Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR0541

    Advies van het Comité van de Regio’s — Geschiktheidscontrole van de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen en de richtlijn inzake overstromingen

    COR 2020/00541

    PB C 324 van 1.10.2020, p. 28–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.10.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 324/28


    Advies van het Comité van de Regio’s — Geschiktheidscontrole van de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen en de richtlijn inzake overstromingen

    (2020/C 324/05)

    Rapporteur:

    Piotr CAŁBECKI (PL/EVP),voorzitter van het regiobestuur van Kujawië-Pommeren

    Referentiedocumenten:

    SEC(2019) 438

    SWD(2019) 439

    SWD(2019) 440

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    A.   Inleidende opmerkingen

    1.

    is verheugd dat de geschiktheidscontrole van de kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn tijdig is uitgevoerd, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de kaderrichtlijn water, waarin het volgende staat: “De Commissie toetst deze richtlijn uiterlijk 19 jaar na de datum van inwerkingtreding ervan en stelt zo nodig wijzigingen voor.”

    2.

    Water is niet alleen het belangrijkste publieke goed, maar ook een beperkte hulpbron die moet worden beschermd en op duurzame wijze moet worden benut, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. De bescherming en het beheer van water overstijgen regionale en nationale grenzen: 60 % van de stroomgebieden in de EU beslaat grondgebied van meer dan één lidstaat.

    3.

    De van water afhankelijke sectoren in de EU genereren jaarlijks 3,4 biljoen EUR, d.w.z. 26 % van de jaarlijkse bruto toegevoegde waarde van de EU, en bieden werk aan zo’n 44 miljoen mensen. Het is dan ook zeer zorgwekkend dat naar schatting slechts 40 % van de Europese oppervlaktewateren in een goede ecologische toestand en slechts 38 % in een goede chemische toestand verkeert (1).

    4.

    Gezien de COVID-19-pandemie pleit het Comité voor een betere sterilisatie van afvalwater, meer onderzoek naar een beter behoud van afvalwater (zwart en grijs water) en een grotere inzet van op de natuur gebaseerde oplossingen om eventuele epidemiologische bedreigingen voor de waterkwaliteit tegen te gaan.

    5.

    Water is voor mens en milieu van levensbelang. De lokale en regionale overheden in de lidstaten komt een centrale rol toe op het vlak van monitoring en bij preventieve en corrigerende maatregelen om een goede waterkwaliteit tot stand te brengen en te garanderen. Toegang tot water en sanitaire voorzieningen is een grondrecht en het zijn in de eerste plaats steden en regio’s die dit recht garanderen. Bureaucratie, een gebrek aan deskundigheid en het ontbreken van een meerlagige aanpak tasten de efficiëntie aan en kunnen de toepassing van succesvolle praktijken op lokaal en regionaal niveau in de weg staan; deze belemmeringen moeten dan ook worden weggenomen.

    6.

    Hoe belangrijk water voor de Europese burgers is, blijkt ook uit het feit dat met een van de eerste Europese burgerinitiatieven uiting werd gegeven aan de zorgen over het waterbeleid van de EU. De geschiktheidscontrole is mede ingegeven door de toezeggingen die de Commissie naar aanleiding van dit burgerinitiatief — Right2Water (2) — heeft gedaan om de toegang tot water en sanitaire voorzieningen te verbeteren.

    B.   Conclusies van de geschiktheidscontrole

    7.

    De conclusie van de geschiktheidscontrole is dat de richtlijnen grotendeels doelmatig zijn, al is er wel enige ruimte voor verbetering. Op het punt van waterlichamen en overstromingsrisicobeheer hebben de richtlijnen voor een hoger beschermingsniveau gezorgd. Dat de doelstellingen van de kaderrichtlijn water nog niet volledig zijn bereikt, is niet zozeer te wijten aan tekortkomingen in de wetgeving, maar vooral aan het feit dat er te weinig geld beschikbaar is, de implementatie traag verloopt en milieudoelstellingen onvoldoende in sectoraal beleid zijn geïntegreerd.

