de nog vast te stellen richtsnoeren van het Comité over het gebruik van persoonsgegevens op het gebied van wetenschappelijk onderzoek zal worden bijgedragen aan een geharmoniseerde benadering op dit gebied. De Commissie zal het Comité van inbreng voorzien, met name ten aanzien van gezondheidsonderzoek, maar ook in de vorm van concrete vragen en analyse van concrete scenario’s die zij van de onderzoeksgemeenschap heeft ontvangen. Het zou nuttig zijn als deze richtsnoeren vóór de lancering van het kaderprogramma Horizon Europa worden vastgesteld, met het oog op de harmonisatie van gegevensbeschermingspraktijken en de bevordering van de uitwisseling van gegevens om vooruitgang in het onderzoek te bewerkstelligen. Richtsnoeren van het Comité over de verwerking van persoonsgegevens op het gebied van gezondheid zouden ook nuttig zijn.
De AVG biedt een robuust kader voor nationale wetgeving op het gebied van volksgezondheid en is uitdrukkelijk ook van toepassing op grensoverschrijdende gevaren voor de gezondheid en de monitoring van epidemieën en de verspreiding daarvan, hetgeen relevant was in het kader van de strijd tegen de COVID-19-pandemie.
Op EU-niveau heeft de Commissie op 8 april 2020 een aanbeveling betreffende een toolbox voor het gebruik van technologie en gegevens in dit kader vastgesteld, met inbegrip van mobiele toepassingen en het gebruik van geanonimiseerde mobiliteitsgegevens, en op 16 april 2020 richtsnoeren in verband met gegevensbescherming voor apps ter ondersteuning van de bestrijding van de COVID-19-pandemie. Het Comité heeft op 19 maart 2020 een verklaring over gegevensverwerking in dit kader afgegeven, op 21 april 2020 gevolgd door richtsnoeren voor gegevensverwerking voor onderzoeksdoeleinden en voor het gebruik van locatiegegevens en instrumenten voor contacttracering in dit kader. Deze aanbevelingen en richtsnoeren verduidelijken hoe de beginselen en regels ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens van toepassing zijn in het kader van de strijd tegen de pandemie.
·Vergaande beperkingen van de rechten van betrokkenen
De meeste nationale wetgevingen op het gebied van gegevensbescherming die de rechten van betrokkenen beperken, geven geen nadere specificatie van de doelstellingen van het algemeen belang dat door deze beperkingen wordt gewaarborgd en/of voldoen onvoldoende aan de voorwaarden en waarborgen zoals vereist in artikel 23, lid 2, AVG. Diverse lidstaten laten geen ruimte voor de evenredigheidsbeoordeling of breiden de beperkingen zelfs verder uit dan de reikwijdte van artikel 23, lid 1, AVG toelaat. Sommige nationale wetgevingen ontzeggen het recht op toegang tot persoonsgegevens die worden opgeslagen op basis van een bewaarplicht of in verband met het verrichten van publieke taken zonder deze beperking te beperken tot doelstellingen van algemeen belang, omdat dit onevenredig veel moeite van de verwerkingsverantwoordelijke zou kosten.
·Aanvullende voorschriften voor ondernemingen
Hoewel de vereiste van een verplichte functionaris voor gegevensbescherming is gebaseerd op de risicogestuurde benadering, heeft één lidstaat deze vereiste uitgebreid tot een kwantitatief criterium en ondernemingen waarin twintig of meer werknemers permanent betrokken zijn bij het geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens verplicht om een functionaris voor gegevensbescherming aan te wijzen, ongeacht de risico’s met betrekking tot de verwerkingsactiviteiten. Dit heeft geleid tot bijkomende lasten.
4Burgers in staat stellen controle uit te oefenen over hun eigen gegevens
De AVG maakt grondrechten effectief, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens, maar ook andere grondrechten die door het Handvest worden erkend, zoals de eerbiediging van het privé- en gezinsleven, het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, non-discriminatie, vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze rechten moeten tegen elkaar worden afgewogen conform het evenredigheidsbeginsel.
De AVG geeft burgers wettelijk afdwingbare rechten, zoals het recht op toegang, rectificatie, wissing, bezwaar, overdraagbaarheid en het recht op meer transparantie. De AVG geeft burgers eveneens het recht om een klacht in te dienen bij een gegevensbeschermingsautoriteit, onder meer door middel van representatieve vorderingen en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.
Burgers zijn zich steeds meer bewust van hun rechten, zoals uit de resultaten van de Eurobarometer van juli 2019 en van de enquête door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten blijkt.
Volgens de Fundamental Rights Survey door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten:
·heeft 69 % van de bevolking in de EU ouder dan 16 jaar gehoord van de AVG;
·is 71 % van de respondenten in de EU bekend met de nationale gegevensbeschermingsautoriteit; dit cijfer loopt uiteen van 90 % in Tsjechië tot 44 % in België;
·is 60 % van de respondenten in de EU zich bewust van een wet die hen in staat stelt toegang te krijgen tot de persoonsgegevens die overheden van hen in bezit hebben; dit percentage neemt voor particuliere ondernemingen echter af tot 51 %;
·wil meer dan een op de vijf respondenten (23 %) in de EU persoonsgegevens (zoals adres, staatsburgerschap of geboortedatum) niet delen met overheidsinstanties en wil 41 % deze gegevens niet delen met particuliere ondernemingen.
Burgers maken steeds vaker gebruik van hun recht om een klacht in te dienen bij gegevensbeschermingsautoriteiten, hetzij individueel, hetzij als representatieve vordering. Slechts enkele lidstaten hebben niet-gouvernementele organisaties in staat gesteld om zonder machtiging vorderingen in te dienen, in lijn met de mogelijkheid die de AVG biedt. Verwacht wordt dat de voorgestelde richtlijn betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten, zodra deze is aangenomen, het kader voor representatieve vorderingen op het gebied van gegevensbescherming zal versterken.
Klachten
Het totale aantal klachten dat tussen mei 2018 en eind november 2019 door het Comité is gemeld, bedraagt circa 275 000. Dit getal moet echter zeer voorzichtig worden behandeld gezien het feit dat niet alle autoriteiten dezelfde definitie van klacht hanteren. Het absolute aantal klachten dat door gegevensbeschermingsautoriteiten is ontvangen, verschilt enorm tussen de lidstaten. Het hoogste aantal klachten werd geregistreerd in Duitsland (67 000), gevolgd door Nederland (37 000), Spanje en Frankrijk (18 000 elk), Italië (14 000), Polen en Ierland (12 000 elk). Twee derde van de autoriteiten meldde tussen de 600 en 8 000 klachten. Het laagste aantal klachten werd geregistreerd in Estland en België (circa 500 elk), Malta en IJsland (minder dan 200 elk).
Het aantal klachten houdt niet per se verband met de bevolkingsomvang of het bbp. Duitsland bijvoorbeeld meldde twee keer zoveel klachten als Nederland en vier keer zoveel als Spanje en Frankrijk.
Uit feedback van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden blijkt dat door organisaties een verscheidenheid aan maatregelen is getroffen om de uitoefening van rechten van betrokkenen te faciliteren, met inbegrip van tenuitvoerleggingsprocessen die individuele toetsing van verzoeken en een antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke waarborgen, het gebruik van uiteenlopende kanalen (post, speciaal e-mailadres, website enz.), bijgewerkte interne procedures en beleid ten aanzien van tijdige interne afhandeling van verzoeken, en opleiding van medewerkers. Sommige ondernemingen hebben om de uitoefening van rechten van betrokkenen te faciliteren digitale portalen opgezet die toegankelijk zijn via de website van de onderneming (of voor werknemers via het intranet van de onderneming).
Verdere vooruitgang ten aanzien van de volgende punten is echter nodig:
·Niet alle verwerkingsverantwoordelijken voldoen aan hun verplichting om de uitoefening van rechten van betrokkenen te faciliteren. Zij dienen te waarborgen dat betrokkenen een goed functionerend contactpunt hebben aan wie zij hun problemen kunnen uitleggen. Dit kan de functionaris voor gegevensbescherming zijn, van wie de contactgegevens proactief aan de betrokkene moeten worden bekendgemaakt. De contactmodaliteiten mogen niet beperkt zijn tot e-mail, maar moeten de betrokkene in staat stellen om zich ook op andere manieren tot de verwerkingsverantwoordelijke te richten.
·Burgers ondervinden nog steeds moeilijkheden wanneer zij om toegang tot hun gegevens verzoeken, bijvoorbeeld van platforms, datamakelaars en adtech-bedrijven.
·Het recht op gegevensoverdraagbaarheid wordt nog niet ten volle benut. De Europese datastrategie (hierna: datastrategie), die op 19 februari 2020 door de Commissie is vastgesteld, heeft de noodzaak benadrukt om alle mogelijke toepassingen van dit recht te faciliteren (bijv. door met name technische interfaces en machineleesbare formaten verplicht te stellen die de overdraagbaarheid van gegevens in (bijna) real time mogelijk maken). Marktdeelnemers wijzen erop dat er soms moeilijkheden zijn om de gegevens op een gestructureerd, algemeen gebruikt, machineleesbaar formaat aan te leveren (ten gevolge van een gebrek aan standaardisering). Alleen organisaties in bepaalde sectoren, zoals banken, telecommunicatie, water- en warmtemeters, melden dat ze de noodzakelijke interfaces hebben ingevoerd. Er zijn nieuwe technologische hulpmiddelen ontwikkeld om de uitoefening door burgers van hun rechten uit hoofde van de AVG te faciliteren die niet zijn beperkt tot gegevensoverdraagbaarheid (bijv. persoonlijke dataruimtes en persoonlijke informatiebeheerdiensten).
·Rechten van kinderen: verscheidene leden van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden benadrukken de noodzaak om informatie aan kinderen te verstrekken, en het feit dat veel organisaties voorbijgaan aan het feit dat kinderen betrokken kunnen zijn bij de verwerking van hun gegevens. De Raad benadrukte dat bij het opstellen van gedragscodes specifieke aandacht kan worden besteed aan de bescherming van kinderen. De bescherming van kinderen is eveneens een bijzonder aandachtspunt voor de gegevensbeschermingsautoriteiten.
·Recht op informatie: Sommige ondernemingen hanteren een zeer legalistische benadering en zien privacyverklaringen als een juridische aangelegenheid, met informatie die ingewikkeld, moeilijk te begrijpen of onvolledig is, terwijl uit hoofde van de AVG juist alle informatie beknopt moet zijn, en duidelijke en eenvoudige taal moet worden gebruikt. Het lijkt erop dat sommige ondernemingen de aanbevelingen van het Comité niet in acht nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vermelding van de entiteiten waarmee zij gegevens delen.
·Diverse lidstaten hebben de rechten van betrokkenen door middel van nationale wetgeving aanzienlijk beperkt, en sommige gaan zelfs verder dan de marges van artikel 23 van de AVG.
·De uitoefening van de rechten van burgers wordt soms beperkt door de praktijken van enkele grote digitale spelers, die het voor burgers moeilijk maken om de instellingen te kiezen die hun privacy het best beschermen (en daarmee de verplichting schenden tot gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen).
De belanghebbenden wachten met smart op de richtsnoeren over de rechten van betrokkenen van het Comité.
5Kansen en uitdagingen voor organisaties, met name kleine en middelgrote ondernemingen
Kansen voor organisaties
De AVG bevordert concurrentie en innovatie. Samen met de verordening inzake een kader voor het vrije verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens waarborgt de AVG het vrije verkeer van gegevens binnen de EU en creëert ze een gelijk speelveld voor ondernemingen die buiten de EU zijn gevestigd. Door een geharmoniseerd kader voor de bescherming van persoonsgegevens te creëren, waarborgt de AVG dat alle partijen op de interne markt aan dezelfde regels gebonden zijn en van dezelfde kansen profiteren, ongeacht waar ze zijn gevestigd en waar de verwerking plaatsvindt. De technologische neutraliteit van de AVG vormt het gegevensbeschermingskader voor nieuwe technologische ontwikkelingen. De beginselen van gegevensbescherming door standaardinstellingen en door ontwerp stimuleren innovatieve oplossingen die van begin af aan rekening houden met gegevensbeschermingsoverwegingen en die de kosten van naleving van de regels voor gegevensbescherming kunnen verminderen.
Daarnaast wordt privacy een belangrijke concurrentieparameter, die door burgers bij het selecteren van hun diensten steeds vaker in overweging wordt genomen. Diegenen die beter geïnformeerd zijn en ontvankelijk zijn voor overwegingen van gegevensbeschermingsaard zoeken producten en diensten die de doelmatige bescherming van persoonsgegevens waarborgen. De tenuitvoerlegging van het recht op gegevensoverdraagbaarheid kan de toetredingsdrempels verlagen voor ondernemingen die vernieuwende, gegevensbeschermingsvriendelijke diensten verlenen. De effecten van een mogelijk breder gebruik van dit recht in verschillende sectoren van de markt dient te worden gemonitord De naleving van de regels voor gegevensbescherming en de transparante toepassing ervan zullen vertrouwen scheppen in het gebruik van persoonsgegevens en derhalve nieuwe kansen voor ondernemingen creëren.
