Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AP0361

    P8_TA(2019)0361 Actie van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de actie van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (COM(2018)0365 — C8-0383/2018 — 2018/0189(COD)) P8_TC1-COD(2018)0189 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad inzake de maatregelen van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

    PB C 158 van 30.4.2021, p. 43–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.4.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 158/43


    P8_TA(2019)0361

    Actie van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen ***I

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 16 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de actie van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (COM(2018)0365 — C8-0383/2018 — 2018/0189(COD))

    (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

    (2021/C 158/10)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad (COM(2018)0365),

    gezien artikel 294, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0383/2018),

    gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2018 (1),

    gezien het overeenkomstig artikel 69 septies, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 20 maart 2019 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

    gezien artikel 59 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0036/2019),

    1.

    stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

    2.

    neemt kennis van de drie verklaringen van de Commissie die als bijlage bij deze resolutie zijn gevoegd en waarvan de eerste en de tweede samen met de definitieve wetgevingshandeling zullen worden gepubliceerd in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie;

    3.

    verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

    4.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

    (1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 55.


    P8_TC1-COD(2018)0189

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 16 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/… van het Europees Parlement en de Raad inzake de maatregelen van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

    (Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2019/1753.)


    BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSHANDELING

    Verklaring van de Commissie over de mogelijke uitbreiding van de bescherming door de EU van geografische aanduidingen tot niet-landbouwproducten

    De Commissie neemt nota van de resolutie van het Europees Parlement van 6 oktober 2015 over de mogelijke uitbreiding van de bescherming van geografische aanduidingen door de EU tot niet-landbouwproducten

    De Commissie is in november 2018 een studie gestart die bedoeld is om, in aansluiting op een studie uit 2013, verder economisch en juridisch bewijs inzake de bescherming van niet-agrarische geografische aanduidingen in de interne markt te verkrijgen en om verdere gegevens te verkrijgen over zaken als concurrentievermogen, oneerlijke concurrentie, namaak, consumentenpercepties, kosten/baten, en over de doeltreffendheid van beschermingsmodellen voor niet-agrarische geografische aanduidingen in het licht van het evenredigheidsbeginsel.

    Overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving en overeenkomstig de verbintenissen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven zal de Commissie zich buigen over de studie, alsook het verslag over de deelname van de Unie aan de Akte van Genève als bedoeld in het artikel over de monitoring en evaluatie van de verordening inzake de actie van de Unie ingevolge haar toetreding tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, en zal zij kijken naar mogelijke vervolgstappen.

    Verklaring van de Commissie over de procedure van artikel 9 bis, lid 3, van de verordening

    De Commissie merkt op dat zij, hoewel de procedure van artikel 9 bis, lid 3, van de verordening een juridische noodzaak is gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie, niettemin kan verklaren dat een dergelijke stap van de Commissie in het kader van het huidige EU-acquis uitzonderlijk zou zijn en naar behoren zou worden gemotiveerd. In het overleg met een lidstaat zal de Commissie alles in het werk stellen om samen met de lidstaat tot een oplossing te komen, teneinde te voorkomen dat een negatief advies wordt uitgebracht. De Commissie merkt op dat een negatief advies schriftelijk aan de betrokken lidstaat wordt meegedeeld en overeenkomstig artikel 296 VWEU met redenen wordt omkleed. De Commissie zou er dan voorts op wijzen dat bij een negatief advies opnieuw een aanvraag voor dezelfde oorsprongsbenaming kan worden ingediend indien de bezwaren waarop het negatieve advies berustte, zijn weggenomen of niet meer van toepassing zijn.

    Verklaring van de Commissie over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

    De Commissie wijst erop dat de Unie exclusieve externe bevoegdheid heeft over geografische aanduidingen en als zelfstandige partij toetreedt tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon. Dit blijkt uit het arrest van het Europees Hof van Justitie van 25 oktober 2017 (zaak C-389/15, Commissie/Raad). Gezien de exclusieve externe bevoegdheid van de EU kunnen lidstaten geen zelfstandige partij worden bij de Akte van Genève en mogen zij geografische aanduidingen die nieuw zijn ingeschreven door derde landen die lid zijn van het systeem van Lissabon niet langer zelf beschermen. Rekening houdend met de buitengewone omstandigheden dat zeven lidstaten al lange tijd partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon, dat zij krachtens de overeenkomst een aanzienlijke hoeveelheid intellectuele eigendom hebben geregistreerd en dat een soepele overgang nodig is, zou de Commissie uitzonderlijk bereid zijn geweest ermee in te stemmen dat BG, CZ, SK, FR, HU, IT en PT in dit specifieke geval zouden worden gemachtigd om in het belang van de EU tot de Akte van Genève toe te treden.

    De Commissie heeft er grote bezwaren tegen dat de Raad blijft aandringen op de mogelijkheid dat alle EU-lidstaten desgewenst kunnen worden gemachtigd om, naast de Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en dat hij daarbij in plaats van de bovengenoemde omstandigheden, de regeling voor de stemrechten van de Unie in het licht van artikel 22, lid 4, onder b, ii), van de Akte van Genève, als reden opgeeft.

    Voorts herinnert de Commissie eraan dat de EU-lidstaten, aangezien de Unie haar interne bevoegdheid op het gebied van geografische aanduidingen voor landbouwproducten heeft uitgeoefend, geen eigen nationale systemen ter bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten mogen hebben.

    De Commissie behoudt zich derhalve haar rechten voor, met inbegrip van het recht om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het besluit van de Raad, en is in ieder geval van oordeel dat deze zaak geen precedent mag vormen voor andere bestaande of toekomstige internationale of WIPO-overeenkomsten, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, wanneer de EU op basis van haar exclusieve bevoegdheid reeds zelf internationale overeenkomsten heeft geratificeerd.


    Top