EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AP0419

P8_TA(2019)0419 Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra (COM(2018)0630 — C8-0404/2018 — 2018/0328(COD)) P8_TC1-COD(2018)0328 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra

PB C 158 van 30.4.2021, p. 850–883 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 158/850


P8_TA(2019)0419

Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra (COM(2018)0630 — C8-0404/2018 — 2018/0328(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2021/C 158/66)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0630),

gezien artikel 294, lid 2, artikel 173, lid 3, en artikel 188, alinea 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0404/2018),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 23 januari 2019 (1),

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en het advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0084/2019),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast (2);

2.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  Dit standpunt stemt overeen met de amendementen die zijn aangenomen op 13 maart 2019 (Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0189).


P8_TC1-COD(2018)0328

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging en het netwerk van nationale coördinatiecentra

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, en artikel 188, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nu Meer dan 80 % van de bevolking van de Unie is verbonden met het internet en we steunen als burgers in ons dagelijkse leven en in onze economieën steeds meer op digitale technologieën steunen, stijgt waarbij ook het risico op ernstige cyberincidenten stijgt . Om de veiligheid in de toekomst te waarborgen, zal de Unie zich onder meer beter meer de algemene weerbaarheid moeten kunnen weren tegen cyberdreigingen op technologisch en industrieel gebied verbeteren en moeten zorgen voor meer technologische en industriële capaciteit om de Unie te beschermen tegen de permanent evoluerende cyberdreigingen , aangezien zowel civiele infrastructuur als militaire capaciteiten beveiligingscapaciteiten afhankelijk zijn van veilige digitale systemen. Deze beveiliging kan worden bewerkstelligd door het bewustzijn over cyberbeveiligingsdreigingen te verhogen en door in de hele Unie competenties, capaciteiten en vaardigheden te ontwikkelen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de onderlinge samenhang van hardware- en software-infrastructuur, netwerken, producten en processen, en de maatschappelijke en ethische implicaties en bezwaren. [Am. 1]

(1 bis)

Cybercriminaliteit is een snel groeiende dreiging voor de Unie, haar burgers en haar economie. In 2017 heeft 80 % van de Europese bedrijven te maken gehad met minstens één cyberincident. De WannaCry-aanval in mei 2017 trof meer dan 150 landen en 230 000 IT-systemen en had aanzienlijke gevolgen voor cruciale infrastructuur, zoals ziekenhuizen. Dit onderstreept het feit dat de hoogste cyberbeveiligingsnormen en alomvattende cyberbeveiligingsoplossingen nodig zijn, die betrekking hebben op mensen, processen en technologie in de Unie, alsook leiderschap van de Unie ter zake en digitale autonomie. [Am. 2]

(2)

Als gevolg van de strategie inzake cyberbeveiliging (4) van 2013, die tot doel heeft een betrouwbaar, veilig en open cyber-ecosysteem tot stand te brengen, heeft de Unie haar activiteiten met betrekking tot de toenemende uitdagingen op het gebied van cyberbeveiliging stelselmatig uitgebreid. In 2016 heeft de Unie de eerste maatregelen op het gebied van cyberbeveiliging vastgesteld in Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (5) voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen.

(3)

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hebben in september 2017 een gezamenlijke mededeling (6) voorgesteld over “Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU” om de weerbaarheid, het afschrikkingseffect en het reactievermogen van de EU ten opzichte van cyberaanvallen te versterken.

(4)

De staatshoofden en regeringsleiders hebben op de digitale top van Tallinn in september 2017 opgeroepen om van Europa uiterlijk in 2025 een leider in cyberbeveiliging te maken, zodat de burgers, consumenten en bedrijven vol vertrouwen online kunnen gaan en bescherming genieten, en zodat een vrij , veiliger en aan het recht onderworpen internet mogelijk wordt , en verklaard meer gebruik te zullen maken van open-sourceoplossingen en/of open normen bij het (om)bouwen van informatie- en communicatietechnologie-systemen en -oplossingen (ICT) (onder meer om afhankelijkheid van één leverancier (vendor lock-in) te voorkomen), met inbegrip van degenen die zijn ontwikkeld en/of bevorderd door EU-programma's voor interoperabiliteit en normalisatie, zoals ISA2" . [Am. 3]

(4 bis)

Het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging (“het kenniscentrum”) moet de weerbaarheid en betrouwbaarheid van de infrastructuur van netwerk- en informatiesystemen, met inbegrip van het internet en andere kritieke infrastructuur voor de werking van de maatschappij, zoals vervoer, gezondheidszorg en banksystemen, helpen vergroten. [Am. 4]

(4 ter)

Het kenniscentrum moet bij zijn activiteiten rekening houden met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2019/XXX [herschikking van Verordening (EG) nr. 428/2009, zoals voorgesteld in COM(2016)0616]  (7) . [Am. 5]

(5)

Ernstige verstoringen van netwerk- en informatiesystemen kunnen gevolgen hebben voor individuele lidstaten en voor de Unie als geheel. De hoogste mate van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de hele Unie is daarom essentieel zowel voor de goede werking van de interne markt maatschappij als voor de economie . Voor cyberbeveiliging is de Unie momenteel afhankelijk van niet-Europese aanbieders. Het is echter in het strategische belang van de Unie om essentiële technologische capaciteiten en mogelijkheden op het gebied van cyberbeveiliging te behouden en te ontwikkelen voor de beveiliging van de digitale eengemaakte markt, en met name de bescherming van kritieke netwerken en informatiesystemen bescherming van gegevens en kritieke netwerken en informatiesystemen van Europese burgers en bedrijven, waaronder kritieke infrastructuur voor het functioneren van de maatschappij zoals vervoerssystemen, gezondheidsstelsels en banken, en de digitale eengemaakte markt , alsook voor de verlening van essentiële diensten op het gebied van cyberbeveiliging. [Am. 6]

(6)

In de Unie is er een schat aan deskundigheid en ervaring als het gaat om onderzoek, technologie en industriële ontwikkeling op het gebied van cyberbeveiliging, maar de inspanningen van de industrie- en onderzoeksgemeenschappen zijn versnipperd, zijn onvoldoende op elkaar afgestemd en hebben geen gezamenlijke missie, hetgeen het concurrentievermogen en de effectieve bescherming van kritieke gegevens, netwerken en systemen op dit gebied belemmert. Deze inspanningen en deskundigheid moeten op een efficiënte manier worden gebundeld, onderling verbonden en gebruikt om bestaande onderzoeks-, technologische en industriële capaciteiten capaciteiten op het gebied van onderzoek , technologie, vaardigheden en industrie op Unieniveau en nationaal niveau te versterken en aan te vullen. Aangezien de ICT-sector voor belangrijke uitdagingen staat, zoals voorzien in haar behoefte aan geschoolde arbeidskrachten, kan zij er baat bij hebben om de diversiteit van de samenleving als geheel te weerspiegelen en te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging op het gebied van gender, voor etnische diversiteit en voor de non-discriminatie van personen met een handicap, alsmede om de toegang te faciliteren tot kennis en opleiding voor toekomstige deskundigen op het gebied van cyberbeveiliging, met inbegrip van hun opleiding in niet-formele contexten, bijvoorbeeld in projecten op het gebied van gratis en opensource-software, civieltechnische projecten, start-ups en micro-ondernemingen. [Am. 7]

(6 bis)

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) zijn cruciale spelers in de cyberbeveiligingssector van de Unie, die dankzij hun flexibiliteit kunnen voorzien in geavanceerde oplossingen. Kmo's die niet in cyberbeveiliging gespecialiseerd zijn, zijn echter ook vatbaar voor een grotere kwetsbaarheid voor cyberincidenten, door de grote investeringen en kennis die vereist zijn om effectieve cyberbeveiligingsoplossingen te realiseren. Daarom moeten het kenniscentrum en het kennisnetwerk (het “netwerk”) voor cyberbeveiliging kmo's bijzondere steun verlenen door hun toegang tot kennis en opleiding te vergemakkelijken, zodat zij zichzelf voldoende kunnen beveiligen en zodat kmo's die actief zijn op het gebied van cyberbeveiliging kunnen bijdragen tot de leidende positie van de Unie op dit vlak. [Am. 8]

(6 ter)

Er bestaat expertise buiten de context van industrie en onderzoek. Niet-commerciële en precommerciële projecten, bekend onder de noemer “civieltechnische projecten”, maken gebruik van open normen, open data en gratis en opensource-software, om het maatschappelijk en algemeen belang te dienen. Zij dragen bij tot de weerbaarheid, het bewustzijn en de ontwikkeling van vaardigheid op het gebied van cyberbeveiliging en spelen een belangrijke rol bij de opbouw van capaciteit voor de industrie en het onderzoek op dit gebied. [Am. 9]

(6 quater)

De term “belanghebbenden” verwijst in de context van deze verordening onder meer naar de industrie, overheidsinstanties en andere entiteiten die zich bezighouden met operationele en technische aangelegenheden op het gebied van cyberbeveiliging, alsook het maatschappelijk middenveld, onder meer vakbonden, consumentenorganisaties, de gemeenschap voor gratis en opensource-software en de academische en onderzoeksgemeenschap. [Am. 10]

(7)

In de in november 2017 aangenomen conclusies van de Raad werd de Commissie verzocht om een snelle effectbeoordeling van de mogelijke opties om tegelijk met het Europees onderzoeks- en kenniscentrum een netwerk van kenniscentra voor cyberbeveiliging op te richten en medio 2018 het relevante rechtsinstrument voor te stellen.

(8)

Het kenniscentrum moet het belangrijkste instrument van de Unie zijn om investeringen in onderzoek, technologie en industriële ontwikkeling op het gebied van cyberbeveiliging te bundelen en om samen met het kennisnetwerk voor cyberbeveiliging relevante projecten en initiatieven uit te voeren. Het kenniscentrum moet voor cyberbeveiliging financiële steun uit de programma's Horizon Europa en Digitaal Europa , evenals uit het Europees Defensiefonds voor acties en administratieve kosten met betrekking tot defensie, verstrekken en in voorkomend geval ook beschikbaar zijn voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en andere programma’s. Deze aanpak moet bijdragen tot synergieën en coördinatie van financiële steun voor EU-initiatieven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling , innovatie, technologie en industriële ontwikkeling op het gebied van cyberbeveiliging en moet vermijden dat er dubbel werk wordt verricht. [Am. 11]

(8 bis)

De “ingebouwde beveiliging”, het principe waarin voorzien is in de gezamenlijke mededeling van 13 september 2017 getiteld “Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU”, omvat geavanceerde methoden voor het verbeteren van de beveiliging in alle levensfasen van een product of dienst, te beginnen bij veilige ontwerp- en ontwikkelingsmethoden, beperking van de aangrijpingsmogelijkheden en de invoering van gepaste veiligheidstesten en -controles. Zolang producten worden gebruikt en onderhouden, moeten fabrikanten of leveranciers onverwijld updates beschikbaar stellen om nieuwe kwetsbaarheden of dreigingen aan te pakken, gedurende de verwachte levensduur van een product, alsook daarna. Dit kan ook worden gerealiseerd door derden de mogelijkheid te verlenen om deze updates te creëren en te verstrekken. De verstrekking van updates is met name nodig in geval van veelgebruikte infrastructuren, producten en processen. [Am. 12]

(8 ter)

Gezien de omvang van de uitdaging op het gebied van cyberbeveiliging en gezien de investeringen die in cyberbeveiligingscapaciteiten en -mogelijkheden worden gedaan in andere delen van de wereld, moeten de Unie en haar lidstaten hun financiële steun voor onderzoek, ontwikkeling en invoering op dit gebied opvoeren. Om schaalvoordelen te realiseren en een vergelijkbaar niveau van bescherming in de gehele Unie te bereiken, moeten de lidstaten hun inspanningen in een Europees kader plaatsen door waar nodig te investeren via het mechanisme van het kenniscentrum. [Am. 13]

(8 quater)

Het kenniscentrum en de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging moeten, ter bevordering van het concurrentievermogen van de Unie en de hoogste cyberbeveiligingsnormen op internationaal niveau, streven naar uitwisseling van cyberbeveiligingsoplossingen, -producten en -normen met de internationale gemeenschap. Technische normen zijn onder meer de creatie van referentieimplementaties, die worden gepubliceerd in het kader van open standaardlicenties. Het veilige ontwerp van met name referentie-implementaties is cruciaal voor de algehele betrouwbaarheid en weerbaarheid van veelgebruikte netwerk- en informatiesystemen zoals het internet en kritieke infrastructuur. [Am. 14]

(9)

Rekening houdend met het feit dat de doelstellingen van dit initiatief het best kunnen worden bereikt als alle of zoveel mogelijk lidstaten deelnemen bijdragen , en om de lidstaten aan te moedigen deel te nemen, moeten alleen lidstaten die financieel bijdragen aan de administratieve en operationele kosten van het kenniscentrum, stemrecht hebben. [Am. 15]

(10)

De financiële bijdrage van de deelnemende lidstaten moet in verhouding staan tot de financiële bijdrage van de Unie aan dit initiatief.

(11)

Het kenniscentrum moet de werkzaamheden van het kennisnetwerk voor cyberbeveiliging (“het netwerk”), dat bestaat uit nationale coördinatiecentra in elke lidstaat, vergemakkelijken en helpen coördineren. Nationale coördinatiecentra moeten directe financiële steun van de Unie ontvangen, met inbegrip van subsidies die zonder oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend, om activiteiten uit te voeren die verband houden met deze verordening.