Net als bij alle regulering zijn voor ondernemingen ook aan de regels voor gegevensbescherming inherente nalevingskosten verbonden. Deze kosten worden echter meer dan gecompenseerd door de kansen en voordelen van het toegenomen vertrouwen in digitale innovatie en de maatschappelijke voordelen die voortvloeien uit de eerbiediging van een grondrecht. Door een gelijk speelveld te waarborgen en gegevensbeschermingsautoriteiten te voorzien van wat ze nodig hebben om de regels doeltreffend te handhaven, voorkomt de AVG dat ondernemingen die in gebreke blijven gratis meeliften op het vertrouwen dat is opgebouwd door de ondernemingen die zich wel aan de regels houden.
Specifieke uitdagingen voor kleine en middelgrote ondernemingen
Over het algemeen leeft bij belanghebbenden, maar ook bij het Europees Parlement, het Comité en de gegevensbeschermingsautoriteiten, de opvatting dat de toepassing van de AVG met name problematisch is voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en kleine vrijwilligersorganisaties en liefdadigheidsinstellingen.
Volgens de risicogebaseerde aanpak is het niet juist om afwijkingen toe te passen op basis van de omvang van een bedrijf, aangezien omvang op zich geen indicatie geeft van de risico’s die de verwerking van persoonsgegevens kan opleveren voor burgers. De risicogebaseerde aanpak gaat flexibel hand in hand met doeltreffende bescherming. Bij deze aanpak wordt rekening gehouden met de behoeften van kmo’s die gegevensverwerking niet tot kerntaak hebben en worden hun verplichtingen met name op basis van de waarschijnlijkheid en ernst van de risico’s die gepaard gaan met de specifieke vorm van verwerking die zij uitvoeren geijkt.
Kleinschalige verwerking en verwerking met een laag risico moeten niet op dezelfde manier worden behandeld als grootschalige verwerking en verwerking met een hoog risico, ongeacht de omvang van de onderneming die de verwerking uitvoert. Daarom moet, zoals het Comité heeft geconcludeerd, de risicogestuurde benadering die door de wetgever in de tekst wordt aangemoedigd in elk geval worden gehandhaafd, omdat de risico’s voor betrokkenen niet afhankelijk zijn van de omvang van de verwerkingsverantwoordelijken. De gegevensbeschermingsautoriteiten dienen dit beginsel volledig over te nemen bij de handhaving van de AVG, bij voorkeur binnen het kader van een gemeenschappelijke Europese aanpak, zodat er geen belemmeringen voor de eengemaakte markt ontstaan.
De gegevensbeschermingsautoriteiten hebben diverse hulpmiddelen ontwikkeld en hebben hun voornemen om deze verder te verbeteren benadrukt. Sommige autoriteiten hebben voorlichtingscampagnes gelanceerd en organiseren zelfs gratis AVG-cursussen voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Voorbeelden van richtsnoeren en hulpmiddelen die gegevensbeschermingsautoriteiten speciaal voor kleine en middelgrote ondernemingen beschikbaar stellen
·publicatie van informatie gericht aan kmo’s;
·seminars voor gegevensbeschermingsfunctionarissen en evenementen voor kmo’s die geen functionaris voor gegevensbescherming hoeven aan te wijzen;
·interactieve gidsen ter ondersteuning van kmo’s;
·telefonische advieslijnen;
·modellen voor verwerkingsovereenkomsten en voor registers van verwerkingsactiviteiten.
De bijdrage van het Comité bevat een beschrijving van de activiteiten die door de gegevensbeschermingsautoriteiten worden uitgevoerd.
Diverse maatregelen ter ondersteuning van specifiek kmo’s hebben financiële steun van de EU ontvangen. De Commissie heeft financiële steun verleend met drie reeksen subsidies voor in totaal 5 miljoen EUR, waarvan de meest recente twee specifiek gericht waren op de ondersteuning van nationale gegevensbeschermingsautoriteiten bij hun pogingen om burgers en kleine en middelgrote ondernemingen te bereiken. Daardoor werd in 2018 aan negen gegevensbeschermingsautoriteiten 2 miljoen EUR toegekend voor in 2018-2019 te nemen maatregelen (België, Bulgarije, Denemarken, Hongarije, Litouwen, Letland, Nederland, Slovenië en IJsland), en werd in 2019 1 miljoen EUR toegekend aan vier gegevensbeschermingsautoriteiten voor in 2020 te nemen maatregelen (België, Malta, Slovenië en Kroatië in samenwerking met Ierland)
. In 2020 zal nog eens 1 miljoen EUR worden toegekend.
Ondanks deze initiatieven melden kleine en middelgrote ondernemingen en start-ups dikwijls dat zij worstelen met de tenuitvoerlegging van de verantwoordingsplicht van de AVG. Zij melden met name dat zij niet altijd genoeg begeleiding en praktisch advies van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten krijgen of dat het te lang duurt voordat zij begeleiding en advies krijgen. Het is ook voorgekomen dat autoriteiten liever niet betrokken raakten bij juridische kwesties. Wanneer kleine en middelgrote ondernemingen met dergelijke situaties te maken krijgen, nemen ze dikwijls externe adviseurs en advocaten in de arm om de tenuitvoerlegging van de verantwoordingsplicht en de risicogestuurde benadering (met inbegrip van de transparantie-eisen, registers van verwerkingsactiviteiten en inbreuken in verband met persoonsgegevens) te regelen. Dit kan ook leiden tot extra kosten voor deze ondernemingen.
Eén specifiek probleem is het registreren van verwerkingsactiviteiten, dat door kmo’s en kleine organisaties wordt gezien als een omslachtige administratieve last. De mogelijkheden die artikel 30, lid 5, AVG, biedt om van die verplichting af te wijken, zijn inderdaad zeer beperkt. De inspanningen om aan die verplichting te voldoen moeten daarentegen ook niet worden overschat. Voor kleine en middelgrote ondernemingen waar de verwerking van persoonsgegevens geen onderdeel is van de kernactiviteit, hoeven dergelijke registers niet ingewikkeld en omslachtig te zijn. Hetzelfde geldt voor vrijwilligers- en andere organisaties. Dergelijke vereenvoudigde registers zouden zijn geholpen met modellen van registers, die door sommige gegevensbeschermingsautoriteiten reeds worden gebruikt. Iedereen die persoonsgegevens verwerkt, moet als basisvereiste voor de verantwoordingsplicht hoe dan ook een overzicht hebben van zijn gegevensverwerkingsactiviteiten.
De ontwikkeling van praktische hulpmiddelen op EU-niveau door het Comité, zoals geharmoniseerde formulieren voor inbreuken in verband met persoonsgegevens en vereenvoudigde registers van verwerkingsactiviteiten, zou kmo’s en kleine organisaties waar verwerking van persoonsgegevens geen kernactiviteit is, kunnen helpen om aan hun verplichtingen te voldoen.
Verscheidene brancheorganisaties hebben zich ingespannen om de kennis van hun leden te versterken en hen te informeren, bijvoorbeeld door middel van conferenties en seminars, door ondernemingen van informatie te voorzien over beschikbare richtsnoeren of door de ontwikkeling van een privacybijstandsdienst voor leden. Zij maken bovendien melding van een toenemend aantal door denktanks en kmo-organisaties georganiseerde seminars, bijeenkomsten en evenementen over AVG-gerelateerde zaken.
Om het vrije verkeer van alle gegevens binnen de EU te versterken en te zorgen dat de AVG en de verordening vrij verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens coherent worden toegepast, heeft de Commissie specifiek voor kleine en middelgrote ondernemingen een praktisch richtsnoer over de regels ten aanzien van de verwerking van gemengde datasets (bestaande uit zowel persoonsgebonden als niet-persoonsgebonden gegevens) uitgebracht.
Toolbox voor ondernemingen
In de AVG worden instrumenten aangeboden die helpen aantonen dat de verordening wordt nageleefd, zoals gedragscodes, certificeringsmechanismen en standaardcontractbepalingen.
·Gedragscodes
Het Comité heeft richtsnoeren uitgevaardigd om “houders van een gedragscode” te assisteren bij het opstellen, aanpassen of uitbreiden van gedragscodes, en om een praktische leidraad en hulp bij uitleg te bieden. Deze richtsnoeren vormen tevens een toelichting op de procedures rond indiening, goedkeuring en bekendmaking van gedragscodes op nationaal en Europese niveau, en zetten uiteen welke minimumcriteria zijn vereist.
Belanghebbenden zien gedragscodes als zeer nuttige hulpmiddelen. Hoewel vele codes op nationaal niveau ten uitvoer worden gelegd, is op dit moment een aantal EU-brede gedragscodes in voorbereiding (onder andere betreffende mobiele gezondheidsapps, gezondheidsonderzoek naar genomica, clouddiensten, direct marketing, verzekeringen, verwerking door preventie en diensten voor begeleiding van kinderen). Marktdeelnemers zijn van mening dat EU-brede gedragscodes op bredere schaal moeten worden gestimuleerd omdat zij coherente toepassing van de AVG in alle lidstaten bevorderen.
Gedragscodes vragen echter ook tijd en investering van marktdeelnemers, zowel om de codes te ontwikkelen als om de vereiste onafhankelijke toezichthoudende instanties op te zetten. Vertegenwoordigers van kleine en middelgrote ondernemingen wijzen erop hoe belangrijk en nuttig het is dat gedragscodes op hun situatie zijn afgestemd en geen buitensporige kosten met zich meebrengen.
Om die reden hebben brancheorganisaties in een aantal sectoren andere soorten zelfreguleringsmiddelen ingevoerd, zoals codes inzake goede praktijken en richtsnoeren. Hoewel dergelijke hulpmiddelen nuttige informatie kunnen verstrekken, zijn ze niet goedgekeurd door de gegevensbeschermingsautoriteiten en kunnen ze niet als middel dienen om naleving van de AVG te helpen aantonen.
De Raad benadrukt dat gedragscodes speciale aandacht dienen te schenken aan de verwerking van gegevens van kinderen en van gezondheidsgegevens. De Commissie steunt gedragscodes die de benadering op het gebied van gezondheid en onderzoek kunnen harmoniseren en de grensoverschrijdende verwerking van persoonsgegevens kunnen faciliteren. Het Comité werkt op dit moment aan de goedkeuring van de ontwerpvereisten voor accreditatie voor instanties die toezicht houden op gedragscodes die door een aantal gegevensbeschermingsautoriteiten zijn ingediend. Zodra transnationale of EU-gedragscodes gereed zijn om voor goedkeuring te worden ingediend bij de gegevensbeschermingsautoriteiten, zullen ze worden onderworpen aan raadpleging door het Comité. Met name voor werkterreinen waar grote hoeveelheden gegevens (bijv. clouddiensten) of gevoelige gegevens (bijv. gezondheid/onderzoek) worden verwerkt, is het belangrijk dat transnationale gedragscodes snel worden ingevoerd
·Certificering
Certificering kan ook een nuttig instrument zijn om aan te tonen dat aan specifieke voorwaarden uit de AVG wordt voldaan. Hierdoor kan de rechtszekerheid voor ondernemingen worden vergroot en de AVG wereldwijd worden ondersteund.
Zoals opgemerkt in het onderzoek naar certificering dat in april 2019 is gepubliceerd, moet het doel zijn om toepassing van relevante regelingen te faciliteren. De ontwikkeling van certificeringsregelingen in de EU wordt ondersteund door de richtsnoeren die het Comité inzake certificeringscriteria en de accreditatie van certificeringsorganen heeft uitgevaardigd.
Beveiliging en gegevensbescherming door ontwerp zijn essentiële elementen die voor certificeringsregelingen in het kader van de AVG in aanmerking moeten worden genomen en baat zouden hebben bij een gemeenschappelijke, ambitieuze aanpak in de hele EU. De Commissie zal de huidige contacten tussen het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa), de gegevensbeschermingsautoriteiten en het Comité blijven ondersteunen.
Na de vaststelling van de cyberbeveiligingsverordening verzocht de Commissie Enisa twee certificeringsregelingen voor te bereiden, waaronder één regeling voor clouddiensten. Nadere regelingen betreffende cyberbeveiliging van diensten en producten voor consumenten worden momenteel bestudeerd. Hoewel deze uit hoofde van de cyberbeveiligingsverordening vastgestelde certificeringsregelingen niet expliciet gegevensbescherming en privacy betreffen, dragen ze ertoe bij dat consumenten meer vertrouwen in digitale diensten en producten krijgen. Dergelijke regelingen kunnen niet alleen bewijs leveren van de naleving van de beginselen van ingebouwde veiligheid, maar ook van de tenuitvoerlegging van passende technische en organisatorische maatregelen met betrekking tot de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens.
