EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE3642

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over industriële transitie naar een groene en digitale Europese economie: regelgevingsvereisten en de rol van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld (verkennend advies)

EESC 2020/03642

PB C 56 van 16.2.2021, p. 10–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 56/10


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over industriële transitie naar een groene en digitale Europese economie: regelgevingsvereisten en de rol van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld

(verkennend advies)

(2021/C 56/02)

Rapporteur:

Lucie STUDNIČNÁ

Raadpleging

Europees Parlement, 15.9.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de voltallige vergadering

2.12.2020

Zitting nr.

556

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

148/89/19

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan voordat de industriële transitie naar een groene en digitale Europese economie kan leiden tot een duurzame, billijke en maatschappelijk aanvaardbare toekomst in Europa. Door de COVID-19-pandemie is de behoefte aan een veel ruimere en sterkere participatie van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in de beleidsvorming op alle niveaus en aan een sterk regelgevingskader en normen op Europees niveau, met name met betrekking tot de sociale agenda, nog urgenter geworden. Het actieplan dat werd aangekondigd voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR), moet bij deze inspanningen een belangrijke rol spelen.

1.2.

Het is van essentieel belang om te erkennen dat beleidsmaatregelen inzake klimaatverandering, circulaire economie en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap elkaar aanvullen en dat de nadruk wordt gelegd op het circulaire karakter van energie uit hernieuwbare bronnen.

1.3.

Werkgevers, ondernemers en betrokkenheid van de particuliere sector zijn een drijvende kracht voor structurele veranderingen en zijn aldus cruciaal voor de industriële transitie. Aangezien innovatie in Europa veelal voortspruit uit kleine entiteiten moet de nadruk worden gelegd op de totstandbrenging van een gunstig ondernemingsklimaat voor en de bevordering van het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen die hoogwaardige kennisdiensten leveren. Zij spelen vaak een pioniersrol bij de marktpositionering van desbetreffende sectoren en zijn betrouwbare en crisisbestendige werkgevers. De ervaring van sociale ondernemingen en organisaties moet ook benut worden, aangezien ze werkzaam zijn op gebieden waar de gevolgen van de groene en digitale transities zich doen gevoelen. Daarom moeten hun activiteiten en sociale-innovatieprocessen worden gestimuleerd.

1.4.

Er moet op coherente wijze een mechanisme worden ingesteld om financiële middelen van de particuliere sector te kanaliseren naar investeringen die voldoen aan de ESG-criteria (ecologische, sociale en governancecriteria). De strategieën voor de bankenunie, de kapitaalmarktenunie, duurzame financiering, digitale financiering en kleine en middelgrote ondernemingen versterken elkaar dus allemaal en rechtvaardigen het overhevelen van middelen naar de meer productieve projecten, in een economie die voor soms wel 80 % van de financieringsbehoeften afhankelijk is van de bankensector.

1.5.

Een veerkrachtig, duurzaam, billijk en welvarend Europa heeft een regelgevingskader nodig dat het proces voor een rechtvaardige transitie kan bevorderen, maar tegelijkertijd ook rekening houdt met de ethische gevolgen ervan en met publieke belangen zoals consumentenbescherming, gezondheid, veiligheid en kwaliteit. Het EESC beveelt aan dat Europese en nationale instellingen nieuwe governancestructuren introduceren die kunnen garanderen dat de lokale economie, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld op een actieve manier worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van billijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transities sociaal rechtvaardig verlopen. Een van de belangrijkste governance-instrumenten om sociaal rechtvaardige transities door te voeren en de vorderingen ervan te monitoren, is het Europees Semester. Het EESC beveelt aan om nieuwe, betere, meetbare en aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren op te nemen in het Europees Semester om zo alle beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren en in het oog te houden.

1.6.

De regio’s moeten een grotere rol krijgen in de Europese transitieagenda. De nadruk moet daarbij liggen op langetermijnplanning, een sterk plaatsgebonden benadering, slimme specialisatie en een agenda voor menselijk kapitaal, alsook op een goed evenwicht tussen de transitieambitie op lange termijn en de prioriteiten op korte termijn.

1.7.

Het EESC vindt dat de financierings- en steuninstrumenten voor transitiegerelateerde activiteiten op EU-niveau moeten worden aangevuld met nationale middelen, waarbij moet worden gezorgd voor de noodzakelijke coördinatie tussen de verschillende bestuursniveaus. Om te garanderen dat de financiering toereikend is, pleit het EESC ook voor een ruimer scala aan eigen middelen.

1.8.

Een agenda voor menselijk kapitaal is een van de voorwaarden voor een succesvolle transitie. Een aantal actoren, waaronder onderwijsinstellingen, werkgevers, vakbonden, openbare diensten voor arbeidsvoorziening, ngo’s en beroepsorganisaties, moeten samenwerken met het oog op de ontwikkeling van vaardigheden en het anticiperen op het volledige pakket van de toekomstige behoeften aan nieuwe en oude vaardigheden.

1.9.

Het EESC is ingenomen met het actieplan dat werd aangekondigd voor de implementatie van de EPSR. Het EU-acquis inzake arbeidsrecht moet worden versterkt om een rechtvaardige transitie voor werknemers beter te ondersteunen. In het kader van het actieplan moet een minimum aan basisrechten op EU-niveau worden vastgelegd, waaronder: het recht op gezondheid en veiligheid voor alle werknemers, ook in het geval van nieuwe arbeidsvormen; het recht op voorlichting, raadpleging, medezeggenschap en participatie, waarbij dat recht niet wordt beperkt tot transitiesituaties; het recht op de ontwikkeling van vaardigheden; minimumnormen voor werkloosheidsverzekering; minimumloon; en collectieve onderhandelingen.

2.   Algemene opmerkingen en toekomstgerichte aanpak

2.1.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement heeft om dit verkennend advies verzocht als bijdrage aan het aangekondigde actieplan voor de implementatie van de EPSR en de volgende sociale top van de EU, die voor mei 2021 in Porto is gepland.

2.2.

Europese bedrijven en werknemers worden geconfronteerd met de immense sociale en economische gevolgen van de COVID-19-pandemie. Veel bedrijven staan op instorten, mensen raken hun baan kwijt en huishoudens verliezen hun inkomstenbron. Ondanks de nooit eerder geziene economische reddingsmaatregelen die bedoeld zijn om de effecten van de lockdown op de werkgelegenheid en bedrijven te beperken, schetsen de economische prognoses een zeer zorgwekkend beeld. Er wordt verwacht dat de economie van de EU met 8,3 % zal krimpen in 2020 en met 5,8 % zal groeien in 2021. De groei in 2021 zal bovendien iets minder sterk zijn dan in het voorjaar was voorspeld (1). Lidstaten hebben recordschulden en ook de EU heeft voor het eerst een gemeenschappelijke schuld. Ook weten we nog niet wat voor gevolgen de brexit zal hebben.

2.3.

Cruciale bedrijfstakken en sectoren moeten in kaart worden gebracht en worden ondersteund, zowel qua personeel als in termen van onderzoek, en dit moet resulteren in een Europees industriebeleid dat deze strategische sectoren beschermt tegen de markt en dat de voorzieningszekerheid van essentiële middelen waarborgt. Het industriebeleid van Europa moet een koepelfunctie vervullen zodat alle verschillende Europese beleidsmaatregelen breed en samenhangend worden gecoördineerd en synergie tot stand kan worden gebracht. De Europese Commissie zal de koers voor een dergelijke transformatie moeten uitstippelen en de lidstaten zullen hun beleid moeten afstemmen op dat van de EU. Dit betekent niet dat er aan micromanagement moet worden gedaan, maar wel dat het beleid in overeenstemming moet worden gebracht zodat het coherent is en transformatieve verandering bevordert. Dit proces zal alleen mogelijk zijn met de actieve participatie van maatschappelijke organisaties en sociale partners. Zonder een “social deal” die gebaseerd is op democratische en effectieve participatie van EU-burgers, zal een Green Deal die iedereen ten goede komt niet mogelijk zijn.

2.4.

Er moet op coherente wijze een mechanisme worden ingesteld om financiële middelen van de particuliere sector te kanaliseren naar investeringen die voldoen aan de ESG-criteria (ecologische, sociale en governancecriteria). De strategieën voor de bankenunie, de kapitaalmarktenunie, duurzame financiering, digitale financiering en kleine en middelgrote ondernemingen versterken elkaar dus allemaal en rechtvaardigen het overhevelen van middelen naar de meer productieve projecten, in een economie die voor soms wel 80 % van de financieringsbehoeften afhankelijk is van de bankensector.

2.5.