(12)

De nationale coördinatiecentra moeten door de lidstaten worden geselecteerd. Naast de noodzakelijke administratieve capaciteit moeten de centra beschikken over, of directe toegang hebben tot, technologische expertise op het gebied van cyberbeveiliging, met name op gebieden als cryptografie, ICT-beveiligingsdiensten, indringerdetectie, systeembeveiliging, netwerkbeveiliging, beveiliging van software en toepassingen, of de menselijkeen , ethische, maatschappelijke aspecten en milieuaspecten van beveiliging en privacy. Zij moeten ook over de capaciteit beschikken om effectief in dialoog te gaan en samen te werken met de industrie, de onderzoeksgemeenschap en de overheidssector, met inbegrip van overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (8) aangewezen autoriteiten , teneinde een permanente dialoog tussen overheid en samenleving over cyberbeveiliging tot stand te brengen. Bovendien moet het grote publiek door middel van passende communicatiemiddelen bewuster worden gemaakt van cyberbeveiliging. [Am. 16]

(13)

Wanneer financiële steun wordt verleend aan nationale coördinatiecentra om derden op nationaal niveau te ondersteunen, gebeurt dit via overeenkomsten voor de doorgifte van subsidies aan de betrokken belanghebbenden.

(14)

Opkomende technologieën, zoals kunstmatige intelligentie (KI), het internet der dingen, high-performance computing (HPC) en kwantumcomputers, blockchain en alsook concepten zoals veilige digitale identiteiten, bieden oplossingen brengen nieuwe cyberbeveiligingsuitdagingen met zich mee en brengen leiden tegelijk nieuwe cyberbeveiligingsuitdagingen met zich mee ook tot de creatie van producten en processen . Om de robuustheid van bestaande of toekomstige ICT-systemen te beoordelen en te valideren, zullen beveiligingsoplossingen beveiligingsproducten en -processen voor aanvallen op HPC- en kwantumcomputers moeten worden getest. Het kenniscentrum, het netwerk , de Europese digitale-innovatiehubs en de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging moeten bijdragen aan de bevordering en verspreiding van de nieuwste cyberbeveiligingsoplossingen. Tegelijkertijd cyberbeveiligingsproducten en -processen, inclusief voor tweeërlei gebruik, in het bijzonder degene die organisaties helpen om constant bezig te zijn met capaciteitsopbouw, weerbaarheid en passende governance . Het kenniscentrum en het netwerk moeten de hele innovatiecyclus stimuleren en bijdragen aan het kenniscentrum overbruggen van de vallei des doods op het gebied van innovatie met betrekking tot cyberbeveiligingstechnologieën en -diensten. Tegelijkertijd moeten het kenniscentrum, en het netwerk en de gemeenschap ten dienste staan van ontwikkelaars en exploitanten in kritieke sectoren zoals vervoer, energie, gezondheidszorg, financiën, telecommunicatie, maakindustrie, defensie en ruimtevaart, en hen helpen hun uitdagingen op het gebied van cyberbeveiliging op te lossen en de diverse oorzaken van aanvallen op de integriteit van netwerken en informatiesystemen te onderzoeken, bijvoorbeeld misdaad, bedrijfsspionage, laster en desinformatie . [Am. 17]

(14 bis)

Vanwege de snel veranderende aard van cyberdreigingen en cyberbeveiliging moet de Unie in staat zijn om zich snel en voortdurend aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Het kenniscentrum, het netwerk en de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging moeten daarom flexibel genoeg zijn om het vereiste reactievermogen te waarborgen. Zij moeten oplossingen vergemakkelijken die entiteiten helpen in staat te zijn continu capaciteit op te bouwen om hun weerbaarheid en die van de Unie te vergroten. [Am. 18]

(14 ter)

Het kenniscentrum moet als doel hebben de leidende rol van de Unie en expertise op het gebied van cyberbeveiliging te vestigen, en daarmee de hoogste beveiligingsnormen in de Unie te waarborgen, de bescherming van gegevens, informatiesystemen, netwerken en kritieke infrastructuur in de Unie te garanderen, nieuwe hoogwaardige banen in de sector te creëren, hersenvlucht van Europese deskundigen op het gebied van cyberbeveiliging naar derde landen tegen te gaan en Europese waarde aan de reeds bestaande nationale cyberbeveiligingsmaatregelen toe te voegen. [Am. 19]

(15)

Het kenniscentrum moet verschillende sleutelfuncties hebben. Ten eerste moet het kenniscentrum de werkzaamheden van het Europees netwerk bevorderen en helpen coördineren, alsook de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging vooruithelpen. Het kenniscentrum moet een drijvende kracht zijn achter de agenda voor cyberbeveiligingstechnologie en de toegang tot de bij het netwerk en de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging verzamelde knowhow en tot cyberbeveiligingsinfrastructuur bundelen, delen en vergemakkelijken. Ten tweede moet het uitvoering geven aan de desbetreffende onderdelen van de programma’s Digitaal Europa en Horizon Europa door subsidies toe te kennen, doorgaans na een oproep tot het indienen van voorstellen. Ten derde moet het kenniscentrum gezamenlijke investeringen door de Unie, de lidstaten en/of de industrie vergemakkelijken , alsook gezamenlijke opleidingsmogelijkheden en bewustmakingsprogramma's overeenkomstig het programma Digitaal Europa om burgers en bedrijven te helpen de vaardigheidskloof te dichten. Het moet bijzondere aandacht besteden aan de mogelijkheden van kmo's op het gebied van cyberbeveiliging . [Am. 20]

(16)

Het kenniscentrum moet een stimulans geven en ondersteuning bieden voor langdurige strategische samenwerking en coördinatie van de activiteiten van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging, die bestaat uit een grote, open , interdisciplinaire en diverse groep Europese actoren die zich met cyberbeveiligingstechnologie bezighouden. Die kennisgemeenschap moet met name onderzoeksorganen, inclusief organen die zich bezighouden met ethiek op het gebied van cyberbeveiliging, industrieën aan de aanbod- en vraagzijde , inclusief kmo's , en de publieke sector omvatten. De kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging moet input leveren voor de activiteiten en het werkplan van het kenniscentrum en moet ook profiteren van de gemeenschapsvormende activiteiten van het kenniscentrum en het netwerk, maar mag verder geen voorkeursbehandeling krijgen bij oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen. [Am. 21]

(16 bis)

Het kenniscentrum moet het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) passende steun verlenen bij zijn taken zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2016/1148 (“NIS-richtlijn”) en Verordening (EU) 2019/XXX van het Europees Parlement en de Raad  (9) (“cyberbeveiligingsverordening”). Daarom moet het Enisa relevante input aan het kenniscentrum verschaffen bij zijn taak om financieringsprioriteiten vast te stellen. [Am. 22]

(17)

Om tegemoet te komen aan de behoeften van de publieke sector en de industrieën aan zowel de vraag- als de aanbodzijde, moet het kenniscentrum zich bij de uitvoering van zijn taak om de publieke sector en industrieën kennis en technische bijstand op het gebied van cyberbeveiliging te verlenen, zowel richten op ICT-producten , -processen en -diensten als op alle andere industriële en technologische producten en oplossingen processen waarin cyberbeveiligingstechnologie wordt ingebouwd. Het kenniscentrum moet met name zorgen voor het vergemakkelijken van de aanwending van dynamische oplossingen op ondernemingsniveau die zijn gericht op capaciteitsopbouw van complete organisaties, met inbegrip van mensen, processen en technologie, om de organisaties effectief te beschermen tegen voortdurend veranderende cyberdreigingen. [Am. 23]

(17 bis)

Het kenniscentrum moet bijdragen tot de ruime aanwending van geavanceerde cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen, met name die welke internationaal worden erkend. [Am. 24]

(18)

Terwijl het kenniscentrum en het netwerk moeten streven naar synergieën en coördinatie op het vlak van cyberbeveiliging tussen de civiele en de defensie-industrie, worden de in het kader van het programma Horizon Europa gefinancierde projecten uitgevoerd overeenkomstig Verordening XXX [Verordening Horizon Europa], waarin is bepaald dat onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van Horizon Europa op civiele toepassingen zijn gericht. [Am. 25]

(19)

Om te zorgen voor gestructureerde en duurzame samenwerking moeten de relaties tussen het kenniscentrum en de nationale coördinatiecentra op een op het niveau van de Unie geharmoniseerde contractuele overeenkomst worden gebaseerd. [Am. 26]

(20)

Er moet worden voorzien in passende regelingen inzake de aansprakelijkheid en de transparantie van het kenniscentrum en de ondernemingen die financiering ontvangen . [Am. 27]

(20 bis)

De uitvoering van uitrolprojecten — met name projecten met betrekking tot infrastructuur en capaciteiten die op Europees niveau of via een gezamenlijke aanbestedingsprocedure worden aangewend — kan in verschillende fasen worden verdeeld, zoals afzonderlijke aanbestedingen voor de architectuur van hardware en software, de productie ervan en de werking en het onderhoud ervan, waarbij bedrijven elk slechts in één fase kunnen deelnemen en met de eis dat de begunstigden in een of meer van die fasen aan bepaalde voorwaarden wat betreft Europese eigendom of zeggenschap voldoen. [Am. 28]

(20 ter)

Aangezien het Enisa het specifieke cyberbeveiligingsagentschap van de Unie is, moet het kenniscentrum de grootst mogelijke synergieën ermee nastreven en moet de raad van bestuur het Enisa raadplegen vanwege zijn praktische ervaring met alle kwesties op het gebied van cyberbeveiliging, in het bijzonder met betrekking tot onderzoeksgerelateerde projecten. [Am. 29]

(20 quater)

Bij het proces inzake de benoeming van de vertegenwoordiger in de raad van bestuur moet het Europees Parlement nadere gegevens over het mandaat verstrekken, inclusief de verplichting om regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement of de bevoegde commissies. [Am. 30]

(21)

Zowel het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie als het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) moeten, gezien hun respectieve expertise op het gebied van cyberbeveiliging en om zo groot mogelijke synergieën te garanderen , een actieve rol spelen in de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging en in het industrieel en wetenschappelijk adviescomité. Het Enisa moet zijn strategische doelstellingen blijven verwezenlijken, met name op het gebied van cyberbeveiligingscertificering zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/XXX [cyberbeveiligingsverordening]  (10) , terwijl het kenniscentrum moet optreden als een operationeel orgaan op het gebied van cyberbeveiliging . [Am. 31]

(22)

Wanneer zij een financiële bijdrage uit de algemene begroting van de Unie ontvangen, moeten de nationale coördinatiecentra en de entiteiten die deel uitmaken van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging, bekendmaken dat de respectieve activiteiten in het kader van dit initiatief worden ondernomen.

(23)

De bijdrage van de Unie aan het kenniscentrum moet de helft van de kosten van de activiteiten met betrekking tot de oprichting, administratie en coördinatie ervan financieren. Om dubbele financiering te vermijden, mogen deze activiteiten niet tegelijkertijd genieten van een bijdrage uit andere programma’s van de Unie.

(24)

De raad van bestuur van het kenniscentrum, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie, moet de algemene richting van de werkzaamheden van het kenniscentrum vaststellen en garanderen dat het zijn taken overeenkomstig deze verordening uitvoert. De raad van bestuur dient de noodzakelijke bevoegdheden toegewezen te krijgen voor de vaststelling van de begroting, de controle op de uitvoering ervan, de vaststelling van passende financiële regels, de opstelling van transparante werkprocedures voor besluitvorming door het kenniscentrum, de goedkeuring van het werkplan en het strategisch meerjarenplan van het kenniscentrum waarin de prioriteiten voor de verwezenlijking van de doelen en taken van het kenniscentrum hun weerslag vinden, de vaststelling van het reglement van orde, de benoeming van de uitvoerend directeur en de besluitvorming over de verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur en de beëindiging ervan. Om synergieën te realiseren moet het Enisa een permanente waarnemer in de raad van bestuur zijn en aan de werkzaamheden van het kenniscentrum bijdragen, onder andere door advies te geven over het strategisch meerjarenplan, het werkplan en de lijst met acties die geselecteerd zijn voor financiering. [Am. 32]

(24 bis)

De raad van bestuur moet actie ondernemen om het kenniscentrum in de hele wereld te promoten, teneinde de aantrekkelijkheid ervan te vergroten en er een instelling voor cyberbeveiliging van wereldklasse van te maken. [Am. 33]

(25)

Omwille van de goede en doeltreffende werking van het kenniscentrum moeten de Commissie en de lidstaten erop toezien dat personen die worden benoemd tot lid van de raad van bestuur over passende professionele deskundigheid en ervaring op functionele gebieden beschikken. De Commissie en de lidstaten dienen zich tevens in te spannen om het verloop onder hun respectievelijke vertegenwoordigers in de raad van bestuur te beperken om de continuïteit van zijn werk zeker te stellen en dienen actie ondernemen om te zorgen voor een genderevenwicht . [Am. 34]

(25 bis)

Het gewicht van de stem van de Commissie in de besluiten van de raad van bestuur moet in overeenstemming zijn met de bijdrage van de begroting van de Unie aan het kenniscentrum, overeenkomstig de verantwoordelijkheid van de Commissie om te zorgen voor goed beheer van de begroting van de Unie in het belang van de Unie, zoals vastgelegd in de Verdragen. [Am. 35]

(26)

Voor een goede werking van het kenniscentrum is het noodzakelijk dat de uitvoerend directeur op transparante wijze wordt benoemd op grond van zowel verdiensten en aantoonbare administratieve en bestuurskundige vaardigheden, als van bekwaamheid en ervaring die relevant is voor cyberbeveiliging; daarnaast dient hij of zij de taken op volledig onafhankelijke wijze uit te voeren. [Am. 36]