·Standaardcontractbepalingen
De Commissie werkt aan standaardcontractbepalingen tussen verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers, tevens in het licht van de modernisering van de standaardcontractbepalingen voor internationale doorgiften (zie punt 7.2). Een handeling van de Unie, vastgesteld door de Commissie, is bindend in de hele EU waardoor volledige harmonisatie en rechtszekerheid worden gewaarborgd.
6Toepassing van de AVG op nieuwe technologieën
Een technologieneutraal kader dat openstaat voor nieuwe technologieën
De AVG is technologieneutraal, vertrouwenwekkend en gebaseerd op beginselen. Deze beginselen, met inbegrip van rechtmatige en transparante verwerking, doelbinding en minimale gegevensverwerking, geven de bescherming van persoonsgegevens een solide fundament, ongeacht de toegepaste verwerkingen en technieken.
Leden van de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden melden dat de AVG in het algemeen een positief effect op de ontwikkeling van nieuwe technologieën heeft gehad en een goede basis voor innovatie biedt. De AVG wordt beschouwd als een essentieel en flexibel instrument, dat ervoor kan zorgen dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën in overeenstemming is met de grondrechten. De tenuitvoerlegging van de kernbeginselen van de verordening is met name essentieel voor gegevensintensieve verwerking. De risicogestuurde en technologieneutrale benadering van de AVG zorgt voor een niveau van gegevensbescherming dat toereikend is om de verwerkingsrisico’s weg te nemen, met inbegrip van die door opkomende technologieën.
Belanghebbenden melden dat met name de AVG-beginselen doelbinding en verdere verwerking voor verenigbare doeleinden, minimale gegevensverwerking, opslagbeperking, transparantie, verantwoording en de voorwaarden waaronder geautomatiseerde besluitvormingsprocessen rechtmatig kunnen worden gebruikt, de bezorgdheid over het gebruik van kunstmatige intelligentie voor een belangrijk deel wegnemen.
De toekomstbestendige en risicogestuurde benadering van de AVG zal ook op het mogelijke toekomstige kader voor kunstmatige intelligentie en bij de tenuitvoerlegging van de datastrategie worden toegepast. De datastrategie heeft tot doel de beschikbaarheid van gegevens en de instelling van gemeenschappelijke Europese dataruimtes te bevorderen, die worden ondersteund door gefedereerde cloudinfrastructuurdiensten. Wat betreft persoonsgegevens voorziet de AVG in het wettelijk hoofdkader, waarin per geval doelmatige oplossingen kunnen worden ontworpen afhankelijk van de aard en inhoud van iedere dataruimte.
De AVG heeft zowel binnen als buiten de EU het bewustzijn over de bescherming van persoonsgegevens verruimd en heeft ondernemingen ertoe aangezet om bij innovaties hun handelwijze te veranderen en voortaan rekening te houden met de beginselen van gegevensbescherming. Maatschappelijke organisaties merken echter op dat ondanks de positieve effecten van de AVG op de ontwikkeling van nieuwe technologieën, de grote digitale spelers hun praktijken nog niet fundamenteel hebben gewijzigd ten gunste van privacyvriendelijkere verwerking. Krachtige en doeltreffende handhaving van de AVG ten aanzien van grote digitale platforms en geïntegreerde ondernemingen, onder meer op gebieden als onlinereclame en microtargeting, is essentieel om burgers te kunnen beschermen.
De Commissie is bezig de bredere kwesties met betrekking tot het marktgedrag van grote digitale spelers te analyseren in het kader van het wetgevingspakket digitale diensten. Wat betreft onderzoek op het gebied van sociale media herinnert de Commissie eraan dat de AVG door socialemediaplatforms niet kan worden gebruikt als excuus om de toegang van onderzoekers en feitencontroleurs tot niet-persoonsgebonden gegevens te beperken, zoals statistieken over welke gerichte advertenties naar welke categorieën mensen zijn verzonden, de criteria voor het ontwerp van deze gerichte advertenties, informatie over nepaccounts enz.
De technologieneutrale en toekomstbestendige benadering van de AVG is tijdens de COVID-19-pandemie op de proef gesteld en bleek succesvol te zijn. De ontwikkeling van middelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan en te bewaken werd ondersteund door de op beginselen gebaseerde regels van de verordening.
Uitdagingen
De ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën doen geen afbreuk aan deze beginselen. De uitdagingen zitten in de verduidelijking van hoe beginselen die zich hebben bewezen, kunnen worden toegepast op het gebruik van specifieke technologieën zoals kunstmatige intelligentie, blockchain, het internet der dingen, gezichtsherkenning en kwantumcomputers.
In dit kader hebben het Europees Parlement en de Raad de noodzaak benadrukt om door continue monitoring duidelijk te krijgen hoe de AVG van toepassing is op nieuwe technologieën en grote techbedrijven. Daarnaast waarschuwen belanghebbenden dat de beoordeling of de AVG doelmatig blijft eveneens continue monitoring vereist.
Belanghebbenden uit het bedrijfsleven benadrukken dat innovatie vereist dat de AVG op een beginselgebaseerde manier wordt toegepast, overeenkomstig het ontwerp van de verordening, en niet op een starre, formele wijze. Zij zijn van mening dat richtsnoeren van het Comité over hoe de AVG-beginselen, -begrippen en -regels moeten worden toegepast op nieuwe technologieën zoals kunstmatige intelligentie, blockchain en het internet de dingen, rekening houdend met de risicogestuurde benadering, zouden bijdragen aan het verschaffen van duidelijkheid en meer rechtszekerheid. Dergelijke zachte wetgevingsinstrumenten zijn bij uitstek geschikt om de toepassing van de AVG op nieuwe technologieën te vergezellen, omdat ze voor meer rechtszekerheid zorgen en in lijn met de technologische ontwikkelingen kunnen worden beoordeeld. Sommige belanghebbenden wijzen er ook op dat sectorale richtsnoeren over hoe de AVG op nieuwe technologieën moet worden toegepast eveneens nuttig kunnen zijn.
Het Comité stelde dat het de effecten van opkomende technologieën op de bescherming van persoonsgegevens zal blijven analyseren.
Belanghebbenden benadrukken ook hoe belangrijk het is dat toezichthouders diepgaand inzicht krijgen in de manier waarop technologie wordt gebruikt en in gesprek gaan met het bedrijfsleven over de ontwikkeling van opkomende technologieën. Zij zijn van mening dat wat regelgeving betreft een “reguleringstestzone” – als een manier om begeleiding te krijgen bij de toepassing van de regels – een interessante optie zou zijn om nieuwe technologieën te testen en ondernemingen te helpen om gegevensbescherming door standaardinstellingen en door ontwerp in nieuwe technologieën toe te passen.
Wat verdere beleidsmaatregelen betreft adviseren belanghebbenden om alle toekomstige beleidsvoorstellen ten aanzien van kunstmatige intelligentie voort te laten bouwen op bestaande wetgevingskaders en af te stemmen op de AVG. Eventuele specifieke onderwerpen moeten voordat nieuwe voorschriften worden voorgesteld zorgvuldig worden beoordeeld op basis van relevant bewijs.
In haar witboek over kunstmatige intelligentie presenteert de Commissie een aantal beleidsopties, waarover belanghebbenden tot 14 juni 2020 hun mening konden geven. In het witboek wordt ten aanzien van gezichtsherkenning, een technologie die aanzienlijke gevolgen voor de rechten van burgers kan hebben, gewezen op het huidige wetgevingskader en wordt een openbaar debat geopend over eventuele specifieke omstandigheden die het gebruik van kunstmatige intelligentie voor het doel van gezichtsherkenning en andere biometrische identificatie op afstand op openbare plaatsen rechtvaardigen, en over gemeenschappelijke waarborgen.
7Internationale doorgiften en mondiale samenwerking
7.1Privacy: een mondiale aangelegenheid
De behoefte aan bescherming van persoonsgegevens kent geen grenzen. Burgers overal ter wereld waarderen en koesteren de bescherming en beveiliging van hun gegevens steeds meer.
Tegelijkertijd kunnen we in onze verbonden wereld het belang van gegevensstromen voor burgers, overheden, ondernemers en, meer in het algemeen, de maatschappij als geheel, niet meer negeren. Deze vormen een integraal onderdeel van handel, samenwerking tussen overheidsinstanties en sociale interacties. In dat opzicht benadrukt de huidige COVID-19-pandemie eveneens hoe essentieel de overdracht en de uitwisseling van persoonsgegevens zijn voor veel essentiële activiteiten, zoals het waarborgen van de continuïteit van het landsbestuur en bedrijfsactiviteiten – door thuiswerken en andere oplossingen mogelijk te maken die sterk afhankelijk zijn van informatie- en communicatietechnologie –, het ontwikkelen van samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar diagnostiek, behandelingen en vaccins, en de bestrijding van nieuwe vormen van cybercriminaliteit, zoals fraudeconstructies waarbij op internet namaakgeneesmiddelen worden aangeboden die COVID-19 zouden kunnen voorkomen of genezen.
Tegen deze achtergrond moeten de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het faciliteren van gegevensstromen meer dan ooit hand in hand gaan. De EU bevindt zich dankzij haar stelsel voor gegevensbescherming, dat openstaat voor internationale doorgiften maar burgers tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming biedt, in een zeer goede positie om veilige en betrouwbare gegevensstromen te bevorderen. De AVG blijkt internationaal inmiddels als een referentiepunt te fungeren; door de verordening zijn wereldwijd tal van landen zich gaan bezinnen op een modernisering van hun privacyregels.
Het gaat om een echte mondiale trend, van Chili tot Zuid-Korea, van Brazilië tot Japan, van Kenia tot India, van Tunesië tot Indonesië en van Californië tot Taiwan, om maar een paar voorbeelden te noemen. Deze voorbeelden zijn niet alleen vanuit kwantitatief, maar ook vanuit kwalitatief oogpunt opmerkelijk: Veel privacywetten die onlangs zijn aangenomen of zich in een proces bevinden om aangenomen te worden, zijn gebaseerd op een basale reeks gedeelde waarborgen, rechten en handhavingsmechanismen die in de EU worden toegepast. In een wereld die te vaak wordt gekenmerkt door verschillende, zelfs uiteenlopende benaderingen van regelgeving, is deze trend naar mondiale convergentie een zeer positieve ontwikkeling, die nieuwe mogelijkheden biedt om de bescherming van burgers in Europa te vergroten terwijl tegelijkertijd gegevensstromen worden gefaciliteerd en de transactiekosten voor ondernemers worden verlaagd.
Om deze kansen te benutten en de strategie uit haar mededeling “Uitwisseling en bescherming van persoonsgegevens in een geglobaliseerde wereld” (2017) ten uitvoer te leggen, heeft de Commissie zich nog veel krachtiger ingezet om ervoor te zorgen dat de internationale dimensie van privacy volledig gebruikmaakt van de beschikbare “doorgiftetoolbox”, zoals hieronder uiteengezet. Daartoe heeft zij actief samengewerkt met belangrijke partners om een “adequaatheidsvaststelling” tot stand te brengen. Dit werk heeft belangrijke resultaten opgeleverd, zoals de verwezenlijking van de grootste ruimte voor vrije en veilige gegevensstromen ter wereld tussen de EU en Japan.
Naast haar inspanningen op het gebied van adequaatheid heeft de Commissie nauw samengewerkt met gegevensbeschermingsautoriteiten binnen het Comité en andere belanghebbenden om het volledige potentieel van de instrumenten voor internationale doorgiften uit de AVG te benutten. Dit betreft de modernisering van instrumenten zoals standaardcontractbepalingen, de ontwikkeling van certificeringsregelingen, gedragscodes of administratieve regelingen over gegevensuitwisselingen tussen overheidsinstanties, maar ook de verduidelijking van sleutelbegrippen betreffende, bijvoorbeeld, de territoriale reikwijdte van EU-gegevensbeschermingsregels of het gebruik van zogenaamde “afwijkingen” (derogaties) van de doorgifte van persoonsgegevens.
Ten slotte heeft de Commissie haar dialoog in het kader van een aantal bilaterale, regionale en multilaterale fora geïntensiveerd om een wereldwijde cultuur van eerbiediging van privacy te bevorderen en elementen van convergentie tussen verschillende privacystelsels te ontwikkelen. Bij haar inspanningen kon de Commissie rekenen op de actieve ondersteuning van de Europese Dienst voor extern optreden, en het netwerk van EU-delegaties in derde landen en vertegenwoordigingen bij internationale organisaties. Deze aanpak heeft ook gezorgd voor meer samenhang en complementariteit tussen verschillende aspecten van de externe dimensie van het EU-beleid, variërend van handel tot het nieuwe partnerschap EU-Afrika.