In deze context wordt met betrekking tot het proces van ecologische en technologische veranderingen steeds vaker gesproken van een “rechtvaardige transitie”. Het EESC is van mening dat de rechtvaardige transitie centraal moet staan in zowel de begroting als het herstelplan met het oog op een groenere Europese economie. Er moet daarom meer inzicht worden geboden in een rechtvaardige transitie (waarbij wordt afgestapt van op koolstof gebaseerde economieën) die volledig met de Europese pijler van sociale rechten (2) overeenstemt op basis van een nieuw sociaal contract en waarbij tegelijkertijd hervormingen met betrekking tot herverdelingsstelsels, evenwicht tussen werk en privéleven en gendergelijkheid worden gestimuleerd. Voor de implementatie van de Europese pijler van sociale rechten zijn de volgende aspecten bijzonder belangrijk: kwaliteitsvolle banen voor iedereen; toegang tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit, met inbegrip van het recht op een leven lang leren, in het bijzonder voor kwetsbare groepen; gelijke toegang tot gezondheidszorg en sociale diensten voor iedereen; sociale bescherming; en inclusie van kwetsbare groepen, zoals langdurig werklozen, vrouwen, jongeren, migranten en mensen met een beperking. Al deze belangrijke doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt op basis van een bloeiende economie, nieuwe, hooggekwalificeerde banen die door werkgevers worden aangeboden en de noodzakelijke investeringen in nieuwe technologieën.

2.6.

Het is voor landen en regio’s in industriële transitie doorgaans lastig om hun industriële basis te moderniseren, de vaardigheden van de beroepsbevolking te verbeteren, banenverlies in cruciale sectoren te compenseren en de lage productiviteit die een toename van het inkomen verhindert, te verhogen. In het algemeen zouden zij baat hebben bij vergroening en technologische vooruitgang en de ontwikkelingen die daarmee verband houden, maar het risico bestaat dat sommige plaatsen en bepaalde bevolkingsgroepen, met name kwetsbare groepen zoals mensen met een beperking, ouderen, Roma en migranten, achterblijven. Om de uitdagingen die gepaard gaan met langetermijntransformaties het hoofd te bieden, moeten de beleidsmakers, de sociale partners, de maatschappelijke organisaties en de cruciale belanghebbenden in deze landen en regio’s op de veranderingen anticiperen en actief met de transitie omgaan. Sociale dialoog, voorlichting, raadpleging en participatie van werknemers en de organisaties die hen vertegenwoordigen, ook in besluitvormingsorganen (raden en toezichtsraden), zijn van essentieel belang voor het tot stand brengen en beïnvloeden van de besluitvorming in het bedrijf zodat de transities op een toekomstgerichte manier worden aangepakt. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om de sociale dimensie in de toekomstige geactualiseerde industriële strategie te versterken en ontwikkelen.

2.7.

Alle belangengroepen hebben er baat bij dat de door de pandemie veroorzaakte crisis wordt aangepakt en een succesvolle industriële transitie mogelijk wordt gemaakt; hiervoor zijn niet alleen gezamenlijke inspanningen en gedeelde doelstellingen (zoals de langetermijnontwikkeling van ondernemingen) nodig, maar ook een effectieve sociale dialoog in een klimaat van vertrouwen en een positieve instelling. Het EESC vindt dat goede en dus duurzame bedrijfspraktijken in combinatie met gezamenlijke anticipatie op veranderingen gebaseerd moeten zijn op de beproefde wettelijke minimumnormen van de interne markt, waarbij werknemers via voorlichting, raadpleging en participatie in ondernemingsraden de kans krijgen hun stem te laten horen.

2.8.

De digitalisering en automatisering hebben zowel positieve als negatieve gevolgen voor de economie en de samenleving. Deze transitie vereist regelgeving die het ritme van de technologische transformatie volgt en op verandering anticipeert door onder meer de sociale partners erbij te betrekken. Europese ondernemingsraden (EOR) en SE-ondernemingsraden (Societas Europaea) kunnen dienstdoen als positief voorbeeld van verplichte grensoverschrijdende betrokkenheid van werknemers bij het tot stand brengen van een goed evenwicht tussen verschillende belangen en het verkennen van oplossingen in een sfeer van sociaal partnerschap. Dit houdt in dat training van werknemers wordt gegarandeerd en dat er over collectieve arbeidsovereenkomsten wordt onderhandeld om de werkautonomie te ondersteunen en een goed evenwicht tussen werk en privéleven te waarborgen. De digitalisering en de digitale economie hebben ook geleid tot de opkomst van nieuwe arbeidsvormen, zoals platformwerk, waarbij werknemers geen sociale of werkzekerheid genieten en vaak werken in zeer precaire omstandigheden en met een onduidelijke status. Hun arbeidsomstandigheden en -status moeten op Europees niveau worden geharmoniseerd om eerlijke mobiliteit en integratie in de interne markt te stimuleren (3). Het EESC acht het daarom zaak dat deze werknemers rechtszekerheid krijgen door de vastlegging van een wettelijke status voor arbeid in de digitale platformeconomie. Beperkte of geen toegang tot sociale bescherming gaat gepaard met kosten, niet alleen voor de werknemers zelf, maar ook voor de socialezekerheidsstelsels.

2.9.

De digitale transformatie brengt ook potentiële risico’s met zich mee op gebieden zoals financiële stabiliteit, financiële criminaliteit en consumentenbescherming. Deze risico’s kunnen nog toenemen door de versnippering van de regelgeving in de EU en de uiteenlopende ontwikkelingen wereldwijd met betrekking tot de regulering van de sector. Het is volgens het EESC dan ook zaak dat de EU op dit gebied een alomvattend en stabiel regelgevingskader tot stand brengt. Tevens beveelt het EESC aan dat de EU haar initiatief voor het belasten van grote digitale ondernemingen weer opneemt (4).

2.10.

Werknemers moeten de mogelijkheid krijgen zich terdege op de arbeidsmarkt voor te bereiden. De huidige economische veranderingen zullen cruciaal zijn voor de groei van de industrie en het ruimere economische succes van Europa. Nieuwe en meer gespecialiseerde vaardigheden, ook voor arbeiders, vormen een uitdaging voor het leerlingwezen. Meer gespecialiseerde vaardigheden vereisen meer beroepsopleiding in instellingen voor tertiair onderwijs. Er zijn initiële leerlingstelsels die zeer goed zijn ontworpen, maar het gebrek aan nationale kaders en kwaliteitscontrole is problematisch, net als de doorstroming van het leerlingwezen in het initieel onderwijs, naar het tertiair onderwijs. In de toekomst zal samenwerking en innovatie door zowel het maatschappelijk middenveld als de overheid op alle niveaus nodig zijn om het gelijk speelveld waar de in het EESC vertegenwoordigde organisaties om vragen, tot stand te brengen (5).

2.11.

Het EESC merkt op dat digitale technologie en toepassingen van artificiële intelligentie mensgericht moeten zijn en onze samenleving in haar geheel ten goede moeten komen. Het is voorstander van een regelgevingskader voor artificiële intelligentie. De groene en digitale transities mogen niet worden tegengehouden en de EU moet de ontwikkeling bevorderen van AI-systemen voor specifieke toepassingen om de ecologische en klimaattransitie te versnellen (6).

3.   Innovatie

3.1.

De behoefte aan innovatie zal groot zijn: van de ontwikkeling en snellere toepassing van nieuwe koolstofarme productieprocessen (waarvan er veel een fundamentele wijziging van de ontwerp- en productiemethoden vergen, alsook nieuwe grondstoffen en/of essentiële industriële processen) tot innovatie in zowel de meer circulaire waardeketens van de grondstoffenindustrieën als de energievoorziening voor deze industrieën. Daarnaast zullen ook de meest veelbelovende koolstofarme technologieën hun nut moeten bewijzen op industriële schaal. Hiervoor zal een snelle beleidsondersteuning nodig zijn, zodat er uiterlijk in 2030 nieuwe koolstofarme productieprocessen en materialen kunnen worden geïntroduceerd en opgeschaald.

3.2.

De transformaties die nodig zijn om in de hele EU een rechtvaardige transitie tot stand te brengen, vergen een gemeenschappelijk kader om overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties te mobiliseren voor doelgerichte probleemoplossing. In dit proces is een belangrijke rol weggelegd voor sociale innovatie. Het zou dan ook een belangrijke stap kunnen zijn een intersectorale EU-strategie voor sociale innovatie te ontwikkelen, grotere erkenning te geven aan de spelers in de sociale economie en hun bedrijfsmodellen te testen en eventueel te gebruiken. Dit zou helpen bij de ontwikkeling van een ecosysteem voor gesubsidieerde experimenten op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

4.   Bevordering van ondernemerschap en betrokkenheid van de particuliere sector

4.1.

Ondernemerschap en betrokkenheid van de particuliere sector zijn een drijvende kracht voor structurele veranderingen en zijn cruciaal voor de industriële transitie. Op plaatsen met een sterk industrieel erfgoed is er vaak sprake van een aantal obstakels voor innovatief ondernemerschap, met name beperkte start-up- en opschaalactiviteiten, een zwakke ondernemerscultuur en een gebrek aan innovatie en kennisnetwerken met effectieve connecties.

4.2.

Aangezien innovatie in Europa veelal voortspruit uit kleine entiteiten moet de nadruk, ook wat financiering betreft, gelegd worden op de bevordering van het potentieel van kleine en middelgrote ondernemingen die hoogwaardige kennisdiensten leveren, zoals die van de vrije beroepen. Zij spelen vaak een pioniersrol bij de marktpositionering van desbetreffende sectoren en zijn betrouwbare en crisisbestendige werkgevers.

4.3.