(27)

Het kenniscentrum moet beschikken over een industrieel en wetenschappelijk adviescomité als adviserend orgaan teneinde regelmatig en voldoende transparant overleg met de private sector, consumentenorganisaties en andere relevante belanghebbenden te waarborgen . Het moet tevens de uitvoerend directeur en de raad van bestuur onafhankelijk advies verstrekken over uitrol en aankoop . Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité moet zich richten op kwesties die relevant zijn voor de belanghebbenden en deze onder de aandacht van de raad van bestuur van het kenniscentrum brengen. Dankzij de samenstelling van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité en de daaraan toegewezen taken, zoals advies geven over het werkplan, moeten de belanghebbenden voldoende vertegenwoordigd zijn bij de werkzaamheden van het kenniscentrum. Er moet een minimumaantal zetels worden toegewezen aan elke categorie belanghebbenden uit de sector, met bijzondere aandacht voor de vertegenwoordiging van kmo's . [Am. 37]

(28)

Het kenniscentrum en zijn activiteiten moeten, via het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, profiteren van de specifieke deskundigheid en de brede en relevante vertegenwoordiging van belanghebbenden die gedurende de looptijd van Horizon 2020 is opgebouwd , alsook van de proefprojecten in het kader van Horizon 2020 inzake het kennisnetwerk voor cyberbeveiliging, door middel van het contractuele publiek-private partnerschap voor cyberbeveiliging. Het kenniscentrum en het industrieel en wetenschappelijk adviescomité moeten in voorkomend geval imitaties overwegen van bestaande structuren, bijvoorbeeld met werkgroepen . [Am. 38]

(28 bis)

Het kenniscentrum en zijn organen moeten gebruikmaken van de ervaring en bijdragen uit eerdere en lopende initiatieven, zoals het contractuele publiek-private partnerschap (cPPP) voor cyberbeveiliging, de Europese cyberveiligheidsorganisatie (European Cyber Security Organisation, ECSO) en het proefproject en de voorbereidende actie inzake Free and Open Source Software Audits (EU FOSSA). [Am. 39]

(29)

In het kenniscentrum moeten er regels gelden ter voorkoming , vaststelling en beheersing oplossing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, organen en personeel, de raad van bestuur, alsook het industrieel en wetenschappelijk adviescomité en de kennisgemeenschap. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat belangenconflicten met betrekking tot de nationale coördinatiecentra worden voorkomen, vastgesteld en opgelost . Het kenniscentrum moet verder de relevante bepalingen van de Unie inzake publieke toegang tot documenten toepassen, zoals uiteengezet in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (11). Op de verwerking van persoonsgegevens door het kenniscentrum is Verordening (EU) nr. XXX/2018 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing. Het kenniscentrum dient in het bijzonder de bepalingen na te leven die van toepassing zijn op de EU-instellingen alsmede de nationale wetgeving inzake de behandeling van informatie, in het bijzonder gevoelige niet-gerubriceerde informatie en gerubriceerde EU-informatie. [Am. 40]

(30)

De financiële belangen van de Unie en de lidstaten moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of oneigenlijk gebruikte bedragen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) XXX van het Europees Parlement en de Raad (12) (“Financieel Reglement”).

(31)

Het kenniscentrum dient op een open en transparante manier te functioneren door alle relevante volledige informatie tijdig ter beschikking te stellen en zijn activiteiten, waaronder informatie- en verspreidingsactiviteiten, bij het bredere publiek te bevorderen . Het dient het publiek en alle belanghebbenden lijst te verstrekken van de leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging en dient de belangenverklaringen openbaar te maken die zij overeenkomstig artikel 42 hebben ingediend. Het reglement van orde van de organen van het kenniscentrum moet openbaar worden gemaakt. [Am. 41]

(31 bis)

Het is raadzaam dat zowel het kenniscentrum als de nationale coördinatiecentra de internationale normen zoveel mogelijk monitoren en volgen, om de ontwikkeling in de richting van mondiale beste praktijken te stimuleren. [Am. 42]

(32)

De intern controleur van de Commissie moet ten aanzien van het kenniscentrum dezelfde bevoegdheden uitoefenen als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.

(33)

De Commissie, het kenniscentrum, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding moeten toegang krijgen tot alle nodige informatie en alle locaties om audits en onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de subsidies, contracten en overeenkomsten die door het kenniscentrum zijn ondertekend.

(33 bis)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het bepalen van de inhoud van contractuele overeenkomsten tussen het kenniscentrum en de nationale coördinatiecentra en ten aanzien van het specificeren van criteria voor de beoordeling en accreditatie van entiteiten als leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer op deskundigenniveau, en dat bij dit overleg de beginselen worden geëerbiedigd die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven  (13) . Met name ontvangen het Europees Parlement en de Raad, om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. [Am. 43]

(34)

Aangezien de De doelstellingen van deze verordening, namelijk het vergroten van het concurrentievermogen en de capaciteiten van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging door middel van, en het verminderen van de digitale afhankelijkheid van de Unie door het gebruik te vergroten van binnen de Unie ontwikkelde cyberbeveiligingsproducten, -processen en -diensten, het behouden en verder ontwikkelen van de technologische en industriële capaciteiten van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, het vergroten van het concurrentievermogen van de cyberbeveiligingsbranche van de Unie en het omzetten van cyberbeveiliging in een concurrentievoordeel voor andere bedrijfstakken in de Unie, kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat de bestaande, beperkte middelen versnipperd zijn en omdat de benodigde investeringen aanzienlijk zijn, maar kunnen beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt omdat zo dubbel werk wordt vermeden, er een kritische massa van investeringen kan worden bereikt en de overheidsfinanciering optimaal wordt benut, kan . Bovendien kunnen alleen acties op het niveau van de Unie de hoogste mate van cyberbeveiliging in alle lidstaten waarborgen en bijgevolg in sommige lidstaten bestaande leemten in de beveiliging die tot leemten voor de hele Unie leiden, dichten. D e Unie kan derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. [Am. 44]

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN EN BEGINSELEN VAN HET KENNISCENTRUM EN HET NETWERK

Artikel 1

Voorwerp

1.   Bij deze verordening worden het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging (het “kenniscentrum”) en het netwerk van nationale coördinatiecentra (het “ netwerk ”), opgericht en worden regels vastgesteld voor de aanwijzing van nationale coördinatiecentra en voor de oprichting van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging (de “gemeenschap”) . Het kenniscentrum en het netwerk dragen bij tot de algehele weerbaarheid en bewustmaking in de Unie ten aanzien van dreigingen op het gebied van cyberbeveiliging, waarbij grondig rekening wordt gehouden met de maatschappelijke implicaties . [Am. 45]

2.   Het kenniscentrum draagt bij aan de uitvoering van het onderdeel cyberbeveiliging van het bij Verordening XXX (14) vastgestelde programma Digitaal Europa, en met name aan acties met betrekking tot artikel 6 van Verordening (EU) XXX [programma Digitaal Europa], alsook van het bij Verordening XXX (15) vastgestelde programma Horizon Europa, en met name punt 2.2.6 van pijler II van bijlage I bij Besluit nr. XXX tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie [referentienummer van het specifieke programma].

3.   De zetel van het kenniscentrum bevindt zich in [Brussel, België]. [Am. 46]

4.   Het kenniscentrum heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat bezit het de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. [Am. 47]

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“cyberbeveiliging”: de bescherming van alle activiteiten die nodig zijn om netwerk- en informatiesystemen, de gebruikers ervan en andere getroffen personen te beschermen tegen cyberdreigingen; [Am. 48]

1 bis)

“cyberdefensie” en “defensieaspecten van cyberbeveiliging”: uitsluitend defensieve en reactieve cyberdefensietechnologie die tot doel heeft kritieke infrastructuur, militaire netwerken en informatiesystemen, hun gebruikers en getroffen personen te beschermen tegen cyberdreigingen, waaronder situationeel bewustzijn, dreigingsdetectie en digitaal forensisch onderzoek; [Am. 183]

2)

cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen producten en processen ”: ICT-producten, -diensten of -processen met het specifieke doel om gegevens, netwerk- en informatiesystemen, de gebruikers ervan en getroffen andere personen tegen cyberdreigingen dreigingen op het gebied van cyberbeveiliging te beschermen; [Am. 49]

2 bis)

“cyberdreiging”: elke potentiële omstandigheid, gebeurtenis of actie die netwerk- en informatiesystemen, de gebruikers ervan en getroffen personen kan schaden, kan verstoren of op andere wijze negatief kan beïnvloeden; [Am. 50]

3)

“overheidsinstantie”: elke regering of andere overheidsdienst, met inbegrip van publieke adviesorganen, op nationaal, regionaal of lokaal niveau, of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die overeenkomstig het nationale recht en Unierecht publieke bestuursfuncties vervult, met inbegrip van specifieke taken; [Am. 51]

4)

deelnemende bijdragende lidstaat”: een lidstaat die vrijwillig financieel bijdraagt aan de administratieve en operationele kosten van het kenniscentrum; [Am. 52]

4 bis)

“Europese digitale-innovatiehubs”: een juridische entiteit als gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/XXX van het Europees Parlement en de Raad  (16) . [Am. 53]

Artikel 3

Opdracht van het kenniscentrum en het netwerk

1.   Het kenniscentrum en het netwerk helpen de Unie om:

a)

de technologische en industriële capaciteiten op het gebied van cyberbeveiliging de cyberbeveiligingscapaciteiten en -mogelijkheden op technologisch, industrieel, maatschappelijk, academisch en onderzoeksgebied die nodig zijn voor de beveiliging van de digitale eengemaakte markt, te behouden en te ontwikkelen ontwikkelen en de gegevens van burgers, bedrijven en overheidsdiensten van de Unie beter te beschermen ; [Am. 54]

a bis)

de weerbaarheid en betrouwbaarheid te verbeteren van netwerk- en informatiesystemen, inclusief, kritieke infrastructuur, het internet en veelgebruikte hardware en software in de Unie; [Am. 55]

b)

het concurrentievermogen van de cyberbeveiligingsbranche in de Unie te vergroten en van cyberbeveiliging een concurrentievoordeel te maken voor andere industrieën in de Unie. [Am. 56. Niet van toepassing op de Nederlandse versie]

b bis)

het bewustzijn met betrekking tot cyberbeveiligingsdreigingen en de daarmee verband houdende maatschappelijke en ethische implicaties en bezwaren in de Unie te vergroten en de kloof op het gebied van cyberbeveiligingsvaardigheden in de Unie te dichten; [Am. 57]

b ter)

de leidende rol van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging te ontwikkelen en de hoogste cyberbeveiligingsnormen in de gehele Unie te waarborgen; [Am. 58]

b quater)

het concurrentievermogen en de capaciteit van de Unie te vergroten en haar digitale afhankelijkheid te verminderen door het gebruik van binnen de Unie ontwikkelde cyberbeveiligingsproducten, -processen en -diensten te vergroten; [Am. 59]

b quinquies)

het vertrouwen van burgers, consumenten en bedrijven in de digitale wereld te versterken en zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie inzake de digitale eengemaakte markt; [Am. 60]

2.   In voorkomend geval voert het kenniscentrum zijn taken uit in samenwerking met het netwerk van nationale coördinatiecentra en met een kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging.

Artikel 4

Doelstellingen en taken van het kenniscentrum

Het kenniscentrum heeft de volgende doelstellingen en bijbehorende taken:

1.

de werkzaamheden van het het in artikel 6 bedoelde netwerk van nationale coördinatiecentra (“het netwerk”) en de in artikel 8 bedoelde kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging vergemakkelijken en helpen coördineren creëren, beheren en ondersteunen ; [Am. 61]

2.

bijdragen aan de uitvoering van het onderdeel cyberbeveiliging van het bij Verordening XXX (17) vastgestelde programma Digitaal Europa, en met name aan acties met betrekking tot artikel 6 van Verordening (EU) XXX [programma Digitaal Europa], alsook van het bij Verordening XXX (18) vastgestelde programma Horizon Europa, en met name punt 2.2.6 van pijler II van bijlage I bij Besluit nr. XXX tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie [referentienummer van het specifieke programma], en van coördineren, alsmede andere programma's van de Unie coördineren, indien hierin wordt voorzien in rechtshandelingen van de Unie , en bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de acties die gefinancierd worden door het bij Verordening (EU) 2019/XXX opgerichte Europees Defensiefonds ; [Am. 62]

3.

