Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IP0007

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake — Jaarverslag 2018 (2019/2125(INI))

PB C 270 van 7.7.2021, p. 25–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/25


P9_TA(2020)0007

Jaarverslag 2018 over de mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie op dit gebied

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake — Jaarverslag 2018 (2019/2125(INI))

(2021/C 270/03)

Het Europees Parlement,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere mensenrechtenverdragen en -instrumenten van de VN,

gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de artikelen 2, 3, 8, 21 en 23 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

gezien de artikelen 17 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de op 28 juni 2016 gepresenteerde integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie,

gezien het op 20 juli 2015 door de Raad aangenomen actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019, en de tussentijdse evaluatie ervan van juni 2017,

gezien de op 24 juni 2013 goedgekeurde richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging,

gezien de EU-richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van het genot van alle mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI), die op 24 juni 2013 zijn vastgesteld,

gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, inzake vrijheid van meningsuiting online en offline, en over mensenrechtenverdedigers,

gezien de herziene EU-richtsnoeren voor een EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die op 16 september 2019 zijn aangenomen,

gezien de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen, die op 17 juni 2019 zijn aangenomen,

gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (“het Verdrag van Istanbul”) van 11 mei 2011, dat niet alle lidstaten hebben geratificeerd,

gezien de Verdragen van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel (CETS nr. 197) en inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (CETS nr. 201),

gezien het Kaderverdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van nationale minderheden en het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden,

gezien de 17 doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de VN en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling,

gezien het EU-genderactieplan II (GAP II) “Gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen: het leven van meisjes en vrouwen via de externe betrekkingen van de EU veranderen (2016-2020)” van 21 september 2015,

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de twee facultatieve protocollen daarbij,

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van 30 maart 2007,

gezien de VN-Verklaring inzake de rechten van tot nationale of etnische, religieuze en taalminderheden behorende personen en die over de rechten van inheemse volken,

gezien het verslag van de speciale rapporteur van de VN voor de rechten van inheemse volkeren aan de VN-Mensenrechtenraad van 8 augustus 2017 (1),

gezien de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten van 16 juni 2011,

gezien de VN-Verklaring betreffende het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groeperingen en maatschappelijke instanties voor de bevordering en bescherming van universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden, die op 9 december 1998 is aangenomen,

gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW), het actieprogramma van Peking, het actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling alsmede de resultaten van de toetsingsconferenties ervan,

gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in New York op 15 oktober 2019,

gezien de in november 2006 aangenomen beginselen van Yogyakarta (betreffende de toepassing van het internationaal humanitair recht met betrekking tot seksuele gerichtheid en genderidentiteit), en de op 10 november 2017 aangenomen tien aanvullende beginselen (“plus 10”),

gezien het besluit van de Algemene Vergadering van de VN van 28 mei 2019, waarin 22 augustus werd uitgeroepen tot Internationale Dag ter herdenking van de slachtoffers van geweld op grond van godsdienst of overtuiging,

gezien de kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO),

gezien het op 10 en 11 december 2018 door de Algemene Vergadering van de VN aangenomen mondiaal pact inzake veilige, ordelijke en reguliere migratie,

gezien het op 17 december 2018 door de Algemene Vergadering van de VN aangenomen mondiaal pact inzake vluchtelingen,

gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (2),

gezien het Protocol van de Raad van Europa van 10 oktober 2018 tot wijziging van het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens,

gezien de conclusies van de Raad van 25 juni 2018 over de prioriteiten van de EU bij de Verenigde Naties en de 73e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,

gezien de conclusies van de Raad van 17 juli 2018 over het Internationaal Strafhof naar aanleiding van de 20e verjaardag van de aanneming van het Statuut van Rome,

gezien de mededeling van de Commissie van 26 april 2016 getiteld “Waardig leven: van afhankelijkheid van steun tot zelfredzaamheid” (COM(2016)0234) en de daaropvolgende conclusies van de Raad van 12 mei 2016 over de EU-aanpak van gedwongen ontheemding en ontwikkeling,

gezien de conclusies van de Raad over democratie, die op 14 oktober 2019 zijn aangenomen,

gezien de gezamenlijke verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) en de ministers van Buitenlandse Zaken of vertegenwoordigers van dertien deelnemende VN-lidstaten van 27 september 2018 over het initiatief “Good Human Rights Stories”,

gezien het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld (2018),

gezien zijn resolutie van 12 december 2018 over het jaarverslag 2017 over mensenrechten en democratie in de wereld en het beleid van de Europese Unie ter zake (3), en zijn eerdere resoluties over voorgaande jaarverslagen,

gezien zijn resolutie van 23 november 2016 over de strategische communicatie van de EU in reactie op negatieve EU-propaganda door derden (4) en zijn aanbeveling van 13 maart 2019 aan de Raad en de VV/HV bij het opmaken van de balans ten aanzien van de door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) gegeven follow-up twee jaar na het EP-verslag over strategische communicatie van de EU in reactie op negatieve EU-propaganda door derden (5),

gezien zijn resolutie van 15 januari 2019 over de EU-richtsnoeren en het mandaat van de speciaal EU-gezant voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging buiten de Europese Unie (6),

gezien zijn resolutie van 3 juli 2018 over de schending van de rechten van inheemse volkeren in de wereld, inclusief landroof (7),

gezien zijn resolutie van 14 februari 2019 over de toekomst van de lijst van acties ter bevordering van de gelijkheid van LGBTI-personen (2019-2024) (8),

gezien zijn resolutie van 13 februari 2019 over verslechteringen op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid in de EU (9),

gezien al zijn resoluties over mensenrechtenschendingen, de democratie en de rechtsstaat (ook wel spoedresoluties genoemd) die in 2018 zijn aangenomen overeenkomstig artikel 144 van zijn Reglement,

gezien zijn Sacharovprijs voor de vrijheid van denken, die in 2018 werd uitgereikt aan Oleg Sentsov, een Oekraïense filmregisseur die als politiek gevangene wordt vastgehouden in Rusland,

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien de brief van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0051/2019),

A.

overwegende dat de EU in 2018, het jaar waarin de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) zeventig jaar bestond, het politiek belang heeft onderstreept van een versterkte wereldorde die berust op de eerbiediging van de mensenrechten, en opnieuw heeft verklaard zich met hart en ziel in te zetten voor de wereldwijde bevordering en bescherming van de mensenrechten; overwegende dat het Europees Parlement in november 2018 voor de allereerste keer een mensenrechtenweek heeft georganiseerd, waarbij onder de aandacht werd gebracht welke mijlpalen er sinds de aanneming van de UVRM zijn bereikt en welke uitdagingen op het gebied van de mensenrechten er momenteel spelen;

B.

overwegende dat de eerbiediging, de bevordering, de ondeelbaarheid en de waarborging van de universaliteit van de mensenrechten, evenals de bevordering van democratische beginselen en waarden, waaronder de rechtsstaat, respect voor de menselijke waardigheid en de beginselen van gelijkheid en solidariteit, de hoekstenen vormen van het ethische en juridische acquis van de EU en haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), evenals van al haar externe acties; overwegende dat de EU ernaar moet blijven streven op het wereldtoneel een toonaangevende rol te spelen bij de universele bevordering en bescherming van de mensenrechten, waaronder op multilateraal niveau, met name door een actief en constructief optreden in verschillende organen van de VN en met inachtneming van het Handvest van de Verenigde Naties, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het internationaal recht, evenals de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en de toezeggingen die zijn gedaan in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de SDG’s;

C.

overwegende dat de UVRM, als een reeks universele waarden, beginselen en normen die als richtsnoer dienen voor de VN-lidstaten, de bescherming van de mensenrechten als uitgangpunt neemt voor goed bestuur; overwegende dat de EU, in de geest van de UVRM en artikel 21 VEU, een voortrekkersrol speelt bij het voeren van beleid dat op de eerbiediging van de mensenrechten berust en zich voortdurend inzet voor de aanpak van mensenrechtenschendingen;

D.

overwegende dat de EU de bevordering van de mensenrechten in 2018 verder heeft ondersteund met acties op bilateraal en multilateraal niveau, met name door de politieke dialoog met niet-EU-landen, met inbegrip van landen die naar Europese integratie streven, en andere regionale instellingen als de Afrikaanse Unie te versterken en nieuwe internationale overeenkomsten te sluiten, waaronder handelsovereenkomsten en economische partnerschapsovereenkomsten; overwegende dat dit ambitieuze streven vereist dat de EU zich consequent opstelt en het goede voorbeeld geeft;

E.

overwegende dat het EU-beleid ervoor moet zorgen dat de mensenrechten van de meest kwetsbare groepen, zoals etnische, taalkundige en religieuze minderheden, personen met een handicap, de LGBTI-gemeenschap, vrouwen, kinderen, asielzoekers en migranten, worden beschermd; overwegende dat de EU bij de viering van de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers de cruciale rol heeft onderkend die mensenrechtenverdedigers spelen bij het versterken van de democratie en de rechtsstaat; overwegende dat tijdens de Wereldtop over mensenrechtenverdedigers in 2018 een actieplan met prioriteiten ter verdediging van de mensenrechten werd opgesteld; overwegende dat in 2018 een groot aantal mensenrechtenverdedigers geviseerd en gedood werden en het slachtoffer waren van aanvallen, bedreigingen en vervolging; overwegende dat sommige particuliere militaire en beveiligingsondernemingen betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen, die naar behoren moeten worden onderzocht terwijl de verantwoordelijken ervoor moeten worden berecht;