Sociale ondernemingen en organisaties zijn actoren in een sector die zeer veerkrachtig is gebleken en heeft bijgedragen om de effecten van de COVID-19-crisis te beperken, en zijn voornamelijk actief op gebieden die de gevolgen van de digitale en groene transitie ondervinden. Daarom moet de bevordering van hun activiteiten en sociale-innovatieprocessen worden gewaarborgd.

5.   Rol van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld

5.1.

Het EESC heeft benadrukt dat “de veranderingen die nieuwe technologieën, kunstmatige intelligentie en big data teweegbrengen in de productieprocessen en in de economie in het algemeen […] ook de arbeidsmarkt ingrijpend [zullen] veranderen” en dat het belangrijk is dat “deze veranderingen plaatsvinden in het kader van een vruchtbare sociale dialoog en met inachtneming van de rechten en de levenskwaliteit van de werknemers” (7).

5.2.

Nauwe samenwerking tussen de voornaamste lokale/regionale belanghebbenden is van essentieel belang om de meest duurzame toepassingen te identificeren en de sociaal-economische ontwikkeling te maximaliseren. Goede praktijken van de sociale partners op alle niveaus op basis van collectieve arbeidsovereenkomsten die een gelijk speelveld scheppen voor economische concurrenten in een bepaalde sector of regio, bieden een ijkpunt voor het bevorderen van een strategie voor rechtvaardige transitie met betrekking tot het koolstofvrij maken en andere doelstellingen van het klimaatbeleid (8).

6.   Een rechtvaardige transitie waarborgen — vereisten inzake governance/regelgeving

6.1.

De transitie maken naar een klimaatneutrale economie brengt voor beleidsvormers een aantal complexe uitdagingen op het gebied van governance met zich mee. Een daarvan is een evenwicht vinden tussen de strategische langetermijndimensie van de transitie en de behoefte aan actie op korte termijn. Bij de transitie is niet alleen strategisch denken en beleidsvorming op lange termijn vereist, maar moet ook rekening worden gehouden met de cyclus van verkiezingen en de daarmee verband houdende wens van regeringen en andere belanghebbenden om de resultaten van de uitgevoerde projecten te zien.

6.2.

Een van de belangrijkste governance-instrumenten om sociaal rechtvaardige transities uit te voeren en de vorderingen ervan te monitoren, is het Europees Semester. Het is van het allergrootste belang om ervoor te zorgen dat het Europees en nationaal sociaal, economisch en milieubeleid voortdurend wordt geëvalueerd. Het Europees Semester heeft geleidelijk aan een meer sociale dimensie gekregen, maar de macro-economische en begrotingsdimensie hebben nog steeds de overhand. Het EESC stelt daarom voor om nieuwe, betere, meetbare en aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren op te nemen in het Europees Semester om zo alle aspecten en beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren en te volgen, evenals de 17 SDG’s (9), en synergieën tot stand te brengen met het sociaal scorebord door het concept van een duurzame welzijnsgerichte economie voor iedereen te introduceren (10), in combinatie met gerichte landspecifieke aanbevelingen voor het sociaal en milieubeleid (11). Het Semester is nu ook hervormd om meer maatregelen ter ondersteuning van het herstel mogelijk te maken en het EESC hoopt dat dit zal helpen om het volledige EU-governancemechanisme te vernieuwen waardoor het dienst kan doen als leidraad voor het voortbestaan van de democratie en opwaartse convergentie in de EU.

6.3.

Een alomvattende analyse van de synergieën en afwegingen tussen de doelstellingen, initiatieven en aanbevelingen die door de EU worden voorgesteld voor de verschillende beleidsdomeinen van het Semester, zou niet alleen een hoge mate van beleidsintegratie, coherentie en coördinatie tussen de verschillende institutionele actoren die bevoegd zijn voor het economisch, sociaal en milieubeleid, vergen, maar ook een verbetering van hun analytisch vermogen.

6.4.

Ter compensatie van de institutionele onevenwichtigheid bij de economische en sociale governance beveelt het EESC aan om bij de toepassing van de begrotingsregels van de EU gebruik te maken van een “gouden regel” (12), zodat overheidsinvesteringen niet worden meegenomen in de berekening van het tekort en rekening wordt gehouden met de houdbaarheid van de bestaande schuld, teneinde moderne gezondheidszorg-, ecologische, onderwijs- en technologische infrastructuur te waarborgen en een ongeziene recessie te voorkomen (13).

6.5.

Het EESC is ermee ingenomen dat de Europese Commissie het stabiliteits- en groeipact heeft opgeschort. Het vraagt om een herziening van het pact (14), zodat de stabiliteit en groei kunnen worden gegarandeerd ter ondersteuning van het herstel van de industrie in de EU en de transitie naar een klimaatneutrale circulaire en digitale economie.

7.   Regionale voorwaarden voor industriële transitie

7.1.

De industriële transitie neemt verschillende vormen aan, waardoor er voor de ontwikkeling van nieuwe industriële trajecten moeilijk één uniforme benadering kan worden gehanteerd. Terwijl sommige economische sectoren zullen krimpen, met een “onomkeerbare” afname van de economische productie en werkgelegenheid, zullen andere moeten worden onderworpen aan een drastische herstructurering. Dit vereist een brede beleidsaanpak en grootschalige investeringen, zowel publieke als particuliere, en moet gepaard gaan met goed functionerende lokale en regionale arbeidsmarkten.

7.2.

Een goed evenwicht vinden tussen het streven naar transitie op lange termijn en de prioriteiten op korte termijn kan een lastige opdracht zijn, omdat het niet altijd meevalt maatschappelijk draagvlak te vinden voor beleidsmaatregelen met beperkte onmiddellijke resultaten. Hierdoor komen regio’s in industriële transitie in een moeilijke situatie. Enerzijds worden zij door de achteruitgang van de traditionele industrieën geconfronteerd met de onmiddellijke behoefte aan maatregelen om problemen aan te pakken zoals hogere werkloosheid, inkomensverlies en verslechtering van de levensomstandigheden voor delen van de bevolking, met name kansarme en kwetsbare groepen, zoals mensen met een beperking en ouderen. Anderzijds moeten zij maatregelen treffen om de kansen die gepaard gaan met de modernisering van de industrie te grijpen; zo moeten ze onder meer trachten industrie met een grotere toegevoegde waarde aan te trekken, moeten er nieuwe bedrijven en bedrijfsmodellen worden ontwikkeld en/of aangetrokken en moeten sleuteltechnologieën beter worden benut. Een foute aanpak heeft politieke gevolgen die ook de steun voor de klimaatactie kunnen ondermijnen. De opkomst van extreemrechtse groeperingen in Europa en elders kan deels worden toegeschreven aan de de-industrialisering en het feit dat hele regio’s achterop raken (15).

8.   Ontmoeting met de regio’s in industriële transitie: belangrijkste resultaten

8.1.

In de Europese agenda moeten de regio’s een grotere rol krijgen in het transitieproces. De betrokkenheid van regionale besturen kan bijdragen tot de creatie van de ecosystemen die noodzakelijk zijn voor een succesvolle transitie. Als voorwaarde voor dit proces worden langetermijnplanning, een sterk op lokale leest geschoeide benadering, slimme specialisatie en een agenda voor menselijk kapitaal genoemd.

8.2.

Verschillende regio’s in Europa — met name de kolen- en staalregio’s — hebben al een transitie doorgemaakt om economische of klimaatredenen. De hoofdvoorwaarde voor een geslaagde transitie is een inclusieve, vooruitziende aanpak om mensen een waardige toekomst te garanderen. Hiervoor moet onder meer een realistische routekaart worden opgesteld, moet de nodige onderzoeksinfrastructuur worden ontwikkeld en moeten er technologische, academische, innovatie- en onderwijsvoorzieningen worden geboden, dit alles in combinatie met de noodzakelijke financiering. Om een adequate financiering te garanderen, mogen de geplande Europese instrumenten voor de ondersteuning van de regio’s (zoals het Europees Fonds voor een rechtvaardige transitie) niet in de plaats komen van de nationale inspanningen.

9.   Financiering en steun voor transitiegerelateerde activiteiten en projecten op EU-niveau

9.1.

Het proces van industriële transitie kan enorme kansen bieden, maar om deze te kunnen grijpen, zijn forse investeringen nodig in geavanceerde productiemethoden en toegankelijke infrastructuur, alsook onderzoek en innovatie. In de beginfase moeten er ook kosten worden gemaakt, onder meer voor inkomensvervangende uitkeringen en voor bij- en omscholing van werknemers.

9.2.

Op zowel nationaal als EU-niveau zijn er al tal van instrumenten voorhanden om transitiegerelateerde activiteiten en projecten te ondersteunen. In het herstelplan van de EU is nogmaals gewezen op het beoogde doel, namelijk de verwezenlijking van een rechtvaardige transitie. Al te vaak worden beleidsondersteunende maatregelen echter los van elkaar ontworpen en uitgevoerd op verschillende bestuursniveaus, met weinig of geen coördinatie en beperkte monitoring en evaluatie.

9.3.

Het EESC roept de Raad en het Europees Parlement op om in het MFK 2021-2027 de financiering te verhogen en voldoende financiële middelen uit te trekken voor de investeringen die nodig zijn voor een echte en radicale groene en digitale transitie. Om voldoende financiële middelen te vergaren, pleit het EESC ook voor een uitbreiding van het scala aan eigen middelen, eventueel met een digitaledienstenbelasting, een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en een heffing op financiële transacties (16).