de weerbaarheid, de mogelijkheden, de capaciteit, de kennis en de infrastructuur op het gebied van cyberbeveiliging verbeteren ten behoeve van de maatschappij, de industrie, de publieke sector en de onderzoeksgemeenschappen, door de volgende taken uit te voeren , waarbij rekening wordt gehouden met de geavanceerde industriële en onderzoeksinfrastructuren en aanverwante diensten op het gebied van cyberbeveiliging : [Am. 63]

a)

wat de geavanceerde industriële en onderzoeksinfrastructuren de voorzieningen en aanverwante diensten op het gebied van cyberbeveiliging betreft, dergelijke infrastructuren en aanverwante diensten van het kenniscentrum op billijke, open en transparante wijze aankopen, upgraden, exploiteren en beschikbaar stellen aan een grote groep gebruikers uit de publieke sector, de onderzoeks- en wetenschapsgemeenschap en de industrie, waaronder het MKB met name kmo's , in de hele Unie; [Am. 64]

b)

wat de geavanceerde industriële en onderzoeksinfrastructuren en aanverwante diensten op het gebied van cyberbeveiliging betreft, ondersteuning bieden, ook financieel, aan andere entiteiten om dergelijke infrastructuren deze voorzieningen en aanverwante diensten aan te kopen, te upgraden, te exploiteren en beschikbaar te stellen aan een grote groep gebruikers uit de publieke sector, de onderzoeks- en wetenschapsgemeenschap en de industrie, waaronder het MKB met name kmo's , in de hele Unie; [Am. 65]

b bis)

financiële steun en technische bijstand bieden aan start-ups, kmo's, micro-ondernemingen, verenigingen, individuele deskundigen en civieltechnische projecten op het gebied van cyberbeveiliging; [Am. 66]

b ter)

financieren van audits van de beveiligingscode van software en van verbeteringen in verband hiermee voor projecten op het gebied van gratis en opensource-software die veel voor infrastructuur, producten en processen gebruikt worden; [Am. 67]

c)

kennis het delen van kennis over cyberbeveiliging verstrekken vergemakkelijken en technische bijstand leveren aan onder meer maatschappelijke organisaties, de industrie , overheidsinstanties en overheidsinstanties de wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap , met name door steun te verlenen aan maatregelen voor een gemakkelijkere toegang tot de in het netwerk en de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging beschikbare expertise , teneinde de weerbaarheid op het gebied van cyberbeveiliging in de Unie te vergroten ; [Am. 68]

c bis)

“ingebouwde beveiliging” bevorderen als principe bij de ontwikkeling, het onderhoud, de exploitatie en het updaten van infrastructuur, producten en diensten, met name door geavanceerde veilige ontwikkelingsmethoden, adequate veiligheidstests en veiligheidsaudits te ondersteunen en door te voorzien in een verbintenis van de producent of de aanbieder om onverwijld updates beschikbaar te maken om nieuwe kwetsbaarheden of bedreigingen te remediëren, ook na de geschatte levensduur van het product, of een derde in staat te stellen deze updates te creëren en te verstrekken; [Am. 69]

c ter)

assisteren bij het beleid inzake bijdragen aan de broncode en de ontwikkeling hiervan, met name voor overheden waar gebruik wordt gemaakt van projecten op het gebied van gratis en opensource-software; [Am. 70]

c quater)

belanghebbenden uit de industrie, vakbonden, de academische wereld, onderzoeksinstellingen en publieke entiteiten bijeenbrengen met het oog op langdurige samenwerking voor het ontwikkelen en implementeren van cyberbeveiligingsproducten en -processen, waaronder indien nodig het bundelen en delen van middelen en informatie ten aanzien van deze producten en processen; [Am. 71]

4.

bijdragen tot de ruime aanwending van geavanceerde en duurzame cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen processen in de hele economie Unie , door: [Am. 72]

a)

onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging, ontwikkeling en aanwending van cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen holistische processen gedurende de gehele innovatiecyclus in de Unie door overheidsinstanties , de industrie en verwerkende industrieën de markt te stimuleren; [Am. 73]

b)

overheidsinstanties, industrieën aan de vraagzijde en andere gebruikers te helpen om de meest recente cyberbeveiligingsoplossingen hun weerbaarheid te vergroten door veelgebruikte, geavanceerde cyberbeveiligingsproducten en -processen te gebruiken en te integreren; [Am. 74]

c)

ondersteuning te bieden aan met name overheidsinstanties bij het plaatsen van overheidsopdrachten, of namens overheidsinstanties opdrachten voor geavanceerde cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen processen te plaatsen , inclusief ondersteuning bij opdrachten om de veiligheid en de voordelen als gevolg van overheidsinvesteringen te vergroten ; [Am. 75]

d)

startende, kleine en middelgrote ondernemingen bedrijven , kmo's, micro-ondernemingen en individuele deskundigen in de cyberbeveiligingsbranche , alsook projecten op het gebied van veelgebruikte gratis en opensource-software en civieltechnische projecten financieel en technisch bij te staan zodat zij meer deskundigheid op het gebied van cyberbeveiliging verwerven, aansluiting vinden bij potentiële markten , toepassingsmogelijkheden vinden en investeringen aantrekken; [Am. 76]

5.

zorgen voor een beter begrip van cyberbeveiliging en helpen om het gebrek aan cyberbeveiligingsvaardigheden in de Unie aan te pakken en het niveau van de cyberbeveiligingsvaardigheden in de Unie te verhogen door: [Am. 77]

-a)

waar nodig, de verwezenlijking te ondersteunen van specifieke doelstelling 4 van het programma Digitaal Europa, geavanceerde digitale vaardigheden, in samenwerking met de Europese digitale-innovatiehubs; [Am. 78]

a)

de verdere ontwikkeling , de verdere bundeling en het verdere delen van cyberbeveiligingsvaardigheden op alle niveaus van het onderwijs op dit gebied te ondersteunen, de doelstelling te ondersteunen om een genderevenwicht te realiseren, een gemeenschappelijk hoog niveau van kennis op het gebied van cyberbeveiliging te faciliteren en bij te dragen tot de weerbaarheid van de gebruikers en de infrastructuur in de hele Unie, in samenwerking met het netwerk en, in voorkomend geval , hiervoor samen te werken met de relevante EU-agentschappen en -organen, waaronder het Enisa; [Am. 79]

6.

bijdragen aan de versterking van het onderzoek en de ontwikkeling op het gebied van cyberbeveiliging in de Unie door:

a)

financiële steun te verlenen voor onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging, op basis van een gemeenschappelijke gemeenschappelijk , voortdurend geëvalueerde en verbeterde meerjarige strategische, industriële, agenda geëvalueerd en verbeterd meerjarig strategisch, industrieel, plan voor technologie en onderzoek als bedoeld in artikel 13 ; [Am. 80]

b)

in samenwerking met de industrie , de academische en onderzoeksgemeenschap, de publieke sector en overheidsinstanties, waaronder het netwerk en de gemeenschap, steun te verlenen aan grootschalige onderzoeks- en demonstratieprojecten voor technologische vermogens op het gebied van cyberbeveiliging van de volgende generatie; [Am. 81]

b bis)

eerbiediging te garanderen van de grondrechten en regels inzake ethisch gedrag in het kader van onderzoeksprojecten op het gebied van cyberbeveiliging die door het kenniscentrum worden ondersteund; [Am. 82]

b ter)

meldingen van door de gemeenschap ontdekte kwetsbaarheden te controleren en de bekendmaking van kwetsbaarheden, de ontwikkeling van patches, fixes en oplossingen en de distributie hiervan te faciliteren; [Am. 83]

b quater)

de onderzoeksresultaten met betrekking tot zelflerende algoritmen voor kwaadwillige cyberactiviteiten te controleren in samenwerking met het Enisa, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2016/1148; [Am. 84]

b quinquies)

onderzoek op het gebied van cybercriminaliteit te ondersteunen; [Am. 85]

b sexies)

de ontwikkeling te ondersteunen van producten en processen die vrijelijk kunnen worden onderzocht, gedeeld en uitgebouwd, met name op het gebied van geverifieerde en verifieerbare hardware en software, in nauwe samenwerking met de industrie, het netwerk en de gemeenschap; [Am. 86]

c)

steun te verlenen aan onderzoek en innovatie op het gebied van de formele en niet-formele standaardisatie en certificering van cyberbeveiligingstechnologie , rekening houdend met reeds verricht werk en in voorkomend geval in nauwe samenwerking met de Europese normalisatieorganisaties, certificeringsinstanties en het Enisa ; [Am. 87]

c bis)

bijzondere ondersteuning te bieden aan kmo's door hun toegang tot kennis en opleiding te vergemakkelijken via op maat gesneden toegang tot de resultaten van onderzoek en ontwikkeling, versterkt door het kenniscentrum en het netwerk om het concurrentievermogen te vergroten; [Am. 88]

7.

de samenwerking tussen de civiele en de defensie-industrie verbeteren als het gaat om cyberbeveiligingstechnologieën en -toepassingen voor tweeërlei gebruik, door uitvoering van de volgende taken, die reactieve en defensieve cyberdefensietechnologie, -toepassingen en -diensten omvatten : [Am. 184]

a)

de lidstaten en belanghebbenden uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld te ondersteunen op het vlak van onderzoek, ontwikkeling en aanwending;

b)

bij te dragen aan de samenwerking tussen de lidstaten door middel van steun voor onderwijs, opleiding en oefeningen;

c)

belanghebbenden samen te brengen om synergieën te bevorderen tussen civiel en militair cyberbeveiligingsonderzoek en de civiele en de militaire cyberbeveiligingsmarkt;

8.

de synergieën tussen de civiele en de defensiedimensie van cyberbeveiliging versterken in verband met het Europees Defensiefonds, door uitvoering van de volgende taken, die reactieve en defensieve cyberdefensietechnologie, -toepassingen en -diensten omvatten : [Am. 185]

a)

advies te verstrekken, expertise te delen en samenwerking te bevorderen tussen relevante belanghebbenden;

b)

op verzoek van de lidstaten multinationale cyberdefensieprojecten te beheren en op die manier op te treden als projectmanager in de zin van Verordening XXX [Verordening tot oprichting van het Europees Defensiefonds].

b bis)

de Commissie bij te staan en te adviseren over de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2019/XXX [herschikking van Verordening (EG) nr. 428/2009, zoals voorgesteld in COM(2016)0616]. [Am. 89]

8 bis.

bijdragen aan de inspanningen van de Unie om de internationale samenwerking op het gebied van cyberbeveiliging te verbeteren door:

a)

het faciliteren van de deelname van het kenniscentrum aan internationale conferenties en gouvernementele organisaties, alsmede van bijdragen aan internationale normalisatieorganisaties;

b)

samen te werken met derde landen en internationale organisaties binnen relevante internationale samenwerkingsverbanden. [Am. 90]

Artikel 5

Investeringen in en gebruik van infrastructuur, capaciteit, producten of oplossingen processen [Am. 91]

1.   Terwijl het kenniscentrum financiering voor infrastructuur, capaciteit, producten of oplossingen processen overeenkomstig artikel 4, punten 3 en 4, verstrekt in de vorm van een overheidsopdracht, een subsidie of een prijs, kan in het werkplan van het kenniscentrum met name het volgende worden gespecificeerd: [Am. 92]

a)

specifieke regels voor de exploitatie van infrastructuur of capaciteit, waarbij eventueel de exploitatie aan een onderbrengende entiteit kan worden toevertrouwd op basis van door het kenniscentrum te bepalen criteria; [Am. 93]

b)

regels voor de toegang tot en het gebruik van infrastructuur of capaciteit;

b bis)

specifieke regels voor verschillende uitvoeringsfasen; [Am. 94]

b ter)

dat, als gevolg van de bijdrage van de Unie, de toegang zo vrij is als mogelijk en zo beperkt als nodig en hergebruik mogelijk is. [Am. 95]

2.   Het kenniscentrum kan verantwoordelijk zijn voor de algemene uitvoering van relevante gezamenlijke aanbestedingsacties, waaronder precommerciële aanbestedingen, namens leden van het netwerk, leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging, of andere derde partijen die gebruikers van cyberbeveiligingsproducten en -oplossingen vertegenwoordigen. Daartoe kan het kenniscentrum worden bijgestaan door een of meer nationale coördinatiecentra, of leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging of relevante Europese digitale-innovatiehubs . [Am. 96]

Artikel 6

Aanwijzing van nationale coördinatiecentra

-1.     In elke lidstaat wordt één nationaal coördinatiecentrum opgericht. [Am. 97]

1.   Uiterlijk op [datum] wijst elke lidstaat de entiteit aan die optreedt als nationaal coördinatiecentrum voor de toepassing van deze verordening en stelt de lidstaat de Commissie hiervan in kennis.

2.   Op basis van een beoordeling van de vraag of die entiteit aan de in lid 4 vastgelegde criteria voldoet, besluit de Commissie binnen zes maanden na de aanwijzing door de lidstaat of de entiteit geaccrediteerd wordt als nationaal coördinatiecentrum, dan wel of de aanwijzing wordt afgewezen. De Commissie maakt de lijst van nationale coördinatiecentra bekend.

3.   De lidstaten kunnen te allen tijde een nieuwe entiteit als nationaal coördinatiecentrum aanwijzen voor de toepassing van deze verordening. De leden 1 en 2 zijn van toepassing op de aanwijzing van elke nieuwe entiteit.

4.   Het aangewezen nationale coördinatiecentrum beschikt over het vermogen om het kenniscentrum en het netwerk te ondersteunen bij de uitvoering van hun taken als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. Het beschikt over of heeft rechtstreekse toegang tot technologische expertise op het gebied van cyberbeveiliging en kan effectief in dialoog gaan en samenwerken met de industrie, de overheidssector , de academische en de onderzoeksgemeenschap onderzoeksgemeenschap en burgers. De Commissie stelt richtsnoeren op waarin de beoordelingsprocedure verder wordt gepreciseerd en de toepassing van de criteria wordt uitgelegd. . [Am. 98]

5.   De betrekkingen tussen het kenniscentrum en de nationale coördinatiecentra worden onderhouden op basis van een contractuele overeenkomst standaardovereenkomst tussen het kenniscentrum en elk van de nationale coördinatiecentra. De overeenkomst omvat bestaat uit identieke, geharmoniseerde algemene bepalingen met de regels voor de betrekkingen en de verdeling van taken tussen het kenniscentrum en elk nationaal coördinatiecentrum , en bijzondere bepalingen voor elk nationaal coördinatiecentrum afzonderlijk . [Am. 99]

5 bis.     De Commissie stelt overeenkomstig artikel 45 bis gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door de in lid 5 van dit artikel bedoelde geharmoniseerde algemene bepalingen van de contractuele overeenkomsten vast te stellen, met inbegrip van de vorm ervan. [Am. 100]

6.   Het netwerk van nationale coördinatiecentra bestaat uit alle door de lidstaten aangewezen nationale coördinatiecentra.