F.

overwegende dat we zelfs in dit decennium zien hoe gendergelijkheid en vrouwenrechten op mondiaal niveau beperkt en aangevallen worden; overwegende dat seksuele en reproductieve gezondheid en rechten gebaseerd zijn op fundamentele mensenrechten en essentiële aspecten van de menselijke waardigheid vormen; overwegende dat geweld tegen vrouwen en meisjes wereldwijd een van de meest voorkomende mensenrechtenschendingen is, alle lagen van de bevolking treft en een van de belangrijkste obstakels vormt voor het bereiken van de gelijkheid van vrouwen en mannen; overwegende dat een integrale en bindende EU-strategie voor gendergelijkheid, waarom het Parlement heeft verzocht, moet zorgen voor gendermainstreaming op alle beleidsgebieden van de EU en de impact van het komende EU-genderactieplan III moet versterken;

G.

overwegende dat bevordering van de internationale vrede en veiligheid een van de bestaansredenen van de EU vormt; overwegende dat de EU zich ertoe heeft verbonden om op het internationale toneel te handelen volgens de beginselen die haar oprichting hebben geïnspireerd, en in overeenstemming met en ter ondersteuning van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht;

H.

overwegende dat noodsituaties op milieugebied, waaronder de opwarming van de aarde en de ontbossing, het gevolg zijn van menselijk handelen en aanleiding geven tot schendingen van de mensenrechten, niet alleen ten aanzien van de direct hierdoor getroffen mensen, die hun huizen en leefgebieden verliezen, maar ook ten aanzien van de mensheid als geheel; overwegende dat het belangrijk is het verband tussen mensenrechten, gezondheid en milieubescherming te erkennen; overwegende dat het waarborgen van de toegang tot water essentieel is om in bepaalde regio’s spanningen te voorkomen;

I.

overwegende dat een betere samenhang tussen het binnenlands en buitenlands beleid van de EU, evenals tussen de verschillende aspecten van haar buitenlands beleid, een absolute vereiste is voor een succesvol en doeltreffend EU-beleid op het gebied van de mensenrechten; overwegende dat beleidsmaatregelen ter ondersteuning van mensenrechten en democratie moeten worden geïntegreerd in alle EU-beleidslijnen met een externe dimensie, zoals ontwikkeling, migratie, veiligheid, terrorismebestrijding, rechten van vrouwen en gendergelijkheid, uitbreiding en handel, in het bijzonder door de mensenrechtenclausules in overeenkomsten tussen de EU en derde landen ten uitvoer te leggen; overwegende dat een grotere samenhang de EU in staat moet stellen sneller te reageren in de beginfase van mensenrechtenschendingen en zich actiever en geloofwaardiger als mondiale actor op het gebied van de mensenrechten op te werpen;

J.

overwegende dat de overgang naar democratie en de totstandbrenging of consolidering van de rechtsstaat in veel landen een lange en zware weg is en dat ondersteuning van buitenaf gedurende een langere periode, onder meer van de EU, van essentieel belang is voor het welslagen ervan;

Mensenrechten en democratie: algemene tendensen en voornaamste uitdagingen

1.

maakt zich ernstig zorgen over de aanvallen op de democratie en de rechtsstaat die in 2018 overal ter wereld hebben plaatsgevonden en waaruit blijkt dat het autoritarisme aan een opmars bezig is als politiek project, hetgeen tot uiting komt in veronachtzaming van de mensenrechten, onderdrukking van afwijkende meningen, politisering van de rechterlijke macht, verkiezingen waarvan de uitslag al op voorhand vaststaat, de slinkende speelruimte voor het maatschappelijk middenveld, en beperkingen van de vrijheid van vergadering en van meningsuiting; wijst op het belang van het maatschappelijk middenveld voor flexibele, tijdige en doeltreffende reacties jegens regimes die het internationaal recht, de mensenrechten en democratische beginselen schenden;

2.

is van mening dat landen die afglijden naar een autoritair regime vatbaarder worden voor instabiliteit, conflicten, corruptie, gewelddadig extremisme en betrokkenheid bij militaire conflicten met andere landen; vindt het zorgwekkend dat er nog steeds regimes zijn die het bestaan van de universele rechten van de mens zoals neergelegd in het internationaal recht ontkennen; is verheugd dat daar tegenover staat dat diverse landen vredes- en democratiseringsprocessen op gang hebben gebracht, grondwettelijke en gerechtelijke hervormingen hebben doorgevoerd en een open en publiek debat zijn aangegaan met het maatschappelijk middenveld, met als doel de fundamentele vrijheden en de mensenrechten te bevorderen en zich in het kader daarvan onder meer in te zetten voor de afschaffing van de doodstraf; betreurt dat een aantal landen, ondanks de steeds sterkere tendens naar wereldwijde afschaffing van de doodstraf, nog een moratorium erop moet instellen;

3.

stelt dat alle landen die de internationaal erkende fundamentele vrijheden in acht nemen als pijlers van de democratie, het voortouw moeten nemen bij zowel de wereldwijde verbreiding van praktijken op het gebied van democratisch bestuur die berusten op de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, als bij de versterking van internationale wetgevingsinstrumenten ter bescherming van de mensenrechten; wijst erop dat invloeden met een negatieve uitwerking op democratisch bestuur en de waarden die onlosmakelijk verbonden zijn met de mensenrechten, uitdagingen met zich meebrengen waarmee de inzet van democratische landen wordt gedwarsboomd; is uitermate verontrust over de banden tussen autoritaire regimes en populistische nationalistische partijen en regeringen; is van oordeel dat dergelijke banden de geloofwaardigheid ondermijnen van de inspanningen van de EU om de fundamentele waarden te bevorderen;

4.

wijst erop dat er geen hiërarchie van mensenrechten is; beklemtoont dat het beginsel dat de mensenrechten universeel, onvervreemdbaar, ondeelbaar en onderling afhankelijk zijn, volledig moet worden geëerbiedigd en nageleefd; benadrukt dat pogingen om de rechten van bepaalde groepen te gebruiken om de marginalisering van andere te rechtvaardigen volstrekt onaanvaardbaar zijn;

5.

wijst op de gesel van gewapende conflicten en militaire aanvallen met het oog op onder meer etnische zuiveringen, die burgerslachtoffers blijven eisen en massale ontheemding veroorzaken, en waarbij statelijke en niet-statelijke actoren hun verantwoordelijkheid om het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten te eerbiedigen van zich afschuiven; benadrukt dat oorlogs- of conflictgebieden worden geconfronteerd met schendingen van de mensenrechten zonder weerga en zonder enige boodschap aan de menselijke waardigheid, die niet alleen verwoestende gevolgen hebben voor de slachtoffers maar ook onterend zijn voor de daders; vestigt bij wijze van voorbeeld de aandacht op het gebruik van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling, gedwongen verdwijning, buitengerechtelijke executies, geweld en doelbewuste uithongering als oorlogswapen om personen, families, gemeenschappen en samenlevingen en met name kinderen murw en kapot te maken en ontredderd achter te laten; wijst op de kwetsbaarheid van met name vrouwen uit etnische en religieuze minderheden voor seksueel geweld, in het bijzonder bekeerlingen; veroordeelt met klem de dodelijke aanvallen op ziekenhuizen, scholen en andere burgerdoelen over de hele wereld bij gewapende conflicten in 2018; wijst erop dat het recht op leven een belangrijk mensenrecht is en dat illegale oorlogshandelingen daarom te allen tijde unaniem moeten worden veroordeeld en doeltreffend moeten worden aangepakt;

6.

hekelt de afkalving van het multilateralisme en de op regels gebaseerde internationale orde die de bescherming van de mensenrechten wereldwijd danig op de proef stelt; gelooft er sterk in dat benaderingen en besluiten die in onderlinge samenspraak binnen een multilateraal kader worden genomen, in het bijzonder binnen VN-instanties en bestaande overeengekomen onderhandelingskaders binnen regionale organisaties als de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de meest doeltreffende middelen zijn om de belangen van de mensheid te dienen, duurzame conflictoplossingen te vinden op basis van de normen en beginselen van het internationaal recht, het Handvest van de Verenigde Naties en de Slotakte van Helsinki, en vooruitgang op het gebied van de mensenrechten te bevorderen; maakt zich ernstig zorgen over het feit dat in diverse mensenrechtenorganen van de VN, met inbegrip van de VN-Mensenrechtenraad, landen zitting hebben waarvan bewezen is dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige schendingen van de mensenrechten;

7.

is uiterst verontrust over de toename van het aantal moorden, fysieke aanvallen en lastercampagnes en het gebruik van de doodstraf, vervolging, opsluiting, pesterijen en intimidatie jegens mensen die, waar ook ter wereld, opkomen voor de mensenrechten, en met name journalisten, wetenschappers, advocaten, politici en maatschappelijke activisten, waaronder vrouwenrechtenactivisten, milieuactivisten, landbeschermers en pleitbezorgers van religieuze minderheden, voornamelijk in landen waar de corruptie welig tiert en het gerechtelijk toezicht en de eerbiediging van de rechtsstaat sterk te wensen overlaten; maakt zich met name zorgen over de steeds driestere aanvallen op vreemde bodem, waarbij in sommige gevallen de wetten en gebruiken in verband met diplomatieke privileges en immuniteiten worden geschonden; dringt erop aan dat de hoogste geledingen in de besluitvorming zich voor de rechter verantwoorden voor die aanvallen; merkt op dat alle mensenrechtenverdedigers, en met name vrouwen, specifieke risico’s lopen en passende bescherming behoeven; laakt het feit dat bepaalde regeringen wetten hebben aangenomen die de activiteiten van het maatschappelijk middenveld of sociale bewegingen beperken, onder meer door de opheffing van ngo’s of de bevriezing van hun activa; maakt zich ernstig zorgen over het gebruik van repressieve cyberbeveiligings- en antiterrorismewetgeving om mensenrechtenverdedigers te bestrijden;