9.4.

Voor de huidige programmeringsperiode is in de regels die van toepassing zijn op grote bedrijven die steun hebben gekregen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, vastgelegd dat zij die bijdrage moeten terugbetalen wanneer de productieactiviteit binnen tien jaar na de eindbetaling van de ontvangen steun wordt verplaatst naar een locatie buiten de Unie (artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17)). Het EESC is van mening dat voor de toekomstige programmeringsperiode de bepalingen strenger moeten worden gemaakt om het terughalen van economische activiteiten naar de Unie te stimuleren, cohesie te garanderen, het productieapparaat en de productiecapaciteit te vrijwaren, de werkgelegenheid te verhogen en een duurzamere “territoriale ontwikkeling” te stimuleren.

9.5.

Verder ondersteunt het EESC de verbetering van de budgettaire governance van de EU met het oog op duurzaamheidsrisico’s, waarbij lessen worden getrokken uit de screening van goede praktijken voor groene budgettering en begrotingsplannen. Daarnaast zijn er ook fiscale stimulansen nodig om bedrijven en particulieren te overtuigen om in groene initiatieven met een maatschappelijke impact te investeren (18).

9.6.

De uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd bij de overgang naar een groene en digitale economie, vereisen massale investeringen, die met overheidsgeld en traditionele financiering door middel van bankleningen alleen niet kunnen worden gerealiseerd. Er zullen enorme bedragen uit de particuliere sector moeten komen. Er moet op coherente wijze een mechanisme worden ingesteld om financiële middelen van de particuliere sector te kanaliseren naar investeringen die voldoen aan de ESG-criteria (ecologische, sociale en governancecriteria). De strategieën voor de bankenunie, de kapitaalmarktenunie, duurzame financiering, digitale financiering en kleine en middelgrote ondernemingen versterken elkaar dus allemaal en rechtvaardigen het overhevelen van middelen naar de meer productieve projecten. Het EESC juicht de oprichting van het Platform voor duurzame financiering toe en verwacht dat de sociale taxonomie zich versneld zal ontwikkelen.

10.   Gevolgen voor de werkgelegenheid

10.1.

Aangezien industriële transitie vaak een verschuiving vereist van de oude en traditionele maakindustrie naar toekomstgerichte activiteiten (zelfs in traditionele sectoren), kan deze leiden tot een werkloosheid die (minstens tijdelijk) hoger is dan gemiddeld, omdat de de-industrialisering op bepaalde plaatsen is geconcentreerd en de vaardigheden zijn afgestemd op krimpende sectoren. In deze context is het van essentieel belang dat er wordt geanticipeerd en dat vertegenwoordigers van de werknemers worden geraadpleegd op het niveau van de bedrijfstak en de onderneming vóór er beslissingen worden genomen. Het is cruciaal dat het beleid voor de industriële transitie werknemers en lokale gemeenschappen, met name werknemers met een beperking of uit andere kwetsbare groepen, helpt de transitie op een zodanige manier aan te pakken dat de ontwrichting tot een minimum wordt beperkt en de mogelijke voordelen optimaal worden benut.

10.2.   Vaardigheden

10.2.1.

Om de transitie naar het werk van de toekomst te laten slagen, moeten het werkgelegenheidsbeleid en het beleid voor de ontwikkeling van vaardigheden worden afgestemd op de omstandigheden op de lokale arbeidsmarkt. Tegelijkertijd moet op het gebied van vaardigheden het aanbod worden afgestemd op de vraag. Beter anticiperen op de toekomstige behoefte aan vaardigheden en een passend aanbod door om- en bijscholing van werknemers, met inbegrip van het recht op de toegang tot de mogelijkheden voor een leven lang leren, moeten worden gecombineerd met beleid dat investeringen in nieuwe bronnen van werkgelegenheid en productiviteitstoename stimuleert. Bij O&O in de industrie moet specifiek worden gezocht naar mogelijkheden om technologisch leiderschap op te bouwen, hetgeen vervolgens weer kansen zal scheppen om het vaardighedenpeil te verhogen. Ook technische instituten, beroepsorganisaties, ngo’s en openbare diensten voor arbeidsvoorziening zullen hierbij een belangrijke rol spelen door ondersteuning te bieden in de vorm van omscholingsprogramma’s.

10.2.2.

Het EESC merkt op dat in rechtvaardige digitale en groene transities het ondersteunen van mensen met opleidingen begint met de validatie van niet-formeel en informeel leren en met het waarborgen van de erkenning en certificering van opleidingscursussen, zodat niet-formeel en informeel leren een volwaardig onderdeel worden van de kwalificaties van werknemers (19).

10.3.

In de vaardighedenagenda zou meer aandacht moeten worden besteed aan de ontwikkeling van sleutelcompetenties tijdens verplichte onderwijscycli/-curricula en aan jongeren- en volwasseneneducatie.

10.4.

De Commissie heeft een actieplan voor digitaal onderwijs (2021-2027) gepubliceerd (20). Dit zou een horizontale strategie moeten omvatten die ook het strategisch belang van onderwijs en opleiding in verschillende beleidsdomeinen op EU-niveau kan vergroten.

10.5.   Actieplan voor de uitvoering van de EPSR

Rechtvaardige transities vereisen een adequaat sociaal beleid ter ondersteuning van goede arbeidsomstandigheden, goed functionerende regelingen voor collectieve onderhandelingen en arbeidsverhoudingen en een degelijke sociale bescherming om werknemers die een transitie doormaken, te helpen. Het EESC wil enkele voorstellen doen voor het aangekondigde actieplan van de Commissie voor de uitvoering van de EPSR.

10.5.1.

Zo stelt het voor dat de Commissie de toereikendheid van het EU-acquis inzake arbeidsrecht evalueert en dat ze dit acquis versterkt om een rechtvaardige transitie voor werknemers beter te ondersteunen.

10.5.2.

Het recht op veiligheid en gezondheid is een fundamenteel arbeidsrecht voor alle werknemers, wat voor dienstverband ze ook hebben en in wat voor soort bedrijfsmodel ze ook werken. Het EESC is zeer bezorgd dat sommige nieuwe arbeidsvormen die zijn ontstaan door de digitale en klimaattransities, mogelijk buiten het toepassingsgebied van de bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk vallen. Daarnaast is al aangetoond dat de digitalisering van de werkplek ernstige risico’s met zich meebrengt, zoals een hoger werktempo, stress en psychosociaal geweld (21), en kunnen we verwachten dat er zich in de toekomst door artificiële intelligentie veroorzaakte ongevallen zullen voordoen (22), ongevallen die we moeten vermijden. Het EESC vraagt daarom ervoor te zorgen dat alle werknemers in de EU de bescherming genieten van de wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk (23).

10.5.3.

Het EESC spoort de Europese Commissie aan om de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en aanverwante regelgeving regelmatig te herzien in het licht van de technologische ontwikkelingen (24).

10.5.4.

De sociale dialoog, zowel op nationaal als Europees niveau, speelt een belangrijke rol bij de vormgeving van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid. Het EESC is er voorstander van dat er in het kader van de sociale dialoog op het gepaste nationale, regionale en Europese niveau adequate maatregelen met betrekking tot “rechtvaardige transities” worden uitgewerkt om veranderingen in goede banen te leiden en te zorgen voor minimumbescherming bij reorganisaties of collectief ontslag naar aanleiding van transities (die voortvloeien uit ontwikkelingen op het gebied van technologie, demografie, mondialisering, klimaatverandering en circulaire economie), en waarbij ook plaats wordt ingeruimd voor het recht op collectieve onderhandelingen om te anticiperen op veranderingen en om de betrokken werknemers te ondersteunen (aanpassing van de richtlijn collectief ontslag) (25).

10.5.5.

Het EESC herhaalt dat werknemers en hun vertegenwoordigers moeten worden geraadpleegd en geïnformeerd wanneer er veranderingen, nieuwe technologieën of AI-systemen worden geïntroduceerd die kunnen leiden tot wijzigingen in de organisatie van het werk, het toezicht op en de controle van het werk en de regelingen voor de beoordeling en aanwerving van werknemers. Het recht op voorlichting en raadpleging, waarbij de EOR-richtlijn terdege in acht moet worden genomen, moet in alle ondernemingen worden gewaarborgd en er moet op EU-niveau een geharmoniseerd kader voor participatie in bestuursorganen worden ingevoerd. Het EESC pleit daarom voor een sterk en robuust Europees kader voor de voorlichting, raadpleging en participatie van werknemers (26) als een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van rechtvaardige en billijke wederopbouwtrajecten en voor de digitale en milieutransities. De Commissie moet de sociale dialoog stimuleren teneinde de werknemers te betrekken bij de digitale en klimaattransities in alle lidstaten, en moet de resultaten ervan monitoren via het Europees Semester.

10.5.6.

Er is behoefte aan een kader voor maatschappelijk verantwoord herstructureren en anticiperen op bedrijfsmatige veranderingen dat een aanvulling vormt op de bestaande rechten van werknemers met betrekking tot voorlichting, raadpleging en participatie en dat aansluit bij de kernelementen van het Europees sociaal model (27). Het EESC vindt dat de Europese Commissie het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering moet herzien en een rechtsgrondslag voor specifieke randvoorwaarden met betrekking tot werknemersparticipatie moet voorstellen om werknemers meer te betrekken bij het aanpakken van de uitdagingen in verband met de Green Deal en de digitale transformatie (28).

