Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0466

    Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan Italië om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

    COM/2020/466 final

    Brussel, 24.8.2020

    COM(2020) 466 final

    2020/0219(NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan Italië om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

       

    In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

    Op 7 augustus 2020 heeft Italië de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met de Italiaanse werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen alsmede de gezondheidsgerelateerde maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Met name gaat het om:

    (1)een uitbreiding van bestaande regelingen voor arbeidstijdverkorting (“Cassa integrazione guadagni”). De maatregel dekt 80 % van het gebruikelijke loon van de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst gehandhaafd blijft, die in dienst zijn van ondernemingen welke ten gevolge van COVID-19 geheel of gedeeltelijk gesloten zijn, voor een maximale duur van 18 weken in de periode van 23 februari 2020 tot en met 31 oktober 2020.

    (2)een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart en april 2020 voor zelfstandigen en freelancers. Freelancers die in maart en april 2020 te maken hebben gekregen met een daling van ten minste 33 % van hun inkomsten op jaarbasis, hebben ook recht op een uitkering van 1 000 EUR voor mei 2020. Een verdere uitkering van 600 EUR voor maart 2020 wordt toegekend aan zelfstandigen en freelancers die ingeschreven zijn bij particuliere instellingen voor verplichte sociale zekerheid.

    (3)uiteenlopende maatregelen voor specifieke beroepen die door de uitbraak van COVID-19 zijn benadeeld. Het gaat onder meer om een uitkering van 600 EUR voor de maand april 2020 en van 500 EUR voor de maand april voor werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw; een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart, april en mei 2020 voor werknemers in de amusementsindustrie (met een jaarlijks inkomen tot 50 000 EUR); een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart, april en mei 2020 voor medewerkers van sportverenigingen; een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart, april en mei 2020 voor oproepwerknemers en een uitkering van 500 EUR voor de maanden april en mei 2020 voor huispersoneel.

    (4)twee maatregelen om de sluiting van kinderopvangdiensten en scholen te ondervangen in de vorm van ouderschapsverlofuitkeringen voor maximaal 30 dagen in de periode van 5 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020 voor werknemers of zelfstandigen met kinderen tot 12 jaar (of meer dan 12 jaar indien het kind gehandicapt is en nog op school zit), die 50 % van hun inkomen dekken, en vouchers voor babysitting ten belope van maximaal 2 000 EUR als alternatief voor een ouderschapsverlofuitkering, die geldig zijn gedurende dezelfde periode.

    (5)bijkomende uitkeringen voor een invaliditeitsverlof van maximaal 12 dagen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 april 2020 en 12 bijkomende dagen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 voor werknemers met een ernstige handicap of met familieleden met een ernstige handicap. Het gaat om een uitbreiding van een bestaande regeling waarbij werknemers recht hebben op drie verlofdagen per maand voor invaliditeit.

    (6)niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen. Het bedrag van de subsidie wordt berekend op basis van de omzetdaling in april 2020 ten opzichte van april 2019 (van een minimumbedrag van 1 000 EUR tot maximaal 20 % van de daling van de omzet).

    (7)twee maatregelen op het gebied van gezondheid, een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de verbetering van de gezondheid op de werkplek (tot een maximum van 80 000 EUR) en een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de aanpak van de sanitaire situatie in kleine ondernemingen, kantoren en non-profitinstellingen en de aankoop van veiligheidsuitrusting (tot een maximum van 60 000 EUR).

    Italië heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

    Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Italië wordt verleend.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

    Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.

    Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

    Evenredigheid

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbenden

    Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

    Effectbeoordeling

    Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

    Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

    ·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

    ·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; en

    ·de mogelijkheid om schulden door te rollen.

    2020/0219 (NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan Italië om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak 1 , en met name artikel 6, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Op 7 augustus 2020 heeft Italië de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers.

    (2)De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Italië heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou Italië tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 11,1 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 158,9 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose 2020 van de Commissie zou het bbp van Italië in 2020 met 11,2 % krimpen.

    (3)Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Italië inactief geworden. Dit heeft geleid tot een plotselinge en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Italië met betrekking tot arbeidstijdverkortingsregelingen voor werknemers, uitkeringen voor zelfstandigen, werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw, werknemers in de amusementsindustrie, medewerkers van sportverenigingen, huishoudpersoneel en oproepwerknemers, vouchers voor babysitting, bijkomende uitkeringen voor ouderschaps- en invaliditeitsverlof, niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen alsmede belastingkredieten ter ondersteuning van maatregelen op het gebied van de volksgezondheid, zoals uiteengezet in de overwegingen 4 tot en met 10.