8.

onderstreept het belang van de wereldwijde bevordering van gendergelijkheid en de rechten van vrouwen en meisjes; benadrukt dat er weliswaar vooruitgang is geboekt, maar dat vrouwen en meisjes nog altijd het slachtoffer worden van discriminatie en geweld; beklemtoont dat de meeste samenlevingen zich nog altijd met moeite een weg banen naar wettelijke emancipatie van vrouwen en meisjes en naar gelijke toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, fatsoenlijk werk, gelijke beloning en politieke en economische vertegenwoordiging; uit zijn bezorgdheid over de wijdverbreide aanhoudende aanvallen op de rechten van vrouwen en op de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en over wetgeving die in vele delen van de wereld deze rechten beperkt; wijst erop dat vrouwelijke genitale verminking en kinderhuwelijken tot de meest wijdverspreide schendingen van de mensenrechten behoren; geeft uiting aan zijn vrees dat vrouwen die een geloof belijden of een overtuiging aanhangen extra kwetsbaar zijn voor vervolging; is ingenomen met het Spotlight-initiatief van de EU en de VN voor het uitbannen van geweld tegen vrouwen en meisjes en vraagt om versterking ervan;

9.

wijst erop dat de eerbiediging en de bevordering van de rechten van het kind, de bestrijding van alle vormen van misbruik, verwaarlozing, mishandeling, handel en uitbuiting van kinderen (waaronder gedwongen huwelijken en het werven of inzetten van kindsoldaten in gewapende conflicten), en de toegang van kinderen tot zorg en onderwijs van essentieel belang zijn voor de toekomst van de mensheid; steunt in dit verband het toezicht- en verslagleggingsmechanisme dat is vastgesteld bij resolutie 1612 van de VN-Veiligheidsraad over kinderen en gewapende conflicten;

10.

benadrukt hoe belangrijk het is dat ten volle rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van personen met een handicap; roept de EU op de bestrijding van discriminatie van mensen met een handicap op te nemen in haar externe optreden en in haar beleid op het gebied van ontwikkelingshulp, evenals de strijd voor gelijke toegang tot de arbeidsmarkt en voor toegang tot onderwijs en opleiding, en oplossingen te bevorderen die het voor personen met een handicap makkelijker maken om aan de samenleving deel te nemen;

11.

vestigt de aandacht op vervolging en discriminatie op grond van etnische of nationale afkomst, sociale klasse, kaste, geloofsovertuiging, taal, leeftijd, geslacht, seksualiteit of genderidentiteit, waar in tal van landen en samenlevingen nog altijd voorbeelden te over van zijn; vindt het zeer zorgwekkend dat de reacties die slachtoffers van deze mensenrechtenschendingen krijgen, steeds intoleranter en hatelijker worden; dringt erop aan dat degenen die voor deze schendingen verantwoordelijk zijn, ter verantwoording worden geroepen;

12.

merkt op dat het aantal gedwongen ontheemden in 2018 ruim 70 miljoen bedroeg, waaronder 26 miljoen vluchtelingen, 41 miljoen intern ontheemden en 3,5 miljoen asielzoekers (10); merkt bovendien op dat er wereldwijd ongeveer 12 miljoen staatlozen zijn; is van mening dat oorlogen, conflicten, terrorisme, geweld, politieke onderdrukking, vervolging op grond van godsdienst of overtuiging, armoede en water- en voedselonzekerheid het risico op nieuwe conflicten en verdere ontheemding in de hand werken; erkent dat de gevolgen van de klimaatverandering voor het milieu, zoals een beperktere toegang tot veilig drinkwater, de ontheemding van bevolkingsgroepen kunnen verergeren;

13.

benadrukt dat de klimaatcrisis en het massale verlies aan biodiversiteit grote bedreigingen voor de bevolking vormen; wijst erop dat fundamentele mensenrechten zoals het recht op leven, gezondheid, voedsel en veilig drinkwater in gevaar komen als er geen gezond milieu bestaat; vestigt de aandacht op de gevolgen voor de mensenrechten van de verwoesting van het milieu, niet alleen voor de betrokken bevolking, maar ook met betrekking tot het recht op een gezond leefmilieu voor de mensheid als geheel; beklemtoont de cruciale verplichtingen en verantwoordelijkheden van staten en andere besluitvormers om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs van 2015 te verwezenlijken, de klimaatverandering te bestrijden, de gevolgen ervan tegen te gaan, nadelige gevolgen voor de mensenrechten te voorkomen en passend beleid te bevorderen met inachtneming van de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten; wijst op de verplichtingen van staten om de biodiversiteit te beschermen en toegang te bieden tot doeltreffende rechtsmiddelen wanneer sprake is van verlies en achteruitgang van de biodiversiteit; steunt de recente wetgevingsinspanningen op internationaal niveau ten aanzien van milieucriminaliteit;

14.

benadrukt dat vrijheid van meningsuiting en mediapluralisme zowel online als offline de kern vormen van veerkrachtige democratische samenlevingen; veroordeelt het misbruik van legitieme doelen zoals terrorismebestrijding, de staatsveiligheid en wetshandhaving om de vrijheid van meningsuiting te beperken; veroordeelt mediapropaganda en de verspreiding van onjuiste informatie over minderheden; dringt erop aan dat, door op internationaal en EU-niveau een rechtskader te ontwikkelen voor de bestrijding van hybride dreigingen, waaronder cyber- en informatieoorlogvoering, de best mogelijke waarborgen worden ingebouwd tegen haatzaaiing en radicalisering, desinformatiecampagnes en vijandige propaganda, met name door toedoen van autoritaire staten en niet-gouvernementele actoren, zoals terroristische groeperingen, zonder dat de fundamentele rechten in het gedrang komen; wijst erop dat de media een afspiegeling van een verscheidenheid aan meningen dienen te zijn en het beginsel van non-discriminatie moeten ondersteunen en eerbiedigen; benadrukt in dit verband dat personen die tot minderheden behoren, gelijke toegang moeten hebben tot omroepmedia, ook in hun eigen taal;

De doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU inzake de mensenrechten vergroten

15.

herinnert eraan dat de EU zich ertoe heeft verbonden mensenrechten en democratie centraal te stellen in haar betrekkingen met derde landen; benadrukt daarom dat de doelstelling om de mensenrechten en de democratie wereldwijd te bevorderen vereist dat ze wordt geïntegreerd in al het EU-beleid met een externe dimensie; roept de EU ertoe op deze verplichtingen na te komen en ervoor te zorgen dat haar engagement autoritaire regimes niet onbedoeld sterker maakt;

16.

verzoekt de Commissie en de lidstaten een nieuw, ambitieus, alomvattend en bindend actieplan inzake mensenrechten en democratie op te stellen voor de komende vijf jaar; pleit ervoor dat alle uitdagingen voor de mensenrechten, waaronder digitale rechten, milieurechten, de rechten van ouderen, sport en mensenrechten, en de rechten van migranten, naar behoren worden aangepakt in het toekomstige actieplan; dringt aan op de instelling van een krachtig toezichtmechanisme om de uitvoering en de impact van het actieplan te beoordelen; verzoekt de lidstaten meer verantwoordelijkheid voor het actieplan te nemen en verslag uit te brengen over de uitvoering ervan;

17.

wijst op het belang van zijn resoluties over mensenrechtenschendingen, de democratie en de rechtsstaat en van de werkzaamheden van zijn Subcommissie mensenrechten; dringt er met klem op aan dat de Commissie en de EDEO nauwer samenwerken met de Subcommissie mensenrechten van het Parlement zodat deze kan deelnemen aan het toekomstige actieplan en kan toezien op de uitvoering ervan; verzoekt de EDEO regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement over het vervolg dat de dienst heeft gegeven aan alle spoedresoluties en/of de bijbehorende aanbevelingen;

18.

wijst erop dat handel, het EU-handelsbeleid en mensenrechten elkaar kunnen en moeten versterken en dat het bedrijfsleven een belangrijke rol heeft te vervullen waar het gaat om het bieden van positieve prikkels ter bevordering van mensenrechten, democratie en verantwoord ondernemerschap; dringt er bij de Commissie en de EDEO op aan doeltreffend gebruik te maken van mensenrechtenclausules in internationale overeenkomsten, niet alleen via politieke dialoog, regelmatige evaluatie van de voortgang en lancering van raadplegingsprocedures op verzoek, maar ook door een doeltreffend mechanisme in het leven te roepen om toezicht te houden op ernstige mensenrechtenschendingen die het gevolg kunnen zijn van bedrijfsactiviteiten; dringt erop aan dat mensenrechtenclausules naar behoren worden gehandhaafd en dienovereenkomstig worden gemonitord, onder meer door middel van meetbare ijkpunten, met de betrokkenheid van het Parlement, het maatschappelijk middenveld en de relevante internationale organisaties; dringt aan op de instelling van een doeltreffend en onafhankelijk klachtenmechanisme voor groepen burgers en belanghebbenden die het slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen; benadrukt dat de EU en haar lidstaten alle mogelijke mensenrechtenschendingen door bedrijven en de negatieve gevolgen van bedrijfsactiviteiten moeten voorkomen;