Artikel 7

Taken van de nationale coördinatiecentra

1.   De nationale coördinatiecentra vervullen de volgende taken:

a)

ze ondersteunen het kenniscentrum bij de verwezenlijking van zijn doelstellingen en in het bijzonder bij de creatie en coördinatie van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging; [Am. 101]

b)

ze bevorderen , stimuleren en vergemakkelijken op lidstaatniveau de deelname van maatschappelijke organisaties, de industrie (met name start-ups en kmo's), de wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap en andere actoren aan grensoverschrijdende projecten; [Am. 102]

b bis)

in samenwerking met andere entiteiten die soortgelijke taken verrichten, fungeren ze als one-stop-shop voor cyberbeveiligingsoplossingen en -processen die worden gefinancierd door andere programma's van de Unie zoals InvestEU of het internemarktprogramma, met name voor kmo's; [Am. 103]

c)

samen met het kenniscentrum dragen ze bij aan de identificatie en de aanpak van sectorspecifieke industriële uitdagingen op het gebied van cyberbeveiliging; [Am. 104]

c bis)

ze werken nauw samen met de nationale normalisatieorganisaties om het gebruik te bevorderen van de bestaande normen en alle relevante belanghebbenden, met name kmo's, te betrekken bij de vaststelling van nieuwe normen; [Am. 105]

d)

ze treden op nationaal niveau op als contactpunt voor de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging en voor het kenniscentrum;

e)

ze streven naar synergieën met relevante activiteiten op nationaal en regionaal , regionaal en lokaal niveau; [Am. 106]

f)

ze voeren specifieke acties uit waaraan het kenniscentrum subsidies heeft toegekend, bijvoorbeeld door middel van financiële steun aan derden overeenkomstig artikel 204 van Verordening XXX [nieuw Financieel Reglement] onder de in de betrokken subsidieovereenkomsten gespecificeerde voorwaarden;

f bis)

ze bevorderen en verspreiden een gemeenschappelijk minimumprogramma voor het onderwijs over cyberbeveiliging in samenwerking met de relevante organen in de lidstaten; [Am. 107]

g)

ze bevorderen en verspreiden de relevante resultaten van de werkzaamheden van het netwerk, de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging en het kenniscentrum op nationaal , regionaal of regionaal lokaal niveau; [Am. 108]

h)

ze beoordelen verzoeken van een entiteiten en personen die in dezelfde lidstaat als het coördinatiecentrum opgerichte entiteit gevestigd of woonachtig zijn om deel te gaan uitmaken van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging. [Am. 109]

2.   Voor de toepassing van punt f) kan de financiële steun aan derden in een van de in artikel 125 van Verordening XXX [nieuw Financieel Reglement] genoemde vormen worden verleend, ook in de vorm van vaste bedragen.

3.   Nationale coördinatiecentra kunnen overeenkomstig artikel 195, onder d), van Verordening XXX [nieuw Financieel Reglement] van de Unie een subsidie ontvangen voor de uitvoering van de in dit artikel omschreven taken.

4.   De nationale coördinatiecentra werken waar nodig via het netwerk samen om de in lid 1, onder a), b), c), e) en g) en met de relevante Europese digitale-innovatiehubs om de in lid 1 bedoelde taken uit te voeren. [Am. 110]

Artikel 8

De kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging

1.   De kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging draagt bij aan de in artikel 3 vastgelegde opdracht van het kenniscentrum en versterkt, bundelt, deelt en verspreidt expertise over cyberbeveiliging in de hele Unie en verleent technisch advies . [Am. 111]

2.   De kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging bestaat uit industriële maatschappelijke organisaties, industrieën aan de aanbod- en vraagzijde, waaronder kmo's, de academische organisaties, onderzoeksorganisaties zonder winstoogmerk, en onderzoeksgemeenschap , gebruikersverenigingen, individuele deskundigen , de relevante Europese normalisatieorganisaties en uit andere verenigingen, alsmede publieke en andere entiteiten die zich bezighouden met operationele en technische aangelegenheden op het gebied van cyberbeveiliging . De kennisgemeenschap brengt de voornaamste partijen bijeen die belang hebben bij de technologische en industriële , industriële, academische en onderzoeks-, alsmede maatschappelijke capaciteit en mogelijkheden op het gebied van cyberbeveiliging in de Unie. Nationale coördinatiecentra , Europese digitale-innovatiehubs en instellingen en organen van de Unie met relevante deskundigheid zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening worden erbij betrokken. [Am. 112]

3.   Alleen entiteiten en personen die in de Unie , de Europese Economische Ruimte (EER) of de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) gevestigd of woonachtig zijn, kunnen als lid van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging worden geaccrediteerd. Zij Kandidaten tonen aan dat zij over deskundigheid op het gebied van cyberbeveiliging beschikken kunnen verstrekken met betrekking tot ten minste één van de volgende domeinen: [Am. 113]

a)

academische expertise of onderzoek; [Am. 114]

b)

industriële ontwikkeling;

c)

opleiding en onderwijs;

c bis)

ethiek; [Am. 115]

c ter)

formele en technische normalisatie en specificaties. [Am. 116]

4.   Het kenniscentrum accrediteert entiteiten die naar nationaal recht zijn opgericht , alsook personen als lid van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging, nadat het kenniscentrum, het nationaal coördinatiecentrum van de lidstaat waar de entiteit is of persoon gevestigd of woonachtig is , een geharmoniseerde beoordeling heeft geoordeeld over uitgevoerd met betrekking tot de vraag of die entiteit voldoet aan de criteria van lid 3. Een accreditatie is niet in de tijd beperkt, maar kan te allen tijde door het kenniscentrum worden ingetrokken als het relevante nationale coördinatiecentrum of het kenniscentrum zelf van oordeel is dat de entiteit of persoon niet aan de criteria van lid 3 voldoet of onder de relevante bepalingen van artikel 136 van Verordening XXX [nieuw financieel reglement] valt. De nationale coördinatiecentra van de lidstaten streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van belanghebbenden in de gemeenschap door actief de deelname te stimuleren van ondervertegenwoordigde categorieën, met name kmo's, en groepen personen. [Am. 117]

4 bis.     De Commissie stelt overeenkomstig artikel 45 bis gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door de in lid 3 van dit artikel bedoelde criteria aan de hand waarvan kandidaten worden geselecteerd, alsmede de procedures voor de beoordeling en accreditatie van de entiteiten die aan de in lid 4 van dit artikel bedoelde criteria voldoen, te specificeren. [Am. 118]

5.   Het kenniscentrum accrediteert de relevante organen, agentschappen en bureaus van de Unie als leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging, nadat het heeft beoordeeld of die entiteit aan de criteria van lid 3 voldoet. Een accreditatie is niet in de tijd beperkt, maar kan te allen tijde door het kenniscentrum worden ingetrokken als het van oordeel is dat de entiteit niet aan de criteria van lid 3 voldoet of onder de relevante bepalingen van artikel 136 van Verordening XXX [nieuw financieel reglement] valt.

6.   De vertegenwoordigers van de Commissie kunnen aan de werkzaamheden van de kennisgemeenschap deelnemen.

Artikel 9

Taken van de leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging

De leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging:

1)

ondersteunen het kenniscentrum bij de verwezenlijking van de in de artikelen 3 en 4 genoemde opdracht en doelstellingen, en werken hiertoe nauw samen met het kenniscentrum en de betrokken nationale coördinatiecentra;

2)

nemen deel aan activiteiten die door het kenniscentrum en de nationale coördinatiecentra worden gepromoot;

3)

nemen in voorkomend geval deel aan werkgroepen die door de raad van bestuur van het kenniscentrum zijn opgericht voor de uitvoering van specifieke activiteiten zoals voorzien in het werkplan van het kenniscentrum;

4)

bieden waar relevant ondersteuning aan het kenniscentrum en de nationale coördinatiecentra bij de promotie van specifieke projecten;

5)

bevorderen en verspreiden de relevante resultaten van de binnen de gemeenschap uitgevoerde activiteiten en projecten.

5 bis)

ondersteunen het kenniscentrum door kwetsbaarheden te melden en openbaar te maken, te helpen kwetsbaarheden te verminderen en advies te verlenen over de manier om ze te beperken, onder meer door middel van certificering in het kader van de regelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) 2019/XXX [de cyberbeveiligingsverordening]. [Am. 119]

Artikel 10

Samenwerking van het kenniscentrum met instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie

1.   Het kenniscentrum Met het oog op samenhang en complementariteit werkt het kenniscentrum samen met relevante instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie, waaronder het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging Enisa , het computercrisisresponsteam (CERT-EU), de Europese Dienst voor extern optreden, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, het Uitvoerend Agentschap onderzoek, het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, relevante Europese digitale-innovatiehubs, het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit bij Europol en het Europees Defensieagentschap , met betrekking tot projecten, -diensten, -vaardigheden voor tweeërlei gebruik . [Am. 120]

2.   Dergelijke samenwerking vindt plaats op basis van werkafspraken. Deze afspraken worden vooraf ter vastgesteld door de raad van bestuur na vooarafgaande goedkeuring aan door de Commissie voorgelegd. [Am. 121]

HOOFDSTUK II

ORGANISATIE VAN HET KENNISCENTRUM

Artikel 11

Lidmaatschap en structuur

1.   De leden van het kenniscentrum zijn de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de lidstaten.

2.   De structuur van het kenniscentrum omvat:

a)

een raad van bestuur, die de in artikel 13 vastgestelde taken uitoefent;

b)

een uitvoerend directeur, die de in artikel 16 vastgestelde taken uitoefent;

c)

een industrieel en wetenschappelijk adviescomité, dat de in artikel 20 vastgestelde taken uitvoert.

AFDELING I

RAAD VAN BESTUUR

Artikel 12

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat , één vertegenwoordiger die wordt aangewezen door het Europees Parlement als waarnemer en vijf vier vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie , waarbij wordt gestreefd naar een genderevenwicht tussen de raadsleden en hun plaatsvervangers . [Am. 122]

2.   Elk lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger om het lid te vertegenwoordigen in geval van afwezigheid.

3.   De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd op grond van hun kennis op het gebied van technologie cyberbeveiliging en op grond van hun relevante bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden. De Commissie en de lidstaten spannen zich ter wille van de continuïteit van het werk van de raad van bestuur in om het verloop onder hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur te beperken. De Commissie en de lidstaten streven naar een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in de raad van bestuur. [Am. 123]

4.   De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar. Die termijn kan worden verlengd.

5.   De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en op transparante wijze in het belang van het kenniscentrum en staan in voor de doelstellingen, opdracht, identiteit, autonomie en samenhang ervan.

6.   De Commissie raad van bestuur kan indien nodig waarnemers uitnodigen, waaronder vertegenwoordigers van relevante organen, bureaus en agentschappen van de Unie en leden van de gemeenschap , om deel te nemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur. [Am. 124]

7.   Het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) is een en het industrieel en wetenschappelijk adviescomité zijn permanente waarnemer waarnemers in de raad van bestuur , als adviseur zonder stemrecht. De raad van bestuur houdt terdege rekening met de door de permanente waarnemers uiteengezette standpunten. [Am. 125]

Artikel 13

Taken van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de strategische koers en de werkzaamheden van het kenniscentrum en houdt toezicht op de uitvoering van zijn activiteiten.

2.   De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast. Dat reglement voorziet in specifieke procedures om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen en de vertrouwelijkheid van alle gevoelige informatie te waarborgen.

3.   De raad van bestuur neemt de noodzakelijke strategische besluiten en moet met name:

a)

een strategisch meerjarenplan vaststellen dat een overzicht bevat van de belangrijkste prioriteiten en geplande initiatieven van het kenniscentrum, met inbegrip van een raming van de financieringsbehoeften en -bronnen , rekening houdend met het advies van het Enisa ; [Am. 126]

b)

op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur het werkplan, de jaarrekeningen en balans, alsook het jaarlijks activiteitenverslag van het kenniscentrum vaststellen , rekening houdend met het advies van het Enisa ; [Am. 127]

c)

de specifieke financiële regels van het kenniscentrum vaststellen overeenkomstig [artikel 70 van het Financieel Reglement];

d)

een procedure voor de benoeming van de uitvoerend directeur vaststellen;

e)

de criteria en procedures vaststellen voor de beoordeling en accreditatie van de entiteiten als leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging; [Am. 128]

e bis)

de in artikel 10, lid 2, bedoelde werkafspraken vaststellen; [Am. 129]

f)

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, zijn of haar ambtstermijn verlengen, hem of haar begeleiden en toezicht houden op zijn of haar prestaties, en de rekenplichtige benoemen;

g)

de jaarlijkse begroting van het kenniscentrum goedkeuren, met inbegrip van de daarmee overeenstemmende personeelsformatie waarin, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, het aantal arbeidscontractanten en het aantal gedetacheerde nationale deskundigen is aangegeven;

g bis)

transparantiebepalingen voor het kenniscentrum vaststellen; [Am. 130]

h)

regels inzake belangenconflicten vaststellen;

i)

werkgroepen oprichten met leden van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging , rekening houdend met het advies van de permanente waarnemers ; [Am. 131]

j)

leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité benoemen;

k)

in overeenstemming met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (19) een interne auditfunctie oprichten;

l)

het kenniscentrum in de hele wereld promoten om de aantrekkelijkheid ervan te vergroten en ervoor te zorgen dat het een instelling voor cyberbeveiliging van wereldklasse wordt de samenwerking van het kenniscentrum met mondiale actoren bevorderen ;; [Am. 132]

m)

het communicatiebeleid van het kenniscentrum vaststellen op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

n)

er toezicht op houden dat passend gevolg wordt gegeven aan de conclusies van evaluaties achteraf;

o)

in voorkomend geval, regels vaststellen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie overeenkomstig artikel 31, lid 3;

p)

in voorkomend geval, regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen naar het kenniscentrum en voor het inzetten van stagiairs overeenkomstig artikel 32, lid 2;

q)

beveiligingsvoorschriften voor het kenniscentrum vaststellen;

r)

een fraudebestrijdingsstrategie fraudebestrijdings- en corruptiebestrijdingsstrategie vaststellen die in verhouding staat tot de frauderisico’s fraude- en corruptierisico's , rekening houdend met een kosten-batenanalyse van de uit te voeren maatregelen , alsmede alomvattende beschermingsmaatregelen vaststellen voor personen die inbreuken op het recht van de Unie melden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de Unie ; [Am. 133]

s)

de een uitgebreide definitie van financiële bijdragen van de lidstaten vaststellen alsook een methode voor de berekening van het bedrag van de financiële bijdrage vrijwillige bijdragen van de lidstaten vaststellen die volgens deze definitie als financiële bijdragen kunnen worden beschouwd, waarbij deze berekening wordt uitgevoerd aan het einde van elk begrotingsjaar ; [Am. 134]

t)

de verantwoordelijkheid dragen voor elke taak die niet specifiek aan een bepaald orgaan van het kenniscentrum is toegewezen; de raad van bestuur kan dergelijke taken opdragen aan iedere persoon in het kenniscentrum.