    (4)Wetsbesluit nr. 18/2020 2 en wetsbesluit nr. 34/2020 3 , zoals aangehaald in Italiës verzoek van 7 augustus 2020, zijn de basis geweest om een aantal maatregelen in te voeren waarmee de gevolgen van de COVID-19-uitbraak worden aangepakt, onder meer een uitbreiding van de bestaande regelingen voor arbeidstijdverkorting (“Cassa integrazione guadagni”). De maatregel dekt 80 % van het gebruikelijke loon van de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst gehandhaafd blijft, die in dienst zijn van ondernemingen welke ten gevolge van COVID-19 geheel of gedeeltelijk gesloten zijn, voor een maximale duur van 18 weken in de periode van 23 februari 2020 tot en met 31 oktober 2020.

    (5)Voor zelfstandigen en freelancers hebben de autoriteiten een uitkering van 600 EUR ingevoerd voor de maanden maart en april 2020. Freelancers die in maart en april 2020 te maken hebben gehad met een daling van ten minste 33 % van hun inkomsten op jaarbasis, hebben ook recht op een uitkering van 1 000 EUR voor mei 2020. Een verdere uitkering van 600 EUR voor maart 2020 wordt toegekend aan zelfstandigen en freelancers die ingeschreven zijn bij particuliere instellingen voor verplichte sociale zekerheid.

    (6)De autoriteiten hebben uiteenlopende maatregelen genomen voor specifieke beroepen die door de uitbraak van COVID-19 zijn benadeeld. Het gaat onder meer om een uitkering van 600 EUR voor de maand april 2020 en van 500 EUR voor de maand april voor werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw; een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart, april en mei 2020 voor werknemers in de amusementsindustrie (met een jaarlijks inkomen tot 50 000 EUR); een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart en april 2020 voor medewerkers van sportverenigingen; een uitkering van 600 EUR voor de maanden maart, april en mei 2020 voor oproepwerknemers en een uitkering van 500 EUR voor de maanden april en mei 2020 voor huispersoneel.

    (7)Er zijn ook twee maatregelen genomen om de sluiting van kinderopvangdiensten en scholen te ondervangen in de vorm van uitkeringen voor ouderschapsverlof van maximaal 30 dagen in de periode van 5 maart 2020 tot en met 31 augustus voor werknemers of zelfstandigen met kinderen tot 12 jaar (of meer dan 12 jaar indien het kind gehandicapt is en nog op school zit), die 50 % van hun inkomen dekken, en vouchers voor babysitting ten belope van maximaal 2 000 EUR als alternatief voor ouderschapsverlofuitkeringen, die geldig zijn gedurende dezelfde periode. Deze maatregelen kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als arbeidstijdverkortingsregelingen, zoals bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien daarmee inkomenssteun aan werknemers en zelfstandigen wordt verleend om hen te helpen de kosten van kinderopvang te dragen tijdens schoolsluitingen en ouders dus steun krijgen om te blijven werken en wordt voorkomen dat de arbeidsrelatie in gevaar komt.

    (8)Voorts hebben de autoriteiten bijkomende uitkeringen ingevoerd voor een invaliditeitsverlof van maximaal 12 dagen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 april 2020 en 12 bijkomende dagen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 juni 2020 voor werknemers met een ernstige handicap of met familieleden met een ernstige handicap. Het gaat om een uitbreiding van een bestaande regeling waarbij werknemers recht hebben op drie verlofdagen per maand voor invaliditeit.

    (9)Er zijn niet-terugvorderbare subsidies ingevoerd voor zelfstandigen en individuele ondernemingen. Het bedrag van de subsidie wordt berekend op basis van de daling van de omzet in april 2020 ten opzichte van april 2019 (van een minimumbedrag van 1 000 EUR tot maximaal 20 % van de daling van de omzet).

    (10)Ten slotte hebben de autoriteiten voorzien in twee maatregelen op het gebied van gezondheid, een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de verbetering van de gezondheid op de werkplek (tot een maximum van 80 000 EUR) en een nieuw tijdelijk belastingkrediet van 60 % van de kosten voor de aanpak van de sanitaire situatie in kleine ondernemingen, kantoren en non-profitinstellingen en de aankoop van veiligheidsuitrusting (tot een maximum van 60 000 EUR). Aangezien de belastingkredieten bestaan uit gederfde inkomsten voor de overheid, kunnen zij worden beschouwd als zijnde gelijkwaardig aan overheidsuitgaven.