    8.

    De geschiktheidscontrole heeft uitgewezen dat er op het vlak van chemische stoffen nog wel wat te verbeteren valt en nog geen optimale resultaten worden geboekt. Er zijn weliswaar aanwijzingen dat de kaderrichtlijn water, de richtlijn milieukwaliteitsnormen en de grondwaterrichtlijn hebben geleid tot minder chemische verontreiniging van de wateren in de EU, maar op drie gebieden blijkt het huidige wetgevingskader suboptimaal te zijn: 1) nationale verschillen (variabiliteit in de lijsten van lokale verontreinigende stoffen) en de grenswaarden die niet overschreden mogen worden, 2) de lijst van prioritaire stoffen (een langdurig proces), 3) het feit dat de richtlijn milieukwaliteitsnormen en de grondwaterrichtlijn het risico voor mens en milieu hoofdzakelijk beoordelen op basis van afzonderlijke stoffen, zonder rekening te houden met de gecombineerde effecten van mengsels, en onvermijdelijk slechts een klein deel van de in het milieu aanwezige stoffen bestrijken.

    9.

    De kwaliteit van drinkwatervoorraden wordt nog altijd bedreigd. Het valt dan ook te betreuren dat in de geschiktheidscontrole geen aandacht wordt besteed aan het functioneren en de uitvoering van artikel 7 van de kaderrichtlijn water, waarin wordt bepaald dat de kwaliteit van waterlichamen die voor drinkwateronttrekking worden gebruikt, niet achteruit mag gaan zodat het niveau van de zuivering die voor de productie van drinkwater is vereist, kan worden verlaagd. Drinkwaterbedrijven moeten kunnen vertrouwen op water van hoge kwaliteit om de kosten van behandeling in de hand te houden. Het Comité verzoekt de Commissie en de medewetgevers te zorgen voor hoge kwaliteits- en veiligheidsnormen en voor een coherent beleid in verband met de herschikking van de drinkwaterrichtlijn, met inbegrip van de bepalingen inzake de toegang tot water (3).

    10.

    Het Comité is voorts teleurgesteld over het feit de gevolgen van het Weser-arrest (4) van het Europees Hof van Justitie niet nader zijn geanalyseerd. De toepassing van de verslechterings- en verbeteringsbepalingen van artikel 4, lid 1, en van de vrijstellingsbepalingen van artikel 4, leden 4 tot en met 7, van de kaderrichtlijn water leidt tot een gebrek aan rechtszekerheid voor zowel exploitanten als autoriteiten. Met name moet verder worden onderzocht wat de invloed hiervan is op activiteiten die het milieu ten goede komen (bijvoorbeeld afvalwaterzuiveringsinstallaties) of bijdragen aan klimaattransitie en aan het beheer van energie en hulpbronnen.

    11.

    Aangezien momenteel voor meer dan de helft van alle Europese waterlichamen vrijstellingen gelden, wordt het op zijn zachtst gezegd een hele uitdaging om voor het einde van 2027 succesvolle resultaten te boeken — het is onwaarschijnlijk dat deze deadline wordt gehaald. De inspanningen, middelen en tenuitvoerlegging en handhaving van de kaderrichtlijn water zullen dan ook op een aanzienlijk hoger peil moeten komen te liggen. Het Comité wijst er nadrukkelijk op dat waterlichamen ook na 2027 door de kaderrichtlijn water beschermd moeten blijven worden.

    12.

    Het Comité verzoekt de Commissie om de evaluatie aan te vullen met ervaringen van lidstaten die de kaderrichtlijn water toepassen overeenkomstig de beginselen van het Weser-arrest. Het is betreurenswaardig dat verschillende landen de richtlijn niet naar behoren ten uitvoer leggen, maar dat is geen reden om de ogen te sluiten voor de juridische problemen die zich voordoen.