Artikel 14

Voorzitter en vergaderingen van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur kiest onder zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter voor een periode van twee jaar , waarbij wordt gestreefd naar een genderevenwicht . De raad van bestuur kan ertoe besluiten het mandaat van de voorzitter en de vicevoorzitter eenmaal te verlengen. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter tijdens hun ambtstermijn afloopt, loopt hun ambtstermijn automatisch op diezelfde datum af. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn of haar taken te verrichten. De voorzitter neemt aan de stemming deel. [Am. 135]

2.   De raad van bestuur belegt ten minste driemaal per jaar een gewone vergadering. De raad van bestuur kan buitengewone vergaderingen beleggen op verzoek van de Commissie, op verzoek van een derde van al zijn leden, op verzoek van de voorzitter of op verzoek van de uitvoerend directeur met het oog op de vervulling van zijn of haar taken.

3.   De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, tenzij de raad van bestuur daar anders over beslist, maar heeft geen stemrecht. De raad van bestuur kan per geval andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemers bij te wonen. [Am. 136]

4.   Op uitnodiging van de voorzitter kunnen leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité zonder stemrecht deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur. [Am. 137]

5.   De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers kunnen zich overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde tijdens de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs of deskundigen.

6.   Het kenniscentrum vervult de secretariaatstaken voor de raad van bestuur.

Artikel 15

Stemprocedure in de raad van bestuur

1.   De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemmen. De stemrechten van de Unie zijn ondeelbaar.

2.   Elke deelnemende lidstaat heeft één stem.

3.   De raad van bestuur neemt besluiten met een meerderheid van ten minste 75 % van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van de afwezige leden, die ten minste 75 % van de totale financiële bijdragen aan het kenniscentrum vertegenwoordigt. De financiële bijdrage wordt berekend op basis van de door de lidstaten voorgestelde geraamde uitgaven, als bedoeld in artikel 17, lid 2, onder c), en gebaseerd op het in artikel 22, lid 5, bedoelde verslag over de hoogte van de bijdragen van de deelnemende lidstaten.

4.   Alleen de vertegenwoordigers van de Commissie en de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten hebben stemrecht.

5.   De voorzitter neemt aan de stemming deel. [Am. 138]

Artikel 15 bis

Stemprocedure in de raad van bestuur

1.     Besluiten waarover gestemd wordt, kunnen betrekking hebben op:

a)

bestuur en organisatie van het kenniscentrum en het netwerk;

b)

toewijzing van middelen aan het kenniscentrum en het netwerk;

c)

gezamenlijke acties van diverse lidstaten, eventueel aangevuld met middelen van de Unie als gevolg van een toewijzingsbesluit overeenkomstig punt b).

2.     De raad van bestuur neemt zijn besluiten op basis van ten minste 75 % van de stemmen van alle leden. De stemrechten van de Unie worden vertegenwoordigd door de Commissie en zijn ondeelbaar.

3.     Voor besluiten overeenkomstig lid 1, onder a), worden alle lidstaten vertegenwoordigd en hebben zij gelijke stemrechten. Voor de resterende stemmen tot 100 % moet de Unie ten minste 50 % van de stemrechten hebben in overeenstemming met haar financiële bijdrage.

4.     Voor besluiten die vallen onder lid 1, onder b) of c), of elk ander besluit dat niet valt onder een andere categorie van lid 1, heeft de Unie ten minste 50 % van de stemrechten in overeenstemming met haar financiële bijdrage. Alleen de bijdragende lidstaten hebben stemrechten en deze stemmen overeen met de financiële bijdrage van elke lidstaat.

5.     Als de voorzitter gekozen is uit de vertegenwoordigers van de lidstaten, neemt de voorzitter aan de stemming deel als vertegenwoordiger van zijn lidstaat. [Am. 139]

AFDELING II

UITVOEREND DIRECTEUR

Artikel 16

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur beschikt over grote deskundigheid en heeft een goede reputatie op de gebieden waarop het kenniscentrum opereert.

2.   De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als een tijdelijke functionaris van het kenniscentrum overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

3.   De uitvoerend directeur wordt na een openen transparante , transparante en niet-discriminerende selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten , met voordrachten die gericht zijn op een genderevenwicht van de lidstaten . [Am. 140]

4.   Voor de sluiting van het contract met de uitvoerend directeur wordt het kenniscentrum vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

5.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vier vijf jaar. Aan het eind van deze termijn voert de Commissie een beoordeling uit waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het kenniscentrum. [Am. 141]

6.   Op voorstel van de Commissie, die rekening houdt met de in lid 5 bedoelde beoordeling, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vier vijf jaar. [Am. 142]

7.   Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde betrekking.

8.   De uitvoerend directeur wordt uitsluitend uit zijn of haar functie ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de raadsleden of van de Commissie. [Am. 143]

Artikel 17

Taken van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de werkzaamheden en de dagelijkse leiding en is de wettelijke vertegenwoordiger van het kenniscentrum. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn of haar taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.

2.   De uitvoerend directeur voert op onafhankelijke wijze met name de volgende taken uit:

a)

de besluiten van de raad van bestuur uitvoeren;

b)

de werkzaamheden van de raad van bestuur ondersteunen, het secretariaat van de vergaderingen verzorgen en alle informatie verstrekken die voor de vervulling van de taken van de raad van bestuur nodig is;

c)

na overleg met de raad van bestuur , het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, het Enisa en de Commissie, het ontwerp van strategisch meerjarenplan en het ontwerp van jaarlijks werkplan van het kenniscentrum opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en in dat werkplan een omschrijving geven van het toepassingsgebied van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en de aanbestedingen die nodig zijn voor de uitvoering van het werkplan en de bijbehorende uitgavenramingen, zoals voorgesteld door de lidstaten en de Commissie; [Am. 144]

d)

de ontwerpjaarbegroting opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, met inbegrip van de bijbehorende personeelsformatie, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang en het aantal contractmedewerkers en gedetacheerde nationale deskundigen wordt vermeld, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

e)

het werkplan uitvoeren en hierover verslag uitbrengen aan de raad van bestuur;

f)

het ontwerp van jaarlijks activiteitenverslag van het kenniscentrum, met daarin de informatie over de overeenkomstige uitgaven, opstellen;

g)

zorgen voor de uitvoering van doeltreffende toezichts- en evaluatieprocedures met betrekking tot de prestaties van het kenniscentrum;

h)

een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van de beoordelingen achteraf, en om de twee jaar aan de Commissie en het Europees Parlement verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang; [Am. 145]

i)

de overeenkomsten met de nationale coördinatiecentra voorbereiden, erover onderhandelen en deze sluiten;

j)

de verantwoordelijkheid dragen voor administratieve en financiële zaken en personeelsaangelegenheden, met inbegrip van de uitvoering van de begroting van het kenniscentrum, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het advies van de interne auditfunctie, binnen de grenzen van de delegatie door de raad van bestuur;

k)

de uitschrijving van oproepen tot het indienen van voorstellen goedkeuren en beheren in overeenstemming met het werkplan, en de subsidieovereenkomsten en -besluiten administreren;

l)

na overleg met het industrieel en wetenschappelijk adviescomité en het Enisa, de lijst met acties goedkeuren die voor financiering zijn geselecteerd op basis van de door een panel van onafhankelijke deskundigen opgestelde ranglijst; [Am. 146]

m)

de uitschrijving van aanbestedingen goedkeuren en beheren in overeenstemming met het werkplan, en de contracten administreren;

n)

de voor financiering geselecteerde offertes goedkeuren;

o)

het ontwerp van jaarrekening en jaarbalans voorleggen aan de interne auditfunctie, en vervolgens aan de raad van bestuur;

p)

ervoor zorgen dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

q)

afzonderlijke subsidieovereenkomsten, besluiten en contracten ondertekenen;

r)

contracten voor opdrachten ondertekenen;

s)

een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen, alsook van onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang, tweemaal per jaar aan de Commissie en het Europees Parlement, en op regelmatige tijdstippen aan de raad van bestuur; [Am. 147]

t)

een ontwerp van financiële regeling opstellen die van toepassing is op het kenniscentrum;

u)

een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging aan de raad van bestuur melden;

v)

zorgen voor doeltreffende communicatie met de instellingen van de Unie en op verzoek verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad ; [Am. 148]

w)

alle andere maatregelen nemen die nodig zijn voor de beoordeling van de voortgang die het kenniscentrum boekt bij de verwezenlijking van zijn opdracht en de in de artikelen 3 en 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen;

x)

alle andere taken uitvoeren die de raad van bestuur aan hem of haar heeft toevertrouwd of gedelegeerd.

AFDELING III

INDUSTRIEEL EN WETENSCHAPPELIJK ADVIESCOMITÉ

Artikel 18

Samenstelling van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

1.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité bestaat uit maximaal 16 25  leden. De raad van bestuur kiest de leden uit de vertegenwoordigers van de entiteiten van de kennisgemeenschap voor cyberbeveiliging gemeenschap of zijn eigen leden. Alleen vertegenwoordigers van entiteiten die niet onder de zeggenschap vallen van een derde land of een entiteit uit een derde land, met uitzondering van EER-landen en EVA-landen, komen in aanmerking. De aanstelling geschiedt volgens een open, transparante en niet-discriminerende procedure. Bij de samenstelling van de raad van bestuur wordt gestreefd naar het realiseren van een genderevenwicht en voorzien in een evenwichtige vertegenwoordiging van de groepen belanghebbenden uit het bedrijfsleven, de academische gemeenschap en het maatschappelijk middenveld . [Am. 149]

2.   De leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité beschikken over deskundigheid met betrekking tot onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging, industriële ontwikkeling, of het aanbieden , uitvoeren of aanwenden van professionele diensten of de aanwending daarvan producten . De vereisten met betrekking tot dergelijke deskundigheid worden nader gespecificeerd door de raad van bestuur. [Am. 150]

3.   De procedures voor de benoeming van de leden door de raad van bestuur en de werking van het adviescomité worden vastgesteld in het reglement van orde van het kenniscentrum en worden openbaar gemaakt.

4.   De ambtstermijn van de leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité bedraagt drie jaar. Die termijn kan worden verlengd.

5.   Vertegenwoordigers van de Commissie en van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging kunnen deelnemen Enisa worden uitgenodigd om deel te nemen en ondersteuning te verlenen aan de werkzaamheden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité. Het comité kan indien nodig per geval extra vertegenwoordigers uit de gemeenschap uitnodigen als waarnemer, adviseur of deskundige . [Am. 151]

Artikel 19

Werking van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

1.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité komt ten minste tweemaal driemaal per jaar bijeen. [Am. 152]

2.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité kan doet de raad van bestuur adviseren suggesties over de oprichting van werkgroepen voor specifieke kwesties die van belang zijn voor de werkzaamheden van het kenniscentrum , wanneer deze kwesties vallen onder de in artikel 20 genoemde taken en bevoegdheden , waarbij een of meer leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité eventueel instaan voor de algemene coördinatie. [Am. 153]

3.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité kiest zijn voorzitter.