10.5.7.

In het kader van het actieplan moet een minimum aan basisrechten op EU-niveau worden vastgelegd: het EESC heeft gepleit voor maatregelen inzake de bescherming van het minimuminkomen (29) om armoede te bestrijden en een inclusieve arbeidsmarkt te stimuleren, en is daarom ingenomen met de plannen van de Commissie en het Duitse voorzitterschap van de Raad om een Europees kader voor minimuminkomensregelingen tot stand te brengen (30). Het EESC heeft aanbevolen de mogelijkheid te onderzoeken om gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering in de EU-lidstaten vast te stellen (31). Het Comité heeft eveneens verzocht om een Europees initiatief betreffende minimumlonen en collectieve onderhandelingen (32) en is dan ook ingenomen (33) met het initiatief van de Commissie over toereikende minimumlonen in de Europese Unie (34).

10.6.   Een nieuw sociaal contract

Om de weg naar herstel in te slaan, waarbij wordt geïnvesteerd in werkgelegenheid en rechten en een leefbaar loon worden beschermd, maar ook met het oog op de wederopbouw van sterke arbeidsmarktinstellingen voor alle werknemers overeenkomstig eerdere verbintenissen en de waarborging van de sociale bescherming, is het EESC van mening dat bij het herstel een rechtvaardige transitie centraal moet staan, en dit door middel van een sociale dialoog waarbij het maatschappelijk middenveld een actieve bijdrage levert aan de vormgeving van een sociale, rechtvaardige en inclusieve industriële transitie.

Brussel, 2 december 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  EC Summer 2020 Economic Forecast: A deeper recession with wider divergences.

(2)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 1.

(3)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 173.

(4)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 6.

(5)  EESC-studie Finding a new consensus on European civil society values and their evaluation.

(6)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 64.

(7)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 6.

(8)  Kaderovereenkomst voor een billijke transitie voor kolenmijnbouw en de duurzame ontwikkeling van de mijnbouwgemeenschappen voor de periode 2019-2027 (Spanje); Banen voor het klimaat (Portugal); Overeenkomst van de sociale partners over rechtvaardige transitie en klimaatverandering (Griekenland); “Thyssenkrupp Steel Europe: Future Pact for Steel 20-30” (Duitsland (maart 2020)).

(9)  PB C 120 van 14.4.2020, blz. 1.

(10)  Céline Charveriat en Eloïse Bodin, (2020), Delivering the Green Deal: the role of a reformed European Semester within a new sustainable economy strategy.

(11)  PB C 14 van 15.1.2020, blz. 1.

(12)  PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1.

(13)  PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1.

(14)  PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1.

(15)  Rodríguez-Pose, A. (2017), “The revenge of the places that don’t matter (and what to do about it)”, Cambridge Journal of Regions, Economy and Society, vol. 11, nr. 1, blz. 189-209.

(16)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106.

(17)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

(18)  PB C 311 van 18.9.2020, blz. 63.

(19)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 40.

(20)  https://ec.europa.eu/education/sites/default/files/document-library-docs/deap-factsheet-sept2020_en.pdf

(21)  IAO (2019), The Threat of Physical and Psychosocial Violence and Harassment in Digitalized Work.

(22)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 64.

(23)  PB C 14 van 15.1.2020, blz. 52.

(24)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 64.

(25)  PB C 14 van 15.1.2020, blz. 1.

(26)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 14.

(27)  PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35.

(28)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 1.

(29)  PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1.

(30)  Conclusies van de Raad over betere bescherming van het minimuminkomen, ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting tijdens de COVID-19-pandemie en erna.

(31)  PB C 97 van 24.3.2020, blz. 32.

(32)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 159.

(33)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 1.

(34)  COM(2020) 682 final.


BIJLAGE

De volgende wijzigingsvoorstellen, die minstens een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 59, lid 3, van het reglement van orde):

a)    Paragraaf 2.1 (wijzigingsvoorstel 9)

Als volgt wijzigen:

2.1.

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement heeft om dit verkennend advies verzocht als bijdrage aan het aangekondigde actieplan voor de implementatie van de EPSR en de volgende sociale top van de EU, die voor mei 2021 in Porto is gepland. Dit verkennend advies is aangevraagd door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken van het Europees Parlement. In de brief van het Europees Parlement staat dat het advies met name betrekking moet hebben op de volgende onderwerpen: rechtvaardige transitie, Green Deal, digitale transitie, industriële strategie, werkgelegenheid en sociale inclusie, allemaal onderwerpen die de kern vormen van een reeks lopende en toekomstige wetgevings- en niet-wetgevingsdossiers in verband met de groene en digitale transformatie.

Stemuitslag:

Voor:

99

Tegen:

129

Onthoudingen:

20

b)    Paragraaf 2.2 (wijzigingsvoorstel 10)

Als volgt wijzigen:

2.2.

Europese bedrijven en werknemers worden geconfronteerd met de immense economische en sociale en economische gevolgen van de COVID-19-pandemie. Veel bedrijven staan op instorten, mensen raken hun baan kwijt en huishoudens verliezen hun inkomstenbron. Ondanks de nooit eerder geziene economische reddingsmaatregelen die bedoeld zijn om de effecten van de lockdown op de werkgelegenheid en bedrijven te beperken, schetsen de economische prognoses een zeer zorgwekkend beeld. Er wordt verwacht dat de economie van de EU met 8,3 % zal krimpen in 2020 en met 5,8 % zal groeien in 2021. De groei in 2021 zal bovendien iets minder sterk zijn dan in het voorjaar was voorspeld (1) . Door de COVID-19-pandemie is de Europese economie hard getroffen: veel bedrijven staan op instorten, mensen raken hun baan kwijt, huishoudens verliezen hun inkomstenbron, de zorgsector wordt minder efficiënt. Lidstaten hebben recordschulden, geven meer uit dan volgens de afgesproken regels mag, en ook de EU heeft voor het eerst een gemeenschappelijke schuld. Ook weten we nog niet wat voor gevolgen de brexit zal hebben en wanneer de pandemie zal eindigen.

Stemuitslag:

Voor:

95

Tegen:

140

Onthoudingen:

22

c)    Paragraaf 2.3 (wijzigingsvoorstel 11)

Als volgt wijzigen:

2.3.

Cruciale bedrijfstakken en sectoren moeten in kaart worden gebracht en worden ondersteund, zowel qua personeel als in termen van onderzoek, en dit moet resulteren in een Europees industriebeleid dat deze strategische sectoren beschermt tegen de markt en dat de voorzieningszekerheid van essentiële middelen waarborgt. Het industriebeleid van Europa moet een koepelfunctie vervullen zodat alle verschillende Europese beleidsmaatregelen breed en samenhangend worden gecoördineerd en synergie tot stand kan worden gebracht. De Europese Commissie zal de koers voor een dergelijke transformatie moeten uitstippelen en de lidstaten zullen hun beleid moeten afstemmen op dat van de EU. Dit betekent niet dat er aan micromanagement moet worden gedaan, maar wel dat het beleid in overeenstemming moet worden gebracht zodat het coherent is en transformatieve verandering bevordert. Dit proces zal alleen mogelijk zijn met de actieve participatie van maatschappelijke organisaties en sociale partners. Zonder een “social deal” die gebaseerd is op democratische en effectieve participatie van EU-burgers, zal een Green Deal die iedereen ten goede komt niet mogelijk zijn.

Stemuitslag:

Voor:

91

Tegen:

137

Onthoudingen:

18

d)    Nieuwe paragraaf 2.5 (wijzigingsvoorstel 13)

Nieuwe paragraaf invoegen:

2.5.

De beste beleidsreactie is om de verwachtingen in te lossen van het plan NextGenerationEU, dat een unieke kans biedt op een snel en transformatief herstel. Topprioriteit moet zijn om dit proces in gang zetten en de handen ineen te slaan met de particuliere sector.

Stemuitslag:

Voor:

97

Tegen:

136

Onthoudingen:

22

e)    Nieuwe paragraaf 2.6 (wijzigingsvoorstel 14)

Nieuwe paragraaf invoegen:

2.6.

De uitdagingen die de brexit met zich meebrengt, moeten worden overwonnen door een krachtige impuls te geven aan de versterking van de eengemaakte markt, die een sterkere, gezonde en concurrerende omgeving voor bedrijven creëert.

Stemuitslag:

Voor:

93

Tegen:

141

Onthoudingen:

20

f)    Paragraaf 2.4 (wijzigingsvoorstel 15)

Als volgt wijzigen:

2.4.