    C.   Beleidscoherentie: de kaderrichtlijn water en andere EU-wetgeving

    13.

    Het is zaak dat het silodenken op het gebied van water wordt teruggedrongen en dat alle onderling samenhangende wetgevingsmaatregelen van de EU beter met elkaar gaan samenhangen en beter worden gecoördineerd, met name gezien de zorgen over de klimaatverandering, de circulaire economie en opkomende vervuilende stoffen. Klimaatbestendig waterbeheer moet in het gehele beleid van de EU worden geïntegreerd en in de kaderrichtlijn water moet een duidelijk en ambitieus doel voor zowel de beperking van als de aanpassing aan de klimaatverandering worden vastgesteld

    14.

    De kaderrichtlijn water en de overstromingsrichtlijn zijn nauw verweven met andere beleidsterreinen waarop lokale en regionale overheden een cruciale rol vervullen, zoals ruimtelijke ordening, landbouw, energieproductie — met name waterkracht (en energievoorziening) –, thermisch gebruik van water voor verwarming en koeling, vervoer over water, volksgezondheid, toerisme, de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en de nitratenrichtlijn.

    15.

    Het Comité is dan ook verheugd dat de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater — een van de belangrijkste pijlers van de behandeling van afvalwater in Europa — tegelijkertijd aan een evaluatie is onderworpen, met soortgelijke resultaten als de geschiktheidscontrole: er is behoefte aan een effectieve en efficiënte implementatie van bestaande rechtsinstrumenten die aanzienlijke maatschappelijke en milieuvoordelen oplevert. Helaas is bij deze evaluatie niet nagegaan in hoeverre de richtlijn een positief effect heeft gehad op de lozing van industrieel afvalwater in opvangsystemen en stedelijke waterzuiveringsinstallaties. Het Comité betreurt ook het ontbreken van een juridische analyse van de wijze waarop het gebrek aan samenhang tussen artikel 4 van de waterkaderrichtlijn en de artikelen 10, 7 en 2, lid 9, van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater van invloed is op de meest efficiënte waterzuiveringsinstallaties in Europa.

    16.

    Het Comité wijst er voorts op dat de aanpak van fosfor en eutrofiëring per lidstaat verschilt en pleit voor een grotere samenhang tussen de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en de kaderrichtlijn water.

    17.

    Het is van essentieel belang dat de Commissie een betere handhaving van de wettelijke verplichtingen inzake belangrijke belastingen van het aquatisch milieu nastreeft, zoals de verplichtingen die voortvloeien uit de nitratenrichtlijn en de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. De aandacht moet vooral uitgaan naar nieuwe opkomende schadelijke spoorelementen, waaronder microplastics en geneesmiddelen, aangezien de huidige technologieën die in afvalwaterzuiveringsinstallaties worden gebruikt, niet in staat zijn om microverontreinigingen volledig uit het water te halen.

    18.

    De intensieve landbouw vormt een van de grootste belastingen van oppervlakte- en grondwater, o.a. doordat water wordt onttrokken en wordt verontreinigd door pesticiden, meststoffen en resten van antibiotica die in de veeteelt worden gebruikt. In het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid moet ten volle rekening worden gehouden met de impact van de landbouw op water en moet een verschuiving naar watervriendelijkere praktijken worden bevorderd. Als oplossing zou bijvoorbeeld voorgesteld kunnen worden om de milieuvoorwaarden die aan de toegang tot betalingen worden gesteld, uit te breiden tot alle bepalingen van de kaderrichtlijn water, de biologische landbouw door middel van “ecoregelingen” te bevorderen en dialoog en uitwisseling van beste praktijken waaraan waterbedrijven, relevante ngo’s en landbouwers actief deelnemen, te stimuleren.

    19.