    (11)Italië voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Italië heeft de Commissie het nodige materiaal verschaft om te bewijzen dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 28 811 965 628 EUR zijn gestegen als gevolg van de stijging van de bedragen die rechtstreeks verband houden met de werktijdverkortingsregelingen voor werknemers, de uitkeringen voor zelfstandigen, werknemers met overeenkomsten van bepaalde duur in de landbouw, werknemers in de amusementsindustrie, medewerkers van sportverenigingen, huishoudpersoneel en oproepwerknemers, vouchers voor babysitting, bijkomende uitkeringen voor ouderschaps- en invaliditeitsverlof en niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen. Dit vormt een plotse en sterke stijging aangezien het gaat om nieuwe maatregelen alsook om een uitbreiding van bestaande maatregelen, die betrekking hebben op een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Italië. Italië is voornemens om 320 000 000 EUR van de stijging van het uitgavenbedrag uit Uniemiddelen te financieren.

    (12)De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Italië geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met arbeidstijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen alsmede het uitvaardigen van nodige gezondheidsmaatregelen met betrekking tot de COVID-19-uitbraak, zoals aangehaald in het verzoek van 7 augustus 2020.

    (13)Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Italië te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische effecten van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak.

    (14)Dit besluit laat de uitkomst onverlet van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 108 VWEU, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

    (15)Italië moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Italië die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

    (16)Bij het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met bestaande en verwachte behoeften van Italië en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen van gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie, Met name is het bedrag van de lening vastgesteld om te voldoen aan de op de leningenportefeuille toepasselijke prudentiële regels, zoals bepaald in Verordening (EU) 2020/672 van de Raad,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Italië voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

    Artikel 2

    1.De Unie stelt Italië een lening van maximaal 27 438 486 464 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

    2.De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van dit besluit.

    3.De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal tien tranches beschikbaar aan Italië. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.

    4.De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.

    5.Italië betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit financiering voortvloeien.

    6.De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

    Artikel 3

    Italië mag de volgende maatregelen financieren:

    (a)de uitbreiding van bestaande regelingen voor arbeidstijdverkorting (“Cassa integrazione guadagni”) voor werknemers, bedoeld in de artikelen 19 tot en met 22 van wetsbesluit nr. 18/2020 als omgezet bij wet nr. 27/2020 en de artikelen 68 tot en met 71 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (b)een uitkering voor zelfstandigen, bedoeld in de artikelen 27, 28 en 44 van wetsbesluit nr. 18/2020 als omgezet bij wet nr. 27/2020 en artikel 84 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (c)uitkeringen voor werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur in de landbouw, bedoeld in artikel 30 van wetsbesluit nr. 18/2020 en artikel 84 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (d)uitkeringen voor werknemers in de amusementsindustrie, bedoeld in artikel 38 van wetsbesluit nr. 18/2020 en artikel 84 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (e)uitkeringen voor medewerkers van sportverenigingen, bedoeld in artikel 96 van wetsbesluit nr. 18/2020 en artikel 84 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (f)een uitkering voor huispersoneel, bedoeld in artikel 85 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (g)een uitkering voor oproepwerknemers, bedoeld in artikel 44 van wetsbesluit nr. 18/2020 en artikel 84 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (h)niet-terugvorderbare subsidies voor zelfstandigen en individuele ondernemingen, bedoeld in artikel 25van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020, voor het gedeelte van de uitgaven dat betrekking heeft op steun voor zelfstandigen en eenmansbedrijven;

    (i)uitkeringen voor ouderschapsverlof, bedoeld in de artikelen 23 en 25 van wetsbesluit nr. 18/2020 als omgezet bij wet nr. 27/2020 en artikel 72 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (j)vouchers voor babysitting, bedoeld in de artikelen 23 en 25 van wetsbesluit nr. 18/2020 als omgezet bij wet nr. 27/2020 en artikel 73 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (k)uitkeringen voor ouderschapsverlof, bedoeld in artikel 24 van wetsbesluit nr. 18/2020 als omgezet bij wet nr. 27/2020 en artikel 74 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (l)belastingkredieten met betrekking tot verbeteringen van de veiligheid van de werkplek, bedoeld in artikel 120 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020;

    (m)belastingkredieten met betrekking tot de aanpak van de sanitaire situatie en de aankoop van veiligheidsuitrusting, bedoeld in artikel 125 van wetsbesluit nr. 34/2020 als omgezet bij wet nr. 77/2020.

    Artikel 4

    Italië stelt de Commissie tegen [DATUM: 6 maanden na de bekendmakingsdatum van dit besluit], en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

    Artikel 5

    Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

    Artikel 6

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.
    (2)    Decreto legge nr. 18/2020, zoals omgezet in wet nr. 27/2020.
    (3)    Decreto legge nr. 34/2020, zoals omgezet in wet nr. 77/2020.
    Top