19.

is voorstander van mensenrechtendialogen met derde landen en ziet dergelijke dialogen als een essentieel instrument voor bilaterale inspanningen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten; wijst erop dat in de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtendialogen met niet-EU-landen een aantal criteria voor het aangaan van een dialoog worden beschreven, waaronder de bereidheid van de regering om de situatie te verbeteren, de inzet van de regering voor de mensenrechtenverdragen, de wil van de regering om samen te werken met de procedures en mechanismen inzake mensenrechten van de Verenigde Naties, en de houding van de regering tegenover de civiele samenleving; dringt er bij de EDEO op aan elke dialoog regelmatig te evalueren, overeenkomstig de voormelde richtsnoeren, en ervoor te zorgen dat de EU haar doelstellingen aanpast en haar opstelling herziet als er geen tastbare vooruitgang wordt geboekt; vraagt de Commissie en de EDEO om, als het gaat om de nakoming van verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en daarmee verband houdende zaken in dialogen of onderhandelingen op politiek en economisch vlak, hun krachten te bundelen met de regeringen van derde landen, en zodoende de impact van mensenrechtendialogen te versterken, met grotere medewerking van maatschappelijke organisaties en relevante internationale organisaties; beveelt aan om te luisteren naar de zorgen die worden geuit over de mensenrechtensituatie in die landen en om passende maatregelen te nemen, onder meer door individuele gevallen aan te kaarten in de context van mensenrechtendialogen; pleit voor een actievere betrokkenheid van het Parlement bij het vaststellen van de agenda’s van de mensenrechtendialogen; benadrukt dat landenstrategieën inzake mensenrechten en de bijbehorende jaarlijkse uitvoeringsverslagen een onmisbaar instrument vormen om beleidssamenhang te waarborgen, belangrijke strategische prioriteiten in kaart te brengen, lange- en kortetermijndoelstellingen vast te stellen en concrete acties te bepalen om de mensenrechten te bevorderen; herhaalt zijn oproep om de leden van het Europees Parlement toegang te verlenen tot de inhoud van de landenstrategieën inzake mensenrechten; is ingenomen met de seminars voor het maatschappelijk middenveld die aan de mensenrechtendialogen voorafgaan, en dringt erop aan dat aan de conclusies daarvan gevolg wordt gegeven en dat maatschappelijke organisaties daarbij betrokken worden;

20.

roept de EU krachtig op om discriminatie consequent aan te pakken door zo goed mogelijk gebruik te maken van het EU-instrumentarium voor de mensenrechten, onder meer via dialoog, door veroordelingen uit te spreken en door initiatieven van het maatschappelijk middenveld en gezamenlijke initiatieven op VN-niveau te ondersteunen, overeenkomstig de onlangs aangenomen EU-richtsnoeren inzake non-discriminatie in het externe optreden en het instrument van de VN inzake discriminatie op grond van afkomst dat in 2017 werd gepubliceerd;

21.

staat volledig achter de werkzaamheden en inspanningen van de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten om de mensenrechten wereldwijd te bevorderen en te beschermen; onderstreept dat binnen het mandaat van de speciale vertegenwoordiger onder meer de belangrijke doelstelling valt om de doeltreffendheid van de Unie op dit gebied te vergroten; roept de speciale vertegenwoordiger op zijn mandaat uit te voeren en de inspanningen van de EU ter versterking van de democratie te helpen schragen; dringt er nogmaals op aan het mandaat van de speciale vertegenwoordiger te herzien teneinde hem te bestendigen en meer controleerbaar te maken, en hem initiatiefbevoegdheden te geven, alsook gepaste middelen en de mogelijkheid om in het openbaar te spreken om verslag uit te brengen over verwezenlijkingen van bezoeken aan derde landen en om de standpunten van de EU over mensenrechtenkwesties mee te delen; herhaalt zijn pleidooi voor grotere transparantie over de activiteiten en missies van de speciale vertegenwoordiger en staat erop dat zijn regelmatige verslagen aan de Raad ook met het Parlement worden gedeeld; is ingenomen met de uitbreiding van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger om ook de steun voor de internationale strafrechtspleging te bevorderen en verwacht van hem dat hij op dit gebied bijzonder actief is;

22.

is ingenomen met de inspanningen van de EDEO en de Commissie om het bewustzijn over de mensenrechten onder EU-ambtenaren doorlopend te vergroten; juicht het toe dat er nu bij alle EU-delegaties contactpunten voor mensenrechten en verbindingsfunctionarissen ten behoeve van mensenrechtenverdedigers aanwezig zijn; roept de EDEO op het Parlement een gedetailleerd verslag over de voltooiing van dit netwerk van contactpunten te doen toekomen om het te kunnen beoordelen en te zorgen voor een consequente uitvoering bij alle EU-delegaties; verzoekt alle EU-delegaties en hun respectieve contactpunten voor de mensenrechten consequent hun verplichting na te komen om mensenrechtenverdedigers te ontmoeten, gedetineerde activisten te bezoeken, hun processen te volgen en te pleiten voor hun bescherming ter plaatse;

23.

onderkent de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de procedure en het formaat van het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld (2018), maar verwacht dat de Raad en de VV/HV nog meer rekening zullen houden met de standpunten van het Parlement in zijn relevante resoluties en/of aanbevelingen teneinde een diepgaandere en doeltreffendere interactie tussen de EU-instellingen te waarborgen met betrekking tot mensenrechtenkwesties; verzoekt de Raad om inspanningen te blijven leveren teneinde deze jaarverslagen eerder in het jaar af te ronden; spoort de Raad aan om ervoor te zorgen dat de vaststelling van het volgende jaarverslag gebaseerd is op een gepast raadplegingsproces;

Zoeken naar oplossingen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten en de democratie

Democratisch bestuur en speelruimte voor het maatschappelijk middenveld

24.

wenst dat de EU en de lidstaten nauwlettend blijven toezien op alle ontwikkelingen die negatieve gevolgen hebben voor bestuur en de speelruimte van het maatschappelijk middenveld wereldwijd, zonder uitzonderingen, en alle daartoe geschikte middelen inzetten om op systematische wijze te reageren op beleids- en wetswijzigingen die door autoritaire regeringen worden geïnitieerd en erop gericht zijn om op fundamentele democratische beginselen gebaseerd bestuur te ondermijnen en de speelruimte van het maatschappelijk middenveld in te perken; is van mening dat de synergie tussen de Commissie, de EDEO en het Parlement op dit gebied moet worden versterkt; verwelkomt de onschatbare hulp die aan maatschappelijke organisaties in de hele wereld wordt geboden in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), dat het voornaamste instrument van de EU blijft voor de uitvoering van haar externe mensenrechtenbeleid; roept op tot het verder versterken van de financiering voor het maatschappelijk middenveld en de mensenrechten in het volgende EIDHR; onderstreept dat in 2018 honderden vreedzame demonstranten uit het maatschappelijk middenveld gearresteerd, mishandeld of willekeurig vastgezet werden en als gevolg van rechtszaken boetes moesten betalen;

De aanpak van de EU ten aanzien van conflicten en de verantwoordingsplicht bij mensenrechtenschendingen

25.

wijst erop dat er een verband bestaat tussen de toename van de mensenrechtenschendingen en de wijdverbreide straffeloosheid en het gebrek aan verantwoordingsplicht in gebieden en landen die verwoest zijn door conflicten of waar politieke intimidatie, discriminatie, misbruik en mishandeling, ontvoeringen, gewelddadige rechtshandhaving, willekeurige arrestaties, foltering en moord aan de orde van de dag zijn; roept de internationale gemeenschap ertoe op acties te ondersteunen om straffeloosheid te bestrijden en de verantwoordingsplicht te bevorderen, met name in regio’s en landen waar de cultuur van straffeloosheid de hoofdverantwoordelijken beloont en de slachtoffers machteloos maakt; benadrukt voorts dat minderheden en gemarginaliseerde groepen vaak zwaar worden getroffen bij conflicten;

26.

herinnert aan zijn resoluties waarin de verantwoordelijken voor conflicten die in 2018 honderden kindslachtoffers hebben veroorzaakt in het kader van opzettelijke aanvallen op de burgerbevolking en de humanitaire infrastructuur, tot de orde worden geroepen; verzoekt alle EU-lidstaten om de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer strikt na te leven en met name geen wapens of bewakings- en inlichtingenapparatuur meer over te dragen die door overheden kunnen worden gebruikt om de mensenrechten te onderdrukken, met name in de context van gewapende conflicten; acht het noodzakelijk dat de EU-lidstaten volledig open zijn en regelmatig rapporteren over hun wapenoverdrachten; herinnert aan zijn resolutie van 27 februari 2014 over de inzet van gewapende drones (11); geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de inzet van gewapende drones buiten het internationale rechtskader; verzoekt de Commissie verder om het Parlement naar behoren op de hoogte te houden van het gebruik van EU-middelen voor alle onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in verband met de bouw van drones; dringt er bij de VV/HV op aan om een verbod uit te vaardigen op de ontwikkeling, de productie en het gebruik van volledig autonome wapens, waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd;

27.