    Water is een belangrijke bepalende factor voor een goed functionerende biosfeer, bioproductiviteit en absorptiecapaciteit, is van invloed op de activiteiten van veel verschillende economische sectoren, met name de landbouw, de energiesector en de industrie, en wordt door die activiteiten ook zelf weer beïnvloed. Lopende of toekomstige discussies in de huidige wetgevingscyclus bieden een geweldige kans om ervoor te zorgen dat water en de overkoepelende doelstellingen van de kaderrichtlijn water een plaats krijgen in het beleid voor andere sectoren. In de Europese Green Deal worden ambitieuze doelstellingen geformuleerd om het gebruik van hulpbronnen alsook vervuiling en toxiciteit te verminderen. Ter wille van een goede beleidscoherentie dienen de doelstellingen van de kaderrichtlijn water dan ook geïntegreerd te worden in strategieën zoals het “nieuwe actieplan voor een circulaire economie”, het “actieplan om de vervuiling tot nul terug te brengen”, de nieuwe biodiversiteitsstrategie of de “van boer tot bord”-strategie.

    20.

    Het gebruik van teruggewonnen water voor irrigatie in de landbouw biedt goede mogelijkheden om waterschaarste te verminderen, de aanpassing aan de klimaatverandering te ondersteunen en de circulaire economie een impuls te geven. Het Comité is dan ook verheugd dat de Raad en het Europees Parlement de verordening inzake minimumeisen voor hergebruik van water hebben aangenomen en wijst op het standpunt dat het in zijn advies ter zake heeft ingenomen (5).

    21.

    De Commissie zou een volledig operationeel monitoringsysteem moeten opzetten om regelmatig actuele meetgegevens over pesticidenresiduen in het milieu (met name in bodem en water) te verzamelen. Daarbij zou kunnen worden uitgegaan van de positieve ervaringen die met het bodemmonitoringsysteem LUCAS (Land Use/Cover Area frame statistical Survey) zijn opgedaan.

    22.

    Het Comité is ingenomen met het besluit van de Commissie van 13 januari 2020 om een verbod in te stellen op thiacloprid, een op neonicotinoïden gebaseerd bestrijdingsmiddel dat aanleiding geeft tot bezorgdheid over het milieu, met name wat betreft de gevolgen ervan voor het grondwater, en dat door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid als gevaarlijk voor de menselijke gezondheid wordt beschouwd. Het pleit ook voor een verbod op glyfosaat en voor een GLB waarin het gebruik van pesticiden wordt beëindigd.

    D.   Volgende stappen op weg naar een goede toestand van waterlichamen in de EU

    23.

    De kaderrichtlijn water is een mijlpaal bij de verbetering van de watervoorraden in Europa en een referentiepunt voor andere delen van de wereld geworden. De situatie is de afgelopen 20 jaar echter veranderd: er zijn zowel nieuwe uitdagingen (zoals klimaatverandering, microplastics, geneesmiddelen, chemicaliën en antibiotica) als nieuwe oplossingen (nieuwe technologieën en methodologieën) bij gekomen en voorts moet rekening worden gehouden met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Europese Green Deal. Het is dan ook dringend noodzakelijk dat de kaderrichtlijn water wordt uitgebouwd.

    24.

    Het Comité pleit in dit verband voor een ander paradigma waarbij de biosfeer vanuit evolutionair oogpunt wordt beschouwd (mensen ervan bewust maken dat de biosfeer altijd aan verandering onderhevig is geweest) en meer als een ecosysteem (met inbegrip van de duurzaamheid van stroomgebieden en decarbonisatie), alsook voor een beter inzicht in ecologische processen, met inbegrip van water-, koolstof-, stikstof- en fosforcycli.

    25.

    In de context van het nieuwe paradigma moet elk stroomgebied worden beschouwd als een uniek “Platoniaans superorganisme” waarin een combinatie van geomorfologie, klimaat, ecosystemen (natuurlijke en door de mens aangepaste stukken gebied) en verschillende vormen van menselijke activiteit van invloed zijn op de watercyclus en de ecologische toestand. Een en ander moet niet alleen worden beschouwd vanuit het oogpunt van veiligheid en hulpbronnen, maar vooral als een manier om een duurzame toekomst, gezondheid en een goede kwaliteit van leven voor iedereen te waarborgen.