4.   Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de regels voor de benoeming van de vertegenwoordigers die het adviescomité vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 20

Taken van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité geeft het kenniscentrum regelmatig advies met betrekking tot de uitoefening van de activiteiten van het kenniscentrum en heeft ook de volgende taken: [Am. 154]

1)

het biedt de uitvoerend directeur en de raad van bestuur strategisch advies en input voor de aanwending door en de oriëntatie en werkzaamheden van het kenniscentrum met betrekking tot industrie en wetenschap, en voor het opstellen van het werkplan en het strategisch meerjarenplan binnen de door de raad van bestuur vastgestelde termijnen; [Am. 155]

1 bis)

het adviseert de raad van bestuur over het instellen van werkgroepen over specifieke kwesties die van belang zijn voor de activiteiten van het kenniscentrum; [Am. 156]

2)

het organiseert openbare raadplegingen waaraan alle publieke en private belanghebbenden op het gebied van cyberbeveiliging kunnen deelnemen, teneinde de input voor het in lid 1 bedoelde strategische advies te verzamelen;

3)

het bevordert het werkplan en het strategische meerjarenplan van het kenniscentrum en verzamelt er feedback over en het adviseert de raad van bestuur over de manier om de strategische oriëntatie en de werkzaamheden van het kenniscentrum te verbeteren . [Am. 157]

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 21

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De bijdrage van de Unie voor de administratieve en operationele kosten van het kenniscentrum omvat:

a)

1 780 954 875 EUR in prijzen van 2018 (1 998 696 000 EUR in lopende prijzen) uit het programma Digitaal Europa, waaronder tot 21 385 465 EUR in prijzen van 2018 ( 23 746 000 EUR in lopende prijzen) voor administratieve kosten; [Am. 158]

b)

een bedrag uit het programma Horizon Europa, onder meer voor administratieve kosten, dat moet worden bepaald met inachtneming van het strategische planningsproces dat moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 6, lid 6, van Verordening XXX [Verordening Horizon Europa];

b bis)

een bedrag uit het Europees Defensiefonds voor defensiegerelateerde acties van het kenniscentrum, waaronder alle hiermee verband houdende administratieve kosten zoals kosten die het kenniscentrum kan maken wanneer het optreedt als projectmanager voor in het kader van het Europees Defensiefonds uitgevoerde acties. [Am. 159]

2.   De maximale bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten van de algemene begroting van de Unie die zijn toegewezen aan het [programma Digitaal Europa], aan het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, vastgesteld bij Besluit XXX. , aan het Europees Defensiefonds en aan andere programma's en projecten die op het activiteitengebied van het kenniscentrum en het netwerk vallen . [Am. 160]

3.   Het kenniscentrum voert overeenkomstig artikel 62, onder c), punt iv), van Verordening (EU, Euratom) XXX (20) [het Financieel Reglement] maatregelen uit van [het programma Digitaal Europa] en [het programma Horizon Europa] op het gebied van cyberbeveiliging.

4.   De financiële bijdrage van de Unie uit de programma's Digitaal Europa en Horizon Europa dekt de in artikel 4, lid 8, onder b), bedoelde taken niet. Deze kunnen worden gedekt door financiële bijdragen uit het Europees Defensiefonds . [Am. 161]

Artikel 22

Bijdragen van de deelnemende lidstaten

1.   De deelnemende lidstaten leveren een totale bijdrage aan de operationele en administratieve kosten van het kenniscentrum van ten minste dezelfde hoogte als genoemd in artikel 21, lid 1, van deze verordening.

2.   Voor de beoordeling van de in lid 1 en artikel 23, lid 3, onder b), punt ii), bedoelde bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de desbetreffende lidstaten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in de lidstaat en overeenkomstig de van toepassing zijnde internationale boekhoudnormen en internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS). De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken lidstaat. De waarderingsmethode van de bijdragen kan door het kenniscentrum worden geverifieerd indien er enige onduidelijkheid is ontstaan door de certificering.

3.   Wanneer een deelnemende lidstaat zijn verplichtingen in verband met zijn financiële bijdrage niet nakomt, maakt de uitvoerend directeur daarvan schriftelijk melding en stelt hij een redelijke termijn vast waarbinnen de betalingsachterstand moet worden weggewerkt. Indien de betalingsachterstand niet binnen die termijn is weggewerkt, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het stemrecht van de in gebreke blijvende lidstaat moet worden ingetrokken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot deze zijn verbintenissen wel nakomt. Het stemrecht van de in gebreke blijvende lidstaat wordt opgeschort totdat zijn betalingsachterstand is weggewerkt.

4.   De Commissie kan de financiële bijdrage van de Unie aan het kenniscentrum beëindigen, evenredig verlagen of schorsen, indien de deelnemende lidstaten de in lid 1 bedoelde bijdragen niet, of slechts gedeeltelijk of te laat verstrekken verstrekken. De beëindiging, verlaging of schorsing door de Commissie van de financiële bijdrage van de Unie is evenredig qua bedrag en duur met de verlaging, beëindiging of schorsing van de bijdragen van de lidstaten . [Am. 162]

5.   De deelnemende lidstaten brengen jaarlijks uiterlijk op 31 januari aan de raad van bestuur verslag uit over de hoogte van de bijdragen die zij in elk van de voorgaande begrotingsjaren overeenkomstig lid 1 hebben geleverd.

Artikel 23

Kosten en middelen van het kenniscentrum

1.   Het kenniscentrum wordt door de Unie en de lidstaten gezamenlijk gefinancierd door middel van in tranches betaalde financiële bijdragen en bijdragen die bestaan uit kosten die door de nationale coördinatiecentra en begunstigden worden gemaakt bij de uitvoering van acties die niet door het kenniscentrum worden vergoed.

2.   De administratieve kosten van het kenniscentrum bedragen niet meer dan [getal] EUR en worden bekostigd uit financiële bijdragen die op jaarbasis gelijkelijk worden verdeeld over de Unie en de deelnemende lidstaten. Indien een deel van de bijdragen voor de administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de operationele kosten van het kenniscentrum te dekken.

3.   De operationele kosten van het kenniscentrum worden gedekt door:

a)

de financiële bijdrage van de Unie;

b)

bijdragen van de deelnemende lidstaten in de vorm van:

i)

financiële bijdragen; en

ii)

in voorkomend geval, bijdragen in natura van de deelnemende lidstaten bestaande uit de kosten die door de nationale coördinatiecentra en de begunstigden worden gemaakt bij de uitvoering van indirecte acties, verminderd met de bijdrage van het kenniscentrum en andere bijdragen van de Unie in die kosten;

4.   De in de begroting van het kenniscentrum opgenomen middelen bestaan uit de volgende bijdragen:

(a)

de financiële bijdragen van de Unie en de deelnemende lidstaten aan de administratieve kosten; [Am. 163]

(b)

de financiële bijdragen van de Unie en de deelnemende lidstaten aan de operationele kosten; [Am. 164]

(c)

alle inkomsten die door het kenniscentrum worden gegenereerd;

(d)

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten.

5.   Intresten op de bijdragen die door de deelnemende lidstaten aan het kenniscentrum worden betaald, gelden als inkomsten.

6.   Alle middelen van het kenniscentrum en zijn activiteiten zijn erop gericht de in artikel 4 genoemde doelstellingen te bereiken.

7.   Het kenniscentrum is eigenaar van alle activa die het genereert of die eraan zijn overgedragen voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen.

8.   Behalve bij ontbinding van het kenniscentrum, worden de inkomsten, voor zover zij meer bedragen dan de uitgaven, niet aan de deelnemende leden van het kenniscentrum uitbetaald.

8 bis.     Het kenniscentrum werkt nauw samen met andere instellingen, agentschappen en organen van de Unie om synergieën te realiseren en indien nodig de administratieve kosten te beperken. [Am. 165]

Artikel 24

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van het kenniscentrum mogen het bedrag van de beschikbare of door zijn leden voor zijn begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.

Artikel 25

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 26

Opstelling van de begroting

1.   De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het kenniscentrum voor het volgende begrotingsjaar en zendt die, samen met een ontwerpoverzicht van de personeelsformatie, aan de raad van bestuur. De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht. De uitgaven van het kenniscentrum omvatten de personele, administratieve, infrastructurele en operationele uitgaven. De administratieve uitgaven worden tot een minimum beperkt.

2.   De raad van bestuur stelt jaarlijks de raming van de ontvangsten en uitgaven van het kenniscentrum voor het volgende begrotingsjaar vast op basis van de in lid 1 bedoelde opgestelde ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven.

3.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stuurt de raad van bestuur de in lid 2 bedoelde raming, die deel uitmaakt van het ontwerp van het enig programmeringsdocument, naar de Commissie.

4.   Op basis van deze raming voert de Commissie in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU bij het Europees Parlement en de Raad indient, de ramingen op die zij nodig acht voor het overzicht van de personeelsformatie en voor de bijdrage ten laste van de algemene begroting.

5.   Het Europees Parlement en de Raad keuren de kredieten voor de bijdrage aan het kenniscentrum goed.

6.   Het Europees Parlement en de Raad stellen de personeelsformatie van het kenniscentrum vast.

7.   De raad van bestuur stelt, samen met het werkplan, de begroting van het kenniscentrum vast. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Voor zover van toepassing past de raad van bestuur de begroting en het werkplan van het kenniscentrum aan in overeenstemming met de algemene begroting van de Unie.

Artikel 27

Indiening van de rekeningen van het kenniscentrum en kwijting

De indiening van de voorlopige en definitieve rekeningen van het kenniscentrum en de kwijting verlopen volgens de regels en het tijdschema van het Financieel Reglement en de overeenkomstig artikel 29 vastgestelde financiële regels.

Artikel 28

Operationele en financiële verslaglegging

1.   De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn/haar taken in overeenstemming met de financiële regels van het kenniscentrum.

2.   Binnen twee maanden na de sluiting van elk begrotingsjaar legt de uitvoerend directeur de raad van bestuur ter goedkeuring een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door het kenniscentrum in het voorafgaande kalenderjaar gemaakte vorderingen, met name in vergelijking met het werkplan voor dat jaar. Dit verslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a)

uitgevoerde operationele acties en de daarmee verband houdende uitgaven;

b)

de ingediende acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder kmo's, en per lidstaat;

c)

de voor financiering aangewezen acties, met inbegrip van een opsplitsing per soort deelnemer, waaronder kmo's, en per lidstaat, met vermelding van de bijdrage van het kenniscentrum aan de afzonderlijke deelnemers en acties;

d)

vorderingen met de verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven doelstellingen, en voorstellen voor verdere noodzakelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van die doelstellingen.

3.   Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag openbaar gemaakt.

Artikel 29

Financiële regels

Het kenniscentrum stelt zijn specifieke financiële regels vast overeenkomstig artikel 70 van Verordening XXX [nieuw Financieel Reglement].

Artikel 30

Bescherming van de financiële belangen

1.   Het kenniscentrum neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie via de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van regelmatige en doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuurlijke sancties. [Am. 166]

2.   Het kenniscentrum verleent personeelsleden van de Commissie en andere door haar gemachtigde personen alsmede de Rekenkamer toegang tot zijn terreinen en gebouwen en tot alle informatie, ook in elektronisch formaat, die benodigd is voor het verrichten van hun controles.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures vastgesteld in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (21) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (22) onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een direct of indirect uit hoofde van deze verordening gefinancierde subsidieovereenkomst dan wel een contract.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bevatten de contracten en subsidieovereenkomsten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, bepalingen die de Commissie, het kenniscentrum, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke controles en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Wanneer de uitvoering van een actie geheel of gedeeltelijk uitbesteed of verder gedelegeerd wordt, of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde, wordt in het contract of de subsidieovereenkomst bepaald dat de contractant of de begunstigde ervan verplicht is van elke betrokken derde te verlangen dat deze uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie, het kenniscentrum, de Rekenkamer en OLAF aanvaardt.

HOOFDSTUK IV

PERSONEEL VAN HET KENNISCENTRUM

Artikel 31

Personeel

1.   Het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (23) (“het Statuut” en “de Regeling die van toepassing is op andere personeelsleden”), en de door de instellingen van de Europese Unie gezamenlijk vastgestelde regelingen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op andere personeelsleden, zijn van toepassing op het personeel van het kenniscentrum.

2.   De raad van bestuur oefent met betrekking tot het personeel van het kenniscentrum de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het Statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en de bevoegdheden krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag (de “bevoegdheden tot aanstelling”).

3.   Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut stelt de raad van bestuur, op grond van artikel 2, lid 1, van het Statuut en van artikel 6 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit vast om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt subdelegeren.

4.   Indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en elke door deze laatste verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen. In een dergelijk geval oefent de raad van bestuur de bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of worden deze gedelegeerd aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van het kenniscentrum dan de uitvoerend directeur.

5.   De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

6.   De personele middelen worden bepaald in de personeelsformatie van het kenniscentrum, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang alsmede het aantal arbeidscontractanten worden vermeld uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming met de jaarbegroting van het kenniscentrum.

7.    Het kenniscentrum streeft naar een genderevenwicht in zijn personeelsbestand. Het personeel van het kenniscentrum bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten. [Am. 167]

8.   Alle personeelskosten zijn ten laste van het kenniscentrum.

Artikel 32

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeel

1.   Het kenniscentrum kan gebruikmaken van gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is van het kenniscentrum.

2.   In overleg met de Commissie stelt de raad van bestuur een besluit vast met regels voor de detachering van nationale deskundigen bij het kenniscentrum.

Artikel 33

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is van toepassing op het kenniscentrum en zijn personeelsleden.

HOOFDSTUK V

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 34

Beveiligingsvoorschriften

1.   Artikel 12, lid 7, van Verordening (EU) XXX [programma Digitaal Europa] is van toepassing bij deelname aan alle door het kenniscentrum gefinancierde acties.