veroordeelt ten stelligste de gruwelijke misdaden en mensenrechtenschendingen die zijn gepleegd door statelijke en niet-statelijke actoren, ook tegen burgers die op vreedzame wijze hun mensenrechten uitoefenden; roept de EU en haar lidstaten op om al hun politieke gewicht in de schaal te leggen om elke handeling die gezien kan worden als genocide, een oorlogsmisdaad of een misdaad tegen de menselijkheid te voorkomen, op een effectieve en gecoördineerde wijze te reageren wanneer dergelijke misdrijven plaatsvinden, alle nodige middelen te mobiliseren om alle verantwoordelijken te berechten, de slachtoffers bij te staan en stabilisatie- en verzoeningsprocessen te ondersteunen; roept de internationale gemeenschap op om instrumenten te ontwikkelen die de kloof tussen waarschuwing en respons kunnen verkleinen, zoals het systeem voor vroegtijdige waarschuwing van de EU, ter voorkoming van het ontstaan, het opnieuw oplaaien of de escalatie van gewelddadige conflicten; verzoekt de EDEO en de Commissie om in het derde EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie een ambitieuze strategie ter bestrijding van straffeloosheid op te nemen; beveelt ten zeerste aan om een Europees waarnemingscentrum voor preventie, verantwoordingsplicht en bestrijding van straffeloosheid op te richten; roept de VV/HV andermaal op om een speciale vertegenwoordiger van de EU voor internationaal humanitair recht en internationale rechtspraak te benoemen die wordt belast met de bevordering, mainstreaming en vertegenwoordiging van de steun die de EU biedt aan de bestrijding van straffeloosheid;

28.

is ingenomen met de inspanningen die de EU in 2018, het jaar waarin het twintig jaar geleden was dat het Statuut van Rome werd aangenomen, heeft geleverd om de universaliteit ervan te bevorderen, en spreekt opnieuw zijn niet-aflatende steun uit voor het Internationaal Strafhof (ICC); merkt op dat het internationale recht momenteel onder grote druk staat; is bezorgd dat vanwege de brede jurisdictie van het ICC slechts 122 van de 193 VN-lidstaten lid zijn van het Internationaal Strafhof en slechts 38 het Kampala-amendement hebben geratificeerd dat het Internationaal Strafhof de bevoegdheid geeft om aanvallen te vervolgen; roept de EU en haar lidstaten op alle VN-lidstaten aan te sporen het Statuut van Rome te ratificeren en toe te passen, en is ontzet over de terugtrekkingen uit het statuut en de dreigingen om dit te doen; roept bovendien de partijen die het Statuut van Rome hebben ondertekend op om met het Internationaal Strafhof te overleggen en samen te werken; verzoekt de EU en haar lidstaten de toetsingen, onderzoeken en beslissingen van het Internationaal Strafhof stelselmatig te steunen en de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat gevallen van niet-samenwerking met het Internationaal Strafhof zich voordoen; roept op om financiële steun te verlenen aan organisaties die — op digitale wijze of anderszins — bewijs verzamelen, bewaren en beschermen van de misdaden die door partijen bij conflicten worden begaan, teneinde hun vervolging op internationaal niveau te vergemakkelijken; verzoekt de EU-lidstaten en het EU-genocidenetwerk om het VN-onderzoeksteam te ondersteunen bij de verzameling, bewaring en opslag van bewijsmateriaal voor misdrijven die momenteel worden of onlangs zijn gepleegd zodat het niet verloren gaat; roept de Commissie en de EDEO op met nieuwe manieren en instrumenten te komen om slachtoffers van schendingen van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht toegang te helpen krijgen tot internationale rechtspraak en bij te staan bij verhaal- en schadeloosstellingsprocedures, onder meer door de capaciteit van niet-EU-landen op te bouwen voor de toepassing van het beginsel van universele rechtsmacht in hun nationale rechtsstelsels;

29.

is ingenomen met en dringt aan op de voortzetting van de eerste verkennende besprekingen van de Raad over de instelling van een mondiaal EU-stelsel van sancties tegen schendingen van de mensenrechten, de zogeheten Magnitsky-lijst, waarmee gerichte sancties kunnen worden opgelegd aan personen die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen, zoals het Parlement meermaals heeft gevraagd, met name in maart 2019; verzoekt de Raad de besprekingen te bespoedigen om zo snel mogelijk de nodige wetgeving aan te nemen, dit mechanisme op te zetten en het toereikend te financieren; benadrukt hoe belangrijk het is dat dit systeem wordt onderworpen aan het EU-mechanisme van rechterlijke toetsing; benadrukt tevens dat sommige EU-lidstaten wetten hebben vastgesteld die voorzien in sancties voor personen die verantwoordelijk worden geacht voor schendingen van de mensenrechten, en vindt dat dit voorbeeld navolging verdient;

30.

verzoekt de VV/HV en de Raad om bijzondere aandacht te schenken aan de mensenrechtensituatie in illegaal bezette gebieden; herhaalt dat de illegale bezetting van grondgebied of een deel ervan een aanhoudende schending van het internationale recht vormt; benadrukt dat de bezettende macht uit hoofde van het internationale humanitaire recht verantwoordelijk is tegenover de burgerbevolking; betreurt de wederopname van vertegenwoordigers van een land dat het grondgebied van een andere staat bezet, in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa;

Mensenrechtenverdedigers

31.

benadrukt dat het werk dat (met name vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers met gevaar voor eigen leven verrichten, van onschatbare waarde en van essentieel belang is; benadrukt de noodzaak van een sterke EU-coördinatie van de samenwerking met overheden van derde landen betreffende mensenrechtenverdedigers; wijst erop dat in 2018 werd stilgestaan bij de twintigste verjaardag van de VN-Verklaring over mensenrechtenverdedigers; adviseert de Europese instellingen en de lidstaten nauwer samen te werken, zodat zij permanente ondersteuning en bescherming kunnen bieden aan mensenrechtenverdedigers; is ingenomen met het “protectdefenders.eu” -mechanisme dat is ingesteld ter bescherming van mensenrechtenverdedigers die groot gevaar lopen, en roept op tot de versterking ervan;

32.

onderstreept dat er een strategische, zichtbare en resultaatgerichte EU-aanpak nodig is om mensenrechtenverdedigers te beschermen; verzoekt de Raad om jaarlijkse conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken over EU-actie ter bevordering en bescherming van mensenrechtenverdedigers in het buitenlands beleid van de EU vast te stellen; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan een gecoördineerde procedure in te voeren om mensenrechtenverdedigers een visum en, wanneer dit wenselijk lijkt, tijdelijke opvang te verstrekken; verzoekt de Commissie en de lidstaten om te zorgen voor voldoende financiering voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers in de desbetreffende thematische programma’s van het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) en ervoor te zorgen dat dit instrument toegankelijk is en de meest behoeftigen bereikt, die het meest gemarginaliseerd zijn; verzoekt de Commissie in de toekomst ten volle gebruik te maken van dit instrument en dringt erop aan dat de EU-delegaties en de lidstaten hun financiering en capaciteit voor noodbescherming en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers die gevaar lopen, opschroeven; veroordeelt de voortzetting van de oplegging van reisverboden aan mensenrechtenactivisten die zittingen van de VN-Mensenrechtenraad in Genève en andere internationale instellingen willen bijwonen; roept de betrokken overheden op om ze op te heffen;

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

33.

staat volledig achter het strategisch engagement voor gendergelijkheid van de EU en achter haar voortdurende inspanningen om de mensenrechtensituatie van vrouwen en meisjes te verbeteren, in overeenstemming met de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030; benadrukt dat gendergelijkheid een topprioriteit moet zijn in alle werkrelaties, beleidsmaatregelen en externe acties van de EU, aangezien dit krachtens de Verdragen een beginsel van de EU en haar lidstaten is; verzoekt de EU om een alomvattende gendergelijkheidsstrategie vast te stellen zodra het strategisch engagement verstrijkt; verzoekt de Commissie om een mededeling op te stellen en vast te stellen voor een vernieuwd genderactieplan na 2020 als belangrijk EU-instrument om bij te dragen aan de rechten van vrouwen en meisjes wereldwijd; verzoekt de lidstaten om het genderactieplan III goed te keuren in conclusies van de Raad; roept de Commissie en de EDEO op gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes verder te bevorderen, en wel door in nauwe samenwerking met internationale organisaties, derde landen en het maatschappelijk middenveld nieuwe rechtskaders inzake gendergelijkheid te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen;

34.

wijst op de alarmerende stijging van geweld tegen vrouwen en meisjes; veroordeelt alle vormen van gendergerelateerde, fysieke, seksuele en psychische geweldpleging; uit zijn ernstige bezorgdheid over het geëscaleerde gebruik van foltering in de vorm van seksueel en gendergerelateerd geweld als oorlogswapen; benadrukt dat seksuele misdrijven en gendergerelateerd geweld volgens het Statuut van Rome worden beschouwd als oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid of onderdelen van genocide of foltering; dringt er bij de landen op aan hun wetgeving te versterken om deze kwesties aan te pakken; herhaalt zijn verzoek aan de EU-lidstaten en leden van de Raad van Europa die dat nog niet hebben gedaan, om het Verdrag van Istanbul zo spoedig mogelijk te ratificeren en uit te voeren; dringt aan op verdere maatregelen om een einde te maken aan alle vormen van gendergerelateerd geweld en schadelijke praktijken waaraan vrouwen en meisjes ten prooi vallen, zoals gedwongen of vroegtijdige huwelijken, vrouwelijke genitale verminking, seksueel geweld en gedwongen geloofsbekering; steunt de voortzetting van het gezamenlijke Spotlight-initiatief van de EU en de VN; verzoekt de EU-delegaties te zorgen voor gegevensverzameling over geweld tegen vrouwen, landenspecifieke aanbevelingen op te stellen en beschermingsmechanismen en ondersteuningsstructuren voor slachtoffers te bevorderen;