    26.

    Het Comité zou graag zien dat de conclusies van de geschiktheidscontrole een impuls geven aan de ontwikkeling van een transdisciplinair, integratief paradigma en daarmee samenhangende innovatieve oplossingen om in het kader van de Europese Green Deal de vervuiling van lucht, water en bodem terug te brengen tot nul. Het is van essentieel belang dat de biodiversiteit in rivieren, meren, wetlands en estuaria behouden blijft en hersteld wordt en dat schade als gevolg van overstromingen wordt voorkomen en tot een minimum wordt beperkt.

    27.

    Er moet een nieuwe, holistische dimensie van de kaderrichtlijn water worden ontwikkeld, waarin overstromingspreventie wordt geïntegreerd met droogtepreventie en met maatregelen ter verbetering van het duurzaamheidspotentieel van stroomgebieden (vanuit een ecohydrologisch perspectief, bestaande uit vijf elementen: water, biodiversiteit, klimaatbestendigheid, ecosysteemdiensten voor de samenleving en andere effecten, in het bijzonder cultuur en onderwijs — naar het Engels afgekort tot WBSRC).

    28.

    Het is noodzakelijk dat er beste praktijken op het gebied van beheer ontwikkeld en toegepast worden, alsook innovatieve technologieën om verontreiniging door spoorelementen, waaronder pesticiden, antibiotica, microplastics en andere gevaarlijke stoffen, te verminderen. Vervuiling moet aan de bron worden aangepakt door middel van een integrale benadering met op informatie en (burger)participatie gebaseerde processen waarbij alle actoren een rol spelen en de eerlijkste en meest kosteneffectieve oplossingen de voorkeur krijgen. In plaats van te vertrouwen op “eenvoudige technologische oplossingen”, zoals de Commissie in haar geschiktheidscontrole benadrukt, moeten oplossingen worden aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, waarbij ook aandacht uitgaat naar de gevolgen van niet-uitvoering, en worden afgestemd op zorgvuldig in kaart gebrachte behoeften en langetermijnoverwegingen.

    29.

    Het Comité dringt aan op meer onderzoek en innovatie op het gebied van de diversificatie van waterbronnen om de zekerheid van de watervoorziening te waarborgen, met name voor Europese steden die steeds meer burgers aantrekken, en voor gebieden die steeds vaker door lange periodes van droogte worden getroffen.

    30.

    Er moeten dringend innovatieve instrumenten worden toegepast om een goede ecologische toestand in Europese stroomgebieden te bereiken, zoals ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen (zgn. EH-NBS [Ecohydrological Nature Based Solutions], zie het World Water Development Report “Nature-Based Solutions for Water” van het World Water Assessment Programme (WWAP) van de Unesco). Ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen verbeteren de efficiëntie van waterbouwkundige infrastructuurvoorzieningen, met name in landbouw- en stadslandschappen, wat klimaatmitigatie en -adaptatie betreft, en vergroten het duurzaamheidspotentieel in stroomgebieden van de multidimensionale parameters water, biodiversiteit, ecosysteemdiensten voor de samenleving, klimaatbestendigheid, cultuur en onderwijs (WBSRC) (6). Ook wordt daarbij een holistische benadering bevorderd door het transdisciplinaire karakter van wetenschap en onderwijs op het gebied van duurzaamheid te stimuleren.

    31.

    Het Comité vraagt aandacht voor kleine en middelgrote rioolwaterzuiveringsinstallaties die aanhoudende problemen hebben met efficiëntieschommelingen en pleit voor toepassing van een ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossing in de vorm van sequentiële sedimentatie-biofiltratiesystemen om periodieke lozingen van vervuilende stoffen op te vangen en zo een goede ecologische toestand van zoetwaterecosystemen te bereiken.

    32.

    Ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen worden volgens het recente World Water Development Report slechts bij 5 % van watergerelateerde investeringen toegepast, en dat is te weinig. Verontreiniging door diffuse bronnen en regenwater in steden maakt bijna 50 % uit van de totale verontreiniging in het stroomgebied (verontreiniging door diffuse bronnen in het agrarische landschap en regenwater in steden en afkomstig van vervoersinfrastructuur alsmede de belasting door fosfor en stikstof uit diffuse bronnen, bijvoorbeeld in de Oostzee). Ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen zijn bij uitstek geschikt om deze verontreiniging terug te dringen. Dergelijke oplossingen — met name op de natuur gebaseerde oplossingen die op basis van ecohydrologische principes worden uitgevoerd — zouden dan ook vertienvoudigd moeten worden om de gevolgen van de vervuiling te beperken.

    33.

    Gezien de steeds grotere impact van de klimaatverandering moet de overstromingsrichtlijn worden geïntegreerd in de kaderrichtlijn water om te zorgen voor een betere aanvulling van grondwater door een beter vermogen van rivierdalen om water vast te houden in overstromingsgebieden en polders en door middel van het herstel van het waterpeil in omliggende meren en wetlands. Het verbeteren van het retentievermogen van stroomgebieden is van essentieel belang, aangezien water — door het stimuleren van de biologische productiviteit — de accumulatie van koolstof en de circulatie van nutriënten verhoogt, waardoor nutriënten niet in water en de atmosfeer kunnen weglekken en eutrofiëring en de bloei van giftige algen worden voorkomen.

    34.

    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de nitratenrichtlijn en de gewasbeschermingsmiddelenverordening moeten in overeenstemming worden gebracht met de kaderrichtlijn water om de verontreiniging door diffuse bronnen (stikstof en fosfor), die inmiddels 20-50 % van de nutriëntenbelasting in meren, reservoirs en kustgebieden veroorzaakt, terug te dringen. In regio’s waar de industriële veeteelt is geconcentreerd, lijkt het moeilijk om deze doelstelling te bereiken als het GLB en het nationale beleid niet streven naar een sterke vermindering van deze vorm van veeteelt, overeenkomstig de doelstellingen van het Groene Pact, de biodiversiteitsstrategie en de “van boer tot bord”-strategie. Het aanleggen van zeer effectieve ecotoonzones tussen land en water met denitrificatieprocessen en geochemische barrières zou hier eveneens aan bijdragen. Vergroting van de complexiteit van het agrarisch landschap (ecotonen tussen water en land, bomenrijen en windkeringen) vermindert niet alleen waterverlies uit de bodem als gevolg van sterke wind, maar voorkomt ook verlies van organisch materiaal en koolstof uit de bodem. Dergelijke methoden (ecotonen tussen water en land, bomenrijen en windkeringen) moeten dan ook, evenals andere maatregelen ter vergroting van het vermogen van het landschap om water vast te houden, worden opgenomen in de strategie voor de bio-economie. Dit zou kunnen leiden tot een aanzienlijk grotere afvang en opslag van koolstof — een van de prioriteiten van de Green Deal.

    35.

    Regenwater uit stedelijke gebieden kan 10-20 % van de nutriëntenbelasting in stroomgebieden veroorzaken. Deze verontreiniging kan, vooral in nieuwbouwwijken, doeltreffend worden aangepakt door middel van goedkope, geavanceerde ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen, zoals sequentiële sedimentatie-biofiltratiesystemen en hybride systemen waarbij traditionele waterbouwkundige infrastructuurvoorzieningen worden gecombineerd met ecohydrologische op de natuur gebaseerde oplossingen. Dit moet gepaard gaan met maatregelen om gebouwen aan te passen aan een veranderend klimaat. Waar mogelijk moeten deze oplossingen ook worden toegepast in bestaande gebouwen.

    36.

