Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0545

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 39e zitting van het uitvoerend orgaan in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand

    COM/2019/545 final

    Brussel, 23.10.2019

    COM(2019) 545 final

    2019/0238(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 39e zitting van het uitvoerend orgaan in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het uitvoerend orgaan van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (“het luchtverdrag”) met betrekking tot het besluit over de voorgestelde wijzigingen van artikel 3 bis van en bijlage VII bij het Protocol bij het luchtverdrag inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (zoals gewijzigd in 2012).

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Het luchtverdrag en het daarbij behorende Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (zoals gewijzigd in 2012)

    Het VN/ECE-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (het “luchtverdrag”), dat in 1979 is aangenomen, is de meest geavanceerde regionale milieuovereenkomst met betrekking tot het beleid inzake schone lucht.

    In het kader van het luchtverdrag is in november 1999 het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau (het “Protocol van Göteborg”) goedgekeurd. Het vormt de basis voor Richtlijn (EU) 2016/2284 1 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, waarbij Richtlijn 2001/81/EG 2 inzake nationale emissieplafonds is ingetrokken. Het Protocol van Göteborg is in 2012 gewijzigd. De gewijzigde versie is op 7 oktober 2019 in werking getreden.

    De Europese Unie is partij bij het luchtverdrag 3 en bij het Protocol van Göteborg, zoals gewijzigd in 2012 4 . Alle lidstaten zijn partij bij het luchtverdrag; 21 lidstaten zijn partij bij het Protocol van Göteborg 5 en 15 lidstaten hebben tot dusver de wijziging van 2012 van het Protocol van Göteborg 6 aanvaard.

    2.2.Het uitvoerend orgaan

    Het uitvoerend orgaan is het bestuursorgaan van het luchtverdrag en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen bij het verdrag. Overeenkomstig artikel 10 van het luchtverdrag houdt het uitvoerend orgaan toezicht op de uitvoering en de nadere uitwerking van het luchtverdrag en de protocollen daarbij.

    Het uitvoerend orgaan streeft ernaar zijn besluiten bij consensus te nemen 7 .

    Wijzigingen van het Protocol van Göteborg worden bij consensus aangenomen door de partijen die aanwezig zijn bij een zitting van het uitvoerend orgaan 8 .

    2.3.Het beoogde besluit van het uitvoerend orgaan

    Van 9 tot en met 13 december 2019 zal het uitvoerend orgaan tijdens zijn 39e zitting de door de VS voorgestelde wijzigingen van artikel 3 bis van en bijlage VII bij het gewijzigde Protocol van Göteborg (“de beoogde handeling”) bespreken en eventueel aannemen.

    De beoogde handeling strekt tot verlenging van de mogelijkheid voor landen in de regio Oost-Europa, Kaukasus en Centraal-Azië (OEKCA) om gebruik te maken van een flexibel tijdschema om aan bepaalde verplichtingen te voldoen, teneinde hun ratificatie van het Protocol van Göteborg te vergemakkelijken.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn:

    overeenkomstig artikel 13 bis van het Protocol van Göteborg, dat bepaalt dat wijzigingen van het protocol voor de partijen die ze hebben aanvaard, in werking treden op de negentigste dag na de datum waarop twee derden van de partijen die op het tijdstip van de aanneming ervan partij waren hun akten van aanvaarding ervan hebben nedergelegd 9 .

    Voor de partijen die ze hebben aanvaard, is met betrekking tot wijzigingen van de bijlagen IV tot en met XI bij het Protocol van Göteborg in een andere procedure voorzien: dergelijke wijzigingen worden een jaar na de datum van de bekendmaking van het besluit aan alle partijen van kracht, behalve voor de partijen die de depositaris ervan in kennis stellen dat zij de wijziging niet kunnen goedkeuren. Indien zestien of meer partijen een dergelijke kennisgeving indienen, treedt de wijziging niet in werking 10 .

    In de praktijk zullen de voorgestelde wijzigingen geen gevolgen hebben voor de verplichtingen van de lidstaten, aangezien de verplichtingen in kwestie reeds deel uitmaken van het EU-acquis en door de lidstaten worden toegepast. De voorgestelde wijzigingen zouden niet-EU-partijen, met name in de OEKCA-regio, echter in staat stellen om gedurende een langere periode gebruik te blijven maken van de flexibiliteit waarover in het kader van de wijziging van 2012 van het Protocol van Göteborg reeds is onderhandeld en overeenstemming is bereikt.