7.2De AVG-doorgiftetoolbox
Naarmate steeds meer private en publieke marktdeelnemers vertrouwen op internationale gegevensstromen als onderdeel van hun routinewerkzaamheden, bestaat er een toenemende behoefte aan flexibele instrumenten die aan verschillende sectoren, bedrijfsmodellen en doorgiftesituaties kunnen worden aangepast. Om aan deze behoeften te voldoen, biedt de AVG een gemoderniseerd instrumentarium om de doorgifte van persoonsgegevens van de EU naar derde landen en internationale organisaties te vergemakkelijken, en zorgt er tevens voor dat de gegevens in hoge mate beschermd blijven. Deze continuïteit van de bescherming is belangrijk gezien het feit dat heden ten dage gegevens zeer eenvoudig grenzen overschrijden en de vormen van bescherming die de AVG garandeert onvolledig zouden zijn als deze zich zouden beperken tot verwerking binnen de EU.
Met hoofdstuk V van de AVG heeft de wetgever de opzet van de doorgifteregels bevestigd die uit hoofde van Richtlijn 95/46 reeds bestonden: doorgifte van persoonsgegevens kan plaatsvinden wanneer de Commissie een vaststelling van adequaatheid met betrekking tot een derde land of internationale organisatie heeft genomen of, bij afwezigheid daarvan, wanneer de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker in de EU (“gegevensexporteur”) passende waarborgen biedt, bijvoorbeeld door middel van een overeenkomst met de ontvanger (“gegevensimporteur”). Daarnaast blijven wettelijke gronden (zogenoemde afwijkingen) bestaan voor doorgiften in specifieke situaties waarvoor de wetgever heeft besloten dat op grond van een afweging van belangen, gegevensdoorgifte onder bepaalde voorwaarden is toegestaan. Tegelijkertijd heeft de hervorming de bestaande regels verduidelijkt en vereenvoudigd, bijvoorbeeld door de voorwaarden voor een vaststelling van adequaatheid en bindende bedrijfsvoorschriften gedetailleerd te formuleren, door de toestemmingsvereisten te beperken tot een zeer gering aantal specifieke zaken en door de meldingsplicht volledig af te schaffen. Bovendien zijn nieuwe doorgifte-instrumenten geïntroduceerd, zoals gedragscodes en certificeringsregelingen, en zijn de mogelijkheden verruimd om bestaande instrumenten te gebruiken, zoals standaardcontractbepalingen.
De digitale economie van tegenwoordig maakt het mogelijk dat marktdeelnemers buiten de EU rechtstreeks, zij het op afstand, kunnen deelnemen aan de interne markt van de Europese Unie en kunnen concurreren om Europese klanten en hun persoonsgegevens. Wanneer zij zich bij het aanbieden van goederen of diensten specifiek richten op Europeanen of hun gedrag monitoren, horen zij de EU-wetgeving op dezelfde wijze na te leven als EU-marktdeelnemers dat moeten. Dit blijkt uit artikel 3 van de AVG, dat de rechtstreekse toepasselijkheid van de regels voor gegevensbescherming in de Europese Unie uitbreidt naar bepaalde verwerkingen door verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers buiten de EU. Dit zorgt voor de noodzakelijke waarborgen en bovendien voor een gelijk speelveld voor alle ondernemingen die op de EU-markt actief zijn.
Het brede bereik van de AVG is een van de redenen waarom de effecten van de verordening ook in andere delen van de wereld worden gevoeld. Het gedetailleerde richtsnoer van het Comité over de territoriale reikwijdte van de AVG, dat het na een uitgebreide openbare raadpleging heeft verstrekt en dat is voorzien van concrete voorbeelden, is daarom voor marktdeelnemers buiten de EU belangrijk om te bepalen of, en zo ja, welke verwerkingen rechtstreeks onder de waarborgen van de verordening vallen.
De vergroting van het toepassingsbereik van de EU-wetgeving betreffende gegevensbescherming biedt op zich echter onvoldoende garantie voor naleving in de praktijk. Het is van essentieel belang om te waarborgen dat marktdeelnemers buiten de EU de verordening naleven en dat deze naleving doeltreffend wordt gehandhaafd, iets dat eveneens wordt benadrukt door de Raad. Het aanwijzen van een vertegenwoordiger in de EU (artikel 27, leden 1 en 2, AVG), die door individuele personen of toezichthoudende autoriteiten naast of in plaats van de verantwoordelijke onderneming van buiten de EU kan worden benaderd, speelt in dit opzicht een sleutelrol. Aan deze aanpak, die ook steeds vaker in andere kaders gehanteerd wordt, moet krachtiger worden vastgehouden, teneinde zonneklaar te maken dat het feit dat buitenlandse marktdeelnemers niet over een vestiging in de EU beschikken, hen niet ontslaat van hun verplichtingen uit hoofde van de AVG. Wanneer deze marktdeelnemers niet voldoen aan hun verplichting om een vertegenwoordiger te aan te wijzen, dienen de toezichthoudende autoriteiten gebruik te maken van het volledige handhavingsinstrumentarium van artikel 58 van de AVG (bijv. openbare waarschuwingen, tijdelijke of permanente verboden om in de EU te verwerken, handhaving tegen gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken die in de EU zijn gevestigd).
Ten slotte is het zeer belangrijk dat het Comité zijn werkzaamheden op het gebied van de nadere verduidelijking van het verband tussen artikel 3 betreffende de rechtstreekse toepassing van de AVG en de regels ten aanzien van internationale doorgiften in hoofdstuk V afrondt.
Adequaatheidsbesluiten
De van belanghebbenden ontvangen inbreng bevestigt dat besluiten waarbij een beschermingsniveau passend werd verklaard (adequaatheidsbesluiten) voor EU-marktdeelnemers een essentieel instrument blijven om persoonsgegevens veilig aan derde landen door te geven. Dergelijke besluiten bieden de meest omvangrijke, eenvoudige en kosteneffectieve oplossing voor gegevensdoorgiften, omdat deze worden gelijkgesteld met doorgiften binnen de EU en derhalve het veilige en vrije verkeer van persoonsgegevens waarborgen zonder aanvullende voorwaarden of de noodzaak van toestemming. Adequaatheidsbesluiten ontsluiten daarom commerciële kanalen voor EU-marktdeelnemers en faciliteren de samenwerking tussen overheidsinstanties, terwijl geprivilegieerde toegang wordt gegeven tot de eengemaakte markt van de EU. Voortbouwend op een op de richtlijn van 1995 gebaseerde praktijk voorziet de AVG uitdrukkelijk in de mogelijkheid om de adequaatheid te bepalen inzake een bepaald grondgebied van een derde land of inzake een specifieke sector of bedrijfstak van een derde land (zogeheten “gedeeltelijke” adequaatheid).
De AVG bouwt voort op de ervaring van de afgelopen jaren en de door het Hof van Justitie gegeven verduidelijkingen, die een gedetailleerde catalogus van elementen beschrijven die de Commissie bij haar beoordeling in aanmerking moet nemen. De norm voor een passend beschermingsniveau vereist een niveau van bescherming dat vergelijkbaar (of “in feite overeenkomend”) is met het niveau dat binnen de EU wordt gewaarborgd. Dit omvat een uitgebreide beoordeling van het systeem van het derde land als geheel, met inbegrip van de degelijkheid van de bescherming van de privacy, de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en handhaving ervan en de regels voor toegang tot persoonsgegevens door overheidsinstanties, met name voor doeleinden van wetshandhaving en openbare veiligheid.
Dit komt ook tot uiting in het richtsnoer dat door de voormalige Groep gegevensbescherming artikel 29 werd vastgesteld (en onderschreven door het Comité), met name de zogenaamde “adequaatheidsreferentie”, die de elementen die de Commissie in aanmerking moet nemen bij de uitvoering van een adequaatheidsbeoordeling nader verduidelijkt, mede door het verschaffen van een overzicht van “essentiële garanties” voor toegang tot persoonsgegevens door overheidsinstanties. Dat laatste bouwt met name voort op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hoewel de norm “in feite overeenkomend” geen puntsgewijze replicatie (“fotokopie”) van de EU-regels inhoudt, gezien het feit dat de middelen die zorgen voor een vergelijkbaar niveau van bescherming per privacysysteem kunnen verschillen en dikwijls een afspiegeling zijn van uiteenlopende rechtstradities, vereist deze niettemin een hoog niveau van bescherming.
Deze norm wordt gerechtvaardigd door het feit dat een adequaatheidsbesluit een derde land in principe de voordelen biedt van de eengemaakte markt wat het vrij verkeer van gegevens betreft. Het betekent echter ook dat er soms relevante verschillen kunnen bestaan tussen het niveau van de gewaarborgde bescherming in het derde land in kwestie en dat van de AVG die overbrugd moeten worden, bijvoorbeeld door aanvullende waarborgen overeen te komen. Deze waarborgen dienen positief te worden beoordeeld omdat ze de bescherming van burgers in de EU alleen maar vergroten. Tegelijkertijd is de Commissie het met het Comité eens over het belang van continue monitoring van deze waarborgen in de praktijk, met inbegrip van doeltreffende handhaving door de gegevensbeschermingsautoriteit in het derde land.
De AVG verduidelijkt dat adequaatheidsbesluiten “levende instrumenten” zijn die voortdurend gemonitord en periodiek getoetst moeten worden. Conform deze vereisten heeft de Commissie regelmatige gedachtewisselingen met de betreffende autoriteiten voor een proactieve follow-up van nieuwe ontwikkelingen. Sinds de vaststelling van het besluit over het EU-VS-privacyschild in 2016 heeft de Commissie samen met vertegenwoordigers van het Comité drie jaarlijkse beoordelingen uitgevoerd om alle aspecten van het functioneren van het kader te evalueren. Deze evaluaties waren gebaseerd op informatie die via uitwisselingen met de Amerikaanse autoriteiten verkregen was, maar ook op inbreng van andere belanghebbenden, zoals gegevensbeschermingsautoriteiten, maatschappelijke organisaties en brancheverenigingen in de EU. Deze hebben verbetering van het praktisch functioneren van verschillende elementen van het kader mogelijk gemaakt. In een breder perspectief hebben de jaarlijkse evaluaties bijgedragen aan een diepgaandere dialoog met de Amerikaanse overheid over privacy in het algemeen en de beperkingen en waarborgen met betrekking tot nationale veiligheid in het bijzonder.
In het kader van haar eerste evaluatie van de AVG moet de Commissie ook de adequaatheidsbesluiten evalueren die op grond van de richtlijn van 1995 zijn vastgesteld. De diensten van de Commissie voeren intensief overleg met elk van de elf betrokken landen en gebieden, teneinde na te gaan hoe hun systemen voor de bescherming van persoonsgegevens zich sinds de vaststelling van het adequaatheidsbesluit hebben ontwikkeld en of zij voldoen aan de normen van de AVG. De noodzaak om de continuïteit te waarborgen van dergelijke besluiten, die een essentieel instrument zijn voor handel en internationale samenwerking, is een van de factoren die verschillende van deze landen en gebieden ertoe hebben aangezet hun privacywetgeving te moderniseren en te versterken. Deze ontwikkelingen moeten in elk geval worden toegejuicht. Met een aantal van deze landen en gebieden wordt gesproken over aanvullende beschermingsmaatregelen om relevante verschillen in de bescherming aan te pakken.
Aangezien het Hof van Justitie in een op 16 juli te wijzen arrest evenwel verduidelijkingen kan verschaffen die relevant kunnen zijn voor bepaalde onderdelen van de adequaatheidsnorm, zal de Commissie afzonderlijk verslag uitbrengen over de beoordeling van de genoemde elf adequaatheidsbesluiten, nadat het Hof van Justitie zijn arrest in die zaak heeft gewezen.
Bij de uitvoering van de strategie uit haar mededeling uit 2017 inzake de uitwisseling en bescherming van persoonsgegevens in een geglobaliseerde wereld is de Commissie ook nieuw overleg over adequaatheid aangegaan. Deze werkzaamheden, waarbij belangrijke partners van de EU zijn betrokken, hebben nu al aanzienlijke resultaten opgeleverd. In januari 2019 stelde de Commissie haar adequaatheidsbesluit voor Japan vast, dat is gebaseerd op een hoge mate van convergentie, onder meer door middel van specifieke waarborgen op onder andere het gebied van verdere doorgiften en door het instellen van een mechanisme om klachten van personen over overheidstoegang tot persoonsgegevens voor wetshandhavings- en nationaleveiligheidsdoeleinden te onderzoeken en op te lossen.
Het kader dat met Japan is overeengekomen, is de eerste vaststelling van adequaatheid uit hoofde van de AVG en is een nuttig precedent voor toekomstige besluiten, ook al omdat Japan het Europese adequaatheidsbesluit beantwoordde met een vergelijkbaar besluit ten aanzien van de EU. Deze wederzijdse vaststellingen van adequaatheid hebben geleid tot ’s werelds grootste gebied van vrij en veilig gegevensverkeer, en vormen zodoende een aanvulling op de economische partnerschapsovereenkomst EU-Japan. De regeling ondersteunt circa 124 miljard EUR aan handel in goederen en 42,5 miljard EUR aan handel in diensten per jaar.
|
De adequaatheidsonderhandelingen met Zuid-Korea zijn eveneens in een gevorderd stadium. Een belangrijk resultaat hiervan is de recente wetshervorming in Zuid-Korea die heeft geleid tot de oprichting van een onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteit met krachtige handhavingsbevoegdheden. Dit laat zien hoe overleg over adequaatheid kan bijdragen aan grotere convergentie tussen de regels voor gegevensbescherming van de EU en die van een ander land.