2.   Voor uit Horizon Europa gefinancierde acties gelden de volgende specifieke beveiligingsvoorschriften:

a)

voor de toepassing van artikel 34, lid 1 [Eigendom en bescherming] van Verordening (EU) XXX [Horizon Europa] kan, indien het werkplan hierin voorziet, de verlening van niet-exclusieve licenties worden beperkt tot derde partijen die zijn gevestigd of geacht worden te zijn gevestigd in de lidstaten en waarover door lidstaten en/of onderdanen van lidstaten zeggenschap wordt uitgeoefend;

b)

voor de toepassing van artikel 36, lid 4, onder b), [Overdracht en licentieverlening] van Verordening (EU) XXX [Horizon Europa], is de overdracht of licentieverlening aan een in een geassocieerd land of in de Unie gevestigde juridische entiteit waarover vanuit derde landen zeggenschap wordt uitgeoefend, ook een grond om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten;

c)

voor de toepassing van artikel 37, lid 3 [Toegangsrechten] van Verordening (EU) XXX [Horizon Europa] kan, indien het werkplan hierin voorziet, de verlening van toegang tot resultaten en background alleen worden beperkt tot juridische entiteiten die zijn gevestigd of geacht worden te zijn gevestigd in de lidstaten en waarover door lidstaten en/of onderdanen van lidstaten zeggenschap wordt uitgeoefend;

c bis)

de artikelen 22 [Eigendom van resultaten], 23 [Eigendom van resultaten] en 30 [Toepassing van de voorschriften inzake gerubriceerde informatie] van Verordening (EU) nr. 2019/XXX [Europees Defensiefonds] zijn van toepassing op deelname aan alle defensiegerelateerde acties door het kenniscentrum, indien het werkplan hierin voorziet, en de verlening van niet-exclusieve licenties kan worden beperkt tot derde partijen die zijn gevestigd of geacht worden te zijn gevestigd in de lidstaten en waarover door lidstaten en/of onderdanen van lidstaten zeggenschap wordt uitgeoefend. [Am. 168]

Artikel 35

Transparantie

1.   Het kenniscentrum verricht zijn werkzaamheden met een hoge de hoogste mate van transparantie. [Am. 169]

2.   Het kenniscentrum ziet erop toe dat geïnteresseerden en alle belanghebbenden tijdig van uitgebreide, passende, objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder met betrekking tot de resultaten van zijn de werkzaamheden van het kenniscentrum, het netwerk, het industrieel en wetenschappelijk adviescomité en de gemeenschap . Tevens maakt het de overeenkomstig artikel 41 42 afgelegde belangenverklaringen openbaar. [Am. 170]

3.   De raad van bestuur kan op voorstel van de uitvoerend directeur belanghebbenden toestemming geven om de uitvoering van activiteiten van het kenniscentrum te observeren.

4.   Het kenniscentrum legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen voor de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde transparantiebepalingen vast. Voor uit Horizon Europa gefinancierde acties zal hiervoor naar behoren rekening worden gehouden met de bepalingen van bijlage III bij de verordening betreffende Horizon Europa.

Artikel 36

Beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

1.   Onverminderd artikel 35 onthult het kenniscentrum aan derden geen verwerkte of ontvangen informatie waarvoor een met redenen omkleed verzoek om gehele of gedeeltelijke vertrouwelijke behandeling is ingediend.

2.   De leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur, de leden van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, de externe deskundigen die deelnemen aan ad-hocwerkgroepen en de personeelsleden van het kenniscentrum houden zich ook na het beëindigen van hun functie aan de geheimhoudingsplicht uit hoofde van artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

3.   De raad van bestuur van het kenniscentrum stelt, na goedkeuring door de Commissie, de beveiligingsvoorschriften van het kenniscentrum vast op basis van de beginselen en regels die zijn vastgelegd in de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, waaronder voorschriften betreffende de verwerking en opslag van dergelijke informatie, zoals omschreven in Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (24) en 2015/444 (25).

4.   Het kenniscentrum kan alle nodige maatregelen nemen om de uitwisseling van voor zijn taken relevante informatie met de Commissie en de lidstaten en, indien van toepassing, de relevante agentschappen en organen van de Unie, te vergemakkelijken. Voor elke administratieve regeling inzake het delen van EUCI of, bij het ontbreken van een dergelijke regeling, voor elke uitzonderlijke ad-hocvrijgave van EUCI is voorafgaande toestemming van de Commissie vereist.

Artikel 37

Toegang tot documenten

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten die bij het kenniscentrum berusten.

2.   De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de oprichting van het kenniscentrum regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van het kenniscentrum uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend uit hoofde van artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of een beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie worden ingesteld uit hoofde van artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 38

Toezicht, evaluatie en toetsing

1.   Het kenniscentrum zorgt ervoor dat zijn activiteiten, met inbegrip van de activiteiten die door de nationale coördinatiecentra en het netwerk worden beheerd, onderworpen zijn aan permanent en systematisch toezicht en periodieke evaluatie. Het kenniscentrum zorgt ervoor dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld en dat evenredige verslagleggingsvereisten worden opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en de lidstaten. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt.

2.   Zodra voldoende informatie over de uitvoering van deze verordening beschikbaar is, maar uiterlijk drie jaar nadat met de uitvoering ervan is begonnen, voert de Commissie een tussentijdse evaluatie van het kenniscentrum uit. De Commissie stelt een verslag over die evaluatie op en zendt dat uiterlijk op 31 december 2024 aan het Europees Parlement en de Raad toe. Het kenniscentrum en de lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die zij voor de opstelling van dat verslag nodig heeft.

3.   De in lid 2 bedoelde evaluatie omvat een beoordeling van de door het kenniscentrum behaalde resultaten met betrekking tot zijn doelstellingen, mandaat en taken , alsmede zijn effectiviteit en efficiëntie . Indien de Commissie van oordeel is dat de voortzetting van het kenniscentrum gezien de daaraan toegewezen doelstellingen, taken en mandaat gerechtvaardigd is, kan zij voorstellen de in artikel 46 genoemde looptijd van het mandaat van het kenniscentrum te verlengen. [Am. 171]

4.   Op grond van de conclusies van de in lid 2 bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met [artikel 22, lid 5,] of andere passende maatregelen treffen.

5.   Het toezicht, de evaluatie, de uitfasering en de verlenging van de bijdrage uit Horizon Europa gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8, 45 en 47 en bijlage III van de verordening betreffende Horizon Europa en de overeengekomen uitvoeringsbepalingen.

6.   Het toezicht, de verslaglegging en de evaluatie van de bijdrage uit Digitaal Europa gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 24 en 25 van het programma Digitaal Europa.

7.   In geval van ontbinding van het kenniscentrum verricht de Commissie binnen zes maanden na de ontbinding van het kenniscentrum, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 46 van deze verordening bedoelde ontbindingsprocedure, een eindevaluatie van het kenniscentrum. De resultaten van deze eindevaluatie worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

Artikel 38 bis

Rechtspersoonlijkheid van het kenniscentrum

1.     Het kenniscentrum heeft rechtspersoonlijkheid.

2.     In elke lidstaat bezit het kenniscentrum de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. [Am. 172]

Artikel 39

Aansprakelijkheid van het kenniscentrum

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het kenniscentrum valt onder het recht dat van toepassing is op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het kenniscentrum, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door zijn personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

3.   Elke betaling door het kenniscentrum in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van het kenniscentrum en worden door zijn middelen gedekt.

4.   Het kenniscentrum is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van zijn verplichtingen.

Artikel 40

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen:

1)

wanneer door het kenniscentrum gesloten overeenkomsten, besluiten en contracten een arbitragebeding bevatten;

2)

in geschillen over de vergoeding van schade die door personeelsleden van het kenniscentrum wordt veroorzaakt bij de uitoefening van hun taken;

3)

in elk geschil tussen het kenniscentrum en zijn personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het Statuut.

2.   In alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de lidstaat waar de zetel van het kenniscentrum zich bevindt, van toepassing.

Artikel 41

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van het kenniscentrum is beperkt tot de door hen reeds betaalde bijdrage aan de administratieve kosten.

2.   Het kenniscentrum sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan.

Artikel 42

Belangenconflicten

De raad van bestuur van het kenniscentrum kan regels vaststellen om belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, zijn organen en zijn personeel te voorkomen en te beheersen. Deze regels omvatten de bepalingen ter voorkoming van belangenconflicten met betrekking tot de vertegenwoordigers van de leden die zitting hebben in , inclusief de uitvoerend directeur, de raad van bestuur, alsook in het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, overeenkomstig Verordening XXX [nieuw Financieel Reglement] en de kennisgemeenschap te voorkomen , vast te stellen en op te lossen . [Am. 173]

De lidstaten zorgen ervoor dat belangenconflicten met betrekking tot de nationale coördinatiecentra worden voorkomen, vastgesteld en opgelost. [Am. 174]

De in de eerste alinea bedoelde regels moeten voldoen aan Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. [Am. 175]

Artikel 43

Bescherming van persoonsgegevens

1.   Op de verwerking van persoonsgegevens door het kenniscentrum is Verordening (EU) XXX/2018 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing.

2.   De raad van bestuur stelt uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel xx, lid 3, van Verordening (EU) xxx/2018 vast. De raad van bestuur kan aanvullende maatregelen vaststellen met het oog op de toepassing van Verordening (EU) xxx/2018 door het kenniscentrum.

Artikel 44

Zetel en o ndersteuning door de onderbrengende lidstaat [Am. 176]

De zetel van het kenniscentrum wordt bepaald aan de hand van een procedure waarbij democratische verantwoording wordt afgelegd, waarbij gebruikgemaakt wordt van transparante criteria en die in overeenstemming is met het recht van de Unie. [Am. 177]

De onderbrengende lidstaat verschaft de best mogelijke voorwaarden om een behoorlijke werking van het kenniscentrum te waarborgen, met inbegrip van één locatie en andere voorwaarden, bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de passende onderwijsvoorzieningen voor de kinderen van personeelsleden en passende toegang tot de arbeidsmarkt, sociale zekerheid en medische zorg zowel voor de kinderen als voor de partners. [Am. 178]

Tussen het kenniscentrum en de lidstaat [België] onderbrengende lidstaat waar zijn zetel zich bevindt, kan wordt een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning die door die lidstaat aan het kenniscentrum worden verleend. [Am. 179]

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 45

Initiële acties

1.   De Commissie is belast met de oprichting en de initiële werking van het kenniscentrum totdat het over voldoende operationele capaciteit beschikt om zijn eigen begroting uit te voeren. Overeenkomstig het recht van de Unie betrekt de Commissie de bevoegde organen van het kenniscentrum bij de uitvoering van alle nodige maatregelen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn of haar taken opneemt na zijn of haar benoeming door de raad van bestuur in overeenstemming met artikel 16, een tijdelijk uitvoerend directeur aanstellen en de taken waarmee de uitvoerend directeur belast is uitvoeren; deze kan worden bijgestaan door een beperkt aantal ambtenaren van de Commissie. De Commissie kan tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen.

3.   De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van het kenniscentrum goedkeuren wanneer deze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan besluiten aannemen en overeenkomsten en contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, wanneer de personeelsformatie van het kenniscentrum is vastgesteld.

4.   De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de uitvoerend directeur van het kenniscentrum en na goedkeuring door de raad van bestuur op welke datum het kenniscentrum de capaciteit heeft om zijn eigen begroting uit te voeren. Vanaf dat moment onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en het uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van het kenniscentrum.

Artikel 45 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.     De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.     De in de artikel 6, lid 5 bis en artikel 8, lid 4 ter, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van … [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.     Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6, lid 5 bis, en artikel 8, lid 4 ter, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een intrekkingsbesluit beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.     Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.     Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, geeft zij daarvan gelijktijdig kennis aan het Europees Parlement en de Raad.

6.     Een overeenkomstig artikel 6, lid 5 bis en artikel 8, lid 4 ter, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. [Am. 180]

Artikel 46

Duur

1.   Het kenniscentrum wordt opgericht voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2029.

2.   Aan het einde van deze periode wordt de ontbindingsprocedure ingeleid, tenzij door een herziening van deze verordening anders wordt besloten. De ontbindingsprocedure wordt automatisch ingeleid ingeval de Unie zich uit het kenniscentrum terugtrekt of ingeval alle deelnemende lidstaten dat doen.

3.   Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van het kenniscentrum benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de besluiten van de raad van bestuur.

4.   Wanneer het kenniscentrum wordt ontbonden, worden zijn activa gebruikt ter voldoening van zijn verplichtingen en voor de uitgaven in verband met zijn ontbinding. Een eventueel overschot wordt verdeeld over de Unie en de deelnemende lidstaten in verhouding tot hun financiële bijdragen aan het kenniscentrum. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de begroting van de Unie.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C … van …, blz. …

(2)  PB C, blz. .

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2019.

(4)  Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie: een open, veilige en beveiligde cyberspace (JOIN(2013)0001 final).

(5)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(6)  Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad “Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU” (JOIN(2017)0450 final).

(7)   Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad van … tot instelling van een EU-regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel, de technische bijstand en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L …, …, blz. …).

(8)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(9)   Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad van… inzake Enisa, het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging, tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013, en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie (“de cyberbeveiligingsverordening”) (PB L …) (2017/0225(COD)).

(10)   Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad van… inzake Enisa, het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging, tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013, en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie (“de cyberbeveiligingsverordening”) (PB L …) (2017/0225(COD)).

(11)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(12)  [voeg titel en PB-referentie toe]

(13)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(14)  [voeg titel en PB-referentie toe]

(15)  [voeg titel en PB-referentie toe]

(16)   Verordening (EU) 2019/XXX van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van het programma Digitaal Europa voor de periode 2021-2027 (PB L …) (2018/0227(COD)).

(17)  [voeg volledige titel en PB-referentie toe]

(18)  [voeg volledige titel en PB-referentie toe]

(19)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(20)  [voeg volledige titel en PB-referentie toe]

(21)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(22)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(23)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(24)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(25)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).


Top