35.

bevestigt dat de toegang tot gezondheid een mensenrecht is en dat seksuele en reproductieve gezondheid en rechten berusten op fundamentele mensenrechten en essentiële elementen van de menselijke waardigheid zijn; wijst erop dat een ontoereikende toegang tot essentiële goederen en sociale diensten (zoals water, voedsel, gezondheid, onderwijs en sanitaire voorzieningen) en een moeilijke toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg een onacceptabele schending van de mensenrechten vormen; veroordeelt de schendingen van de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen, waaronder het ontzeggen van de toegang tot desbetreffende diensten; benadrukt dat adequate en betaalbare gezondheidszorg, waaronder geestelijke gezondheidszorg zoals psychologische hulp, en de universele eerbiediging van en toegang tot seksuele en reproductieve rechten en onderwijs voor alle vrouwen moeten worden gegarandeerd en dat zij vrij en verantwoordelijk moeten kunnen beslissen over hun gezondheid, met inbegrip van hun seksuele en reproductieve gezondheid; benadrukt dat deze diensten belangrijk zijn om vrouwenlevens te redden en de zuigelingen- en kindersterfte terug te dringen; vindt het onacceptabel dat de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen en meisjes een twistpunt blijven, onder meer in multilaterale fora; benadrukt dat vrouwen en meisjes die slachtoffer zijn van gewapende conflicten, recht hebben op noodzakelijke medische zorg; benadrukt het belang van de rol van vrouwen bij de preventie en oplossing van conflicten, bij operaties voor vredeshandhaving, humanitaire hulp en wederopbouw na conflicten, alsmede bij de bevordering van de mensenrechten en democratische hervormingen;

36.

verzoekt de EU om met andere landen te werken aan een vergroting van hun inspanningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en sociale diensten, gegevensverzameling, financiering en programmering, om seksueel en gendergerelateerd geweld wereldwijd beter te voorkomen en te bestrijden; herinnert eraan dat onderwijs een wezenlijk instrument is in de strijd tegen discriminatie en geweld tegen vrouwen en kinderen; verzoekt om maatregelen om de toegang van vrouwen en meisjes tot onderwijs en de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en om bijzondere aandacht te schenken aan het genderevenwicht bij het invullen van leidinggevende functies door bedrijven; dringt er tevens op aan om onderwijs voor meisjes op te nemen in EU-overeenkomsten met ontwikkelingslanden;

Rechten van het kind

37.

onderstreept dat minderjarigen vaak het slachtoffer zijn van specifieke vormen van misbruik, zoals gedwongen kindhuwelijken, kinderprostitutie, het gebruik van kindsoldaten, genitale verminking, kinderarbeid en kinderhandel, met name tijdens humanitaire crises en gewapende conflicten, en daarom aanvullende bescherming nodig hebben; vestigt met name de aandacht op staatloze kinderen, migranten- en vluchtelingenkinderen; roept de EU op om met niet-EU-landen samen te werken om een einde te maken aan vroegtijdige huwelijken, kindhuwelijken en gedwongen huwelijken door vast te stellen dat 18 jaar de wettelijke minimumleeftijd is voor een huwelijk, te eisen dat de leeftijd van beide echtelieden wordt gecontroleerd en dat wordt nagegaan of zij volledig en vrij instemmen, verplichte registratie van huwelijken in te voeren, en ervoor te zorgen dat deze regels worden nageleefd; dringt aan op nieuwe EU-initiatieven om de rechten van het kind te bevorderen en te beschermen, onder meer om kindermisbruik wereldwijd te voorkomen en tegen te gaan, om kinderen die getroffen zijn door conflicten, met name kinderen die het slachtoffer zijn van extremistische groeperingen en kinderen die lijden onder meervoudige en intersectionele discriminatie, te verzekeren van rehabilitatie en herintegratie en een beschermde gezins- en gemeenschapsomgeving als hun natuurlijke leefomgeving, waar zorg en onderwijs centraal staan; verzoekt de EU de aanzet te geven tot een internationale beweging ter bescherming van de rechten van het kind, onder meer door een internationale conferentie te organiseren over de bescherming van kinderen in verre van stabiele omgevingen; bevestigt nogmaals dat het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de facultatieve protocollen daarbij dringend overal ter wereld moeten worden geratificeerd en daadwerkelijk ten uitvoer moeten worden gelegd;

Rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI)

38.

veroordeelt het willekeurig opsluiten, folteren, vervolgen en vermoorden van LGBTI; merkt op dat in een aantal landen wereldwijd LGBTI nog steeds te maken hebben met vervolging en geweld op grond van hun seksuele geaardheid; betreurt dat in tal van landen homoseksualiteit nog steeds strafbaar is, met inbegrip van enkele landen waar voor homoseksualiteit de doodstraf geldt; meent dat praktijken en geweld tegen individuen op basis van hun seksuele geaardheid niet ongestraft mogen blijven en moeten worden uitgeroeid; vraagt om de EU-richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van het genot van alle mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen ten uitvoer te leggen;

Rechten van personen met een handicap

39.

is ingenomen met de ratificaties van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap; wijst nogmaals op het belang van daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan door zowel de lidstaten als de EU-instellingen; wijst op het belang van non-discriminatie en op de noodzaak van het op geloofwaardige wijze integreren van het beginsel van universele toegankelijkheid en van het waarborgen van de rechten van personen met een handicap in alle relevante EU-beleidslijnen, met inbegrip van het ontwikkelingsbeleid; roept op tot de oprichting van een mondiaal expertisecentrum om personen met een handicap toekomstgerichte en ondernemersvaardigheden bij te brengen;

De bestrijding van kastendiscriminatie

40.

neemt met grote bezorgdheid kennis van de schaal en de gevolgen van hiërarchische kastenstelsels, discriminatie op grond van kaste, en de aanhoudende mensenrechtenschendingen op grond van kaste, met inbegrip van de ontzegging van toegang tot het gerechtelijk apparaat of werkgelegenheid, aanhoudende segregatie, armoede en stigmatisering, en hinderpalen voor de uitoefening van fundamentele mensenrechten en de bevordering van menselijke ontwikkeling op grond van kaste; herhaalt zijn oproep om een EU-beleid inzake kastendiscriminatie te ontwikkelen en roept de EU op haar ernstige bezorgdheid over kastendiscriminatie niet in de wind te slaan; dringt aan op de vaststelling van een EU-instrument ter preventie en uitbanning van discriminatie op grond van kaste; herhaalt zijn oproep aan de EU en haar lidstaten om hun inspanningen en steuninitiatieven op het niveau van de VN en de delegatie te intensiveren om discriminatie op grond van kaste uit te bannen; merkt op dat dergelijke initiatieven de bevordering van specifieke indicatoren, uitgesplitste gegevens en speciale maatregelen moeten omvatten om korte metten te maken met kastendiscriminatie bij de uitvoering van en het toezicht op de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030, de naleving van het nieuwe oriënterende instrument van de VN inzake discriminatie op grond van afkomst, en steun voor staten;

Inheemse volkeren

41.

is uiterst bezorgd over het feit dat inheemse volkeren wereldwijd te maken hebben met wijdverbreide en systematische discriminatie en vervolging, waaronder willekeurige arrestaties en moorden op mensenrechtenverdedigers, gedwongen ontheemding, landroof en schending van hun rechten door bedrijven; wijst erop dat de meeste inheemse volkeren onder de armoedegrens leven; roept alle staten op om inheemse volkeren te betrekken bij het besluitvormingsproces inzake strategieën om de klimaatverandering aan te pakken; roept landen op om de bepalingen van IAO-verdrag nr. 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken te ratificeren;

Vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en levensovertuiging

42.

benadrukt dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en levensovertuiging (meer algemeen bekend als de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging), met inbegrip van het recht om niet te geloven of theïstische, niet-theïstische, agnostische of atheïstische standpunten te huldigen, het recht op geloofsverzaking en het recht om geen godsdienst te belijden, overal ter wereld moet worden gewaarborgd en onvoorwaardelijk moet worden beschermd; dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan hun strijd voor de verdediging van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging op te voeren en de dialoog aan te gaan met landen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en religieuze, niet-confessionele, humanistische en levensbeschouwelijke groeperingen en kerken, religieuze verenigingen en gemeenschappen, dit met het oog op het voorkomen van gewelddaden, vervolging, onverdraagzaamheid en discriminatie op grond van gedachten, geweten, levensbeschouwelijke overtuigingen en godsdienst of levensovertuiging; betreurt de anti-bekerings- en blasfemiewetten, die de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging van religieuze minderheden en atheïsten aanzienlijk beperken of hun deze vrijheden zelfs ontzeggen; dringt er tevens bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan de EU-richtsnoeren inzake de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging volledig uit te voeren;

43.

roept de EU en haar lidstaten op allianties te blijven vormen en nauwer te gaan samenwerken met een brede waaier aan landen en regionale organisaties, om zo op het gebied van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging voor een positieve omslag te zorgen, met name in conflictgebieden waar religieuze groepen, zoals christenen in het Midden-Oosten, het meest kwetsbaar zijn; geeft zijn volledige steun aan de werkwijze van de EU om in de VN-Mensenrechtenraad het voortouw te nemen bij thematische resoluties en in de Algemene Vergadering van de VN inzake de vrijheid van godsdienst en overtuiging;