De Commissie deelt volledig de oproep van belanghebbenden om het overleg met geselecteerde derde landen in verband met mogelijke nieuwe vaststellingen van adequaatheid te intensiveren. Zij onderzoekt actief of deze mogelijkheid te realiseren valt met andere belangrijke partners in Azië, Latijns-Amerika en het Europees nabuurschapsgebied, daarbij voortbouwend op de huidige trend naar grotere mondiale convergentie op het gebied van gegevensbeschermingsnormen. Uitgebreide privacywetgeving is bijvoorbeeld vastgesteld of staat op het punt vastgesteld te worden in Latijns-Amerika (Brazilië, Chili) en er zijn veelbelovende ontwikkelingen in Azië (bijv. India, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka, Taiwan en Thailand), Afrika (bijv. Ethiopië, Kenia) en in de Oost- en Zuid-Europese buurlanden (bijv. Georgië, Tunesië). De Commissie zal, waar mogelijk, de verwezenlijking van uitgebreide adequaatheidsbesluiten betreffende zowel de private als de publieke sector nastreven.
Het is voor de Commissie dankzij de AVG bovendien mogelijk geworden om vaststellingen van adequaatheid voor internationale organisaties vast te stellen. Omdat sommige internationale organisaties bezig zijn hun gegevensbeschermingsstelsels te moderniseren door de invoering van uitgebreide regels en mechanismen voor onafhankelijk toezicht en beroep in rechte, kon deze weg voor de eerste keer bewandeld worden.
Adequate bescherming van persoonsgegevens is ook een belangrijke factor in de betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk na de Brexit, mits aan de nodige voorwaarden wordt voldaan. Adequate bescherming faciliteert het handelsverkeer, met inbegrip van de digitale handel, en is een essentiële voorwaarde voor nauwe en ambitieuze samenwerking op het gebied van rechtshandhaving en veiligheid. Daarnaast is gezien de grote omvang van het gegevensverkeer met het Verenigd Koninkrijk en de nabijheid van het Verenigd Koninkrijk tot de EU-markt een hoge mate van convergentie tussen de regels voor gegevensbescherming aan beide kanten van het Kanaal een belangrijk middel om te zorgen voor een gelijk speelveld. Overeenkomstig de politieke verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk verricht de Commissie momenteel een adequaatheidsbeoordeling voor zowel de AVG als de richtlijn gegevensbescherming bij wetshandhaving. Gezien het autonome en unilaterale karakter van een adequaatheidsbeoordeling vinden deze gesprekken los van de onderhandelingen met het oog op een overeenkomst over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk plaats.
|
Ten slotte is de Commissie ingenomen met het feit dat andere landen bezig zijn gegevensdoorgifte-instrumenten in te stellen die identiek zijn aan een vaststelling van adequaatheid. Vaak erkennen zij hiermee dat de EU en de landen waarvoor de Commissie een adequaatheidsbesluit heeft vastgesteld veilige bestemmingen voor doorgiften zijn. Door het toenemend aantal landen dat profiteert van EU-adequaatheidsbesluiten enerzijds, en deze vorm van erkenning door andere landen anderzijds, kan een netwerk van landen ontstaan waar gegevens vrij en veilig kunnen worden doorgegeven. De Commissie juicht deze ontwikkeling toe omdat hierdoor de voordelen van een adequaatheidsbesluit voor derde landen verder zullen toenemen en mondiale convergentie steeds dichterbij komt. Deze vorm van synergie kan ook een nuttige bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kaders voor veilig en vrij gegevensverkeer, zoals in de context van het initiatief “Data Free Flow with Trust” (zie hieronder).
Passende waarborgen
De AVG voorziet in aanvulling op de vaststelling van adequaatheid, die een allesomvattende oplossing is, in een aantal andere doorgifte-instrumenten. De flexibiliteit van deze “toolbox” blijkt uit artikel 46 AVG, waarin gegevensdoorgiften op basis van “passende waarborgen” worden geregeld, met inbegrip van afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen voor betrokkenen. Om passende waarborgen te garanderen, zijn verschillende instrumenten beschikbaar zodat wordt voldaan aan de doorgiftebehoeften van zowel commerciële marktdeelnemers als overheidsinstanties.
·Standaardcontractbepalingen
De eerste groep instrumenten betreft contractuele hulpmiddelen, die hetzij op maat gemaakte ad-hocclausules voor gegevensbescherming zijn die zijn overeengekomen tussen een EU-gegevensexporteur en een gegevensimporteur buiten de EU waarvoor toestemming is verkregen van de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit (artikel 46, lid 3, onder a), AVG, hetzij vooraf door de Commissie goedgekeurde standaardbepalingen (artikel 46, lid 2, onder c) en d), AVG). De belangrijkste instrumenten zijn de zogenaamde standaardcontractbepalingen. Dit zijn standaardbepalingen betreffende gegevensbescherming die de gegevensexporteur en de gegevensimporteur op vrijwillige basis in hun overeenkomsten kunnen opnemen (bijv. een dienstverleningsovereenkomst waarvoor de doorgifte van persoonsgegevens vereist is) en waarin de vereisten met betrekking tot de passende waarborgen worden uiteengezet.
Standaardcontractbepalingen zijn het mechanisme voor gegevensdoorgifte dat veruit het meest wordt benut. Duizenden bedrijven in de EU maken er gebruik van om een brede waaier van diensten aan te bieden aan hun klanten, leveranciers, partners en werknemers, waaronder diensten die essentieel zijn voor de werking van de economie. Uit het wijdverbreide gebruik ervan blijkt dat ze erg nuttig zijn voor ondernemingen die de verordening willen naleven en met name voor ondernemingen die niet de middelen hebben om met al hun commerciële partners te onderhandelen over individuele overeenkomsten. Omdat standaardcontractbepalingen gestandaardiseerd en vooraf goedgekeurd zijn, vormen ze voor ondernemingen een eenvoudig toe te passen instrument waarmee ze kunnen voldoen aan de vereisten op het gebied van gegevensbescherming in het kader van doorgifte.
De bestaande reeksen standaardcontractbepalingen zijn vastgesteld en goedgekeurd op basis van de richtlijn uit 1995. Deze standaardcontractbepalingen blijven van kracht totdat zij, indien nodig, bij besluit van de Commissie worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken (artikel 46, lid 5, AVG). Overeenkomstig de AVG kunnen de standaardcontractbepalingen zowel voor internationale doorgiften als binnen de EU worden gebruikt. De Commissie werkt samen met belanghebbenden om gebruik te maken van deze mogelijkheden en om bestaande bepalingen te actualiseren. Om te zorgen dat standaardcontractbepalingen ook in de toekomst doelmatig zijn, heeft de Commissie via de deskundigengroep met meerdere belanghebbenden feedback verzameld van ervaringen van belanghebbenden met standaardcontractbepalingen en in september 2019 daarover een speciale workshop gehouden. Ook heeft de Commissie daartoe veelvuldig contact gehad met ondernemingen die gebruikmaken van standaardcontractbepalingen en met maatschappelijke organisaties. Het Comité is tevens bezig een aantal richtsnoeren die relevant zouden kunnen zijn voor de evaluatie van de standaardcontractbepalingen te actualiseren, bijvoorbeeld ten aanzien van de begrippen verwerkingsverantwoordelijke en verwerker.
Voortbouwend op de ontvangen feedback zijn de diensten van de Commissie op dit moment bezig de standaardcontractbepalingen te herzien. In dit verband is vastgesteld dat op een aantal gebieden verbetering mogelijk is, met name met betrekking tot de volgende aspecten:
1.actualisering van de standaardcontractbepalingen in verband met nieuwe vereisten krachtens de AVG, zoals die met betrekking tot de relatie verwerkingsverantwoordelijke-verwerker uit hoofde van artikel 28 AVG (met name de verplichtingen van verwerkers), de transparantieverplichtingen van de gegevensimporteur (in termen van de informatie die aan de betrokkenen moet worden verstrekt) enz.;
2.de aanpak van een aantal doorgiftescenario’s waarvoor op dit moment geen standaardcontractbepalingen bestaan, zoals de doorgifte van gegevens van een EU-verwerker naar een niet-EU-(sub)verwerker, maar bijvoorbeeld ook voor situaties waarin de verwerker buiten de EU gevestigd is;
3.een betere afspiegeling van de realiteiten van verwerkingen in de moderne digitale economie, waarin bij dergelijke verwerkingen dikwijls diverse gegevensimporteurs en -exporteurs betrokken zijn en sprake kan zijn van lange en vaak ingewikkelde verwerkingsketens, ontwikkelende zakelijke relaties enz. Om in te kunnen spelen op dergelijke situaties worden verschillende oplossingen onderzocht, waaronder de mogelijkheid dat standaardcontractbepalingen door verscheidene partijen worden ondertekend of dat gedurende de looptijd van het contract nieuwe partijen toetreden.
Bij de behandeling van deze punten zoekt de Commissie tevens naar manieren om de huidige “architectuur” van de standaardcontractbepalingen gebruikersvriendelijker te maken, bijvoorbeeld door de diverse reeksen standaardcontractbepalingen te vervangen door een enkel, allesomvattend document. De kunst is om een goed evenwicht te vinden tussen de behoefte aan duidelijkheid en een bepaalde mate van standaardisering aan de ene kant, en de noodzakelijke flexibiliteit aan de andere kant, waardoor bepalingen gebruikt kunnen worden door een aantal marktdeelnemers met verschillende eisen, in uiteenlopende contexten en voor verschillende typen doorgiften.
Een ander belangrijk aspect dat moet worden overwogen, is de mogelijke noodzaak, gezien de huidige procesvoering voor het Hof van Justitie, om de waarborgen met betrekking tot toegang door buitenlandse overheidsinstanties tot gegevens die op basis van standaardcontractbepalingen worden doorgegeven, met name voor doeleinden van nationale veiligheid, te verduidelijken. Wellicht moet de gegevensimporteur of de gegevensexporteur, of beide, verplicht worden gesteld om actie te ondernemen en de rol van de gegevensbeschermingsautoriteiten in dat kader te verduidelijken. Hoewel de herziening van de standaardcontractbepalingen redelijk vergevorderd is, moet niettemin op het arrest van het Hof worden gewacht om te zien of aanvullende vereisten in de herziene bepalingen noodzakelijk zijn voordat een ontwerpbesluit over een nieuwe reeks standaardcontractbepalingen bij het Comité kan worden ingediend voor advies en vervolgens kan worden voorgesteld voor vaststelling via de comitéprocedure.
Parallel daaraan houdt de Commissie contact met internationale partners die vergelijkbare instrumenten ontwikkelen. Deze dialoog, die onder andere bestaat uit het uitwisselen van ervaringen en beste praktijken, zou een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van convergentie in de praktijk en zou op die manier naleving met grensoverschrijdende doorgifteregels faciliteren voor ondernemingen die in verschillende delen van de wereld actief zijn.
·Bindende bedrijfsvoorschriften
Een ander belangrijk instrument zijn de zogenaamde bindende bedrijfsvoorschriften. Dit zijn juridisch bindende beleidsmaatregelen en regelingen die van toepassing zijn op de leden van een ondernemingsgroep, met inbegrip van de werknemers (artikel 46, lid 2, onder b) en artikel 47 van de AVG). Door het gebruik van bindende bedrijfsvoorschriften is vrij verkeer van persoonsgegevens tussen de diverse groepsonderdelen wereldwijd mogelijk – en hoeven geen contractuele regelingen te worden afgesproken tussen alle bedrijfsonderdelen – terwijl naleving van hetzelfde hoge niveau van bescherming van persoonsgegevens in de hele groep wordt gewaarborgd. Bindende bedrijfsvoorschriften zijn met name een goede oplossing voor grote, ingewikkelde ondernemingsgroepen en voor nauwe samenwerking tussen ondernemingen die gegevens uitwisselen tussen verscheidene rechtsgebieden. Uit hoofde van de AVG kunnen, anders dan bij de richtlijn van 1995, bindende bedrijfsvoorschriften worden gebruikt door een groep ondernemingen die betrokken zijn bij een gemeenschappelijke economische activiteit maar geen deel uitmaken van dezelfde ondernemingsgroep.