    3.Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

    De flexibele tijdschema’s in artikel 3 bis van en bijlage VII bij het gewijzigde Protocol van Göteborg zijn in 2012 goedgekeurd en aangenomen met als doel een vereenvoudigd toetredingsmechanisme tot stand te brengen om de ratificatie door meer partijen aan te moedigen. In augustus 2019 was nog geen enkel OEKCA-land erin geslaagd om van deze flexibiliteit gebruik te maken. Na gesprekken over bestaande belemmeringen die OEKCA-landen ondervinden bij de ratificatie, hebben de partijen bij het luchtverdrag daarom tijdens de vergaderingen van de werkgroep strategie en toetsing van 20 tot en met 24 mei 2019 hun belangstelling kenbaar gemaakt om deze flexibele tijdschema’s te verlengen.

    Het wordt onwaarschijnlijk geacht dat de OEKCA-landen het protocol in de nabije toekomst zullen ratificeren indien de flexibiliteit niet wordt verlengd. Het is in het belang van de EU dat de nabuurschapslanden het Protocol van Göteborg ratificeren om de grensoverschrijdende luchtverontreiniging die uit OEKCA-landen naar de EU-lidstaten komt, te helpen verminderen.

    De bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/2284 weerspiegelen de verplichtingen van het Protocol van Göteborg.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 11 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het uitvoerend orgaan is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het luchtverdrag.

    De door het uitvoerend orgaan vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 13 bis van het Protocol van Göteborg volkenrechtelijk bindend zijn.

    De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het luchtverdrag of van het Protocol van Göteborg.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op het milieu.

    De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 191 VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 191 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Aangezien de handeling van het uitvoerend orgaan het Protocol van Göteborg bij het luchtverdrag zal wijzigen, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.

    2019/0238 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 39e zitting van het uitvoerend orgaan in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 191, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau, zoals gewijzigd in 2012, (“het protocol”) bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand is door de Unie bij Besluit (EU) 2017/1757 ( 12 ) van de Raad gesloten en is op 7 oktober 2019 in werking getreden.

    (2)Overeenkomstig artikel 13 bis van het protocol kan het uitvoerend orgaan wijzigingen van het protocol en de bijlagen daarbij aannemen.

    (3)Het uitvoerend orgaan zal tijdens zijn 39e  zitting van 9 tot en met 13 december wijzigingen van het Protocol (artikel 3 bis) en de bijlagen daarbij (bijlage VII) aannemen om de ratificatie van het protocol door niet-EU-partijen te bevorderen.

    (4) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het uitvoerend orgaan moet worden ingenomen, aangezien het onderwerp en de inhoud van het te wijzigen protocol onder het EU-acquis, met name onder richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad 13 , vallen.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 39e zitting van het uitvoerend orgaan van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand luidt als volgt:

    Het voorstel van de Verenigde Staten van Amerika om artikel 3 bis van en bijlage VII bij het protocol te wijzigen om de flexibele tijdschema’s te verlengen van 2019 tot en met 2024 en van 2022 tot en met 2028 wordt gesteund.

    Artikel 2

    De vertegenwoordigers van de Unie kunnen in het licht van ontwikkelingen tijdens de 39e zitting van het uitvoerend orgaan van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand het in artikel 1 bedoelde standpunt in overleg met de lidstaten nader uitwerken en goedkeuren tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse zonder een nader besluit van de Raad.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG, PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1.
    (2)    Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22.
    (3)    81/462/EEG: Besluit van de Raad van 11 juni 1981 met betrekking tot de sluiting van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, PB L 171 van 27.6.1981, blz. 11.
    (4)    2003/507/EG: Besluit van de Raad van 13 juni 2003 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, PB L 179 van 17.7.2003, blz. 1; Besluit (EU) 2017/1757 van de Raad van 17 juli 2017 betreffende de aanvaarding namens de Europese Unie van de wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, PB L 248 van 27.9.2017, blz. 3.
    (5)    België, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (stand van de ratificaties op 12 augustus 2019).
    (6)    Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Finland, Duitsland, Letland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (stand van de ratificaties op 12 augustus 2019).
    (7)    Reglement van orde voor de zittingen van het uitvoerend orgaan van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, zoals vastgesteld bij besluit 2010/9 en gewijzigd bij besluit 2013/1, artikel 29.
    (8)    Protocol van Göteborg (gewijzigd in 2012), artikel 13 bis, lid 3.
    (9)    Protocol van Göteborg (gewijzigd in 2012), artikel 13 bis, lid 3.
    (10)    Protocol van Göteborg (gewijzigd in 2012), artikel 13 bis, lid 7.
    (11)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (12)    Besluit (EU) 2017/1757 van de Raad van 17 juli 2017 betreffende de aanvaarding namens de Europese Unie van de wijziging van het Protocol van 1999 inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, PB L 248 van 27.9.2017, blz. 3.
    (13)    Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG, PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1.
    Top