    Het Comité herinnert eraan dat het in zijn advies over de hervorming van het GLB voorstelt om in het volgende GLB vijf kwantificeerbare milieudoelstellingen op te nemen (voor 2027), waaronder de garantie dat 100 % van het oppervlakte- en grondwater, zonder uitzonderingen, aan de nitratenrichtlijn voldoet.

    37.

    Het Comité wijst erop dat het tijdsbestek voor de uitvoering van de maatregelen in de desbetreffende stroomgebiedbeheersplannen te kort is, aangezien het veel langer kan duren dan de voorziene cyclus van zes jaar voordat het milieu verandert. De planningsperiodes zouden dan ook met minimaal twee periodes verlengd moeten worden tot 2039 en lokale en regionale overheden zouden innovatieve langetermijnprojecten moeten ontwikkelen (7).

    38.

    In de stroomgebiedbeheersplannen en nationale plannen van sommige lidstaten worden vaak geen oplossingen aangereikt voor woongebieden waar het overstromingsrisico gering is. Iedere constructie, met inbegrip van herinrichting om gebieden beter tegen overstromingen te beschermen, is daarmee onmogelijk. Wat dit betreft moeten de Commissie en haar agentschappen de lidstaten meer hulp bieden om haalbare oplossingen te vinden.

    39.

    Er moet worden gezorgd voor een grotere samenhang tussen de kaderrichtlijn water, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden dat verenigbaar is met de milieudoelstellingen van de EU, en Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (9) inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach). Op die manier kan de monitoring worden opgevoerd en kunnen vervolgens de beste maatregelen in kaart worden gebracht. Gevaarlijke chemische stoffen moeten worden tegengehouden bij de bron en producenten van in de handel gebrachte chemische stoffen moeten meer verantwoording afleggen.

    40.

    Er zou moeten worden nagegaan hoe waterlichamen ingezet kunnen worden bij de implementatie van de Green Deal. Te denken valt met name aan de mogelijkheden die het kweken van algen biedt als natuurlijke wijze van koolstofafvang, als koolstofneutrale energiebron en als koolstofneutraal veevoeder.

    41.

    De uitvoering van de Agenda 2030 en de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN dienen integraal deel uit te maken van de herziene kaderrichtlijn water.

    42.

    Het Comité dringt er bij de Commissie op aan om te zorgen voor een betere afstemming van de kaderrichtlijn water op lokale en regionale territoriale kenmerken. Gezien de relatieve kwetsbaarheid van lokale en regionale heuvel- en berggebieden als gevolg van klimatologische omstandigheden en — met name in het geval van de rivierwaterlichamen in de Apennijnen — het steeds tijdelijkere karakter ervan, vormt de verwijzing naar de omstandigheden die voor dit soort waterlichamen zijn vastgesteld (en waarschijnlijk ook de vastgestelde monitoringmethoden) geen goede weergave van de doelstellingen. Dit leidt tot een classificatie die de kwaliteit ervan onderschat, zelfs als er geen sprake is van antropogene druk — een cruciaal probleem dat nog wordt verergerd door de klimaatverandering.

    43.

    De Commissie zou steden en regio’s in de EU moeten helpen met de implementatie door bestaande platforms voor het uitwisselen van beste praktijken en knowhow uit te breiden en financiële instrumenten te bieden om de overdracht van innovatieve methoden en systemische oplossingen tussen regio’s te ondersteunen.

    44.

    Gezien de culturele, historische en sociale dimensies van waterlichamen zou de kaderrichtlijn water, met haar uitgebreide werkingssfeer, gebruikt moeten worden om transdisciplinaire samenwerking en transparantie te bevorderen en burgers als “belanghebbenden” in staat te stellen om deel te nemen aan het besluitvormingsproces, ook wat betreft economische aspecten, waarbij alle milieudiensten worden bestreken en niet alleen die welke verband houden met watervoorziening en -zuivering.

    45.