Procedureel moeten bindende bedrijfsvoorschriften worden goedgekeurd door de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit op basis van een niet-bindend advies van het Comité. Ter begeleiding van dit proces heeft het Comité de “referenties” van de bindende bedrijfsvoorschriften (tot vaststelling van materiële normen) voor verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers getoetst in het licht van de AVG, en blijft het deze documenten actualiseren op basis van de praktische ervaring die door de toezichthoudende autoriteiten is opgedaan. Het Comité heeft eveneens diverse richtlijnen vastgesteld om aanvragers te helpen en het aanvraag- en goedkeuringsproces van bindende bedrijfsvoorschriften te stroomlijnen. Volgens het Comité zitten er op dit moment meer dan veertig bindende bedrijfsvoorschriften in de pijplijn voor goedkeuring, waarvan naar verwachting de helft voor het einde van 2020 zal zijn goedgekeurd. Het is belangrijk dat gegevensbeschermingsautoriteiten aan verdere stroomlijning van het goedkeuringsproces blijven werken, aangezien de lengte van deze procedures door belanghebbenden dikwijls wordt genoemd als een praktische belemmering voor een breder gebruik van bindende bedrijfsvoorschriften.
Ten slotte kunnen, specifiek met betrekking tot door de gegevensbeschermingsautoriteit van het Verenigd Koninkrijk – de Information Commissioner Office – goedgekeurde bindende bedrijfsvoorschriften, ondernemingen deze na het einde van de overgangsperiode overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk blijven gebruiken als geldig doorgiftemechanisme uit hoofde van de AVG, maar alleen als ze zo zijn gewijzigd dat ieder verband met de rechtsorde van het Verenigd Koninkrijk is vervangen door toepasselijke verwijzingen naar ondernemingen en bevoegde autoriteiten in de EU. Goedkeuring van alle nieuwe bindende bedrijfsvoorschriften dient te worden verkregen van een van de toezichthoudende autoriteiten in de EU.
·Certificeringsmechanismen en gedragscodes
Naast de modernisering en verbreding van de toepassing van de reeds bestaande doorgifte-instrumenten heeft de AVG ook nieuwe instrumenten geïntroduceerd en daarmee de mogelijkheden voor internationale doorgiften vergroot. Hiertoe behoren het gebruik, onder bepaalde voorwaarden, van goedgekeurde gedragscodes en certificeringsmechanismen (zoals privacyzegels of -merktekens) om passende waarborgen te garanderen. Dit zijn bottom-upinstrumenten die maatwerkoplossingen mogelijk maken – als een algemeen mechanisme voor verantwoordingsplicht (zie de artikelen 40 tot en met 42 van de AVG) en, specifiek, voor internationale gegevensdoorgiften – en bijvoorbeeld inspelen op specifieke kenmerken en behoeften van een bepaalde sector of bedrijfstak of van bepaalde gegevensstromen. Doordat deze het ijkpunt vormen van de verplichtingen en de risico’s, zouden gedragscodes voor kleine en middelgrote ondernemingen een zeer nuttige en kosteneffectieve manier kunnen zijn om aan hun AVG-verplichtingen te voldoen.
Hoewel het Comité richtsnoeren heeft vastgesteld met betrekking tot certificeringsmechanismen en de stimulering hiervan binnen de EU, zijn de werkzaamheden van het Comité met betrekking tot de ontwikkeling van criteria om certificeringsmechanismen goed te keuren als instrumenten voor internationale doorgiften nog in volle gang. Hetzelfde geldt voor gedragscodes, waarvoor het Comité op dit moment bezig is richtsnoeren te ontwikkelen zodat deze als instrument voor doorgiften kunnen worden gebruikt.
Aangezien het belangrijk is om marktdeelnemers de beschikking te geven over een breed scala aan doorgifte-instrumenten die aan hun behoeften zijn aangepast en gezien het potentieel dat met name certificeringsmechanismen hebben om gegevensdoorgiften te faciliteren en tegelijkertijd een hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen, dringt de Commissie er bij het Comité op aan om zijn richtsnoer op dit gebied zo snel mogelijk te voltooien. Dit betreft zowel materiële (criteria) als procedurele aspecten (goedkeuring, monitoring enz.). Belanghebbenden hebben te kennen gegeven veel belangstelling te hebben voor deze doorgiftemechanismen en zouden de toolkit van de AVG in volle omvang moeten kunnen gebruiken. De richtsnoeren van het Comité zullen naarmate meer privacysystemen vergelijkbare instrumenten gaan gebruiken tevens een bijdrage leveren aan de wereldwijde bevordering van het EU-model van gegevensbescherming en aan de stimulering van convergentie.
Er kunnen waardevolle lessen worden getrokken uit de huidige inspanningen op het gebied van privacystandaardisering, zowel op Europees als op internationaal niveau. Een interessant voorbeeld is de onlangs gepubliceerde internationale norm ISO 27701, die tot doel heeft bedrijven te helpen voldoen aan privacyvereisten en risico’s te beheren met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens via privacy-informatiemanagementsystemen. Hoewel certificering overeenkomstig de norm als zodanig niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 42 en 43 van de AVG, kan de toepassing van privacy-informatiemanagementsystemen bijdragen aan de verantwoordingsplicht, ook in het kader van internationale gegevensdoorgiften.
·Internationale overeenkomsten en administratieve regelingen
Dankzij de AVG kunnen ook passende waarborgen worden gegeven voor gegevensdoorgiften tussen overheidsinstanties of overheidsorganen op basis van internationale overeenkomsten (artikel 46, lid 2, onder a), of administratieve regelingen (artikel 46, lid 3, onder b)). Hoewel beide instrumenten dezelfde uitkomst wat betreft waarborgen dienen te garanderen, met inbegrip van afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen voor betrokkenen, verschillen ze wat betreft juridisch karakter en vaststellingsprocedure.
In tegenstelling tot internationale overeenkomsten, die bindende verplichtingen onder internationaal recht scheppen, zijn administratieve regelingen (bijv. in de vorm van een memorandum van overeenstemming) gewoonlijk niet bindend en is daarom voorafgaande goedkeuring door de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit vereist (zie ook overweging 108 van de AVG). Een vroeg voorbeeld betreft de administratieve regeling voor de doorgifte van persoonsgegevens tussen financiële toezichthouders binnen en buiten de EER die samenwerken onder de paraplu van de International Organisation of Securities Commission (IOSCO), ten aanzien waarvan het Comité begin 2019 advies heeft uitgebracht. Sindsdien heeft het Comité zijn interpretatie van het begrip “minimale waarborgen”, die internationale (samenwerkings)overeenkomsten en administratieve regelingen tussen overheidsinstanties of overheidsorganen (met inbegrip van internationale organisaties) moeten bevatten om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 46 AVG verder ontwikkeld. Op 18 januari 2020 heeft het Comité ontwerp-richtsnoeren vastgesteld en daarmee beantwoord aan het verzoek van de lidstaten om nadere verduidelijking en leidraden met betrekking tot wat kan worden beschouwd als passende waarborgen voor doorgifte tussen overheidsinstanties. Het Comité beveelt overheidsinstanties ten zeerste aan deze richtsnoeren te gebruiken als referentiepunt voor hun onderhandelingen met derde partijen.
De richtsnoeren laten zien hoe flexibel dergelijke instrumenten ontworpen zijn, ook ten aanzien van belangrijke aspecten zoals toezicht en beroep in rechte. Dit zou overheidsinstanties in staat moeten stellen om moeilijkheden te overwinnen op het gebied van bijvoorbeeld het waarborgen van afdwingbare rechten van betrokkenen door middel van niet-bindende regelingen. Een belangrijk aspect van dergelijke regelingen is dat ze voortdurend door de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit worden gemonitord – ondersteund door informatie- en documentatieverplichtingen – en dat de gegevensstromen worden opgeschort als passende waarborgen in de praktijk niet langer kunnen worden gegarandeerd.
Afwijkingen
Tot slot verduidelijkt de AVG het gebruik van zogenoemde afwijkingen. Afwijkingen zijn specifieke wettelijk erkende grondslagen voor gegevensdoorgiften (bijv. uitdrukkelijke toestemming, uitvoering van een overeenkomst of gewichtige redenen van algemeen belang) waarop entiteiten zich onder bepaalde voorwaarden en bij afwezigheid van andere doorgifte-instrumenten kunnen beroepen.
Om het gebruik van deze wettelijke grondslagen te verduidelijken, heeft het Comité specifieke richtsnoeren uitgevaardigd en in een aantal gevallen artikel 49 geïnterpreteerd met betrekking tot specifieke doorgiftescenario’s. Vanwege hun uitzonderlijke karakter is het Comité van mening dat afwijkingen restrictief, per geval, moeten worden uitgelegd. Ondanks hun strikte uitleg betreffen deze grondslagen een breed scala aan doorgiftescenario’s. Hieronder vallen met name gegevensdoorgiften door zowel overheidsinstanties als particuliere entiteiten die nodig zijn op grond van gewichtige redenen van algemeen belang, bijvoorbeeld tussen mededingings-, financiële, fiscale of douaneautoriteiten, diensten met bevoegdheid op het gebied van de sociale zekerheid of de volksgezondheid (zoals het opsporen van contacten in het kader van de bestrijding van besmettelijke ziekten of met het oog op de terugdringing en/of uitbanning van doping in de sport). Een ander gebied is dat van de grensoverschrijdende samenwerking met het oog op wetshandhaving, met name met betrekking tot zware misdaad.
Het Comité heeft verduidelijkt dat, hoewel het relevante algemene belang in de wetgeving van de EU of de lidstaten moet zijn erkend, dit eveneens kan worden vastgesteld op basis van het volgende: “een internationale overeenkomst of een internationaal verdrag waarin een bepaalde doelstelling wordt erkend en wordt voorzien in internationale samenwerking om die doelstelling te bevorderen, kan een indicator vormen bij het beoordelen of er sprake is van een algemeen belang overeenkomstig artikel 49, lid 1, onder d), gesteld dat de EU of de lidstaten partij zijn bij die overeenkomst of dat verdrag”.
Beslissingen van buitenlandse gerechten of autoriteiten: geen grond voor doorgiften
Hoofdstuk V van de AVG bepaalt niet alleen de gronden voor gegevensdoorgiften, maar verduidelijkt in artikel 48 ook dat rechterlijke uitspraken en besluiten van administratieve autoriteiten buiten de EU op zich geen gronden vormen, tenzij ze worden erkend of afdwingbaar zijn op basis van een internationale overeenkomst (zoals een verdrag inzake wederzijdse rechtsbijstand). Iedere verstrekking door een entiteit in de EU op verzoek van het buitenlandse gerecht of de buitenlandse autoriteit op grond van een dergelijke uitspraak of een dergelijk besluit is een internationale gegevensdoorgifte die gebaseerd moet zijn op een van de vermelde doorgifte-instrumenten.
De AVG is geen blokkadestatuut en staat onder bepaalde omstandigheden doorgifte toe in antwoord op een passend wetshandhavingsverzoek van een derde land. Het belangrijke punt is dat op grond van de EU-wetgeving moet worden bepaald of een verzoek passend is en op basis van welke waarborgen dergelijke doorgiften kunnen plaatsvinden.
De Commissie heeft de werking van artikel 48 AVG, met inbegrip van de mogelijkheid om zich te verlaten op de afwijking op grond van algemeen belang, verklaard in het kader van een production order (bevel) van een buitenlandse misdaadbestrijdingsautoriteit in de zaak-Microsoft voor het Amerikaanse Hooggerechtshof. In haar verklaring benadrukte de Commissie het belang voor de EU om te waarborgen dat samenwerking op het gebied van wetshandhaving plaatsvindt binnen een wetskader dat wetsconflicten voorkomt en is gebaseerd op […] respect voor elkaars fundamentele belangen op het gebied van zowel privacy als wetshandhaving. Met name meende de Commissie dat wanneer een overheidsinstantie een onderneming die in haar eigen jurisdictie gevestigd is, verplicht om elektronische gegevens te produceren die op een server in een buitenlandse jurisdictie zijn opgeslagen, vanuit het perspectief van internationaal publiekrecht de beginselen van territorialiteit en courtoisie worden ingeroepen.
Een en ander komt eveneens tot uitdrukking in het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken, dat een specifieke “courtoisieclausule” bevat die het mogelijk maakt om bezwaar te maken tegen een verstrekkingsbevel indien de naleving ervan in strijd zou zijn met de wetgeving van een derde land die openbaarmaking verbiedt met name op grond van het feit dat dit nodig is om de grondrechten van de betrokken personen te beschermen.
|
De waarborging van courtoisie is belangrijk aangezien wetshandhaving – bijvoorbeeld op het gebied van misdaad en met name cybercriminaliteit – in toenemende mate grensoverschrijdend is en derhalve dikwijls tot jurisdictieproblemen leidt en mogelijke wetsconflicten creëert. Het is geen verrassing dat deze problemen het best kunnen worden aangepakt door middel van internationale overeenkomsten die de noodzakelijke beperkingen en waarborgen voor grensoverschrijdende toegang tot persoonsgegevens bieden en daarbij tegelijkertijd een hoog niveau van gegevensbescherming aan de kant van de verzoekende autoriteit waarborgen.