44.

staat achter het werk en de inspanningen van de speciaal gezant voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging buiten de Europese Unie; roept de Raad en de Commissie nogmaals op een transparante en alomvattende beoordeling uit te voeren van de doeltreffendheid en de toegevoegde waarde van de functie van de speciaal gezant in het proces van de verlenging en versterking van zijn mandaat en functie door de Commissie; dringt erop aan voldoende middelen voor zijn werkzaamheden uit te trekken om de doeltreffendheid van de EU op dit gebied te vergroten; wijst de Raad en de Commissie andermaal op de noodzaak om het institutionele mandaat, de capaciteit en de taken van de speciaal gezant voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging, in permanent overleg met religieuze en levensbeschouwelijke organisaties, op gepaste wijze te ondersteunen door de mogelijkheid te onderzoeken van een meerjarige termijn die jaarlijks wordt herzien, en door binnen alle relevante EU-instellingen netwerken te ontwikkelen, in overeenstemming met zijn resolutie van 15 januari 2019 over de EU-richtsnoeren en het mandaat van de speciaal EU-gezant voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging buiten de EU;

Vrijheid van meningsuiting, mediavrijheid en recht op informatie

45.

laakt en veroordeelt met klem het doden, ontvoeren, opsluiten, intimideren en aanvallen (ook fysiek en langs gerechtelijke weg) van journalisten, bloggers en klokkenluiders, alsook de bedreigingen waarmee zij in 2018 te maken kregen; verzoekt de EU alles in het werk te stellen om hen in de toekomst te beschermen; herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media een cultuur van pluralisme bevorderen en essentiële onderdelen van de fundamenten van een democratische samenleving zijn; wijst erop dat journalisten vrij moeten zijn om hun beroep uit te oefenen zonder bang te hoeven zijn voor vervolging of gevangenneming; benadrukt dat beperkingen van de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid, bijvoorbeeld door online-inhoud te verwijderen, een uitzondering moeten blijven, dat daarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel en dat zij slechts mogelijk mogen zijn wanneer de wet dat voorschrijft en een rechtbank daartoe besluit;

46.

verzoekt de EU, haar lidstaten en met name haar speciale vertegenwoordiger bijzondere aandacht te besteden aan de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid, de onafhankelijkheid en het pluralisme van de media wereldwijd, beter toezicht te houden op alle vormen van beknotting van de vrijheid van meningsuiting en de media (online en offline), dergelijke beperkingen stelselmatig te veroordelen en alle beschikbare diplomatieke middelen en instrumenten in te zetten om ze ongedaan te maken; benadrukt het belang van het veroordelen en bestrijden van haatzaaiende uitlatingen en aansporingen tot geweld, zowel online als offline, omdat deze een directe bedreiging vormen voor de rechtsstaat en de waarden die door de mensenrechten worden belichaamd; steunt initiatieven die helpen om nepnieuws en propagandistische desinformatie te onderscheiden van informatie die voortkomt uit echt en onafhankelijk journalistiek werk; benadrukt dat het belangrijk is om de daadwerkelijke en systematische uitvoering van de EU-richtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline te verzekeren en de effecten ervan regelmatig te monitoren;

Doodstraf, foltering en andere vormen van mishandeling

47.   veroordeelt het gebruik van foltering, onmenselijke en onterende behandeling en de doodstraf, die in vele landen in de hele wereld nog altijd worden toegepast; is bezorgd over het aantal veroordelingen en executies om redenen die niet overeenstemmen met de definitie van ernstige misdrijven, hetgeen indruist tegen het internationaal recht; roept landen die dit nog niet hebben gedaan op om onmiddellijk een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als een stap naar de afschaffing daarvan; verzoekt de EU zich harder in te spannen om foltering en de doodstraf uit te bannen; vraagt de EU en haar lidstaten bijzonder waakzaam te zijn ten aanzien van staten die de doodstraf juridisch of feitelijk opnieuw dreigen in te voeren; dringt erop aan de wereldwijde handel in goederen die voor foltering en de doodstraf worden gebruikt, te beëindigen;

48.   acht het van essentieel belang dat alle vormen van foltering en mishandeling, waaronder psychische mishandeling, van mensen in gevangenissen en andere detentiecentra worden bestreden, dat meer wordt gedaan om de naleving van het desbetreffende internationale recht te waarborgen, en dat de slachtoffers schadeloos worden gesteld; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de toestand van de gevangenissen en de detentieomstandigheden in een aantal landen, met inbegrip van de toegang tot zorg en geneesmiddelen, met name voor ziekten zoals hepatitis of hiv; wijst erop dat de weigering om gevangenen toegang te bieden tot gezondheidszorg een vorm van mishandeling of zelfs foltering is en kan neerkomen op het niet verlenen van bijstand aan een in gevaar verkerend persoon; is ingenomen met het herziene EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; verzoekt de lidstaten om in al hun maatregelen en beleid waarborgen te integreren tegen foltering en andere vormen van mishandeling;

49.   is ingenomen met de instelling van de EU-coördinatiegroep voor de bestrijding van foltering in 2017; is in dit verband ingenomen met de actualisering van de EU-wetgeving zoals gevraagd in zijn wetgevingsresolutie van 29 november 2018 over de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede behandeling of bestraffing (12); acht het belangrijk de samenwerking met VN-mechanismen, regionale organen en relevante actoren zoals het Internationaal Strafhof, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers verder te versterken in de strijd tegen foltering en andere vormen van mishandeling;

Bedrijfsleven en mensenrechten

50.

verklaart nogmaals dat de activiteiten van alle ondernemingen, of zij nu in eigen land of over de grenzen heen werkzaam zijn, volledig in overeenstemming moeten zijn met de internationale mensenrechtennormen; bevestigt bovendien dat het van belang is maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen; onderstreept dat het van belang is dat Europese ondernemingen de leiding nemen in de bevordering van internationale normen inzake bedrijfsleven en mensenrechten; herinnert eraan dat ondernemingen de verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat hun activiteiten en toeleveringsketens niet betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen, zoals dwangarbeid en kinderarbeid, de schending van de rechten van inheemse volkeren, landroof, het bedreigen en aanvallen van mensenrechtenverdedigers en milieubederf;

51.

wijst op de noodzaak om een internationaal bindend instrument in het leven te roepen aan de hand waarvan de activiteiten van transnationale en andere ondernemingen overeenkomstig het internationaal recht inzake de mensenrechten kunnen worden gereguleerd; dringt aan op een wetgevingsvoorstel over de naleving van de mensenrechten en het betrachten van de nodige zorgvuldigheid door ondernemingen om schendingen in het kader van hun wereldwijde activiteiten te voorkomen en slachtoffers van misdragingen door ondernemingen betere toegang tot rechtsmiddelen te bieden; benadrukt hoe belangrijk het is dat alle landen de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten volledig ten uitvoer leggen en verzoekt alle lidstaten die nog geen nationaal actieplan inzake bedrijfsleven en mensenrechten hebben vastgesteld, dit zo snel mogelijk alsnog te doen; moedigt de EU en haar lidstaten aan om constructief tot de werkzaamheden van de intergouvernementele werkgroep van de VN inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten bij te dragen; beschouwt dit als een noodzakelijke stap voorwaarts in de bevordering en bescherming van de mensenrechten;

52.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat door de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ondersteunde projecten in overeenstemming zijn met het EU-beleid en de EU-toezeggingen inzake mensenrechten, en te zorgen voor verantwoordingsmechanismen waarmee individuen schendingen in verband met de activiteiten van de EIB en de EBWO aan de orde kunnen stellen; is van mening dat een interinstitutionele taskforce van de EU inzake bedrijfsleven en mensenrechten een nuttig aanvullend instrument zou zijn; roept de particuliere sector en met name financiële, verzekerings- en transportbedrijven op om hun diensten aan te bieden aan verleners van humanitaire noodhulp, met volledige inachtneming van de humanitaire vrijstellingen en de vrijstellingen waarin de EU-wetgeving voorziet; is ingenomen met de instelling van de onafhankelijke Canadese ombudsman voor verantwoord ondernemen;

53.

is ingenomen met de SAP+-regeling, die als middel wordt gebruikt om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de 27 fundamentele internationale overeenkomsten op het gebied van mensenrechten en arbeidsnormen te stimuleren; erkent dat wereldwijde waardeketens bijdragen aan de verbetering van fundamentele internationale arbeids-, milieu- en sociale normen, en een mogelijkheid bieden voor duurzame vooruitgang, met name in ontwikkelingslanden en landen met een verhoogd risico voor de gevolgen van klimaatverandering; benadrukt dat niet-EU-landen die in aanmerking komen voor de SAP+-regeling vooruitgang moeten boeken met betrekking tot alle aspecten van de mensenrechten; merkt op dat versterkte en doeltreffende monitoringmechanismen de potentiële hefboomwerking van handelspreferentiestelsels kunnen versterken in reactie op mensenrechtenschendingen; steunt de opname en tenuitvoerlegging van voorwaardelijkheidsclausules inzake mensenrechten in internationale overeenkomsten tussen de EU en derde landen, ook op het vlak van handel en investeringen; verzoekt de Commissie de tenuitvoerlegging van deze clausules systematisch te volgen om te waarborgen dat de begunstigde landen zich eraan houden, en aan het Parlement regelmatig verslag uit te brengen over de naleving van de mensenrechten door de partnerlanden;