In deze context wordt met betrekking tot het proces van ecologische en technologische veranderingen steeds vaker gesproken van een “rechtvaardige transitie”. Het EESC is van mening dat de rechtvaardige transitie centraal moet staan in zowel de begroting als het herstelplan met het oog op een groenere Europese economie. Er moet daarom meer inzicht worden geboden in een rechtvaardige transitie (waarbij wordt afgestapt van op koolstof gebaseerde economieën) die volledig met de Europese pijler van sociale rechten  (2) overeenstemt op basis van een nieuw sociaal contract en waarbij tegelijkertijd hervormingen met betrekking tot herverdelingsstelsels, evenwicht tussen werk en privéleven en gendergelijkheid worden gestimuleerd., Voor de implementatie van de Europese pijler van sociale rechten zijn de volgende aspecten bijzonder belangrijk: kwaliteitsvolle banen voor iedereen;, toegang tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit, met inbegrip van het recht op de toegang tot de mogelijkheden voor een leven lang leren, in het bijzonder voor kwetsbare groepen;, gelijke toegang tot gezondheidszorg en sociale diensten voor iedereen;, sociale bescherming; en inclusie van kwetsbare groepen, zoals langdurig werklozen, vrouwen, jongeren, legale migranten en mensen met een beperking. Al deze belangrijke doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt op basis van een bloeiende economie, nieuwe, hooggekwalificeerde banen die door werkgevers worden aangeboden en de noodzakelijke investeringen in nieuwe technologieën.

Stemuitslag:

Voor:

82

Tegen:

152

Onthoudingen:

20

g)    Paragraaf 2.5 (wijzigingsvoorstel 16)

Als volgt wijzigen:

2.5.

Het is voor landen en regio’s in industriële transitie doorgaans lastig om hun industriële basis te moderniseren, de vaardigheden van de beroepsbevolking te verbeteren, banenverlies in cruciale sectoren te compenseren en de lage productiviteit, die een toename van het inkomen, opwaartse convergentie en het compenseren van ongunstige demografische trends beperkt, te verhogen. In het algemeen zouden zij baat hebben bij vergroening en technologische vooruitgang en de ontwikkelingen die daarmee verband houden, maar het risico bestaat dat sommige plaatsen en bepaalde bevolkingsgroepen, met name kwetsbare groepen zoals mensen met een beperking, ouderen, Roma en legale migranten, achterblijven. Om de uitdagingen die gepaard gaan met langetermijntransformaties het hoofd te bieden, moeten de beleidsmakers, de sociale partners, de maatschappelijke organisaties en de cruciale belanghebbenden in deze landen en regio’s op de veranderingen anticiperen en actief met de transitie omgaan. Sociale dialoog, voorlichting, raadpleging en participatie van werknemers en de organisaties die hen vertegenwoordigen, ook in besluitvormingsprocessen organen (raden en toezichtsraden), zijn van essentieel belang voor het tot stand brengen en beïnvloeden van de besluitvorming in het bedrijf zodat de transities op een toekomstgerichte manier worden aangepakt. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om de sociale dimensie in de toekomstige geactualiseerde industriële strategie te versterken en ontwikkelen.

Stemuitslag:

Voor:

92

Tegen:

152

Onthoudingen:

17

h)    Paragraaf 2.6 (wijzigingsvoorstel 17)

Als volgt wijzigen:

2.6.

Alle belangengroepen hebben er baat bij dat de door de pandemie veroorzaakte crisis wordt aangepakt en een succesvolle industriële transitie mogelijk wordt gemaakt; hiervoor zijn niet alleen gezamenlijke inspanningen en gedeelde doelstellingen (zoals de langetermijnontwikkeling van ondernemingen) nodig, maar ook een effectieve sociale dialoog in een klimaat van vertrouwen en een positieve instelling. Het EESC vindt dat goede en dus duurzame bedrijfspraktijken in combinatie met gezamenlijke anticipatie op veranderingen de sleutel vormen tot succes gebaseerd moeten zijn op de beproefde wettelijke minimumnormen van de interne markt, waarbij werknemers via voorlichting, raadpleging en participatie in ondernemingsraden de kans krijgen hun stem te laten horen.

Stemuitslag:

Voor:

90

Tegen:

151

Onthoudingen:

18

i)    Paragraaf 2.7 (wijzigingsvoorstel 18)

Als volgt wijzigen:

2.7.

De digitalisering en automatisering hebben zowel positieve als negatieve gevolgen voor de economie en de samenleving. Deze transitie vereist regelgeving benaderingen die het ritme van de technologische transformatie volgt volgen en op verandering anticipeert anticiperen door onder meer de sociale partners erbij te betrekken. Europese ondernemingsraden (EOR) en SE-ondernemingsraden (Societas Europaea) kunnen dienstdoen als positief voorbeeld van verplichte grensoverschrijdende betrokkenheid van werknemers bij het tot stand brengen van een goed evenwicht tussen verschillende belangen en het verkennen van oplossingen in een sfeer van sociaal partnerschap. Dit houdt in dat training van werknemers wordt gegarandeerd en dat er over collectieve arbeidsovereenkomsten of andere sociale afspraken wordt onderhandeld om de werkautonomie te ondersteunen en een goed evenwicht tussen werk en privéleven te waarborgen. De digitalisering en de digitale economie hebben ook geleid tot de opkomst van nieuwe arbeidsvormen, zoals platformwerk, waarbij werknemers geen sociale of werkzekerheid genieten en vaak werken in zeer precaire omstandigheden en met een onduidelijke status. Hun arbeidsomstandigheden en -status moeten op Europees niveau worden geharmoniseerd om eerlijke mobiliteit en integratie in de interne markt te stimuleren  (3) . Het EESC acht het daarom zaak dat deze werknemers rechtszekerheid krijgen door de vastlegging van een wettelijke status voor arbeid in de digitale platformeconomie. Beperkte of geen toegang tot sociale bescherming gaat gepaard met kosten, niet alleen voor de werknemers zelf, maar ook voor de socialezekerheidsstelsels.

Stemuitslag:

Voor:

88

Tegen:

149

Onthoudingen:

24

j)    Paragraaf 2.8 (wijzigingsvoorstel 19)

Als volgt wijzigen:

2.8.

De digitale transformatie brengt ook potentiële risico’s met zich mee op gebieden zoals financiële stabiliteit, financiële criminaliteit en consumentenbescherming. Deze risico’s kunnen nog toenemen door de versnippering van de regelgeving in de EU en de uiteenlopende ontwikkelingen wereldwijd met betrekking tot de regulering van de sector. Het is volgens het EESC dan ook zaak dat de EU op dit gebied een alomvattend en stabiel regelgevingskader tot stand brengt. Tevens beveelt het EESC aan dat in 2021 op OESO-niveau een mondiale oplossing op belastinggebied wordt bereikt de EU haar initiatief voor het belasten van grote digitale ondernemingen weer opneemt  (4).

Stemuitslag:

Voor:

89

Tegen:

149

Onthoudingen:

22

k)    Paragraaf 5.2 (wijzigingsvoorstel 21)

Als volgt wijzigen:

5.2.

Nauwe samenwerking tussen de voornaamste lokale/regionale belanghebbenden is van essentieel belang om de meest duurzame toepassingen te identificeren en de sociaal-economische ontwikkeling te maximaliseren. Goede praktijken van de sociale partners op alle niveaus op basis van collectieve arbeidsovereenkomsten of andere vormen van sociale dialoog die een gelijk speelveld scheppen voor economische concurrenten in een bepaalde sector of regio, bieden een ijkpunt voor het bevorderen van een strategie voor rechtvaardige transitie met betrekking tot het koolstofvrij maken en andere doelstellingen van het klimaatbeleid (5).

Stemuitslag:

Voor:

93

Tegen:

146

Onthoudingen:

19

l)    Paragraaf 6.2 (wijzigingsvoorstel 22)

Als volgt wijzigen:

6.2.

Een van de belangrijkste governance-instrumenten om sociaal rechtvaardige transities uit te voeren en de vorderingen ervan te monitoren, is het Europees Semester. Het is van het allergrootste belang om ervoor te zorgen dat het Europees en nationaal sociaal, economisch en milieubeleid voortdurend cyclisch wordt geëvalueerd. Het Europees Semester heeft geleidelijk aan een meer sociale dimensie gekregen, maar de macro-economische en begrotingsdimensie hebben nog steeds de overhand. Het EESC stelt daarom voor om nieuwe, betere, meetbare en aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren op te nemen in het Europees Semester om zo alle aspecten en beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren en te volgen, evenals de 17 SDG’s  (6) , en synergieën tot stand te brengen met het sociaal scorebord door het concept van een duurzame welzijnsgerichte economie voor iedereen te introduceren  (7) , in combinatie met gerichte landspecifieke aanbevelingen voor het sociaal en milieubeleid  (8) . Het Semester is nu ook hervormd om meer maatregelen ter ondersteuning van het herstel mogelijk te maken en het EESC hoopt dat dit zal helpen om het volledige EU-governancemechanisme te vernieuwen versterken waardoor het dienst kan doen als leidraad voor het voortbestaan bevorderen van de democratie en opwaartse convergentie in de EU.

Stemuitslag:

Voor:

87

Tegen:

148

Onthoudingen:

21

m)    Paragraaf 6.4 (wijzigingsvoorstel 23)

Als volgt wijzigen:

6.4.