De Commissie voert op dit moment namens de EU multilaterale onderhandelingen over een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit, ter uitbreiding van de bestaande regels om grensoverschrijdende toegang te krijgen tot elektronisch bewijsmateriaal in strafrechtelijke onderzoeken en tegelijkertijd ter verzekering van passende gegevensbeschermingswaarborgen als onderdeel van het protocol. Eveneens zijn bilaterale onderhandelingen gestart over een overeenkomst tussen de EU en de Verenigde Staten over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal ten behoeve van justitiële samenwerking in strafzaken. De Commissie rekent tijdens deze onderhandelingen op de steun van het Europees Parlement en de Raad en de richtsnoeren van het Comité.
Meer in het algemeen is het van belang ervoor te zorgen dat als bedrijven die actief zijn op de Europese markt op grond van een rechtmatig verzoek wordt verzocht om gegevens te delen voor rechtshandhavingsdoeleinden, zij hieraan gehoor kunnen geven zonder met wetsconflicten te maken te krijgen en met volledige inachtneming van de grondrechten van de EU. Om dergelijke doorgiften te verbeteren, streeft de Commissie ernaar samen met haar internationale partners passende rechtskaders te ontwikkelen om wetsconflicten te voorkomen en doeltreffende vormen van samenwerking te ondersteunen, met name door voor de nodige waarborgen inzake gegevensbescherming te zorgen en zo bij te dragen tot een doeltreffender bestrijding van criminaliteit.
7.3Internationale samenwerking op het gebied van gegevensbescherming
Bevordering van convergentie tussen verschillende privacysystemen houdt ook in dat we van elkaar moeten leren door kennis, ervaring en beste praktijken uit te wisselen. Dergelijke uitwisselingen zijn van essentieel belang om nieuwe uitdagingen, die in toenemende mate mondiaal van aard en omvang zijn, te kunnen aanpakken. Om die reden heeft de Commissie de dialoog die zij met een breed scala aan spelers op allerlei fora op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau over gegevensbescherming en gegevensstromen voert, geïntensiveerd.
De bilaterale dimensie
Sinds de vaststelling van de AVG bestaat er toenemende belangstelling in de ervaringen van de EU op het gebied van het opstellen van en onderhandelen over moderne privacyregels en de tenuitvoerlegging ervan. De dialoog met landen die vergelijkbare processen doormaken, heeft diverse vormen aangenomen.
De diensten van de Commissie hebben opmerkingen gemaakt in het kader van een aantal openbare raadplegingen door buitenlandse overheden die overwegen wetgeving op het gebied van privacy in te voeren, bijvoorbeeld de Verenigde Staten, India, Maleisië en Ethiopië. In sommige derde landen mochten de diensten van de Commissie getuigen voor de bevoegde parlementaire organen, bijvoorbeeld in Brazilië, Chili, Ecuador en Tunesië.
Daarnaast vonden in het kader van lopende hervormingen van gegevensbeschermingswetgevingen specifieke bijeenkomsten plaats met regeringsvertegenwoordigers of parlementaire delegaties uit vele regio’s van de wereld, waaronder Georgië, Kenia, Taiwan, Thailand en Marokko. Als onderdeel hiervan werden seminars en studiebezoeken georganiseerd, onder andere met vertegenwoordigers van de Indonesische regering en met een delegatie van stafmedewerkers van het Amerikaanse Congres. Dit bood de mogelijkheid om belangrijke concepten van de AVG te verduidelijken, wederzijds begrip van privacyaangelegenheden te verbeteren en de voordelen van convergentie te benadrukken, waardoor een hoog niveau van bescherming van individuele rechten, handel en samenwerking kan worden gewaarborgd. In sommige gevallen bestond ook de mogelijkheid om te waarschuwen tegen bepaalde misvattingen op het gebied van gegevensbescherming die kunnen leiden tot de invoering van protectionistische maatregelen, zoals gedwongen gegevenslokalisering.
Sinds de vaststelling van de AVG heeft de Commissie eveneens contact gehad met verscheidene internationale organisaties, ook met het oog op het belang van gegevensuitwisseling met die organisaties op een aantal beleidsterreinen. Met name met de Verenigde Naties is een dialoog op gang gebracht om gesprekken met alle betrokken belanghebbenden te faciliteren, die moet zorgen voor soepele gegevensdoorgiften en meer convergentie tussen de betreffende gegevensbeschermingsstelsels. Onderdeel van deze dialoog is dat de Commissie nauw met het Comité zal samenwerken om nader te verduidelijken hoe publieke en private marktdeelnemers in de EU kunnen voldoen aan hun AVG-verplichtingen bij het uitwisselen van gegevens met internationale organisaties zoals de VN.
De Commissie staat klaar om de lessen die zij heeft geleerd van haar hervormingsproces te blijven delen met geïnteresseerde landen en internationale organisaties, net zoals zij van andere systemen heeft geleerd bij de ontwikkeling van haar voorstel voor nieuwe EU-regels voor gegevensbescherming. Deze vorm van dialoog is van wederzijds belang voor de EU en haar partners omdat hierdoor beter begrip kan worden verkregen van het zich snel ontwikkelende privacylandschap en inzichten over nieuwe juridische en technologische oplossingen kunnen worden uitgewisseld.
Met ditzelfde doel voor ogen werkt de Commissie aan een “Data Protection Academy”, die uitwisselingen tussen toezichthouders in de EU en derde landen moet bevorderen en op die manier de samenwerking in de praktijk moet verbeteren.
Daarnaast moeten passende rechtsinstrumenten worden ontwikkeld voor nauwere vormen van samenwerking en wederzijdse bijstand, bijvoorbeeld om de nodige informatie-uitwisseling in het kader van een onderzoek mogelijk te maken. De Commissie zal daarom gebruikmaken van haar bevoegdheden op dit gebied uit hoofde van artikel 50 van de AVG en, meer specifiek, toestemming vragen om onderhandelingen te starten over het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van handhaving met betrokken derde landen. In dit kader zal de Commissie ook rekening houden met de opvattingen van het Comité over welke landen voorrang dienen te krijgen met het oog op het aantal gegevensdoorgiften, de rol en bevoegdheden van de privacyhandhavingsautoriteit in het derde land en de noodzaak voor handhavingsamenwerking om zaken van wederzijds belang aan te pakken.
|
De multilaterale dimensie
In aanvulling op bilaterale uitwisselingen neemt de Commissie ook actief deel aan een aantal multilaterale fora om gedeelde waarden en convergentie op regionaal en mondiaal niveau te bevorderen.
Het feit dat steeds meer landen over de hele wereld toetreden tot het “Verdrag 108” van de Raad van Europa, het enige wettelijk bindende multilaterale instrument op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens, is een ander duidelijk teken van deze tendens van (opwaartse) convergentie. Het verdrag staat ook open voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa en is al geratificeerd door 55 landen, waaronder een aantal Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. De Commissie heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de positieve uitkomst van de onderhandelingen over de modernisering van het verdrag en heeft ervoor gezorgd dat het dezelfde beginselen eerbiedigt als die welke zijn neergelegd in de EU-regels voor gegevensbescherming. De meeste EU-lidstaten hebben nu het wijzigingsprotocol ondertekend, alhoewel de handtekeningen van Denemarken, Malta en Roemenië nog ontbreken. Slechts vier lidstaten (Bulgarije, Kroatië, Litouwen en Polen) hebben het wijzigingsprotocol tot dusver geratificeerd. De Commissie dringt er bij de drie resterende lidstaten op aan het gemoderniseerde verdrag te ondertekenen en bij alle lidstaten om snel tot ratificatie over te gaan zodat het in de nabije toekomst in werking kan treden. Daarnaast zal de Commissie proactief derde landen blijven aanmoedigen om toe te treden.
Ook in de G20 en G7 zijn gegevensstromen en gegevensbescherming onlangs aan de orde geweest. In 2019 hebben wereldleiders voor het eerst het idee onderschreven dat gegevensbescherming bijdraagt aan het vertrouwen in de digitale economie en gegevensstromen faciliteert. Met actieve ondersteuning van de Commissie
onderschreven leiders het concept “Data Free Flow with Trust” (DFFT), dat oorspronkelijk door Japan was voorgesteld in de Verklaring van Osaka van de G20
en ook op de G7-top in Biarritz
. Deze benadering blijkt ook uit de mededeling van de Commissie uit 2020, Een Europese datastrategie, waarin zij haar voornemen benadrukt om het delen van gegevens tussen betrouwbare partners te blijven bevorderen en misbruik, zoals disproportionele toegang van (buitenlandse) overheidsinstanties tot persoonsgegevens, te bestrijden.
Hierdoor is de EU ook in staat om gebruik te maken van een aantal instrumenten op verscheidene beleidsterreinen waarop in toenemende mate rekening wordt gehouden met het effect op de privacy: het allereerste EU-kader voor de screening van buitenlandse investeringen bijvoorbeeld, dat in oktober 2020 volledig van toepassing wordt, geeft de EU en de lidstaten de mogelijkheid om investeringstransacties te screenen die gevolgen hebben voor de “toegang tot gevoelige informatie, waaronder persoonsgegevens, of de mogelijkheid om zulke informatie te controleren” in het geval zij gevolgen hebben voor de veiligheid of de openbare orde.
De Commissie werkt in verscheidene andere multilaterale fora samen met gelijkgestemde landen om haar waarden en normen actief te bevorderen. Een belangrijk forum is de onlangs door de OESO ingestelde Working Party on Data Governance and Privacy, die een aantal belangrijke initiatieven op het gebied van gegevensbescherming, gegevensdeling en gegevensdoorgifte nastreeft. Hiertoe behoort ook de evaluatie van de OESO-richtsnoeren inzake de bescherming van de privacy van 2013. Bovendien heeft de Commissie actief bijgedragen aan de aanbeveling van de OESO-raad betreffende kunstmatige intelligentie en ervoor gezorgd dat de mensgerichte benadering van de EU, die inhoudt dat KI-toepassingen de grondrechten en met name gegevensbescherming moeten eerbiedigen, in de definitieve tekst naar voren kwam. Het is belangrijk te vermelden dat de KI-aanbeveling – die inmiddels is opgenomen in de KI-beginselen van de G20, gehecht aan de Verklaring van Osaka van de leiders van de G20 – de beginselen van transparantie en verklaarbaarheid bepaalt met als doel iedereen die nadelen ondervindt van een KI-systeem in staat te stellen de uitkomst van dat systeem te betwisten op basis van duidelijke en eenvoudig te begrijpen informatie over factoren en logica die als basis dienden voor de voorspelling, aanbeveling of beslissing, en zo nauw aansluit bij de beginselen van de AVG met betrekking tot geautomatiseerde besluitvorming.
De Commissie intensiveert tevens haar dialoog met regionale organisaties en netwerken die een steeds grotere rol spelen bij het opstellen van gemeenschappelijke normen voor gegevensbescherming, het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken en het stimuleren van de samenwerking tussen handhavingsinstanties. Dit betreft met name de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) – tevens in het kader van haar doorlopende werkzaamheden met betrekking tot gegevensdoorgifte-instrumenten –, de Afrikaanse Unie, het Asia Pacific Privacy Authorities forum (APPA) en het Ibero-American Data Protection Network, die op dit gebied belangrijke initiatieven hebben gelanceerd en fora bieden voor een vruchtbare dialoog tussen regelgevende instanties op het gebied van privacy en andere belanghebbenden.
Afrika is een goed voorbeeld van de complementariteit van de nationale, regionale en mondiale dimensies van privacy. Digitale technologieën zijn bezig het Afrikaanse continent snel en ingrijpend te transformeren. Dit maakt het mogelijk om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling sneller te bereiken door de economische groei te stimuleren, armoede te bestrijden en de levensomstandigheden van de mensen te verbeteren. De aanwezigheid van een modern kader voor gegevensbescherming dat investeringen aantrekt en de ontwikkeling van concurrerende ondernemingen stimuleert, terwijl tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan de eerbiediging van de mensenrechten en het respect voor democratie en rechtsstaat, is een essentieel onderdeel van deze transformatie. De harmonisatie van de regels voor gegevensbescherming in heel Afrika zou digitalemarktintegratie mogelijk maken, terwijl convergentie met de mondiale normen gegevensuitwisselingen met de EU zou vergemakkelijken. Deze verschillende dimensies van gegevensbescherming hangen met elkaar samen en versterken elkaar.
In veel Afrikaanse landen is de belangstelling voor gegevensbescherming groeiende, en het aantal Afrikaanse landen dat moderne regels voor gegevensbescherming heeft vastgesteld of bezig is vast te stellen, en Verdrag 108 of het Verdrag van Malabo heeft geratificeerd, blijft toenemen. Tegelijkertijd blijft over het hele Afrikaanse continent genomen het regelgevend kader buitengewoon ongelijk en onsamenhangend. Veel landen bieden nog steeds weinig of geen waarborgen met betrekking tot gegevensbescherming. Maatregelen die het gegevensverkeer beperken, zijn nog altijd wijdverbreid en belemmeren de ontwikkeling van een regionale digitale economie.