    In deze context moet, in overeenstemming met het beginsel van goed bestuur, een methodologie worden ontwikkeld voor regelmatig overleg tussen alle relevante belanghebbenden, besluitvormers, maatschappelijke organisaties en wetenschappers (“burgerwetenschap”) om hun betrokkenheid bij de ontwikkeling en uitvoering van innovatieve oplossingen te vergroten.

    46.

    Het Comité spoort nationale, regionale en lokale autoriteiten met publieke waterbedrijven aan om deel te nemen aan het Water Erasmus-initiatief; daarbij kan technisch personeel een bezoek brengen aan collega’s in andere lidstaten en leren van hun praktijken op het gebied van waterbeheer. Dergelijke uitwisselingen en andere initiatieven, zoals technische workshops, moeten worden uitgebreid, aangezien zij de gelegenheid bieden om het bewustzijn te vergroten, de dialoog te bevorderen, te leren over oplossingen en capaciteit op te bouwen.

    47.

    De Commissie wordt verzocht alle instrumenten in te zetten om elke vorm van waterverspilling te voorkomen en de installaties voor het beheer van de waterstromen goed te onderhouden.

    48.

    Het Comité verzoekt de Commissie om alle nationale en lokale instellingen eraan te herinneren dat water een essentieel openbaar goed is en om in dit opzicht de implementatie van het waterprijsbeleid beter af te stemmen op het beginsel van kostenterugwinning, zoals vastgelegd in artikel 9 van de kaderrichtlijn water, en om huishoudens, de landbouw en de industrie als “watergebruikers” aan te merken. Ook zou zij moeten pleiten voor het gebruik van tariefmaatregelen die het behoud van de watervoorraad ten goede komen, zoals zomertarieven of prijsdifferentiatie naar verbruiksniveau. Voorts moet het beginsel “de vervuiler betaalt” volledig worden toegepast door middel van duurzame financieringsinstrumenten zoals uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

    49.

    Door krimpende watervoorraden kan een wereldwijde lappendeken ontstaan, met alle mogelijke regionale en mondiale conflicten van dien. Om dit te voorkomen is het van groot belang om over de hele wereld nieuwe paradigma’s, nieuwe methodologieën en nieuwe systemische oplossingen te delen, vooral met gebieden met beperkte watervoorraden, zoals Afrika en het Midden-Oosten. De Commissie zou moeten nagaan in hoeverre kan worden samengewerkt met het intergouvernementele waterprogramma (Intergovernmental Hydrological Programme) van de Unesco, teneinde Europa bij het streven naar een duurzaam waterbeheer in de wereld nog verder voorop te laten lopen.

    50.

    De bescherming van waterbronnen moet ook in de kandidaat-lidstaten en de toetredende landen worden gehandhaafd.

    Brussel, 2 juli 2020.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    (1)  Verslag van het Europees Milieuagentschap nr. 7/ 2018, blz. 6.

    (2)  https://europa.eu/citizens-initiative/water-and-sanitation-are-human-right-water-public-good-not-commodity_nl

    (3)  Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking) (COM/2017/0753 final — 2017/0332 (COD)).

    (4)  Perscommuniqué van het HvJ https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2015-07/cp150074nl.pdf

    Volledige tekst van het arrest van het HvJ http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?docid=165446&text=&dir=&doclang=NL&part=1&occ=first&mode=DOC&pageIndex=0&cid=2300549

    (5)  Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PB C 86 van 7.3.2019, blz. 353).

    (6)  Ecohydrology as an integrative science from molecular to basin scale: historical evolution, advancements and implementation activities.

    Prof. M. Zalewski Ecohydrology and Hydrologic Engineering: Regulation of Hydrology-Biota Interactions for Sustainability.

    (7)  Een voorbeeld hiervan is de herintroductie van de zalm, die in de jaren vijftig gaandeweg uit de Rijn verdween. Al in 1991 werden door de Rijncommissie praktische maatregelen ingevoerd, maar pas twintig jaar later begonnen deze vruchten af te werpen.

    (8)  Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

    (9)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).


    Top