Ter compensatie van de institutionele onevenwichtigheid bij de economische en sociale governance beveelt het EESC aan om bij de toepassing van de begrotingsregels van de EU, zonder de financiële stabiliteit op middellange termijn in gevaar te brengen, gebruik te maken van een evenwichtige“gouden regel” (9) , zodat gerechtvaardigde overheidsinvesteringen niet worden meegenomen in de berekening van het tekort en rekening wordt gehouden met de houdbaarheid van de bestaande en toekomstige schuld, teneinde moderne gezondheidszorg-, ecologische, onderwijs- en technologische infrastructuur te waarborgen en een ongeziene recessie te voorkomen (10).

Stemuitslag:

Voor:

87

Tegen:

159

Onthoudingen:

16

n)    Paragraaf 9.3 (wijzigingsvoorstel 24)

Als volgt wijzigen:

9.3.

Het EESC roept de Raad en het Europees Parlement op om het ondernemingsklimaat te verbeteren en om in het MFK 2021-2027 de financiering te verhogen en voldoende financiële middelen uit te trekken voor de investeringen die nodig zijn voor deeen echte en radicale groene en digitale transitie. Om voldoende financiële middelen te vergaren, pleit het EESC ook voor het analyseren van de effecten van een uitbreiding van het scala aan eigen middelen, eventueel met afkomstig uit het emissiehandelssysteem van de EU, een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) en een heffing op digitale diensten een digitaledienstenbelasting, een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en een heffing op financiële transacties  (11).

Stemuitslag:

Voor:

91

Tegen:

157

Onthoudingen:

13

o)    Paragraaf 9.4 (wijzigingsvoorstel 25)

Als volgt wijzigen:

9.4.

Voor de huidige programmeringsperiode is in de regels die van toepassing zijn op grote bedrijven die steun hebben gekregen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, vastgelegd dat zij die bijdrage moeten terugbetalen wanneer de productieactiviteit binnen tien jaar na de eindbetaling van de ontvangen steun wordt verplaatst naar een locatie buiten de Unie (artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad). Het EESC is van mening dat voor de toekomstige programmeringsperiode de bepalingen strenger moeten worden gemaakt om het terughalen van economische activiteiten naar de Unie te stimuleren, en cohesie te garanderen ter wille van de strategische autonomie, het productieapparaat en de productiecapaciteit te vrijwaren, de werkgelegenheid te verhogen en een duurzamere “territoriale ontwikkeling” te stimuleren.

Stemuitslag:

Voor:

89

Tegen:

149

Onthoudingen:

19

p)    Paragraaf 9.5 (wijzigingsvoorstel 26)

Als volgt wijzigen:

9.5.

Verder ondersteunt het EESC de verbetering van de budgettaire governance van de EU met het oog op duurzaamheidsrisico’s, waarbij lessen worden getrokken uit de screening van goede praktijken voor groene budgettering en begrotingsplannen. Daarnaast zijn zouden er ook fiscale stimulansen nodig kunnen zijn om bedrijven en particulieren te overtuigen motiveren om in groene initiatieven met een maatschappelijke impact te investeren (12). Dergelijke subsidies moeten zorgvuldig worden beoordeeld in een kosten-batenanalyse.

Stemuitslag:

Voor:

93

Tegen:

154

Onthoudingen:

16

q)    Paragraaf 9.6 (wijzigingsvoorstel 27)

Als volgt wijzigen:

9.6.

De uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd bij de overgang naar een groene en digitale economie vereisen massale investeringen, die met overheidsgeld en traditionele financiering door middel van bankleningen alleen niet kunnen worden gerealiseerd. Elk jaar worden er in de vele uiteenlopende industriële sectoren Er zullen enorme bedragen uit de allerlei particuliere sector moeten komen fondsen geïnvesteerd in schadelijke economische activiteiten, waardoor ze uiteindelijk “verzonken kosten” dreigen te worden. Er moet op coherente wijze een mechanisme worden ingesteld om financiële middelen van de particuliere sector te kanaliseren naar investeringen die voldoen aan de ESG-criteria (ecologische, sociale en governancecriteria). De strategieën voor de bankenunie, de kapitaalmarktenunie, duurzame financiering, digitale financiering en kleine en middelgrote ondernemingen versterken elkaar dus allemaal en rechtvaardigen het overhevelen van middelen naar de meer productieve projecten. Het EESC juicht de oprichting van het Platform voor duurzame financiering toe en verwacht dat de sociale taxonomie zich versneld zal ontwikkelen.

Stemuitslag:

Voor:

74

Tegen:

154

Onthoudingen:

31

r)    Paragraaf 10.1 (wijzigingsvoorstel 28)

Als volgt wijzigen:

10.1.

Aangezien industriële transitie vaak een verschuiving vereist van de oude en traditionele maakindustrie naar toekomstgerichte activiteiten (zelfs in traditionele sectoren), kan deze leiden tot een werkloosheid die (minstens tijdelijk) hoger is dan gemiddeld, omdat de de-industrialisering op bepaalde plaatsen is geconcentreerd en de vaardigheden zijn afgestemd op krimpende sectoren. In deze context is het van essentieel belang dat er wordt geanticipeerd en dat vertegenwoordigers van de werknemers worden geraadpleegd op het niveau van de bedrijfstak en de onderneming vóór er beslissingen worden genomen. Het is cruciaal dat het beleid voor de industriële transitie werknemers en lokale gemeenschappen, met name werknemers met een beperking of uit andere kwetsbare groepen, helpt de transitie op een zodanige manier aan te pakken dat de ontwrichting tot een minimum wordt beperkt en de mogelijke voordelen optimaal worden benut.

Stemuitslag:

Voor:

88

Tegen:

149

Onthoudingen:

17

s)    Paragrafen 10.5, 10.5.1, 10.5.2, 10.5.3, 10.5.4, 10.5.5, 10.5.6 en 10.5.7 (wijzigingsvoorstel 30)

Paragrafen schrappen:

10.5.

Actieplan voor de uitvoering van de EPSR

Rechtvaardige transities vereisen een adequaat sociaal beleid ter ondersteuning van goede arbeidsomstandigheden, goed functionerende regelingen voor collectieve onderhandelingen en arbeidsverhoudingen en een degelijke sociale bescherming om werknemers die een transitie doormaken, te helpen. Het EESC wil enkele voorstellen doen voor het aangekondigde actieplan van de Commissie voor de uitvoering van de EPSR.

10.5.1.

Zo stelt het voor dat de Commissie de toereikendheid van het EU-acquis inzake arbeidsrecht evalueert en dat ze dit acquis versterkt om een rechtvaardige transitie voor werknemers beter te ondersteunen.

10.5.2.

Het recht op veiligheid en gezondheid is een fundamenteel arbeidsrecht voor alle werknemers, wat voor dienstverband ze ook hebben en in wat voor soort bedrijfsmodel ze ook werken. Het EESC is zeer bezorgd dat sommige nieuwe arbeidsvormen die zijn ontstaan door de digitale en klimaattransities, mogelijk buiten het toepassingsgebied van de bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk vallen. Daarnaast is al aangetoond dat de digitalisering van de werkplek ernstige risico’s met zich meebrengt, zoals een hoger werktempo, stress en psychosociaal geweld  (13) , en kunnen we verwachten dat er zich in de toekomst door artificiële intelligentie veroorzaakte ongevallen zullen voordoen  (14) , ongevallen die we moeten vermijden. Het EESC vraagt daarom ervoor te zorgen dat alle werknemers in de EU de bescherming genieten van de wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk  (15).

10.5.3.

Het EESC spoort de Europese Commissie aan om de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en aanverwante regelgeving regelmatig te herzien in het licht van de technologische ontwikkelingen  (16).

10.5.4.

De sociale dialoog, zowel op nationaal als Europees niveau, speelt een belangrijke rol bij de vormgeving van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid. Het EESC is er voorstander van dat er in het kader van de sociale dialoog op het gepaste nationale, regionale en Europese niveau adequate maatregelen met betrekking tot “rechtvaardige transities” worden uitgewerkt om veranderingen in goede banen te leiden en te zorgen voor minimumbescherming bij reorganisaties of collectief ontslag naar aanleiding van transities (die voortvloeien uit ontwikkelingen op het gebied van technologie, demografie, mondialisering, klimaatverandering en circulaire economie), en waarbij ook plaats wordt ingeruimd voor het recht op collectieve onderhandelingen om te anticiperen op veranderingen en om de betrokken werknemers te ondersteunen (aanpassing van de richtlijn collectief ontslag)  (17).

10.5.5.

Het EESC herhaalt dat werknemers en hun vertegenwoordigers moeten worden geraadpleegd en geïnformeerd wanneer er veranderingen, nieuwe technologieën of AI-systemen worden geïntroduceerd die kunnen leiden tot wijzigingen in de organisatie van het werk, het toezicht op en de controle van het werk en de regelingen voor de beoordeling en aanwerving van werknemers. Het recht op voorlichting en raadpleging, waarbij de EOR-richtlijn terdege in acht moet worden genomen, moet in alle ondernemingen worden gewaarborgd en er moet op EU-niveau een geharmoniseerd kader voor participatie in bestuursorganen worden ingevoerd. Het EESC pleit daarom voor een sterk en robuust Europees kader voor de voorlichting, raadpleging en participatie van werknemers  (18) als een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van rechtvaardige en billijke wederopbouwtrajecten en voor de digitale en milieutransities. De Commissie moet de sociale dialoog stimuleren teneinde de werknemers te betrekken bij de digitale en klimaattransities in alle lidstaten, en moet de resultaten ervan monitoren via het Europees Semester.