De Commissie zal zowel bilateraal als in regionale fora met haar Afrikaanse partners samenwerken om de wederzijdse voordelen van convergente regels voor gegevensbescherming te benutten. Deze activiteiten zijn een voortzetting van de werkzaamheden van de EU-AU-taskforce inzake de digitale economie in het kader van het nieuwe partnerschap tussen de EU en Afrika op het gebied van de digitale economie. Mede ter bevordering van deze doelstellingen is het partnerschapsinstrument voor verbeterde gegevensstromen en gegevensbescherming van de Commissie nu ook van toepassing op Afrika. Het project ondersteunt met scholing, kennisdeling en uitwisseling van beste praktijken voortaan ook Afrikaanse landen die van plan zijn moderne gegevensbeschermingskaders te ontwikkelen of die de capaciteit van hun regelgevende instanties willen versterken.
|
Ten slotte ijvert de Commissie niet alleen voor internationale convergentie van de normen inzake gegevensbescherming om gegevensstromen en derhalve handel te bevorderen, zij is ook vastbesloten om digitaal protectionisme aan te pakken, zoals onlangs is beklemtoond in de datastrategie. Daartoe heeft zij speciaal voor handelsovereenkomsten specifieke bepalingen inzake gegevensstromen en gegevensbescherming ontwikkeld, die zij stelselmatig inbrengt bij haar onderhandelingen, of deze nu bilateraal zijn (zoals de recente onderhandelingen met Australië, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk) of multilateraal, zoals de huidige WTO-besprekingen over e-handel. Deze horizontale bepalingen verbieden ongerechtvaardigde beperkingen, zoals vereisten van gedwongen gegevenslokalisering, en verzekeren de regelgevingsautonomie van de partijen, teneinde het grondrecht van gegevensbescherming te vrijwaren.
Hoewel gesprekken over gegevensbescherming en handelsbesprekingen een ander verloop hebben, kunnen ze elkaar aanvullen. Convergentie die is gebaseerd op hoge normen en wordt ondersteund door doeltreffende handhaving, zorgt in feite voor de sterkste basis voor de uitwisseling van persoonsgegevens. Steeds meer internationale partners erkennen dit ook. Aangezien ondernemingen steeds vaker grensoverschrijdend actief zijn en bij voorkeur in de hele wereld soortgelijke regels toepassen, draagt een dergelijke convergentie bij aan een klimaat dat bevorderlijk is voor directe investeringen, waardoor de handel wordt vergemakkelijkt en er meer vertrouwen tussen handelspartners bestaat. Het is dan ook zaak om synergieën tussen instrumenten voor handel en gegevensbescherming nader te onderzoeken met het oog op het waarborgen van vrije en veilige internationale gegevensstromen, die in onze steeds digitalere economie van wezenlijk belang zijn voor de bedrijfsactiviteiten, het concurrentievermogen en de groei van Europese bedrijven, met inbegrip van MKB-ondernemingen.
Bijlage I – Clausules voor facultatieve specificaties door nationale wetgeving
Onderwerp
|
Toepassingsgebied
|
Artikelen van de AVG
|
Specificaties van wettelijke verplichtingen en publieke taak
|
De toepassing van de bepalingen betreffende de verwerking aanpassen met het oog op de nalevering van een wettelijke verplichting of een publieke taak, ook voor specifieke verwerkingssituaties als bedoeld in hoofdstuk IX
|
Artikel 6, leden 2 en 3
|
Leeftijdsgrens voor het verkrijgen van toestemming voor diensten van de informatiemaatschappij
|
Vaststelling van de minimumleeftijd tussen 13 en 16 jaar
|
Artikel 8, lid 1
|
Verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens
|
Bijkomende voorwaarden, waaronder beperkingen, met betrekking tot de verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens of gegevens over gezondheid handhaven of invoeren.
|
Artikel 9, lid 4
|
Afwijking van de informatievoorschriften
|
Verkrijging of verstrekking die expliciet in de wet is vastgelegd of ten behoeve van een beroepsgeheim in het kader van recht
|
Artikel 14, lid 5, onder c) en d)
|
Geautomatiseerde individuele besluitvorming
|
Toestemming voor geautomatiseerde besluitvorming in afwijking van het algemene verbod
|
Artikel 22, lid 2, onder b)
|
Beperkingen van de rechten van betrokkenen
|
Beperkingen in de artikelen 12 tot en met 22, artikel 34 en overeenkomstige bepalingen in artikel 5, wanneer noodzakelijk en evenredig ter waarborging van in detail opgesomde belangrijke doeleinden
|
Artikel 23, lid 1
|
Raadplegings- en toestemmingsvereiste
|
Vereiste voor verwerkingsverantwoordelijken om de toezichthoudende autoriteit te raadplegen of om toestemming van haar te verkrijgen voor de verwerking in verband met een taak van algemeen belang
|
Artikel 36, lid 5
|
Aanwijzing van een functionaris voor gegevensbescherming in bijkomende gevallen
|
Aanwijzing van een functionaris voor gegevensbescherming in andere dan in artikel 37, lid 1, bedoelde gevallen
|
Artikel 37, lid 4
|
Beperkingen op doorgiften
|
Beperkingen op doorgiften van specifieke categorieën van persoonsgegevens
|
Artikel 49, lid 5
|
Klachten en gerechtelijke procedures van organisaties op eigen titel
|
Machtiging van privacyorganisaties om klachten in te dienen en gerechtelijke stappen te ondernemen onafhankelijk van een mandaat van betrokkenen
|
Artikel 80, lid 2
|
Toegang tot officiële documenten
|
Toegang van het publiek tot officiële documenten gecombineerd met het recht op bescherming van persoonsgegevens
|
Artikel 86
|
Verwerking van het nationaal identificatienummer
|
Specifieke voorwaarden voor de verwerking van het nationaal identificatienummer
|
Artikel 87
|
Verwerking in het kader van de arbeidsverhouding
|
Specifiekere regels voor de verwerking van persoonsgegevens van werknemers
|
Artikel 88
|
Afwijkingen voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk onderzoek of statistische doeleinden
|
Afwijkingen van genoemde rechten van betrokkenen voor zover die rechten de verwezenlijking van de specifieke doeleinden onmogelijk dreigen te maken of ernstig dreigen te belemmeren
|
Artikel 89, leden 2 en 3
|
Gegevensbescherming in overeenstemming brengen met de geheimhoudingsplicht
|
Specifieke regels met betrekking tot de onderzoeksbevoegdheden van gegevensbeschermingsautoriteiten in verband met verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers uit hoofde van een beroepsgeheim
|
Artikel 90
|
Bijlage II – Overzicht van de middelen van gegevensbeschermingsautoriteiten
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de middelen (medewerkers en budget) van de gegevensbeschermingsautoriteiten per EU/EER-lidstaat.
Bij een vergelijking van de cijfers van de lidstaten is het belangrijk in gedachten te houden dat autoriteiten taken kunnen zijn toegewezen die verdergaan dan de taken uit hoofde van de AVG en dat deze per lidstaat kunnen verschillen. Het aantal medewerkers van de autoriteiten per 1 miljoen inwoners en het budget van de autoriteiten per 1 miljoen EUR bbp zijn alleen in de tabel opgenomen om aanvullend vergelijkingsmateriaal te bieden tussen lidstaten van vergelijkbare grootte, en dienen niet afzonderlijk te worden beschouwd. De absolute cijfers, verhoudingen en ontwikkeling over de afgelopen jaren moeten bij de beoordeling van de middelen van een bepaalde autoriteit in samenhang worden beschouwd.
|
PERSONEEL (in voltijdequivalenten)
|
BUDGET (EUR)
|
EU/EER-lidstaten
|
2019
|
Raming 2020
|
Groeipercentage 2016-2019
|
Groeipercentage 2016-2020 (raming)
|
Personeel per miljoen inwoners (2019)
|
2019
|
Raming 2020
|
Groeipercentage 2016-2019
|
Groeipercentage 2016-
2020 (raming)
|
Budget per miljoen EUR bbp (2019)
|
Oostenrijk
|
34
|
34
|
48 %
|
48 %
|
3,8
|
2 282 000
|
2 282 000
|
29 %
|
29 %
|
5,7
|
België
|
59
|
65
|
9 %
|
20 %
|
5,2
|
8 197 400
|
8 962 200
|
1 %
|
10 %
|
17,3
|
Bulgarije
|
60
|
60
|
-14 %
|
-14 %
|
8,6
|
1 446 956
|
1 446 956
|
24 %
|
24 %
|
23,8
|
Kroatië
|
39
|
60
|
39 %
|
114 %
|
9,6
|
1 157 300
|
1 405 000
|
57 %
|
91 %
|
21,5
|
Cyprus
|
24
|
22
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
27,4
|
503 855
|
n.v.t.
|
114 %
|
n.v.t.
|
23,0
|
Tsjechië
|
101
|
109
|
0 %
|
8 %
|
9,5
|
6 541 288
|
6 720 533
|
10 %
|
13 %
|
29,7
|
Denemarken
|
66
|
63
|
106 %
|
97 %
|
11,4
|
5 610 128
|
5 623 114
|
101 %
|
101 %
|
18,0
|
Estland
|
16
|
18
|
-11 %
|
0 %
|
12,1
|
750 331
|
750 331
|
7 %
|
7 %
|
26,8
|
Finland
|
45
|
55
|
114 %
|
162 %
|
8,2
|
3 500 000
|
4 500 000
|
94 %
|
150 %
|
14,6
|
Frankrijk
|
215
|
225
|
9 %
|
14 %
|
3,2
|
18 506 734
|
20 143 889
|
-2 %
|
7 %
|
7,7
|
Duitsland
|
888
|
1002
|
52 %
|
72 %
|
10,7
|
76 599 800
|
85 837 500
|
48 %
|
66 %
|
22,3
|
Griekenland
|
33
|
46
|
-15 %
|
18 %
|
3,1
|
2 849 000
|
3 101 000
|
38 %
|
50 %
|
15,2
|
Hongarije
|
104
|
117
|
42 %
|
60 %
|
10,6
|
3 505 152
|
4 437 576
|
102 %
|
155 %
|
24,4
|
IJsland
|
17
|
17
|
143 %
|
143 %
|
47,6
|
2 272 490
|
2 294 104
|
167 %
|
170 %
|
105,2
|
Ierland
|
140
|
176
|
169 %
|
238 %
|
28,5
|
15 200 000
|
16 900 000
|
223 %
|
260 %
|
43,8
|
Italië
|
170
|
170
|
40 %
|
40 %
|
2,8
|
29 127 273
|
30 127 273
|
46 %
|
51 %
|
16,3
|
Letland
|
19
|
31
|
-10 %
|
48 %
|
9,9
|
640 998
|
1 218 978
|
4 %
|
98 %
|
21,0
|
Litouwen
|
46
|
52
|
-8 %
|
4 %
|
16,5
|
1 482 000
|
1 581 000
|
40 %
|
49 %
|
30,6
|
Luxemburg
|
43
|
48
|
126 %
|
153 %
|
70,0
|
5 442 416
|
6 691 563
|
165 %
|
226 %
|
85,7
|
Malta
|
13
|
15
|
30 %
|
50 %
|
26,3
|
480 000
|
550 000
|
41 %
|
62 %
|
36,3
|
Nederland
|
179
|
188
|
145 %
|
158 %
|
10,4
|
18 600 000
|
18 600 000
|
130 %
|
130 %
|
22,9
|
Noorwegen
|
49
|
58
|
2 %
|
21 %
|
9,2
|
5 708 950
|
6 580 660
|
27 %
|
46 %
|
15,9
|
Polen
|
238
|
260
|
54 %
|
68 %
|
6,3
|
7 506 345
|
9 413 381
|
66 %
|
108 %
|
14,2
|
Portugal
|
25
|
27
|
-4 %
|
4 %
|
2,4
|
2 152 000
|
2 385 000
|
67 %
|
86 %
|
10,1
|
Roemenië
|
39
|
47
|
-3 %
|
18 %
|
2,0
|
1 103 388
|
1 304 813
|
3 %
|
22 %
|
4,9
|
Slowakije
|
49
|
51
|
20 %
|
24 %
|
9,0
|
1 731 419
|
1 859 514
|
47 %
|
58 %
|
18,4
|
Slovenië
|
47
|
49
|
42 %
|
48 %
|
22,6
|
2 242 236
|
2 266 485
|
68 %
|
70 %
|
46,7
|
Spanje
|
170
|
220
|
13 %
|
47 %
|
3,6
|
15 187 680
|
16 500 000
|
8 %
|
17 %
|
12,2
|
Zweden
|
87
|
87
|
81 %
|
81 %
|
8,5
|
8 800 000
|
10 300 000
|
96 %
|
129 %
|
18,5
|
TOTAAL
|
2 966
|
3 372
|
42 %
|
62 %
|
6,6
|
249 127 139
|
273 782 870
|
49 %
|
64 %
|
17,4
|
Bron van de ruwe cijfers: bijdrage van het Comité. Berekeningen van de Commissie.