Nieuwe technologieën en de mensenrechten

54.

benadrukt hoe belangrijk het is dat er een EU-strategie wordt uitgewerkt om nieuwe technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, in dienst te stellen van de bevolking en om de potentiële bedreiging van nieuwe technologieën voor de mensenrechten aan te pakken, met inbegrip van desinformatie, grootschalig toezicht, nepnieuws, haatzaaiende uitlatingen, door de staat gesteunde beperkingen en misbruik van kunstmatige intelligentie; benadrukt voorts de specifieke dreiging die deze technologieën kunnen vormen bij het controleren, beperken en ondermijnen van legitieme activiteiten; onderstreept dat het van belang is het juiste evenwicht te vinden tussen de bescherming van de mensenrechten, en met name het recht op privacy, en andere legitieme overwegingen, zoals veiligheid en de strijd tegen misdaad, terrorisme en extremisme; is bezorgd over het feit dat bepaalde technologieën voor cybertoezicht voor tweeërlei gebruik steeds vaker worden gebruikt tegen mensenrechtenactivisten, journalisten, politieke tegenstanders en advocaten;

55.

dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan om in samenwerking met de overheden van derde landen een einde te maken aan repressieve wetgeving en praktijken op het gebied van cyberveiligheid en terrorismebestrijding; herinnert aan de verplichting om bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (13), waarin de producten voor tweeërlei gebruik zijn vermeld waarvoor een vergunning vereist is, jaarlijks te actualiseren; benadrukt dat er doeltreffende digitale samenwerking nodig is tussen overheden, de particuliere sector, het maatschappelijk middenveld, de academische en technische wereld, de sociale partners en andere belanghebbenden om een veilige en inclusieve digitale toekomst voor iedereen te waarborgen, overeenkomstig de internationale mensenrechtenwetgeving;

Migranten en vluchtelingen

56.

benadrukt dat het dringend noodzakelijk is om de onderliggende oorzaken van migratiestromen aan te pakken, waaronder oorlogen, conflicten, autoritaire regimes, vervolging, irreguliere migratienetwerken, mensenhandel, smokkelactiviteiten, armoede, economische ongelijkheid en klimaatverandering, en om langetermijnoplossingen te vinden die gebaseerd zijn op eerbiediging van de mensenrechten en de menselijke waardigheid; onderstreept dat er legale migratiekanalen en -mogelijkheden in het leven moeten worden geroepen en dat, waar mogelijk, vrijwillige terugkeer moet worden bevorderd, onder meer in overeenstemming met het beginsel van non-refoulement;

57.

vraagt met klem om de externe dimensie van de vluchtelingencrisis aan te pakken, onder meer door samenwerking en partnerschappen met de betrokken derde landen tot stand te brengen en zodoende naar duurzame oplossingen voor conflicten te zoeken; meent dat de naleving van het internationale recht inzake vluchtelingen en mensenrechten een belangrijke bouwsteen vormt voor de samenwerking met derde landen; benadrukt dat er in overeenstemming met de mondiale pacten inzake migratie en vluchtelingen echte stappen moeten worden gezet om de zelfredzaamheid van vluchtelingen te vergroten, de toegang tot oplossingen uit derde landen uit te breiden, de mensenrechtenomstandigheden bij het migratiebeheer te verbeteren, met name in landen van herkomst of doorreis, en een veilige terugkeer in waardigheid te waarborgen; verzoekt de EU en haar lidstaten volledig transparant te zijn over hun samenwerkingsbeleid met derde landen en de toewijzing van middelen aan die landen voor de samenwerking op migratiegebied; acht het van belang dat de middelen voor ontwikkeling en samenwerking hun doel blijven dienen en niet ten goede komen aan daders van mensenrechtenschendingen; verzoekt de EU steun te verlenen aan het initiatief van het UNHCR om stateloosheid tegen 2024 binnen en buiten de EU te beëindigen;

58.

betreurt de dodentol onder vluchtelingen en migranten en laakt de mensenrechtenschendingen die zij ondergaan in de Middellandse Zee; hekelt ook de aanvallen op ngo’s die deze mensen helpen; verzoekt de EU en haar lidstaten om de humanitaire hulp voor gedwongen ontheemden te verhogen; verzoekt de EU en haar lidstaten om steun te verlenen aan gemeenschappen die vluchtelingen opvangen; beklemtoont dat de tenuitvoerlegging van de mondiale pacten inzake migratie en inzake vluchtelingen daarom niet alleen hand in hand moet gaan met de tenuitvoerlegging van de Agenda 2030 van de VN zoals vervat in de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, maar ook met een verhoging van de investeringen in ontwikkelingslanden;

59.

benadrukt dat de klimaatcrisis en het massale verlies aan biodiversiteit een grote bedreiging voor de mensenrechten vormen; verzoekt de Commissie en de EDEO te werken aan een EU-strategie ter bescherming van een gezond milieu door nauw samen te werken met derde landen en internationale organisaties zoals het UNHCR, dat onlangs met het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) een gezamenlijke strategie heeft gelanceerd; benadrukt dat er volgens schattingen van de VN tegen 2050 vele milieu-ontheemden zullen zijn; herinnert aan de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de landen en andere verantwoordelijke organen om de effecten van de klimaatverandering te verminderen en te voorkomen dat deze negatieve gevolgen voor de mensenrechten heeft; is verheugd over de internationale inspanningen om milieukwesties, natuurrampen en de klimaatverandering nauwer met de mensenrechten te verbinden; verzoekt de EU actief deel te nemen aan het internationale debat over een mogelijk normatief kader ter bescherming van “milieu- en klimaatontheemden”;

Ondersteuning van de democratie

60.

benadrukt dat de EU democratische en daadwerkelijk politiek pluralistische mensenrechteninstellingen, onafhankelijke media, parlementen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld actief moet blijven ondersteunen bij hun inspanningen ter bevordering van de democratisering, rekening houdend met de context en met de culturele en nationale achtergrond van de betrokken derde landen om de dialoog en het partnerschap te versterken; herinnert eraan dat mensenrechten een fundamentele hoeksteen zijn van democratiseringsprocessen; neemt met genoegen nota van de niet-aflatende inzet van het Europees Fonds voor Democratie (EFD) in de Westelijke Balkan en in het oostelijke en zuidelijke nabuurschap van de EU voor de bevordering van democratie en eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele vrijheden; herinnert eraan dat de ervaring die is opgedaan met de overgang naar democratie in het kader van het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid op een positieve manier kan bijdragen aan de vaststelling van beproefde methoden die gebruikt kunnen worden voor de ondersteuning en consolidering van andere democratiseringsprocessen, waar ook ter wereld; wijst erop dat de uitbreiding van de EU het meest effectieve instrument is gebleken ter ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten op het Europese continent, en is van oordeel dat toetreding tot de EU daarom mogelijk dient te blijven voor landen die zich willen aansluiten en hervormingen hebben doorgevoerd, overeenkomstig artikel 49 VEU; dringt er bij de EU op aan de uitvoering van de bepalingen ter bescherming van de mensenrechten en de rechten van personen die tot minderheden behoren, gedurende alle uitbreidingsprocessen nauwlettend te volgen;

61.

is ingenomen met de conclusies van de Raad van 14 oktober 2019 over democratie als begin van de actualisering en versterking van de EU-aanpak om de democratie te versterken; benadrukt in dit verband de rol van onderwijs over mensenrechten en democratisering als essentiële instrumenten om deze waarden binnen en buiten de EU te versterken; benadrukt hoe belangrijk het is om specifieke financieringsregels vast te stellen voor EU-steunprogramma’s voor democratie, rekening houdend met de aard van democratische veranderingen; onderstreept dat voldoende middelen moeten worden geïnvesteerd om programma’s voor de ondersteuning van democratie en de beleidsprioriteiten beter te coördineren; steunt de inspanningen om transparantie over de EU-steun op dit gebied te waarborgen; verbindt zich ertoe een grotere transparantie van democratische processen te bevorderen, met name inzake de financiering van politieke en thematische campagnes van verschillende niet-statelijke actoren;

62.

spreekt nogmaals zijn waardering uit voor de niet-aflatende ondersteuning die de EU bij verkiezingsprocessen biedt en voor de bijstand en steun die zij daarbij aan binnenlandse waarnemers verleent; is ingenomen met en staat volledig achter het werk van de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen van het Parlement; wijst nogmaals op het belang van een behoorlijke follow-up van de verslagen en aanbevelingen van verkiezingswaarnemingsmissies, als een manier om hun invloed te vergroten en de EU-steun voor democratische normen in de betrokken landen te versterken; benadrukt dat de democratie gedurende de gehele verkiezingscyclus moet worden ondersteund door middel van flexibele langetermijnprogramma’s die rekening houden met de aard van democratische veranderingen; dringt erop aan om gevallen van mensenrechtenschendingen tegen kandidaten tijdens verkiezingsprocessen, met name tegen personen die tot kwetsbare groepen of minderheden behoren, nauwlettend in de gaten te houden;

o

o o

63.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 74e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten en de hoofden van de EU-delegaties.

(1)  https://undocs.org/A/HRC/36/46/Add.2

(2)  PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

(3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0515.

(4)  PB C 224 van 27.6.2018, blz. 58.

(5)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0187.

(6)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0013.

(7)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0279.

(8)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0129.

(9)  Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0111.

(10)  UNHCR — Global Trends 2018 report (19 juni 2019).

(11)  PB C 285 van 29.8.2017, blz. 110.

(12)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0467.

(13)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.


Top