10.5.6.

Er is behoefte aan een kader voor maatschappelijk verantwoord herstructureren en anticiperen op bedrijfsmatige veranderingen dat een aanvulling vormt op de bestaande rechten van werknemers met betrekking tot voorlichting, raadpleging en participatie en dat aansluit bij de kernelementen van het Europees sociaal model  (19) . Het EESC vindt dat de Europese Commissie het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering moet herzien en een rechtsgrondslag voor specifieke randvoorwaarden met betrekking tot werknemersparticipatie moet voorstellen om werknemers meer te betrekken bij het aanpakken van de uitdagingen in verband met de Green Deal en de digitale transformatie  (20).

10.5.7.

In het kader van het actieplan moet een minimum aan basisrechten op EU-niveau worden vastgelegd: het EESC heeft gepleit voor maatregelen inzake de bescherming van het minimuminkomen  (21) om armoede te bestrijden en een inclusieve arbeidsmarkt te stimuleren, en is daarom ingenomen met de plannen van de Commissie en het Duitse voorzitterschap van de Raad om een Europees kader voor minimuminkomensregelingen tot stand te brengen  (22) . Het EESC heeft aanbevolen de mogelijkheid te onderzoeken om gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering in de EU-lidstaten vast te stellen  (23) . Het Comité heeft eveneens verzocht om een Europees initiatief betreffende minimumlonen en collectieve onderhandelingen  (24) en is dan ook ingenomen  (25) met het initiatief van de Commissie over toereikende minimumlonen in de Europese Unie  (26).

Stemuitslag:

Voor:

93

Tegen:

149

Onthoudingen:

17

t)    Paragraaf 10.6 (wijzigingsvoorstel 31)

Paragraaf schrappen:

10.6.

Een nieuw sociaal contract

Om de weg naar herstel in te slaan, waarbij wordt geïnvesteerd in werkgelegenheid en rechten en een leefbaar loon worden beschermd, maar ook met het oog op de wederopbouw van sterke arbeidsmarktinstellingen voor alle werknemers overeenkomstig eerdere verbintenissen en de waarborging van de sociale bescherming, is het EESC van mening dat bij het herstel een rechtvaardige transitie centraal moet staan, en dit door middel van een sociale dialoog waarbij het maatschappelijk middenveld een actieve bijdrage levert aan de vormgeving van een sociale, rechtvaardige en inclusieve industriële transitie.

Stemuitslag:

Voor:

85

Tegen:

146

Onthoudingen:

19

u)    Paragraaf 1.1 (wijzigingsvoorstel 1)

Als volgt wijzigen:

1.1.

Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan voordat de industriële transitie naar een groene en digitale Europese economie kan leiden tot een duurzame, billijke en maatschappelijk aanvaardbare toekomst in Europa. Er dient echter rekening te worden gehouden met de nieuwe situatie. Door de COVID-19-pandemie is de Europese economie hard getroffen: veel bedrijven staan op instorten, mensen raken hun baan kwijt, huishoudens verliezen hun inkomstenbron, de zorgsector wordt minder efficiënt. Hierdoor is er nog dringender de behoefte aan een veel ruimere en sterkere participatie van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in de beleidsvorming op alle niveaus en aan een realistisch sterk regelgevingskader en normen op Europees niveau, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de lidstaten, de bevoegdhedenverdeling tussen de EU en de lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel, met name met betrekking tot de sociale agenda, nog urgenter geworden. Het actieplan dat werd aangekondigd voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR), moet bij deze inspanningen een belangrijke rol spelen.

Stemuitslag:

Voor:

90

Tegen:

146

Onthoudingen:

18

v)    Nieuwe paragraaf 1.5 (wijzigingsvoorstel 4)

Nieuwe paragraaf invoegen:

1.5.

De beste beleidsreactie is om de verwachtingen in te lossen van het plan NextGenerationEU, dat een unieke kans biedt op een snel en transformatief herstel. Topprioriteit moet zijn om dit proces in gang zetten en de handen ineen te slaan met de particuliere sector.

Stemuitslag:

Voor:

97

Tegen:

136

Onthoudingen:

22

w)    Nieuwe paragraaf 1.6 (wijzigingsvoorstel 5)

Nieuwe paragraaf invoegen:

1.6.

De uitdagingen die de brexit met zich meebrengt, moeten worden overwonnen door een krachtige impuls te geven aan de versterking van de eengemaakte markt, die een sterkere, gezonde en concurrerende omgeving voor bedrijven creëert.

Stemuitslag:

Voor:

93

Tegen:

141

Onthoudingen:

20

x)    Paragraaf 1.4 (wijzigingsvoorstel 6)

Als volgt wijzigen:

1.4.

Een veerkrachtig, duurzaam, billijk en welvarend Europa heeft een regelgevings samenhangend kader nodig dat het proces voor een rechtvaardige transitie kan bevorderen, maar tegelijkertijd ook rekening houdt met de ethische gevolgen ervan en met publieke belangen zoals consumentenbescherming, gezondheid, veiligheid en kwaliteit. Het EESC beveelt aan dat Europese en nationale instellingen nieuwe governancestructuren introduceren die kunnen garanderen dat de lokale economie, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld op een actieve manier worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van billijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transities sociaal rechtvaardig verlopen. Een van de belangrijkste governance-instrumenten om sociaal rechtvaardige transities door te voeren en de vorderingen ervan te monitoren, is het Europees Semester. Het EESC beveelt aan om nieuwe, betere, meetbare en aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren op te nemen in het Europees Semester om zo alle beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren en in het oog te houden.

Stemuitslag:

Voor:

80

Tegen:

145

Onthoudingen:

16

y)    Paragraaf 1.8 (wijzigingsvoorstel 8)

Als volgt wijzigen:

1.8.

Het EESC is ingenomen met het actieplan dat werd aangekondigd voor de implementatie van de EPSR. Het arbeidsbeleid van de EU-acquis inzake arbeidsrecht moet worden versterkt om een rechtvaardige transitie voor werknemers beter te ondersteunen. In het kader van het actieplan moet een minimum aan basisrechten op EU-niveau worden vastgelegd, waaronder: het recht op Zo moet er gezorgd worden voor gezondheid en veiligheid voor alle werknemers, ook in het geval van nieuwe arbeidsvormen; het recht op voorlichting, raadpleging, medezeggenschap en participatie, waarbij dat recht niet wordt beperkt tot in transitiesituaties; het recht op de ontwikkeling van vaardigheden; minimumnormen voor werkloosheidsverzekering; minimumloon; en collectieve onderhandelingen of andere vormen van afspraken, overeenkomstig de bevoegdheden die lidstaten hebben.

Stemuitslag:

Voor:

98

Tegen:

148

Onthoudingen:

17


(1)  EC Summer 2020 Economic Forecast: A deeper recession with wider divergences.

(2)   De bijdrage van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021.

(3)   EESC-advies (SOC/645) over fatsoenlijk werk in de platformeconomie.

(4)  EESC-advies over Bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en het witwassen van geld.

(5)  Kaderovereenkomst voor een billijke transitie voor kolenmijnbouw en de duurzame ontwikkeling van de mijnbouwgemeenschappen voor de periode 2019-2027 (Spanje); Banen voor het klimaat (Portugal); Overeenkomst van de sociale partners over rechtvaardige transitie en klimaatverandering (Griekenland); “Thyssenkrupp Steel Europe: Future Pact for Steel 20-30” (Duitsland (maart 2020)).

(6)   EESC-advies over De jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 ( PB C 120 van 14.4.2020, blz. 1 ).

(7)   Céline Charveriat en Eloïse Bodin (2020), Delivering the Green Deal: the role of a reformed European Semester within a new sustainable economy strategy.

(8)   EESC-advies over de Europese pijler van sociale rechten — Evaluatie van de start van de tenuitvoerlegging en aanbevelingen voor de toekomst ( PB C 14 van 15.1.2020, blz. 1 ).

(9)   PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1 .

(10)   PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1 .

(11)   PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106 .

(12)   PB C 311 van 18.9.2020, blz. 63 .

(13)   IAO (2019), The Threat of Physical and Psychosocial Violence and Harassment in Digitalized Work.

(14)   PB C 47 van 11.2.2020, blz. 64.

(15)   PB C 14 van 15.1.2020, blz. 52 .

(16)   PB C 47 van 11.2.2020, blz. 64.

(17)   PB C 14 van 15.1.2020, blz. 1 .

(18)   EESC-advies SOC/644 over de sociale dialoog voor economische duurzaamheid en veerkracht (goedgekeurd op 29.10.2020, nog niet gepubliceerd).

(19)   PB C 161 van 6.6.2013, blz. 35.

(20)   EESC-resolutie over de bijdrage van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021.

(21)   PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1.

(22)   Conclusies van de Raad over betere bescherming van het minimuminkomen, ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting tijdens de COVID-19-pandemie en erna.

(23)   PB C 97 van 24.3.2020, blz. 32.

(24)   EESC-advies over Fatsoenlijke minimumlonen in heel Europa.

(25)   EESC-resolutie over de bijdrage van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021.

(26)   COM(2020) 682 final.


Top